Bijlagen bij COM(2011)21 - Efficiënt gebruik van hulpbronnen - Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020-strategie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage 2 worden de gemeenschappelijke aannamen en parameters gegeven voor het referentiescenario, alsook de mogelijke variatie binnen die parameters die worden onderzocht en die relevant kunnen zijn voor specifieke kwesties inzake hulpbronnenefficiëntie. De voorlopige modelleringsresultaten doen vermoeden dat de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 met 80% kan worden teruggedrongen ten opzichte van de 1990-niveaus wanneer technologieën worden gebruikt zoals koolstofafvang en -opslag, hernieuwbare energiebronnen, kernenergie en elektrificatie, wanneer passende CO2-tarieven, een goed functionerende infrastructuur en goed functionerende markten kunnen worden ingevoerd en de vereiste technologieën een brede verspreiding kennen. Afhankelijk van de uitvoering van het vereiste beleid, de invoering van de nodige infrastructuur en technologie en de marktontwikkelingen blijkt uit de voorlopige modelleringsresultaten dat de sector van de elektriciteitsproductie en de residentiële en industriële sectoren hun broeikasgasemissies met meer dan 80% zullen kunnen terugdringen, de vervoerssector met ongeveer 60% en de landbouwsector met ongeveer 40%.

Het feit dat hulpbronnenefficiëntie actie vergt op dergelijk diverse beleidsgebieden houdt in dat de modellering bijzonder ingewikkeld is. In de bestaande modellen is de aandacht toegespitst op specifieke beleidsgebieden en sectoren zoals energie en vervoer. Zij zijn niet in staat het effect van het hulpbronnengebruik op ecosystemen, de bedrijfswereld, de economie en de samenleving als geheel weer te geven, noch geven zij een beeld van de interactie van de getroffen beleidsmaatregelen. De Commissie zal verdere analyses opzetten teneinde de impact op de gehele economie in kaart te brengen en haar capaciteit te verbeteren om andere gebieden die relevant zijn voor de hulpbronnenefficiëntie, zoals landbouw, industrie en milieu, in het model te verwerken.

De opbouw van een kennisbasis zal ook een evaluatie van beleidslijnen en een inzameling van gegevens betreffende de levenscyclus vergen teneinde het beleid te evalueren en effectbeoordelingen op te stellen. Daarbij zal onder meer worden uitgegaan van de ervaring die in verschillende sectoren is opgedaan bij activiteiten in het raam van de kaderprogramma's voor onderzoek. In deze context zullen ook meer geharmoniseerde en transparante manieren voor meting van de milieueffecten moeten worden ontwikkeld.

HULPBRONNENEFFICIËNTIE ALS TOENEMENDE ZORG WERELDWIJD

Gezien de wereldwijde dimensie van cruciale milieuproblemen, zoals klimaatverandering, biodiversiteit, landgebruik, ontbossing, externe effecten van consumptie- en productiepatronen, concurrentievermogen, energievoorzieningszekerheid en toegang tot energie, moet de EU het aspect van hulpbronnenefficiëntie ook aan de orde stellen in haar internationale betrekkingen en nauw samenwerken met de kandidaat-lidstaten en naburige landen. Er zijn goede redenen om dit te doen:

In de eerste plaats groeit internationaal het bewustzijn dat het van strategisch belang is risico's op het gebied van de voorziening met hulpbronnen zoals zeldzame aarden, visgronden, land, energie en water te voorkomen. Technologische ontwikkelingen, zoals het gebruik van lithium in accu's voor elektrische wagens, doen vaak de behoefte ontstaan aan cruciale grondstoffen die wereldwijd gespreid worden gewonnen.

In de tweede plaats kan gecoördineerde actie op mondiaal niveau bijdragen tot vertraging van de wereldvraag. Hulpbronnenefficiëntie moet daarom een centraal onderdeel worden van onze externe betrekkingen, in het bijzonder met belangrijke gebruikers van hulpmiddelen, zoals de opkomende economieën. Eén van de belangrijkste consequenties van de aanzwellende energiebehoeften van de opkomende economieën is dat de desbetreffende landen steeds meer bepalen hoe energie op mondiale schaal wordt aangewend. Hetzelfde geldt voor andere belangrijke basisproducten. Dit heeft gevolgen voor de mondiale voorzieningspatronen, maar ook voor de belangen die Europese fabrikanten, investeerders en consumenten hebben in de opkomende economieën.

