Bijlagen bij COM(2015)143 - Antwoorden van de Commissie op het verslag van de Rekenkamer "de eu-jongerengarantie: eerste stappen genomen, maar uitvoeringsrisico’s in het verschiet"

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlagen I en II van de ESF-verordening en de relevante bepalingen uit de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB) die verband houden met de monitoring en evaluatie in het geval van maatregelen die uit het YEI worden gefinancierd, en door middel van haar toezegging om in 2016 aan het Europees Parlement en de Raad te rapporteren over de uitvoering van de jongerengarantie.

De resultaten van toezichtactiviteiten worden meegenomen in de evaluatie van de jongerengarantie in het kader van toekomstige Europese semesters. Zij zullen worden gebruikt in het verslag over jongerengarantie dat de Commissie in 2016 zal uitbrengen, dat formeel aan het Europees Parlement en de Raad zal worden voorgelegd via de daartoe bestemde kanalen.

INLEIDING

15. De Commissie merkt op dat nog eens 11 miljard EUR is gericht op maatregelen zoals modernisering van de diensten voor arbeidsvoorziening en maatregelen voor zelfstandigen, waarmee indirect ook steun voor jongerenwerkgelegenheid zal worden verleend.

Ruim 26 miljard EUR zal worden uitgegeven aan opleidingsmaatregelen, waaronder "een leven lang leren", waarvan jongeren naar alle waarschijnlijkheid het meest zullen profiteren.

OPMERKINGEN

37. De Commissie wil er graag aan herinneren dat zij binnen een kader van soft law handelt, dat gebaseerd is op een aanbeveling van de Raad en dat terwijl veel onderdelen van een jongerengarantie wenselijk zijn indien passend, zij niet alle deel hoeven uit te maken van een specifieke nationale regeling.

Bovendien was de evaluatie van het ingediende YGIP slechts een eerste stap in een proces van continu toezicht op de uitvoering van de jongerengarantie in de lidstaten. De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van de jongerengarantieregelingen in het kader van het Europees semester. Het Europees semester bestrijkt een breed spectrum van verschillende takken van nationaal beleid die verband houden met de totstandbrenging van een jongerengarantie.

Eerste streepje: In het kader van het Europees semester wordt de noodzaak van uitbreiding van ICT-/digitale vaardigheden benadrukt waar zulks passend is.

Tweede streepje: De Commissie is van mening dat het niet overwegen van een koppeling tussen niet-aanvaarding van een redelijk aanbod en de werkloosheids- of sociale uitkeringen, niet noodzakelijkerwijs afbreuk doet aan de doeltreffendheid van een jongerengarantieregeling. 

In het werkdocument van de diensten van de Commissie is bepaald dat bij het ontwerpen van een jongerengarantieregeling kan worden overwogen beginselen van wederzijdse verplichting, zoals medewerking aan actieve arbeidsmarktmaatregelen, in aanmerking te nemen[1].

In de aanbeveling van de Raad wordt een beroep gedaan op het beginsel van wederzijdse verplichtingen in het kader van vroegtijdige interventie en activering (aanbeveling 10).

Hoewel "wederzijdse verplichtingen" belangrijke voordelen kunnen bieden, komen ze niet voor in het evaluatieformulier, aangezien het te prescriptief zou zijn om een regeling te beoordelen aan de hand van het al dan niet opnemen van dergelijke verplichtingen, wanneer een lidstaat ervoor kiest om zijn regeling daar niet op te baseren of wanneer zijn nationale regelgeving en praktijken dit niet toestaan.

Er is prioriteit gegeven aan de beoordeling van de voornaamste elementen waaruit de jongerengarantie is opgebouwd en de beoogde aanbiedingen en de reikwijdte ervan.

