Overwegingen bij COM(2025)826 - Wijziging van Verordening 2017/2402 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)826 - Wijziging van Verordening 2017/2402 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een ... |
---|---|
document | COM(2025)826 ![]() ![]() |
datum | 17 juni 2025 |
(2) Het is van belang dat financiële instellingen hun kapitaal inzetten waar dat het meeste nodig is om de economische doelstellingen van de Unie te behalen en de reële economie te financieren. Naast de flexibiliteit die de bestaande regels nu bieden, zouden gerichte wijzigingen van Verordening (EU) 2017/2402 ervoor zorgen dat het securitisatieraamwerk van de Unie investeringen in de economie beter ondersteunt en kredietverlening aan bedrijven faciliteert.
(3) Om de transparantie te vergroten en een consistente behandeling in de regelgeving te garanderen die inzet op het verlagen van de kosten voor emittenten, moet een definitie van publieke en private securitisatie worden ingevoerd. Onder de groep publieke securitisatie zouden transacties vallen waarvan de onderliggende notes zijn toegelaten tot de handel op gereglementeerde markten, multilaterale handelsfaciliteiten (multilateral trading facilities – MTF’s) of georganiseerde handelsfaciliteiten (organised trading facilities – OTF’s), of een ander handelsplatform in de Unie, en transacties die aan beleggers worden verkocht op voorwaarden die niet kunnen worden gewijzigd waarbij het pakket op een “take-it-or-leave-it”-basis wordt aangeboden en beleggers geen direct contact hebben met de originators of sponsor – en dus niet rechtstreeks de noodzakelijke informatie kunnen ontvangen om een due diligence te kunnen uitvoeren zonder dat de originator of sponsor commercieel gevoelige informatie aan de markt openbaar maakt. Dat soort transacties als “publiek” definiëren op grond van hun toegankelijkheid voor een breed scala aan beleggers, moet ervoor zorgen dat dergelijke transacties aan de passende transparantievereisten en wettelijke toetsing onderworpen zijn en bijdragen aan een beter oversight en functioneren van de markt.
(4) Due-diligencevereisten moeten evenredig zijn aan het risicoprofiel van securitisatieposities. Bij de due diligence van beleggers moet de focus dus liggen op de risicokenmerken en structurele aspecten die materieel van invloed kunnen zijn op de prestaties van de securitisatie, waarbij overlappende, al te omslachtige of generieke verplichtingen die misschien niet voor alle soorten securitisatie relevant zijn, worden vermeden. Om dezelfde reden moeten due-diligenceverplichtingen worden gestroomlijnd, om zo onnodige kosten voor beleggers – met name bij securitisaties met een lager risico – te verminderen en bij beleggers een evenrediger en meer risicogevoelig gedrag op de securitisatiemarkt te bevorderen.
(5) Originators, oorspronkelijke kredietverstrekkers, sponsors of special purpose entities voor securitisatiedoeleinden (securitisation special purpose entities – “SSPE”) (“de sell-side-entiteiten”) die in de Unie zijn gevestigd, zijn reeds onderworpen aan toezicht in de Unie en kunnen sancties opgelegd krijgen ingeval zij inbreuk maken op hun verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2017/2402. Daarom is het passend dat beleggers niet langer sell-side-entiteiten uit de Unie hoeven na te gaan of sell-side-entiteiten, wanneer die entiteiten aansprakelijk zijn namens de sell-side-partijen bij de transactie, aan de in Verordening (EU) 2017/2402 bepaalde due-diligencevereisten voldoen. Beleggers zouden evenwel nog steeds moeten nagaan of deze hebben voldaan aan hun verplichtingen waarvoor sell-side-entiteiten uit derde landen uit hoofde van Verordening (EU) 2017/2402 verantwoordelijk zijn.
(6) Senior tranches, die doorgaans substantiële kredietverbetering genieten en een lager risico inhouden, moeten een minder uitgebreid due-diligenceonderzoek vergen dan junior of mezzanine tranches, die een hoger risico inhouden en meer aan verliezen zijn blootgesteld. Die evenredige benadering helpt voor een doelmatigere middelenallocatie door beleggers te zorgen en vermijdt buitensporige lasten voor laagrisico-investeringen.