In de derde plaats kan internationale samenwerking uitmonden in een uitwisseling van bekwaamheden, technologieën en beste praktijken. De partners in kwestie doen zeer grote inspanningen om hun hulpbronnenefficiëntie te vergroten. Voorbeelden zijn het zogenaamde '3R-concept' van Japan ('reduce, reuse, recycle'), het nieuwe vijfjarenplan van China en China's zware investeringen in schone technologieën, alsook Zuid-Korea's campagne voor 'groene groei'. De EU moet haar werkzaamheden op deze gebieden voortzetten teneinde haar concurrentiepositie te versterken en de nieuwe kansen te benutten. Er is veel ruimte voor internationale samenwerking op dit gebied. De Europese Commissie stimuleert bijvoorbeeld de samenwerking met China inzake hulpbronnenefficiëntie, onder meer bij de uitbouw van elektriciteitsnetten, bij elektriciteitsopwekking en in de bouwsector, meer bepaald via dialoog op ministerieel niveau, concrete onderzoeksprogramma's en samenwerking op het niveau van deskundigen.

Via haar externe commerciële betrekkingen moet de EU haar inspanningen voortzetten om een vlak speelveld te creëren voor de industrie, de voorwaarden voor een duurzame voorziening in grondstoffen te verbeteren en de liberalisering van de handel in milieugoederen en -diensten te bevorderen om zo het internationale concurrentievermogen van de Europese industrie veilig te stellen. Een bredere verspreiding van groene technologieën zal milieubaten opleveren en zal de efficiëntie van de productieprocessen verbeteren en zo wereldwijd het meest efficiënte gebruik van de beperkte natuurlijke rijkdommen ondersteunen.

De EU heeft veel belang bij een verdieping van haar samenwerking met internationale partners op het gebied van hulpbronnenefficiëntie. Een dergelijke samenwerking draagt bij tot de verwezenlijking van de EU-doelstelling van duurzame ontwikkeling en de uitvoering van efficiënte armoedebestrijdingsstrategieën in ontwikkelingslanden die van hulpbronnen afhankelijk zijn. Dit zal ook bijdragen tot een afzwakking van de snel groeiende vraag naar mondiale hulpbronnen door de overstap te bevorderen naar schonere methoden voor de opwekking en het transport van energie. De internationale Rio+20-conferentie inzake duurzame ontwikkeling in 2012 zal focussen op de 'groene economie' en op milieugovernance en zal een goede gelegenheid bieden voor de EU om het thema hulpbronnenefficiëntie met haar internationale partners te bespreken.

BEHEER EN MONITORING VAN DE VOORTGANG

De EU heeft instrumenten nodig om de voortgang inzake hulpbronnenefficiëntie te volgen en te meten. In de belangrijke Europa 2020-streefcijfers, namelijk een broeikasgasemissiereductie met 20% (30% als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan), 20% hernieuwbare energiebronnen en 20% verbetering van de energie-efficiëntie, zijn reeds enkele cruciale benchmarks verwerkt. Er zijn echter indicatoren nodig met betrekking tot kwesties zoals de beschikbaarheid van natuurlijke rijkdommen, waar zij te vinden zijn, hoe efficiënt zij worden gebruikt, afvalproductie- en -recyclingspercentages en effecten op het milieu en de biodiversiteit. De Commissie werkt aan de vaststelling van geschikte indicatoren voor monitorings- en analysedoeleinden op basis van, bijvoorbeeld, de indicatoren voor duurzame ontwikkeling.