41. Met het oog op de goedkeuring van een operationeel programma met YEI-gerelateerde maatregelen moet "een strategisch beleidskader voor de bevordering van werkgelegenheid onder jongeren" aanwezig zijn voordat sprake kan zijn van enige uitbetaling van middelen door de Commissie. De beoordeling door de Commissie van deze voorwaarde vooraf (de zogenaamde YEI-ex-antevoorwaarde) is gebaseerd op de zelfbeoordeling door de lidstaat en de daarin verstrekte informatie. In alle gevallen waarin een lidstaat melding had gemaakt van aanvullende nationale strategieën inzake jongerenwerkgelegenheid, andere dan het YGIP, moest de Commissie haar beoordeling wat betreft het al dan niet vervuld zijn van de YEI-ex-antevoorwaarden baseren op alle strategische documenten inzake jongerenwerkgelegenheid waaraan die lidstaat had gerefereerd. Niettemin kijkt de Commissie bij de beoordeling van de YEI-ex-antevoorwaarden naar de samenhang met het YGIP, zodat de ESF-investeringen in overeenstemming zijn met de beleidsdoelstellingen van de betrokken lidstaat.

42. De Commissie merkt op dat het beoordelingskader voor YGIP niet hetzelfde is als dat voor de YEI-ex-antevoorwaarde, aangezien de beide processen verschillende doelstellingen hebben - respectievelijk een beleidsdoelstelling (YG) en naleving van de wetgeving (YEI).

De criteria voor naleving van ex-antevoorwaarden vereisen wel "de aanwezigheid van een strategisch beleidskader voor de bevordering van werkgelegenheid onder jongeren, onder andere via de tenuitvoerlegging van de jongerengarantie". De subcriteria aan de hand waarvan dit "strategische beleidskader" door de diensten van de Commissie moet worden beoordeeld, zijn ook in de ESF-verordening vervat. Daarin wordt niet gerefereerd aan het bestaan van een YGIP, en evenmin aan de positieve beoordeling daarvan door de Commissie.

Daarom is er geen automatische koppeling tussen de beoordeling van de YGIP, die gebeurt vanuit een beleidsperspectief en aan de hand van de aanbeveling inzake jongerengarantie, en de beoordeling van de YEI-gerelateerde ex-antevoorwaarden, die wordt uitgevoerd via een vaste reeks criteria die in de VGB worden uiteengezet.

De Commissie merkt op dat een dergelijke koppeling, waardoor het bestaan van een YGIP een wettelijke voorwaarde zou zijn geweest om aan de YEI-ex-antevoorwaarde te voldoen, door de Commissie is voorgesteld maar door de Raad tijdens het wetgevingsproces is verworpen.

43. De Commissie verwijst naar haar antwoord op paragraaf 42. De soms genuanceerde of enigszins verschillende uitkomsten van beide processen kunnen worden verklaard door hun verschillende, hoewel tot op zekere hoogte onderling samenhangende aard.

De subcriteria aan de hand waarvan het "strategisch beleidskader voor de bevordering van werkgelegenheid onder jongeren" moet worden beoordeeld, bevatten ook kwalitatieve elementen, zoals de vaststelling wie de belangrijkste belanghebbenden zijn, waaronder de betrokken overheden, en de coördinatieregelingen met de partners, de opzet van systemen voor vroege interventie en activering, alsmede de toezichtregelingen. De beoordeling van deze kwalitatieve elementen gaat verder dan een zuivere controle van de formele elementen.

Bovendien is, voor zover mogelijk, van de beoordeling door de Commissie van de naleving van de YEI-ex-antevoorwaarden gebruikgemaakt om bepaalde wijzigingen van het YGIP te vragen (bijvoorbeeld in het geval van Frankrijk).

Gezamenlijk antwoord van de Commissie op de paragrafen 45 en 46.

De Commissie is het hiermee eens en wil er graag op wijzen dat investeren in een jongerengarantie van cruciaal belang is voor de EU om haar toekomstige groeipotentieel te behouden. Omvangrijke financiële EU-steun kan helpen - en dan met name steun uit het Europees Sociaal Fonds en steun in het kader van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief. Maar om de jongerengarantie te verwezenlijken moeten de lidstaten op hun begroting ook voorrang geven aan werkgelegenheidsmaatregelen voor jongeren.

47. Van de 28 lidstaten hebben er 19 informatie verstrekt over de voorgenomen financieringsbronnen voor hun jongerengarantieregeling (echter niet allemaal even gedetailleerd). In sommige gevallen zou de Commissie echter graag een beter overzicht krijgen van de geraamde kosten van alle geplande maatregelen, ook al is zij zich ervan bewust dat kostenramingen van een jongerengarantie met de nodige omzichtigheid moeten worden behandeld.