(7) Aangezien voor naleving van de STS-vereisten al afzonderlijk verplicht oversight en notificatie van toepassing is, is de verplichting voor beleggers om zich van de inachtneming van die vereisten te vergewissen, overbodig. Bovendien is het nagaan van de inachtneming van de STS-criteria niet voor alle soorten investeerders relevant. Het desbetreffende vereiste moet daarom worden geschrapt.
(8) Beleggers moeten de mogelijkheid krijgen om een vereenvoudigde due diligence uit te voeren voor beleggers in repeat transacties waarvan de belangrijkste risicokenmerken al goed duidelijk zijn. Voor die doeleinden moet een belegging in repeat transacties worden beschouwd als een belegging in securitisatieposities die door dezelfde originator worden uitgegeven, door hetzelfde type onderliggende activa worden gedekt, dezelfde structurele kenmerken vertonen en hetzelfde of een lager niveau van kredietrisico bieden dan vorige instrumenten. Die wijzigingen moet voor consistentie in due-diligencepraktijken zorgen, en tegelijk de participatie faciliteren van beleggers in goed bekende en transparante structuren.
(9) Multilaterale ontwikkelingsbanken kunnen een aanzienlijke rol spelen bij het faciliteren van de toegang van beleggers tot securitisatiemarkten, het vergroten van de liquiditeit ervan en het ondersteunen van de doelstellingen van de spaar- en investeringsunie. Wanneer een securitisatiepositie volledig, onvoorwaardelijk en onherroepelijk wordt gegarandeerd door een in artikel 117, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 20 vermelde multilaterale ontwikkelingsbank, wordt het kredietriscio dat uit de securitisatiepositie voortvloeit, daadwerkelijk van de pool van onderliggende activa aan de garant overgedragen, hetgeen een 0 % risicogewicht van dit soort blootstelling oplevert. Bovendien wordt dit soort securitisatiepositie ingedeeld als “activum van niveau 1” op grond van artikel 10, lid 1, punt g), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie 21 . In dergelijke gevallen is het passend om institutionele beleggers, met uitzondering van de entiteit die de garantie afgeeft, volledige ontheffing te verlenen van hun due-diligenceverplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2017/2402.
(10) Transacties waarbij de first-loss-tranche wordt gehouden of gegarandeerd door de Unie, nationale stimuleringsbanken of -instellingen in de zin van artikel 2, punt 3), van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad 22 , bezitten inherent kenmerken die de noodzaak om de volledige due diligence uit te voeren beperken en die aan het vereiste van het behoud van risico voldoen. Deze transacties hebben een assurance van de garant, die due-diligenceprocessen uitvoert voordat hij dit soort garantie afgeeft. Door deze beoordeling valt voor de institutionele beleggers de noodzaak weg om een volledige due-diligencebeoordeling op grond van Verordening (EU) 2017/2402 uit te voeren. Voorts is het wezen van een garantie dat het risico wordt gedragen door de garant. Daarom is het passend om het vereiste van het behoud van risico te schrappen. De verwachting is dat met deze veranderingen particuliere beleggingen worden aangetrokken in structuren met een publieke garantie waarvan het risico is afgebouwd.
(11) Een institutionele belegger die de bevoegdheid om beslissingen inzake beleggingsbeheer te nemen, aan een andere institutionele belegger heeft gedelegeerd, moet in staat zijn de partij waaraan die bevoegdheid is gedelegeerd, instructies te geven om de in Verordening (EU) 2017/2402 bepaalde due-diligenceverplichtingen uit te voeren. Die delegatie mag echter geen overdracht van juridische aansprakelijkheid zijn. De delegerende institutionele belegger moet in laatste instantie aansprakelijk blijven voor het verzekeren van de naleving van de due-diligencevereisten. Die precisering is bedoeld om de bestaande reguleringspraktijk te weerspiegelen en om ervoor te zorgen dat verplichtingen daadwerkelijk worden vervuld, maar dat wel een duidelijke afbakening van de verantwoordelijkheden behouden blijft.