Een effectief beheer en effectieve monitoring van de voortgang zijn essentieel om te waarborgen dat de EU een grotere hulpbronnenefficiëntie bij productie en verbruik realiseert. Acties in het kader van het vlaggenschipinitiatief 'Efficiënt gebruik van hulpbronnen' zijn nauw verbonden met andere vlaggenschipinitiatieven in het kader van de Europa 2020-strategie, met name die betreffende het industriële beleid, de innovatie-unie, de digitale agenda en de agenda voor nieuwe vaardigheden en banen[8] en daarmee verband houdende acties van de lidstaten.

Het beheer en de monitoring van de voortgang zullen plaatsvinden in het kader van de Europa 2020-strategie en daarbij zullen de relevante elementen van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling worden geïntegreerd om zo de algemene samenhang te waarborgen. Daarbij zal worden uitgegaan van een analyse van het EU-beleid en van het beleid van afzonderlijke lidstaten voor de uitvoering van hun nationale hervormingsprogramma's als onderdeel van de jaarlijkse groeianalyse[9]. Dit zal gebeuren als een onderdeel van het "Europese semester" voor 2012.

CONCLUSIE

De focus op hulpbronnenefficiëntie bij de uitwerking van het beleid is zowel een noodzaak als een kans voor de EU. Dit vlaggenschipinitiatief biedt een kader dat waarborgt dat langetermijnstrategieën op terreinen zoals energie, klimaatverandering, onderzoek en innovatie, industrie, vervoer, landbouw, visserij en milieu ook resultaten opleveren op het gebied van hulpbronnenefficiëntie.

In een volgende fase zal de Commissie concrete voorstellen doen voor strategieën om de hulpbronnenefficiëntie op diverse beleidsterreinen te verbeteren (zie bijlage 1).

De Commissie verzoekt de Raad, het Europees Parlement, de nationale parlementen, het Comité van de Regio's, het Europees Economisch en Sociaal Comité, de kandidaat-lidstaten en de betrokken partijen om bij te dragen tot de toekomstige ontwikkeling van deze strategieën en de bevordering van de hulpbronnenefficiëntie.

Bijlage 1: Initiatieven die in 2011 zijn gepland in het kader van het vlaggenschipinitiatief 'Efficiënt gebruik van hulpbronnen'[10] |

1e kwartaal 2011 | Stappenplan voor een koolstofarme economie in 2050 | Routes om te komen tot een koolstofarme economie door vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 80 tot 95% tegen 2050, gepaard aan een verbetering van de energievoorzieningszekerheid van de EU en een bevordering van duurzame groei en werkgelegenheid, inclusief mijlpalen, sectorale bijdragen en beleidsimplicaties voor de komende jaren. |

1e kwartaal 2011 | Europees Energie-efficiëntieplan 2020 | Selectie van maatregelen om een energiebesparing van 20% te realiseren in het geheel van alle sectoren, in het derde kwartaal van 2011 te volgen door een richtlijn inzake energie-efficiëntie en -besparing. |

1e kwartaal 2011 | Witboek over de toekomst van het vervoer | Een visie voor een koolstofarm, hulpbronnenefficiënt, veilig en concurrerend vervoersysteem tegen 2050, waarbij alle belemmeringen voor de interne markt voor vervoer uit de weg worden geruimd, schone technologieën worden bevorderd en de vervoersnetwerken worden gemoderniseerd. |

1e kwartaal 2011 | Mededeling betreffende een EU-biodiversiteitsbeleid en -strategie voor 2020 | Een overzicht van de verbintenissen die de EU zou moeten aangaan in de context van de internationale inspanningen en in het licht van de druk op ecosystemen. De strategie zal een aantal sub-streefwaarden omvatten die de actie moeten ondersteunen. |

1e kwartaal 2011 | Mededeling inzake de uitdagingen op het gebied van de markten voor grondstoffen en basisproducten | Hierin zullen onder meer de kritische grondstoffen worden vermeld en zullen geïntegreerde maatregelen worden omschreven om een duurzame grondstoffenvoorziening voor de EU, zowel uit bronnen binnen de EU als via de mondiale grondstofmarkten, te waarborgen, waarbij ook de rol van het handelsbeleid op dit gebied zal worden onderstreept. De strategie zal de winning, de recycling, het onderzoek, de innovatie en de substitutie van grondstoffen binnen de EU ondersteunen. Ten slotte zal zij de samenhang verbeteren tussen het grondstoffenbeleid van de EU en het beleid qua externe betrekkingen. |