49. De jongerengarantieaanbeveling schrijft geen specifieke manier voor waarop de lidstaten de jongerengarantie moeten uitvoeren, aangezien dat zeer sterk van de nationale situatie zal afhangen (bijvoorbeeld het aantal NEET's waarmee elke lidstaat te maken heeft en de specifieke kenmerken daarvan).

De effecten hangen derhalve af van de keuze van de lidstaten ten aanzien van de precieze doelen en de manier waarop de steun wordt verleend.

Zoals in de toelichting van het voorstel van de Commissie is uitgelegd, gaat het vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD), waarin gedetailleerder wordt ingegaan op wat jongerengarantie behelst, waarin wordt ingegaan op vragen betreffende de kosten en de baten van dergelijke regelingen, en waarin alle ingrediënten worden beschreven die nodig zijn om de jongerengarantie tot een succes te maken. Bovendien wordt in een bijlage bij dit werkdocument een overzicht gegeven van de in de 27 lidstaten en Kroatië reeds vigerende beleidsmaatregelen ter bevordering van de jeugdwerkgelegenheid, waarin de verschillende uitgangspunten tot uitdrukking komen die deze landen hanteren bij het opzetten van volwaardige jongerengarantieregelingen.

De werkelijke kosten van een jongerengarantie zullen ook afhangen van de nationale omstandigheden en de manier waarop de garantie in elke lidstaat wordt opgezet en uitgevoerd. Daarom moeten ten aanzien van de kosten van een jongerengarantie een aantal punten van voorbehoud in acht worden genomen.

Wat dat betreft zouden de voorbeelden van Oostenrijk, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk kunnen worden beschouwd als een indicatie van de potentiële kosten voor de plannen van de lidstaten met de invoering van de jongerengarantie.

50. De Commissie verwijst naar haar antwoord op paragraaf 15.

53. De Commissie verwijst naar haar antwoord op paragraaf 47.

54. De Commissie heeft Frankrijk inderdaad meegedeeld dat de algemene streefcijfers van het plan niet duidelijk genoeg waren en heeft aangegeven nog twijfels te hebben ten aanzien van de kwalitatieve aspecten van de aanbiedingen die Pôle Emploi aan NEET's gaat doen om aan de YG te voldoen. Verdere follow-up vindt plaats in het kader van het Europees semester.

In zijn YGIP heeft Ierland een tabel opgenomen waarin informatie wordt verstrekt over de gemiddelde deelname, de instroom van nieuwe deelnemers, de verwachte instroom van jongeren en de indicatieve kosten van jongerenvoorzieningen. De Ierse autoriteiten zijn terughoudend wat betreft het ramen van toekomstige deelnamecijfers totdat een besluit is genomen over de toewijzingen uit de nationale begroting en hebben daarom geen cijfers voor de periode na 2014 verstrekt. Daarom werd het niet nodig of passend geacht van de Ierse autoriteiten verdere informatie te vragen.

Gezamenlijk antwoord van de Commissie op de paragrafen 55 en 56.

De Commissie was van mening dat het in de eerste plaats belangrijk was om te kunnen zien of (voldoende) nationale middelen zijn toegewezen bovenop de EU-middelen. Daarom heeft zij de lidstaten van een sjabloon voorzien en hun verzocht daarmee informatie te verstrekken over de beschikbare financieringsbronnen, d.w.z. of die financiering van de EU, de nationale, regionale en plaatselijke overheden, de werkgevers en/of andere financieringsbronnen afkomstig is.

De uitsplitsing tussen de verschillende EU-fondsen was op dat moment van secundair belang, aangezien de operationele programma's kort daarop zouden volgen. De Commissie was van mening dat een gedetailleerde uitsplitsing van de EU-middelen in ESF/YEI-middelen in het kader van de betrokken OP's zou worden verstrekt, met name aangezien de informele onderhandelingen over de plannen ter financiering van het OP tussen de lidstaten en de Commissie nog gaande waren.

57. De Commissie merkt op dat de regelmatigheid van de uitgaven in het kader van het YEI zal worden gecontroleerd als onderdeel van het normale proces voor de verkrijgen van zekerheid, waarbij terdege rekening wordt gehouden met specifieke risico's.