(12) De openbaarmakingsvereisten moeten rekening houden met de granulariteit van de onderliggende pool van blootstellingen, d.w.z. hoeveel leningen er in de onderliggende pool zitten. Daarnaast is het van belang om te kijken naar de gemiddelde looptijd van de onderliggende blootstellingen. Openbaarmaking op leningniveau van sterk granulaire pools van blootstellingen op zeer korte termijn kunnen bijzonder duur zijn en houden een aanzienlijke last in voor emittenten, vaak zonder dat een en ander aanzienlijke baten oplevert in termen van aanvullende informatie voor beleggers. Daarom hoeven openbaarmakingsvereisten voor securitisatie van credit-cardblootstellingen en bepaalde soorten van consumptief krediet geen rapportage op het niveau van elke individuele onderliggende blootstelling te omvatten. Bevoegde autoriteiten moeten, bij het uitoefenen van hun taken uit hoofde van Verordening (EU) 2017/2402, echter nog steeds de mogelijkheid hebben aanvullende informatie op te vragen zodat zij een volledig overzicht van de markt hebben, onder meer voor de blootstellingen die de onderliggende pool vormen.
(13) De huidige rapportagetemplates 23 voor zowel publieke als private securitisaties brengen te veel kosten mee en zijn omslachtig. De lasten voor entiteiten bij het nakomen van hun rapportageverplichtingen moeten dus worden verminderd, zonder dat een en ander ten koste gaat van de doelstelling van het verschaffen van transparantie aan de markt. De rapportagetemplates moeten worden gestroomlijnd om het aantal verplichte datavelden te verminderen. De herziening van de templates moet inzetten op een vermindering van de verplichte datavelden met ten minste 35 %. Door van een aantal verplichte velden vrijwillige velden te maken, zou er extra flexibiliteit kunnen komen, maar toch moet het aandachtspunt zijn dat verzekerd wordt dat een en ander de kwaliteit of bruikbaarheid van data niet aantast.
(14) Het rapportageraamwerk moet rekening houden met de specifieke kenmerken van private securitisaties. Een specifieke en vereenvoudigde rapportagetemplate voor private securitisaties moet worden ontwikkeld. Bij het preciseren van de details van rapportagevereisten moet de te rapporteren informatie zo nauw mogelijk worden afgestemd op andere templates die hun bruikbaarheid hebben bewezen, en met name de gids voor de notificatie van securitisatietransacties die de Europese Centrale Bank overeenkomstig artikel 6, lid 5, punt a), van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad 24 heeft opgesteld. Toekomstige aanpassingen van deze gids van de Europese Centrale Bank moeten worden beoordeeld en de rapportagetemplates moeten misschien, waar nodig, worden herzien. Om toezichthouders een basaal zicht op de private markt te bieden, moeten private securitisaties aan registers rapporteren. Private securitisaties hoeven niet dezelfde hoeveelheid informatie te rapporteren als publieke securitisaties. Van private securitisaties verlangen dat zij, aan de hand van een vereenvoudigde template, aan securitisatieregisters rapporteren, zou het oversight en de marktmonitoring door toezichthouders verbeteren. Om het vertrouwelijke karakter van private transacties te behouden, zouden data van die transacties niet publiek openbaar gemaakt mogen worden.
(15) Het securitisatiesubcomité van het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten (“het securitisatiecomité van het Gemengd Comité” – “JCSC”) waarvan sprake in artikel 36, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2402 moet, onder leiding van de Europese Bankautoriteit (“EBA”), ontwerpen van technische reguleringsnormen uitwerken tot nadere precisering van de informatie die de originator, sponsor en SSPE moeten verschaffen om aan de rapportageverplichting te voldoen. Die ontwerpen van technische reguleringsnormen moeten rekening houden met de bruikbaarheid van de informatie voor de houder van de securitisatiepositie, de vraag of het een publieke of private securitisatie betreft, de vraag of het om een securitisatiepositie op korte termijn gaat en, in het geval van een transactie van een door activa gedekt commercial-paperprogramma (asset-backed commercial paper – “ABCP”), of deze volledig door een sponsor wordt gesteund. Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden gedelegeerd om Verordening (EU) 2017/2402 aan te vullen door het vaststellen van die technische reguleringsnormen door middel van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) en overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad 25 , Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad 26 en Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad 27 . Voorts moet het JCSC, onder leiding van de EBA, ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen tot nadere bepaling van het format voor het aanleveren van de informatie aan registers. Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om die technische uitvoeringsnormen vast te stellen door middel van een uitvoeringshandeling uit hoofde van artikel 291 VWEU en overeenkomstig de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.