1e kwartaal 2011 | Herziening van de energiebelastingrichtlijn | Hierbij zal het kader voor energiebelastingen worden gemoderniseerd opdat het beter de prioritaire doelstelling van duurzame groei gaat ondersteunen, met een bevordering van een hulpbronnenefficiëntere, concurrerende en groenere economie. |

2e kwartaal 2011 | Stappenplan voor een hulpbronnenefficiënt Europa | Hierbij zal worden voortgebouwd op andere initiatieven en zullen die worden aangevuld, waarbij het voornaamste doel is de hulpbronnenproductiviteit te vergroten en economische groei te ontkoppelen van het gebruik van hulpbronnen en de milieueffecten daarvan. |

2e/3e kwartaal 2011 | Gemeenschappelijk landbouwbeleid Gemeenschappelijk visserijbeleid Cohesiebeleid Energie-infrastructuurinstrument Herziening TEN-T | Voorstellen om deze beleidslijnen te hervormen hebben tot doel deze meer in overeenstemming te brengen met de huidige beleidsprioriteiten, met name met de Europa 2020-strategie en dit vlaggenschipinitiatief. |

4e kwartaal 2011 | Stappenplan Energie 2050 | Hierbij zullen de mogelijke routes naar een koolstofarm, hulpbronnenefficiënt energiesysteem voor de EU en de daarmee verband houdende uitdagingen voor het beleid worden onderzocht. |

2011 | Slimme netwerken | Het is de bedoeling een kader vast te stellen voor de totstandbrenging van slimme netwerken in de lidstaten teneinde de energie-efficiëntie te vergroten, hernieuwbare energie te bevorderen en een infrastructuur voor elektrische voertuigen uit te bouwen. |

2011 | Energievoorzieningszekerheid en internationale samenwerking | Dit zal een diepgaande analyse omvatten van de externe dimensie van het energiebeleid van de EU. |

2011 | Herziening van de prioritaire stoffen als bedoeld in de kaderrichtlijn Water | Dit omvat een herziening van de lijst van prioritaire stoffen die risico's veroorzaken voor of via de aquatische omgeving op EU-niveau. |

2011 | Strategie voor het duurzame concurrentievermogen van de bouwsector in de EU | Hierbij zal worden nagegaan op welke manier het concurrentievermogen van de sector kan worden verbeterd met inachtneming van de huidige en toekomstige uitdagingen voor de samenleving tot 2020. |

2011 | Europese strategie en actieplan gericht op een duurzame biogebaseerde economie tegen 2020 | Dit omvat de voltooiing van een Europese onderzoeksruimte en de tenuitvoerlegging van een Europees partnerschap voor innovatie in de sector van de bio-economie. De integratie van verschillende sectoren en beleidslijnen op het gebied van de bio-economie zal worden bevorderd, de randvoorwaarden voor innovatie zullen worden verbeterd en de hervorming van de O&O- en innovatiesystemen binnen de lidstaten zal worden bevorderd. |

2011 | Strategisch vervoerstechnologieplan | Dit omvat een strategische agenda voor de middellange termijn voor onderzoek, innovatie en verspreiding, waarbij wordt aangegeven hoe geavanceerde vervoerstechnologie kan bijdragen tot de doelstellingen van het witboek over de toekomst van het vervoer, inclusief de tenuitvoerlegging van het Europese Innovatiepartnerschap voor slimme mobiliteit. |

2011 | Herziening van de wetgeving inzake monitoring van en rapportering over de uitstoot van broeikasgassen | Dit omvat een verbetering van de monitoring van de hoofdklimaatdoelstelling van Europa 2020, gepaard aan een vermindering van elke onnodige administratieve belasting. |