Gezamenlijk antwoord van de Commissie op de paragrafen 61 en 62.

De Commissie is het met de Rekenkamer eens dat "goede kwaliteit" van cruciaal belang is voor de uitvoering van de jongerengarantie.

De Commissie stimuleert een reeks kwaliteitseigenschappen voor stages (via de Aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages) en leerlingplaatsen (via de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen en de daarmee samenhangende verklaring van de Raad). Wat betreft banen, ziet de Commissie toe op de kwaliteit van de werkgelegenheid in het kader van het Europees semester, waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan de overgang van school naar werk en problemen in verband met de arbeidsmarktsegmentatie.

Wat de kwaliteit van de werkgelegenheid op een open markt betreft, is de Commissie van mening dat kwaliteitsbeoordelingen afhankelijk zijn van de situatie van de betrokken arbeidsmarkt, met inbegrip van aspecten zoals arbeidswetgeving of het huidige economische klimaat.

De Commissie zal de reflectie omtrent "deugdelijke" aanbiedingen verder stimuleren, rekening houdend met de kwaliteitseigenschappen die worden genoemd in de richtsnoeren voor de evaluatie van het YEI. De Commissie zal tijdens de volgende bijeenkomst van nationale YG-coördinatoren met name een debat op gang brengen over het begrip "deugdelijke" aanbiedingen in het kader van de werkzaamheden van EMCO, de mogelijkheid exploreren om "deugdelijke" YG-aanbiedingen te behandelen in het kader van het programma "wederzijds leren", en verdere richtsnoeren inzake "deugdelijkheid" geven in het YG FAQ-document.

63. De Commissie verwijst naar haar gezamenlijk antwoord op de paragrafen 61 en 62.

Daarnaast is de Commissie van mening dat een consistente uitvoering van de YG en een uniforme benadering niet mogelijk is, noch in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad, die duidelijk aangeeft dat YG-regelingen moeten zijn afgestemd op plaatselijke, regionale en nationale omstandigheden.

De Commissie is het er niettemin mee eens dat een effectieve implementatie van jongerengarantieregelingen van cruciaal belang is. De resultaatgerichte benadering die de Commissie volgt, heeft juist vele voordelen als het erom gaat de doeltreffendheid van de maatregelen binnen de YG-regelingen te beoordelen, aangezien daarbij rekening wordt gehouden met de diverse arbeidsmarktomstandigheden en de geschiktheid van een aanbod voor het individu.

In dit verband is de Commissie van mening dat een aanbod in het algemeen van goede kwaliteit is, als de persoon die ervan profiteert een duurzame band met de arbeidsmarkt opbouwt, dat wil zeggen: dat hij of zij daarna niet opnieuw werkeloos of inactief wordt. De "goede kwaliteit" van een aanbod kan derhalve worden afgemeten aan het resultaat. Zoals gezegd (zie het gezamenlijk antwoord op de paragrafen 61 en 62), zal de Commissie de reflectie rond "aanbiedingen van goede kwaliteit" verder stimuleren.

De Commissie merkt op dat voor het aanbod aan leerlingplaatsen, stages en voorgezette opleiding reeds kwaliteitsnormen gelden, of het nu om gesubsidieerd aanbod gaat - zoals het in het kader van YEI/ESF-of nationale programma's gefinancierde aanbod - of niet.

65. De Commissie wil erop wijzen dat langdurig naar consensus moest worden gezocht om tot de vaststelling van een gezamenlijk toezichtkader te komen. Dit zou op een beslissend moment de goedkeuring van de aanbeveling van de Raad over de jeugdgarantie hebben kunnen vertragen en dus snelle uitvoering hebben gehinderd.

68. De Commissie wil erop wijzen dat de monitoringresultaten worden verwerkt in de belangrijkste documenten die door de Europese Commissie worden goedgekeurd in het kader van het Europees semester (werkdocumenten van diensten van de Commissie, diepgaande evaluaties, voorstellen voor landspecifieke aanbevelingen).

De Commissie overlegt regelmatig met het Europees Parlement over de ontwikkelingen in het kader van het Europees semester.