(16) Om voor het mkb de toegang tot marktgebaseerde financiering te ondersteunen, en om de ontwikkeling te faciliteren van grensoverschrijdende securitisaties waarbij blootstellingen uit meerdere lidstaten betrokken zijn, moeten de criteria voor de homogeniteit van activapools worden herzien. Hoewel het nog steeds mogelijk is dat er securitisaties zijn waarbij blootstellingen uit meerdere lidstaten betrokken zijn, wordt het vereiste van homogeniteit, zoals dat momenteel wordt gedefinieerd, als een hinderpaal voor mkb-securitisaties beschouwd. Om die hinderpaal op te ruimen, moet een pool van onderliggende blootstellingen als homogeen worden beschouwd wanneer op het tijdstip van initiëring ten minste 70 % van de blootstellingen bestaat uit blootstellingen aan mkb-bedrijven. Die lagere drempel erkent de specifieke financieringsbehoeften en kenmerken van het mkb en zorgt ervoor dat gemengde pools met een overwegende mkb-component de rechtszekerheid en operationele efficiëntieverbeteringen kunnen genieten die aan homogene pools verbonden zijn. Het resterende deel van de pool zou andere soorten blootstellingen mogen bevatten – ook uit andere lidstaten – zonder dat dit afbreuk doet aan de STS-status van de securitisatie.
(17) In 2021 is Verordening (EU) 2017/2402 gewijzigd bij Verordening (EU) 2021/557 van het Europees Parlement en de Raad 28 , om het STS-raamwerk uit te breiden naar synthetische securitisaties. Zoals aangegeven in het rapport van het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA’s), heeft die uitbreiding van het STS-label bevredigende resultaten opgeleverd wat betreft het openen van de weg naar nieuwe uitgiften en het aanmoedigen van meer activiteiten in dit marktsegment. De praktische implementatie van de STS-vereisten heeft evenwel de noodzaak laten zien dat de helderheid en consistentie voor specifieke vereisten moet worden verbeterd door een aantal technische aanpassingen.
(18) Om te zorgen voor de consistente selectie van de onderliggende blootstellingen in een securitisatie en om beleggers in staat te stellen het kredietrisico van de activapool te beoordelen voordat zij daarin beleggen, is actief portefeuillebeheer op discretionaire basis van een securitisatieblootstelling verboden. Artikel 26 ter van Verordening (EU) 2017/2402 bevat een uitputtende lijst van toegelaten beheersactiviteiten en stipuleert dat bepaalde activiteiten niet als actief portefeuillebeheer op discretionaire basis moeten worden beschouwd – en dus niet verboden zijn. Het is noodzakelijk om die lijst bij te werken zodat daarin verwijderingen van onderliggende blootstellingen worden opgenomen die het gevolg zijn van tijdens de looptijd van de transactie aan een entiteit opgelegde sancties of van frauduleuze praktijken, of aanpassingen aan de lening als gevolg van een wetswijziging die van invloed is op de afdwingbaarheid, hetgeen buiten de controle van de originator ligt. Beide omstandigheden zouden een impact hebben op de afdwingbaarheid van de onderliggende blootstellingen (buiten de controle van de originator) en de verwijdering van die onderliggende blootstellingen zou niet als actief portefeuillebeheer op discretionaire basis mogen worden beschouwd.
(19) De in artikel 26 quater van Verordening (EU) 2017/2402 vastgelegde criteria inzake standaardisering schetsen de mechanismen voor de toerekening van verliezen aan houders van securitisatieposities en zijn bepalend voor de toepassing van uiteenlopende amortisatiemethoden op tranches. De centrale doelstelling van die criteria is het om ervoor te zorgen dat niet-sequentiële amortisatie alleen wordt gebruikt wanneer die vergezeld gaat van afzonderlijk gespecificeerde contractuele triggers. Die triggers zijn bedoeld om een overschakeling te activeren naar sequentiële betalingen op basis van de hiërarchie van senioriteit – en zo de transactie te beschermen tegen de vroegtijdige amortisatie van kredietverbetering in het geval van een afname van kredietkwaliteit. Dit soort vroegtijdige amortisatie zou originators die deze tranches aanhouden, kunnen blootstellen aan risico’s verbonden aan een afnemende kredietverbeteringsbuffer. Die criteria houden echter niet afdoende rekening met de verliesdragende capaciteit van tranches die zijn achtergesteld aan de beschermde tranches binnen een securitisatie, hetgeen tot foutieve toepassing leidt wanneer een en ander letterlijk wordt geïnterpreteerd in de context van synthetische securitisaties die mezzaninetranches bevatten. Die criteria gaan er onbedoeld van uit dat alle verbonden verliezen alleen ten laste van de beschermde tranche vallen – en gaan dus voorbij aan een toewijzing tranches met een lagere rang. Daarom moet worden gepreciseerd dat, ingeval junior tranches delen van de verliezen op de onderliggende blootstellingen absorberen, hun verliesdragende capaciteit in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van de criteria.