Bijlage 2: Centrale parameters en aannamen, plus variatie, voor de EU-modellen (met voor elke parameter de variatie in positieve of negatieve zin van de aannamen, afzonderlijk dan wel in combinatie, teneinde de gevoeligheid vast te stellen en beleidsscenario's te ontwikkelen. De relevante variaties moeten worden gekozen overeenkomstig de focus van de specifieke analyse.) |

Parameter | Referentiescenario (Huidige trends en huidig beleid) | Pessimistisch scenario | Optimistisch scenario |

Beleid | Uitsluitend huidig beleid en huidige maatregelen, inclusief handel in emissierechten, 20% hernieuwbare energiebronnen en doelstellingen voor broeikasgasemissiereductie los van het emissiehandelssysteem. | Versnipperde actie op het gebied van klimaatverandering – Kopenhagen-akkoord voor spelers buiten de EU. | Gecoördineerde mondiale actie op het gebied van klimaatverandering, samenhangend met de 2°C-doelstelling. |

Groei van het BBP | Middellange termijn als omschreven in 'Europa 2020-strategie'. 'Moeizaam herstel' - Europa verliest permanent aan welvaart, maar begint opnieuw te groeien tegen een tempo dat consistent is met langetermijnprognoses voor het BBP van het 'Ageing Report 2009' van DG ECFIN. | 'Verloren decennium' - Europa lijdt een permanent welvaartverlies en verliest potentieel voor toekomstige groei. | ''Duurzaam herstel' - Europa is in staat volledig aansluiting te vinden bij het groeipad van het verleden en het potentieel te ontwikkelen om verder te gaan. |

Prijzen voor de invoer van fossiele brandstoffen | Olieprijs rond 105 USD (2008)/bbl in 2030; 125 USD (2008)/bbl in 2050; soortgelijke ontwikkeling van de gas- en steenkoolprijzen. | Prijzen van fossiele brandstoffen als in referentie; aanzienlijk risico op olieschokken (bv. verdubbeling van de olieprijs) wanneer de uitputting van voorraden zich doet gevoelen. | Lage olie-invoerprijzen van 80 USD/bbl. in 2030 en 70 USD in 2050, consistent met mondiale klimaatactie. |

Koolstofafvang en -opslag | Grootschalige demonstratie succesvol afgerond in 2020; commerciële uitrol start na 2020 afhankelijk van de concurrentiesituatie bij courante koolstoftarieven. | Aanzienlijk uitstel van de uitrol en daarop volgende kostenreductie, namelijk ten gevolge van vertraging bij succesvolle demonstratie en/of gebrek aan publieke aanvaarding van de technologie. | Snellere uitrol ten gevolge van hogere koolstoftarieven. Breed verspreide toepassing, ook voor gas en industriële processen. |

Elektriciteitsproductie in kerncentrales | Vervanging van oude kerncentrales door nieuwe op bestaande locaties. Nieuwe kerncentrales in Polen en Italië. In België en Duitsland verdwijnt kernenergie geleidelijk als overeengekomen in de in het scenario gespecificeerde wetgeving. | Minder nucleaire capaciteit ten gevolge van geringe publieke aanvaarding van de techniek. | De oplossing van veiligheids- en afvalbeheerkwesties leidt tot grotere publieke aanvaarding, de lidstaten leggen geplande wijziging van nucleair beleid ten uitvoer. |

Hernieuwbare energiebronnen (HEB) | Toename van technologische kennis en kostenreductie als waargenomen in de afgelopen jaren plus wegnemen van administratieve belemmeringen. Geleidelijke verdwijning van subsidies voor rijpe technologieën en grote investeringen in nieuwe en slimme netwerken. | HEB-beleid blijft als in referentiescenario, geen nieuw HEB-beleid na 2020. Beperkte toename van technologische kennis door vooruitgang in HEB-technologie elders. | Stringenter klimaatbeleid, versterking van nationaal beleid om invoering van HEB te vergemakkelijken en Europees kader, bv. meer steun en betere facilitering van expansie van (slimme) netwerken, resulterend in versnelde kostenreducties en toename van technologische kennis; snelle pariteit van zonne-energie op het net en effectieve integratie van zonne-energie in de markt. |