Bovendien zal de Commissie ten vervolge op de conclusies van de Europese Raad van 27-28 juni 2013 in 2016 aan het Europees Parlement en de Raad rapporteren over de uitvoering van de jongerengarantie en over de werking van het YEI.

Gezamenlijk antwoord van de Commissie op de paragrafen 69 en 70.

De Commissie merkt op dat een tweede voortgangsevaluatie van de implementatie van de jongerengarantieregelingen in 21 lidstaten op 3 december 2014 plaatsvond in het Comité voor werkgelegenheid (EMCO), met voor elke geëvalueerde lidstaat conclusies. De follow-up daarvan zal in mei 2015 plaatsvinden. Alle evaluaties door het EMCO van december 2014 spitsten zich op consistente wijze toe op de jeugdgarantieregelingen, volgens werkmethoden die op alle lidstaten worden toegepast. Zowel de evaluaties van mei als die van december 2014 vonden weerklank in de daaropvolgende bijeenkomsten van de Raad Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EPSCO) inzake jeugdwerkeloosheid en jongerengarantie.

71. Het kader van indicatoren voor toezicht op de jongerengarantieregeling is op 22 september 2014 door het EMCO goedgekeurd. De Raad EPSCO heeft in december 2014 de grote conclusies van het EMCO inzake het kader van indicatoren voor toezicht op de jongerengarantieregeling onderschreven; daarin wordt gevraagd om een krachtige politieke boodschap dat men de bestaande obstakels op het gebied van gegevensverzameling wil wegnemen en zorgen voor een stevig toezichtsysteem voor de jongerengarantieregeling op EU- en op lidstaatniveau, op basis van het voorgestelde kader.

Zie ook het antwoord van de Commissie op paragraaf 65.

72. De Commissie is het ermee dat de blijvende inzet van de lidstaten nodig is. Het startsein voor de gegevensverzameling over YG is in oktober 2014 door de groep indicatoren van het EMCO gegeven. Het doel was om de voorgestelde methodologie te testen voor de reguliere vergaring van administratieve gegevens voor het toezicht op de uitvoering van de jongerengarantieregeling en na te gaan met welke obstakels de lidstaten te maken hebben en hoe zij deze kunnen wegnemen met het oog op de lancering van regelmatige gegevensverzameling in juni 2015. Op 18 februari hadden op drie na alle lidstaten hun bijdragen ingestuurd. De resterende bijdragen worden binnenkort verwacht.

73. Naast hetgeen wordt afgelezen van het scorebord van de belangrijkste sociale en werkgelegenheidsindicatoren, is er additionele informatie uit - onder meer - de prestatiemonitor werkgelegenheid (Employment Performance Monitor - EPM) en de beoordeling van door de lidstaten ondernomen beleidsmaatregelen.

Gezamenlijk antwoord van de Commissie op de paragrafen 74 tot en met 76.

De Commissie benadrukt dat de formulering en goedkeuring van landspecifieke aanbevelingen een voornamelijk politiek proces is, waarbij de Commissie op basis van de landspecifieke analyse in de werkdocumenten van haar diensten een voorstel doet dat vervolgens multilateraal wordt geëvalueerd in Comités, groepen van de Raad en vervolgens door de Europese Raad wordt goedgekeurd.

In de voorstellen van de Commissie voor landspecifieke aanbevelingen wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van ieder land.

Tekstvak 7 — De landspecifieke aanbevelingen in 2013 — Voorbeelden van Litouwen en Italië

De Commissie is van mening dat in de aanbevelingen voor zowel Litouwen als Italië naar behoren rekening werd gehouden met de specifieke situatie in de betrokken landen.

77. De Commissie merkt op dat het proces van het Europees semester, op middellange termijn bezien, in het algemeen tot aanzienlijke hervormingsinspanningen in de lidstaten leidt.

80. De Commissie is van mening dat de YGIP die door de lidstaten zijn ingediend in de meeste gevallen reeds een nuttig algemeen overzicht van alle jeugdgarantiemaatregelen verschaffen.

