Overwegingen bij COM(2025)343 - AANBEVELING VAN DE RAAD om een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie in Oostenrijk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moeten de lidstaten buitensporige overheidstekorten vermijden.

(2) Het stabiliteits- en groeipact (SGP) is gebaseerd op de doelstelling van gezonde en houdbare overheidsfinanciën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een krachtige duurzame en inclusieve groei, geschraagd door financiële stabiliteit, te versterken en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie voor duurzame groei en werkgelegenheid te ondersteunen.

(3) Op [datum] 2025 heeft de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 6, VWEU besloten dat er in Oostenrijk een buitensporig tekort bestond wegens niet-naleving van het tekortcriterium.

(4) Overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad 1 moet de Raad een aanbeveling vaststellen gericht tot de betrokken lidstaat opdat deze binnen een bepaalde termijn een einde maakt aan de buitensporigtekortsituatie. Overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad moet in deze aanbeveling ook een termijn van ten hoogste zes maanden worden bepaald waarbinnen de betrokken lidstaat effectieve maatregelen moet treffen om het buitensporige tekort te corrigeren. Die termijn kan worden teruggebracht tot drie maanden indien de ernst van de situatie dit rechtvaardigt. Voorts moet de Raad in zijn aanbeveling de lidstaat aanbevelen een correctief netto-uitgavenpad 2 uit te voeren om te waarborgen dat het algemene overheidstekort binnen de in de aanbeveling bepaalde termijn onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp wordt gebracht en gehandhaafd. Indien de procedure bij buitensporige tekorten is ingesteld op grond van het tekortcriterium, geldt als benchmark voor het correctieve netto-uitgavenpad een minimale jaarlijkse structurele aanpassing van ten minste 0,5 % van het bbp voor de jaren waarin het overheidstekort de referentiewaarde naar verwachting zal overschrijden. De Commissie kan tijdens een overgangsperiode in 2025, 2026 en 2027 de benchmark aanpassen aan de stijging van de rentebetalingen bij de vaststelling van het voorgestelde correctieve uitgavenpad voor die jaren, rekening houdend met overweging 23 van Verordening (EU) 2024/1264 van de Raad.

(5) Het reële bbp van Oostenrijk is in 2024 gekrompen met 1,0 %. Volgens de voorjaarsprognoses 2025 van de Europese Commissie zal de economie in 2025 naar verwachting verder krimpen met 0,3 % als gevolg van dalende investeringen en een negatieve netto-uitvoer. In 2026 zal het reële bbp naar verwachting met 1,0 % stijgen, door de groei van de particuliere consumptie en investeringen. Het werkloosheidspercentage zou in 2025 op 5,3 % en in 2026 op 5,2 % uitkomen. De inflatie zal in 2025 stabiel blijven op 2,9 % en in 2026 uitkomen op 2,1 %.

(6) Volgens de op 22 april 2025 door Eurostat verstrekte gegevens 3 bedroeg het overheidstekort in Oostenrijk 4,7 % van het bbp in 2024. In de voorjaarsprognoses 2025 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 4,4 % van het bbp in 2025 en 4,2 % van het bbp in 2026, dus boven de referentiewaarde in beide jaren. Het structurele tekort zal naar verwachting op 3,4 % van het bbp uitkomen in 2025 en 0,2 procentpunten stijgen in 2026.

(7) Eind 2024 bedroeg de overheidsschuld 81,8 % van het bbp. Volgens de voorjaarsprognoses 2025 van de Commissie zal ze stijgen tot 84,0 % van het bbp eind 2025 en tot 85,8 % van het bbp eind 2026, waardoor ze boven de referentiewaarde van 60 % van het bbp blijft.

(8) Op 13 mei 2025 heeft Oostenrijk overeenkomstig artikel 11 en artikel 36, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2024/1263 4 zijn eerste nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn ingediend. Het plan bestrijkt de periode 2025-2029 en voorziet in een over zeven jaar gespreide begrotingsaanpassing. Op [DATUM] heeft de Raad een aanbeveling goedgekeurd tot bekrachtiging van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn van Oostenrijk voor 2025-2029 5 . In deze aanbeveling zijn de hervormingen en investeringen die ten grondslag liggen aan de verlenging van de aanpassingsperiode tot zeven jaar gespecificeerd en maximale groeipercentages voor de netto-uitgaven vastgesteld. Deze aanbevolen maximale groeipercentages voor de netto-uitgavenfactor in alle noodzakelijke vereisten van een correctief pad moeten worden aanbevolen als het correctieve netto-uitgavenpad in het kader van de buitensporigtekortprocedure. Het correctieve netto-uitgavenpad is derhalve in overeenstemming met een minimale jaarlijkse structurele aanpassing van ten minste 0,5 % van het bbp als benchmark voor de jaren waarin het overheidstekort naar verwachting de referentiewaarde zal overschrijden, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad.