(20) Artikel 26 sexies, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2402 bepaalt momenteel dat de kredietprotectiepremies die uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst moeten worden betaald, gestructureerd moeten zijn als zijnde afhankelijk van het uitstaande nominale bedrag van de renderende gesecuritiseerde blootstellingen op het moment van de betaling en dat zij het risico van de beschermde tranche moeten weerspiegelen. Om de doeltreffendheid van de kredietprotectieovereenkomst uit oogpunt van originators te verzekeren en tegelijk aan beleggers rechtszekerheid te bieden om op de einddatum betalingen te doen door het specificeren van de maximale verlengingsperiode voor de schuldherschikking, moet worden gepreciseerd dat alleen kredietprotectiepremies zijn toegestaan die afhankelijk zijn van de uitstaande tranche en het kredietrisico van de beschermde tranche.
(21) Artikel 26 sexies, lid 7, van Verordening (EU) 2017/2402 preciseert de voorwaarden waarop een originator synthetische excess spread kan aanwenden als kredietverbetering voor beleggers. Een van die voorwaarden is dat, voor originators die geen gebruik maken van de IRB-benadering bedoeld in artikel 143 van Verordening (EU) nr. 575/2013, de berekening van de verwachte verliesposten op één jaar van de onderliggende portefeuille duidelijk in de transactiedocumentatie is bepaald. Om de voorwaarden te preciseren waarop de synthetische excess spread door de originator mag worden aangewend en deze als kredietverbetering voor de beleggers beschikbaar is, is bij de wijziging van Verordening (EU) 2017/2402 in 2021 een specifiek criterium ingevoerd. De toepassing van dit criterium liet zien dat dit verdere verduidelijking behoeft. Daarnaast is er een inconsistentie aan het licht gekomen wat betreft de vereisten voor originators die geen gebruikmaken van de IRB-benadering. Dat vereiste moet worden gewijzigd om het af te stemmen op de bedoeling om een plafond te bepalen, gelijkwaardig aan verwachte verliesposten op één jaar, voor het totale bedrag van de synthetische excess spread die de originator per jaar wil inzetten, om zodoende de consistentie en helderheid bij de toepassing van die bepaling te garanderen.
(22) Het huidige criterium dat verlangt dat kredietprotectie wordt gefinancierd binnen het STS-raamwerk voor on-balance-sheet synthetische securitisatie in het kader van de STS-regeling, heeft voor (her)verzekeringsondernemingen de mogelijkheden beperkt om aan de markt voor on-balance-sheet synthetische securitisatie deel te nemen. Dat is schadelijk voor de ontwikkeling van de STS-markt en de mogelijkheden van originators om kredietrisico over te dragen buiten het banksysteem. Toestaan dat niet-volgestorte kredietprotectie in aanmerking komt voor het STS-label zou evenwel de kwaliteit van het STS-label of de betrouwbaarheid van de kredietprotectieovereenkomst niet hoeven aan te tasten, noch zou het prikkels hoeven te creëren waardoor onervaren of niet-gediversifieerde (her)verzekeringsondernemingen zich aan hoge niveaus van risico blootstellen. Daarom is het passend garantiemechanismen op te zetten die ervoor zorgen dat deelname beperkt is tot verzekeraars met een bepaald niveau van robuustheid en diversificatie. Om dus in aanmerking te komen om onder het STS-label niet-volgestorte kredietprotectie te verschaffen, moet zulks afhankelijk worden gesteld van vereisten wat betreft diversificatie, solvabiliteit, risicomaatstaven en minimumgrootte van de protectiegever. Meer bepaald moet, wat risicomaatstaven betreft, de (her)verzekeringsonderneming een goedgekeurd intern model gebruiken om kapitaalvereisten voor dergelijke kredietprotectieovereenkomsten te berekenen. Wat solvabiliteit betreft, de (her)verzekeringsonderneming moet het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste als bedoeld in, respectievelijk, artikel 100 en artikel 128 van Richtlijn 2009/138/EG in acht nemen, en moet een kredietkwaliteitscategorie hebben gekregen van 3 of hoger. Wat diversificatie betreft, de (her)verzekeringsonderneming moet daadwerkelijk zakelijke activiteiten uitoefenen in ten minste twee schadeverzekeringsbranches, hetgeen een al te grote blootstelling aan één type risico moet verminderen. Ten slotte, wat minimumgrootte betreft, de (her)verzekeringsonderneming moet totale activa van meer dan 20 miljard EUR hebben.