Bovendien heeft de Commissie een monitoringsysteem voor de jongerengarantie opgezet. Structurele hervormingen worden gemonitord via het Europees semester, onder meer via EMCO. Maatregelen die zich op individuen richten zullen worden gemonitord via het kader van indicatoren voor monitoring van de jongerengarantieregeling, en in het geval van maatregelen die uit het YEI worden gefinancierd, via de toepasselijke regelingen van artikel 19 en de bijlagen I en II van de ESF-verordening en de overeenkomstige bepalingen uit de VGB inzake toezicht en evaluatie.

84. Bij de ontwikkeling van de resultaatindicatoren voor het YEI van bijlage II bij de ESF-verordening is gelet op zo groot mogelijke samenhang met de gemeenschappelijke indicatoren van bijlage I bij die verordening. Tegelijkertijd weerspiegelen ze de specifieke aard van het YEI.

Eerste streepje: Om ervoor te zorgen dat met de verstrekte YEI-financiering resultaten van hoge kwaliteit worden bereikt, is de Commissie geïnteresseerd in meetgegevens betreffende de algemene uitkomsten in relatie tot de verandering in de status van de persoon - namelijk die van NEET in het stadium waarin hij aan de actie gaat deelnemen tot een mogelijke verandering na afloop van de YEI-steun.

De jongerengarantieregeling heeft haar eigen monitoringeisen op grond waarvan het soort aanbod dat in het kader van de jongerengarantie wordt gedaan vanaf 2016 kan worden gevolgd.

Tweede streepje: De YEI-indicatoren volgen de logica en het patroon van de gemeenschappelijke indicatoren van de ESF-verordening.

Het monitoren van voormalige deelnemers aan YEI-maatregelen vormt een extra belasting voor de deelnemers en de administratieve middelen. Voor sommige maatregelen zou een dergelijk verplichte monitoring als kostbaar en buitensporig kunnen worden aangemerkt. Na langere tijd zijn de waargenomen effecten ook in steeds mindere mate in verband te brengen met de acties, waardoor de meerwaarde van deze waarnemingen ook steeds geringer wordt.

De lidstaten kunnen echter besluiten behalve de verplichte monitoring ook extra langetermijnindicatoren te hanteren, bijvoorbeeld een bepaald onderzoek na 6 maanden te herhalen. Ook zijn de lidstaten verplicht effectbeoordelingen uit te voeren, waaruit inzichten moeten worden gehaald over de langetermijneffecten van acties, zoals inkomensverschillen voor achtereenvolgende jaren en additionele soortgelijke indicatoren als die van bijlage II.

Derde streepje: Wanneer een lidstaat in zijn OP heeft laten weten van plan te zijn de doelgroep uit te breiden met de groep tot 30 jaar, heeft de Commissie die lidstaat gevraagd aanvullende programmaspecifieke indicatoren toe te voegen ten behoeve van de groep 25-29-jarigen.

Resultaatindicatoren zijn niet leeftijdsspecifiek en hebben geen betrekking op welke leeftijdsgroep, zoals 15-18-jarigen enz., dan ook. De Commissie verzoekt de lidstaten echter programmaspecifieke resultaatindicatoren voor de YEI-leeftijdsgroep 25-29-jarigen in het programma op te nemen als zij besluiten zich op die groep te richten. Dergelijke indicatoren maken het mogelijk te beoordelen of de acties doeltreffend zijn wanneer deze gekruist worden gecontroleerd aan de hand van de resultaatindicatoren voor het YEI van bijlage II bij de ESF-verordening.

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

87. Zie antwoord van de Commissie op paragraaf 37.

89. De Commissie verwijst naar haar antwoord op paragraaf 47.

De Commissie merkt op dat de aanbeveling van de Raad niet exact voorschrijft hoe de lidstaten de YG moeten implementeren (d.w.z. een baan, voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingstelsel of een stage) aangezien dat van de nationale situatie zal afhangen (bijvoorbeeld het aantal NEET's waarmee elke lidstaat te maken heeft en de samenstelling van die doelgroep). De manier waarop de steun wordt verleend en hoe deze is ontworpen, beïnvloedt de kosten en de baten en maakt het moeilijk op voorhand de kosten en de baten van alle potentiële opties in te schatten. 