Energie-efficiëntie | Gematigde toename van energie-efficiëntie. Ontkoppeling van economische groei en energiegebruik vindt plaats, maar de potentiële economische besparingen worden zeker niet ten volle gerealiseerd. | Financiële beperkingen bemoeilijken de verspreiding van bestaande opties voor energiebesparing in de voornaamste consumptiesectoren. | Het scenario 'duurzame groei' wordt vooruit geholpen door grote investeringen in technologieën en oplossingen voor energie-efficiëntie, wat resulteert in grote energiebesparingen. |

Vervoer | Voortzetting van de huidige trends waarbij de vraag naar vrachtvervoer gelijke tred houdt met de groei van het BBP, en het passagiersvervoer enigszins trager groeit dan het BBP, hoofdzakelijk verder gebruik van huidige motorvoertuigtechnologieën. | Trends van het referentiescenario gecombineerd met aanzienlijke vertragingen bij en beperkingen van de technische vooruitgang en kostenreductie bij koolstofarme technologieën zoals elektrische voertuigen, gebrek aan een gunstig beleidskader. | Succesvolle omvorming naar vraagbeheer, vaststelling van 'de juiste prijs' en versnelde technologische innovatie maken elektrificatie op grote schaal mogelijk. |

Luchtkwaliteit | Geleidelijke verstrenging van de luchtkwaliteitswetgeving bovenop de niveaus die zijn vastgesteld in de luchtkwaliteitsrichtlijn (2008/50/EG), met name (nieuwe) grenswaarden voor PM10, (nieuwe bindende) grenswaarden voor PM2,5 (indicatieve niveaus voor 2020 in de luchtkwaliteitsrichtlijn), en (nieuwe) grenswaarden voor ozon met het oog op handhaving vanaf 2020 en naleving in de lidstaten vanaf 2030. Daarna trage, geleidelijke verstrakking van de luchtkwaliteitswetgeving die echter nog verre blijft van de tenuitvoerlegging van een wetgeving met het oog op luchtkwaliteit zonder negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu in alle lidstaten tegen 2050. | 'Business as usual', wat inhoudt dat de bestaande wetgeving met normen voor de luchtkwaliteit ten uitvoer wordt gelegd (SO2, NOx, CO, PM, ozon, benzo-a-pyreen, zware metalen), waarbij de lidstaten de wetgeving doorgaans ten uitvoer hebben gelegd tegen 2020. Daarna verstrakking van de wetgeving, maar zeer waarschijnlijk volstaat de luchtkwaliteit in 2050 nog steeds niet om bepaalde negatieve effecten voor milieu en volksgezondheid uit te sluiten. | Overeenstemming over meer ambitieuze luchtkwaliteitsnormen voor 2020 en verder, waarbij geleidelijk een luchtkwaliteit wordt bereikt zonder ernstige negatieve effecten voor milieu en volksgezondheid (bv. als geschetst in de richtsnoeren voor luchtkwaliteit van de WHO) en succesvolle volledige tenuitvoerlegging van die normen tegen 2050. |

Biodiversiteit | Volledige tenuitvoerlegging van Natura 2000 in de EU, plus uitbreiding van de mariene gebieden in het netwerk met onderlinge verbinding van de gebieden en beschermingsacties voor biodiversiteit in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. | Beperkte tenuitvoerlegging van de eisen van het Natura 2000-netwerk in de EU met zwakke onderlinge verbinding van de Natura 2000-gebieden. | Zelfde als bij referentiescenario, maar met volledige bescherming van alle biodiversiteit in de EU, herstel van biodiversiteit en ecosysteemdiensten zoals in de biodiversiteitsdoelstelling van de EU-strategie en tenuitvoerlegging van het concept 'groene infrastructuur'. |

Afvalbeheer | Volledige tenuitvoerlegging van bestaande EU-afvalwetgeving, met name wat het bereiken van de recyclingstreefcijfers en de afvalreductie betreft. | Enkele lidstaten slagen er niet in de EU-streefcijfers voor recycling te bereiken, beperkte afvalreductie. | De preventie-, hergebruik- en recyclingsprestaties van de meest geavanceerde lidstaten worden geëvenaard, wat verder gaat dan de minimale EU-streefcijfers, afvalreductie met 15%. In geen van de lidstaten wordt nog gestort. |