(9) Op basis van de aanbevolen maximale groeipercentages voor de netto-uitgaven (de enige operationele referentie voor nalevingsmonitoring) die zijn vastgesteld in de aanbeveling van de Raad tot goedkeuring van het plan van Oostenrijk en in deze aanbeveling, en op basis van het kader van de Europese Commissie voor de prognose van de overheidsschuld op middellange termijn en de voorjaarsprognoses 2025, zal het overheidstekort naar verwachting dalen van 4,4 % van het bbp in 2025 tot 2,9 % tegen 2030. Op basis van de aannamen in zijn plan verwacht Oostenrijk dat het tekort al eerder, in 2028, onder de referentiewaarde voor het tekort van 3 % zal dalen.

(10) Op basis van het correctieve netto-uitgavenpad in deze aanbeveling, het kader van de Europese Commissie voor de prognose van de overheidsschuld op middellange termijn en de voorjaarsprognoses 2025, zou de overheidsschuld blijven stijgen van 81,8 % van het bbp eind 2024 tot 89,2 % eind 2030 en dan beginnen te dalen naar 89,1 % in 2031.

(11) Het volgen van de aanbevolen maximale groeipercentages van de netto-uitgaven zoals vastgesteld in het correctieve pad moet een duurzame verbetering van het buitensporig tekort bewerkstelligen, en tegelijkertijd moeten concrete maatregelen erop gericht zijn de kwaliteit van de openbare financiën te bevorderen, de investeringen op peil te houden en het groeipotentieel van de economie te versterken. Hervormingen van budgettaire en bredere economische aard (met inbegrip van de hervormingen die ten grondslag liggen aan de verlenging van de aanpassingsperiode, zoals gespecificeerd in bijlage II bij de aanbeveling van de Raad van [datum] tot goedkeuring van het plan voor de middellange termijn van Oostenrijk 6 ), moeten het groei- en veerkrachtpotentieel van de economie op duurzame wijze verbeteren en de houdbaarheid van de begroting ondersteunen.

(12) Overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97 wordt een besluit van de Raad tot intrekking van de buitensporigtekortprocedure uit hoofde van artikel 126, lid 12, VWEU uitsluitend genomen indien het tekort onder de referentiewaarde is gebracht en naar verwachting van de Commissie in het lopende en het volgende jaar onder die waarde zal blijven,


BEVEELT AAN:

1. dat Oostenrijk ervoor zorgt dat het nominale groeipercentage van de netto-uitgaven de in bijlage I vastgestelde maxima niet overschrijdt.

2. Oostenrijk zou dus tegen 2028 een einde aan de buitensporigtekortsituatie moeten maken.

3. De Raad stelt 15 oktober 2025 vast als uiterste datum waarop Oostenrijk effectieve actie moet ondernemen en de nodige maatregelen moet voorstellen. Vervolgens moet Oostenrijk ten minste om de zes maanden, in het voorjaar in het kader van zijn jaarlijks voortgangsverslag en in het najaar in het ontwerpbegrotingsplan, verslag uitbrengen over de vooruitgang die bij de uitvoering van deze aanbeveling is geboekt, totdat het buitensporige tekort is gecorrigeerd.

Deze aanbeveling is gericht tot Oostenrijk.


BIJLAGE I

Maximale groeipercentages van de netto-uitgaven
(jaarlijkse en cumulatieve groeipercentages, in nominale termen)

Oostenrijk

Jaar2025202620272028
Groeipercentages (%)Jaarlijks2,62,22,22,0
Cumulatief (*)2,64,87,29,4


(*) De cumulatieve groeipercentages worden berekend op basis van het referentiejaar 2024.


Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6, ELI: data.europa.eu/eli/reg/1997/1467/2024-04-30 ).
(2) Overeenkomstig artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) 2024/1263 wordt verstaan onder “netto-uitgaven”: de overheidsuitgaven ongerekend rente-uitgaven, discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, uitgaven voor programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, nationale uitgaven voor medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, cyclische elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, en eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.
(3) Eurostat-Euro Indicators, gepubliceerd op 22 april 2025. Zie: https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-euro-indicators/w/2-22042025-ap .
(4) Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2024 betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.
(5) Aanbeveling van de Raad van [datum] tot goedkeuring van het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Oostenrijk (referentie).
(6) Aanbeveling van de Raad van [datum] tot goedkeuring van het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Oostenrijk (referentie).