(23) Externe verificatieagenten hebben een rol te spelen bij het beoordelen van de inachtneming van de STS-criteria door securitisaties. Verordening (EU) 2017/2402 schrijft alleen voor dat externe verificatieagenten over een vergunning van nationale bevoegde autoriteiten moeten beschikken. Die vergunning biedt echter slechts beperkte assurance indien bevoegde autoriteiten niet bij machte zijn om op doorlopende basis na te gaan of die externe verificatieagenten nog steeds voldoen aan de voorwaarden van hun vergunning. Daarom is het passend te bepalen dat bevoegde autoriteiten ook belast zijn met het doorlopende toezicht op dergelijke externe verificatieagenten en moeten hun daartoe ook de nodige bevoegdheden worden verleend.
(24) Om de daadwerkelijke implementatie en handhaving van Verordening (EU) 2017/2402 te verzekeren, moeten de verantwoordelijkheden van bevoegde autoriteiten worden verduidelijkt wat betreft het toezicht op de inachtneming van alle bij een securitisatie betrokken partijen. Bevoegde autoriteiten moeten de gedragingen van originators, sponsors, oorspronkelijke kredietverstrekkers en SSPE’s overzien. Dit omvat de verificatie of individuele securitisatietransacties voldoen aan de op grond van deze verordening toepasselijke vereisten.
(25) Om voor Verordening (EU) 2017/2402 de naleving te versterken en de doeltreffendheid ervan te vergroten, moet de reikwijdte van de sanctiebevoegdheid op grond van artikel 32 van die verordening worden verruimd zodat deze expliciet inbreuken op due-diligenceverplichtingen omvat. Institutionele beleggers spelen een sleutelrol bij het verzekeren van de robuustheid en transparantie van de securitisatiemarkt doordat zij de nodige due diligence vóór en tijdens hun blootstellingen toepassen. Om consistente handhaving van die due-diligencevereisten in de hele Unie te verzekeren, moet worden gepreciseerd dat bevoegde autoriteiten voor niet-nakoming van die vereisten remediërende maatregelen en bestuurlijke sancties kunnen opleggen.
(26) Het bevorderen van convergentie in het toezicht is van essentieel belang voor het goede functioneren en de verdere ontwikkeling van de securitisatiemarkt, die een breed scala economische spelers samenbrengt die vaak in verschillende jurisdicties zijn gevestigd, zelfs voor dezelfde transactie. Het feit dat diverse bevoegde autoriteiten betrokken zijn, gecombineerd met de huidige complexiteit van het besluitvormingsproces, maakt de noodzaak van het versterken van de coördinatie van het toezicht duidelijk. Bestaande raamwerken voor coördinatie van het toezicht, waar doenbaar, vereenvoudigen en versterken, moet de ruimere doelstelling van vereenvoudiging van regelgeving en toezicht ondersteunen. Grotere convergentie kan worden bereikt door efficiënter en effectiever gebruik te maken van bestaande bevoegdheden die de ESA’s en de bevoegde autoriteiten zijn toegewezen. Deze uitkomst moet ook worden ondersteund door een prominentere rol te geven aan de EBA, die voor de securitisatiemarkt in de Unie een vaste regierol zou krijgen voor thema’s van coördinatie van het toezicht.