Drinkwater | In een steeds groter deel van de EU wordt water schaars en worden droogteperiodes talrijker en meer verspreid. Grotere energetische voetafdruk van watergebruik aangezien meer water afkomstig is van alternatieve waterbronnen, zoals ontzilting. De eisen van de kaderrichtlijn Water worden ten uitvoer gelegd en een goede ecologische toestand wordt bereikt in de meeste bekkens. | In een groot deel van de EU wordt water schaars en worden droogteperiodes talrijker en meer verspreid (verergerd door de klimaatverandering). Er zijn ook meer en/of ergere overstromingen. Grote energetische voetafdruk van watergebruik. De eisen van kaderrichtlijn Water worden slechts gedeeltelijk ten uitvoer gelegd en in de meeste bekkens wordt geen goede ecologische toestand bereikt. | Een systeem van beheer van de watervraag is ingevoerd om een goede toewijzing van de beschikbare bronnen aan de gebruikers van water en het milieu te waarborgen. De energetische voetafdruk van watergebruik is beperkt aangezien het water op een duurzame wijze wordt beheerd. |

Landbouw en bodemgebruik | De landbouwproductie neemt aanzienlijk toe, maar de opbrengstgroei is gematigd ten gevolge van de geleidelijke invoering van moderne technologieën in ontwikkelingslanden. Meer landen kunnen voedsel uitvoeren, maar de vraag naar levensmiddelen/energie kan nog steeds leiden tot druk op extra land, wat resulteert in enige ontbossing en het in cultuur brengen van nieuwe gebieden (voornamelijk grasland of minderwaardig landbouwland) en dus in een toename van de broeikasgasemissies en een verlies aan biodiversiteit. | De landbouwproductie neemt aanzienlijk toe teneinde een grotere en welvarendere mondiale bevolking te voeden. Stagnerende opbrengsten ten gevolge van trage technologische vooruitgang en extensieve landbouw, resulterend in beperkte productie van granen in de voornaamste uitvoerlanden in verhouding tot de marktvraag en een productie die geconcentreerd is in een vrij beperkt aantal exporterende landen. De effecten van de klimaatverandering verminderen wellicht periodiek de opbrengst van grote gebieden, wat leidt tot sterk oplopende voedselprijzen en een ondermijning van de voedselzekerheid. In antwoord op sterke druk van de vraag naar voedsel blijft er veel ontbossing teneinde nieuw land in cultuur te brengen. De intensifiëring van de landbouw en de ontbossing wegen op de biodiversiteit en resulteren in een grotere uitstoot van broeikasgassen. | De landbouwproductie neemt aanzienlijk toe, maar ook de opbrengst per hectare neemt snel toe, bv. ten gevolge van verbetering van zaaigoed, druppelirrigatie, enz. De toegenomen vraag naar voedsel/energie oefent dus slechts geringe druk uit op extra land zodat de ontbossing vertraagt en minder nieuwe gebieden (voornamelijk grasland of minderwaardig landbouwland) in cultuur worden gebracht. |

.

[1] COM(2010) 2020, EUROPA 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.

[2] Conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010; Document EUCO 13/10. http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/nl/ec/115355.pdf.

[3] Een overzicht voor 2011 is gegeven in bijlage 1, gebaseerd op het werkprogramma van de Commissie.

[4] COM(2011) 25.

[5] COM(2010) 2020, blz. 14-15.

[6] http://ec.europa.eu/resource-efficient-europe.

[7] http://www.epo.org/topics/issues/clean-energy/study.html.

[8] COM(2010) 614, COM(2010) 546, COM(2010) 245, COM(2010) 682.

[9] COM(2011) 11 - Europa 2020 Jaarlijkse groeianalyse: naar een krachtiger alomvattend antwoord van de EU op de crisis.

[10] Zie de werkprogramma's van de Commissie voor 2010 en 2011 - COM(2010) 135 en COM(2010) 623.