De Commissie is het echter met de Rekenkamer eens dat het risico bestaat dat de totale financiering ontoereikend is voor de implementatie van de jongerengarantieregeling en heeft de lidstaten aangespoord in hun nationale begroting voorrang te geven aan werkgelegenheidsmaatregelen voor jongeren.

Er moet tevens aan worden herinnerd dat de steun uit de EU-middelen voor de YG verder gaat dan rechtstreekse YEI- en ESF-maatregelen voor opleidings- en werkgelegenheidsmaatregelen voor jongeren. Het ESF ondersteunt ook de modernisering van arbeidsmarktdiensten, zelfstandigen, maatregelen voor onderwijs en bevordering van sociale inclusie, waarbij ten dele ook werkgelegenheid voor jongeren wordt ondersteund vanuit een standpunt van structurele hervormingen.

Aanbeveling 1

De Commissie neemt kennis van de aanbeveling aan de lidstaten en zou in sommige gevallen inderdaad een beter overzicht willen krijgen van de geraamde kosten van alle geplande maatregelen ter bestrijding van de jeugdwerkeloosheid.

In het door de Commissie geproduceerde sjabloon werd van de lidstaten gevraagd informatie te verstrekken over financieringsbronnen zoals de EU, het nationale, regionale en plaatselijke niveau, de werkgevers en andere, om de lidstaten te stimuleren volledige informatie te verstrekken over de totale kosten en de financiering van een YG (en ook over de financieringstekorten).

Van de 28 lidstaten hebben er 19 deze informatie verstrekt (echter niet allemaal even gedetailleerd).

90. De Commissie is van mening dat een gelijke uitvoering van de jongerengarantie en een unieke benadering niet mogelijk zijn, en ook niet in overeenstemming is met de aanbeveling van de Raad, die duidelijk aangeeft dat YG-regelingen moeten zijn afgestemd op plaatselijke, regionale en nationale omstandigheden.

De Commissie is het er mee eens dat een effectieve implementatie van jongerengarantieregelingen van cruciaal belang is. De resultaatgerichte benadering die de Commissie volgt, heeft juist vele voordelen als het erom gaat de doeltreffendheid van de maatregelen binnen de YG-regelingen te beoordelen, aangezien daarbij rekening wordt gehouden met de diverse arbeidsmarktomstandigheden en de geschiktheid van een aanbod voor het individu.

In dit verband is de Commissie van mening dat een aanbod in het algemeen van goede kwaliteit is, als de persoon die ervan profiteert een duurzame band met de arbeidsmarkt opbouwt, dat wil zeggen: dat hij of zij daarna niet opnieuw werkeloos of inactief wordt. De "goede kwaliteit" van een aanbod kan derhalve worden afgemeten aan het resultaat.

De Commissie merkt op dat voor het aanbod aan leerlingplaatsen, stages en voorgezette opleiding reeds kwaliteitsnormen gelden, of het nu om gesubsidieerd aanbod gaat - zoals het in het kader van YEI/ESF-of nationale programma's gefinancierde aanbod - of niet.

In dit verband stimuleert de Commissie een reeks kwaliteitseigenschappen voor stages (via de Aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages) en leerlingplaatsen (via de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen en de daarmee samenhangende verklaring van de Raad). Wat betreft banen, controleert de Commissie de kwaliteit van de werkgelegenheid in het kader van het Europees semester, waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan de overgang van school naar werk en problemen in verband met de arbeidsmarktsegmentatie.

Wat de kwaliteit van de werkgelegenheid op een open markt betreft, merkt de Commissie op dat kwaliteitsbeoordelingen afhankelijk zijn van de situatie van de betrokken arbeidsmarkt, met inbegrip van aspecten zoals arbeidswetgeving of het huidige economische klimaat.

Aanbeveling 2

De Commissie aanvaardt de aanbeveling en beschouwt deze als gedeeltelijk uitgevoerd, met name via de Aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages, de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen en de daarmee samenhangende verklaring van de Raad en het toezicht op de kwaliteit van de werkgelegenheid in het Europees semester.