(27) Het securitisatiecomité van het Gemengd Comité (“JCSC”), bestaande uit bevoegde marktautoriteiten en bevoegde prudentiële autoriteiten, moet zich toespitsen op problemen die voortvloeien uit het toezicht, en moet convergentie in het toezicht faciliteren en bevorderen via gemeenschappelijke toezichtpraktijken. Het huidige mandaat van het JCSC moet worden herzien om nadruk te leggen op convergentie in het toezicht en toezichtswerkzaamheden met betrekking tot artikel 44 van deze verordening. Het JCSC kan in verschillende samenstellingen bijeenkomen of subgroepen oprichten voor specifieke taken, afhankelijk van de te bespreken onderwerpen. De EBA moet op permanente basis het secretariaat verzorgen en een vicevoorzitter leveren voor het securitisatiecomité van het Gemengd Comité (JCSC), waarbij zij de plaatsvervanger levert voor de voorzitter en deze ondersteunt bij de uitoefening van haar of zijn taken. Bij afwezigheid van de voorzitter moet de vicevoorzitter de taken van de voorzitter uitoefenen, ook in situaties waarin er geen voorzitter is verkozen. Personen die deelnemende bevoegde marktautoriteiten en prudentiële autoriteiten in dit orgaan vertegenwoordigen, moeten over het nodige niveau aan kennis en ervaring beschikken over de onderwerpen die ter sprake komen. De regelmatige monitoring van de staat van de markt en de evaluatie van het prudentiële toezichtsraamwerk voor securitisatie in de Unie via monitoringverslagen, het uitwerken van richtsnoeren en regelmatige peer reviews zouden het toezichtsraamwerk verder versterken door het promoten van goede (toezicht)praktijken.
(28) Aangezien de securitisatieactiviteit in de Unie in hoofdzaak in de banksector is geconcentreerd, is het passend dat de EBA de vaste regierol opneemt binnen het securitisatiecomité van het Gemengd Comité (JCSC). Bij de uitoefening van die permanente rol binnen het securitisatiecomité van het Gemengd Comité (JCSC) moet de EBA bijzondere aandacht besteden aan het cultiveren van sterke banden van samenwerking met de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa) en terdege rekening houden met hun sectorale standpunten. Verwacht mag worden dat dit soort versterkte coördinatie in het toezicht zal resulteren in robuuster en consistenter toezicht op de securitisatiemarkt in de Unie. In deze hoedanigheid zal de EBA ook de werkzaamheden aansturen rond de uitwerking van openbaarmakingstemplates zoals bepaald in artikel 7 van deze verordening. Een en ander zal bepalend zijn om de markt voor te bereiden op de verwachte groei en om toezichtscapaciteit en paraatheid te ontwikkelen die deze expansie kan ondersteunen. De EBA in deze toezichthoudende capaciteit een regierol toedelen spoort met de strategische visie van een efficiënt en vereenvoudigd reguleringslandschap.
(29) In het geval van grensoverschrijdende securitisaties zou het aanstellen van een leidende toezichthouder het toezicht op de naleving van Verordening (EU) 2017/2402 stroomlijnen en zou dit zorgen voor consistentie en een betere coördinatie tussen de verschillende bevoegde autoriteiten. De leidende toezichthouder moet worden aangesteld uit de bevoegde autoriteiten van de bij de transactie betrokken entiteiten, waarbij de beslissing door de betrokken bevoegde autoriteiten wordt genomen. Bij onenigheid wordt de kwestie behandeld op het niveau van het securitisatiecomité van het Gemengd Comité (JCSC). Telkens als bij een nieuwe transactie entiteiten betrokken zijn waarop dezelfde bevoegde autoriteiten toezicht uitoefenen, kan de eerder aangestelde leidende toezichthouder die rol behouden.
(30) Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat het regelgevingskader voor securitisaties effectief blijft en zich aanpast aan het evoluerende financiële landschap. Daarom moet de Commissie het effect en het functionele karakter van deze verordening diepgaand evalueren binnen vijf jaar na de vaststelling ervan, waarbij zij zorgvuldig kijkt naar de invloed ervan op de securitisatiemarkt en de ruimere economische implicaties ervan. Bij die herziening moet het vooral gaan om kritische aspecten, zoals marktdynamiek, de toegankelijkheid van krediet met name voor het mkb, investeringen en de onderliggende verwevenheid van financiële instellingen die van vitaal belang is voor het behoud van de stabiliteit van de financiële sector. Door de inzichten die met de in artikel 44 van Verordening (EU) 2017/2402 bedoelde verslagen zijn verkregen, en verdere analyses samen te leggen, moet de Commissie dan bepalen of wetgevingsupdates nodig zijn om de rol van Verordening (EU) 2017/2402 bij het ondersteunen van een veerkrachtige en dynamische economie in de Europese Unie veilig te stellen.
(31) Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat de securitisatiemarkten wereldwijd opereren en een gelijk speelveld in de interne markt voor alle institutionele beleggers en entiteiten die betrokken zijn bij securitisatie, dient te worden gewaarborgd, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.
(32) Verordening (EU) nr. 2017/2402 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.