Wat de bevordering van kwaliteitseigenschappen betreft, zal de Commissie de reflectie omtrent "deugdelijk aanbod" verder stimuleren, rekening houdend met de kwaliteitseigenschappen die worden genoemd in de richtsnoeren voor de evaluatie van het YEI. De Commissie zal met name: tijdens de volgende bijeenkomst van nationale YG-coördinatoren een debat op gang brengen over het begrip "deugdelijk aanbod" in het kader van de werkzaamheden van het EMCO, de mogelijkheid exploreren om "deugdelijk" YG-aanbod te behandelen in het kader van het programma "wederzijds leren", en verdere richtsnoeren te geven inzake "deugdelijkheid" in het YG FAQ-document.

De Commissie wijst erop dat evaluaties achteraf bewijs zullen leveren over de kwaliteit van het aanbod van banen, zoals aanbevolen in de richtsnoeren voor de evaluatie van het YEI.

91. De Commissie monitort de implementatie van de jeugdgarantieregeling in het kader van het Europees semester, onder meer via bilaterale bijeenkomsten met de lidstaten en via onderzoeksmissies.

Doordat de Commissie deelneemt aan het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO) – bij de voorbereiding van de beraadslagingen in de Raad – draagt zij ook bij tot het multilaterale toezicht op de implementatie van de jongerengarantie. Het EMCO heeft speciale multilaterale toezichtsevaluaties gehouden, eenmaal in 2013 en tweemaal in 2014. Zowel de evaluaties van mei als die van december 2014 vonden weerklank in de daaropvolgende bijeenkomsten van de Raad Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EPSCO) inzake jeugdwerkeloosheid en jongerengarantie.

De Commissie doet, waar dat passend is, landspecifieke aanbevelingen aan de lidstaten. De conclusies van de multilaterale evaluaties van EMCO leveren input voor de uiteindelijke onderhandelingen over de landspecifieke aanbevelingen.

Het EMCO heeft op 22 september 2014 een kader van indicatoren voor toezicht op de jongerengarantieregeling op basis van macro-economische, uitvoerings- en vervolgstadiumindicatoren onderschreven, die tezamen tot doel hebben een holistische kijk te bieden op de effecten van de jongerengarantieregelingen op de arbeidsmarktsituatie van jongeren in heel Europa. De administratieve gegevens die nodig zijn voor het "implementatieniveau" worden momenteel uitgetest door middel van een proef met gegevensverzameling in alle 28 lidstaten, waarvoor de regelmatige gegevensverzameling in 2015 van start moet gaan. De grote conclusies over het kader van indicatoren zijn op de EPSCO-Raad van 11 december 2014 onderschreven. Daarin verbinden de lidstaten zich er politiek toe de nodige gegevens te verstrekken.

Maatregelen die zich op individuen richten zullen worden gemonitord via het kader van indicatoren voor monitoring van de jongerengarantieregeling, en in het geval van maatregelen die uit het YEI worden gefinancierd, via de toepasselijke regelingen van artikel 19 en de bijlagen I en II van de ESF-verordening en de overeenkomstige bepalingen uit de VGB inzake toezicht en evaluatie. Ten aanzien van met name het YEI heeft de Commissie een kader opgezet voor het monitoren van de maatregelen in het kader van het YEI die binnen het kader van de YG worden uitgevoerd door gemeenschappelijke indicatoren in de ESF-verordening vast te stellen.

Aanbeveling 3

De Commissie aanvaardt de aanbeveling en beschouwt deze als gedeeltelijk uitgevoerd door middel van het indicatorenkader dat door de Raad Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EPSCO) is goedgekeurd, door middel van de regelingen in artikel 19 en de bijlagen I en II van de ESF-verordening en de relevante bepalingen uit de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB) die verband houden met de monitoring en evaluatie in het geval van maatregelen die uit het YEI worden gefinancierd, en door middel van haar toezegging om in 2016 aan het Europees Parlement en de Raad te rapporteren over de uitvoering van de jongerengarantie.

De resultaten van monitoringactiviteiten zullen worden meegenomen in de evaluatie van de jongerengarantie in het kader van toekomstige Europese semesters. Zij zullen worden gebruikt in het verslag over de implementatie van de jongerengarantie dat de Commissie in 2016 zal uitbrengen, dat formeel aan het Europees Parlement en de Raad zal worden voorgelegd via de daartoe bestemde kanalen.

[1] Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2012) 409 final, blz. 4.