Bijlagen bij COM(1995)327-1 - Maatregelen betreffende de beëindiging van de dienst van ambtenaren van de EG in verband met de toetreding van Oostenrijk, Zweden en Finland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage VII van het Statuut worden de gezinstoelagen hetzij betaald aan de rechthebbende op de in lid 1 bedoelde vergoeding, hetzij aan de persoon of personen aan wie op grond van wettelijke bepalingen dan wel een uitspraak van de rechter of van de bevoegde administratieve autoriteit het kind of de kinderen zijn toevertrouwd; de hoogte van de kostwinnerstoelage wordt berekend op basis van deze vergoeding.

6. De betrokkene heeft voor zichzelf en voor zijn medeverzekerden recht op de prestaties van de in artikel 72 van het Statuut bedoelde regeling inzake sociale zekerheid, mits hij de desbetreffende bijdragen, berekend over het bedrag van de in lid 1 bedoelde vergoeding, betaalt en hij niet uit hoofde van een andere ziektekostenverzekering op grond van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen is verzekerd.

7. Gedurende de periode waarin het recht op de vergoeding bestaat blijft de gewezen tijdelijke functionaris nieuwe rechten op ouderdomspensioen op de grondslag van het bij zijn rang en salaristrap behorende salaris verwerven, mits gedurende deze periode de in het statuut op basis van dit salaris voorgeschreven pensioenbijdrage wordt betaald en zonder dat het totale pensioen meer kan bedragen dan het in titel II, hoofdstuk 6, van de regeling aangegeven maximum. Voor de toepassing van artikel 5 van bijlage VIII van het Statuut wordt deze periode als diensttijd beschouwd.

8. Onverminderd artikel 1, lid 1, en artikel 22 van bijlage VIII van het Statuut heeft de overlevende echtgenoot van een gewezen tijdelijke functionaris die is overleden terwijl hij in het genot was van de in lid 1 bedoelde maandelijkse vergoeding, indien het huwelijk ten minste één jaar heeft geduurd op het tijdstip dat de betrokkene de dienst bij een instelling heeft beëindigd, recht op een overlevingspensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen dat de gewezenlijke tijdelijke functionaris zou hebben ontvangen indien hij daarop, ongeacht zijn diensttijd of leeftijd, op het tijdstip van zijn overlijden aanspraak had kunnen maken.

Het in de vorige alinea bedoelde overlevingspensioen mag niet lager zijn dan de in titel II, hoofdstuk 6, van de regeling bedoelde bedragen. Dit pensioen mag evenwel in geen geval meer bedragen dan de eerste uitbetaling van het ouderdomspensioen waarop de gewezen tijdelijke functionaris recht zou hebben gehad indien hij, wanneer hij in leven was gebleven, in het genot van ouderdomspensioen was gesteld, omdat hij geen recht meer had op de bovenbedoelde vergoeding.

De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk, als bedoeld in de eerste alinea, geldt niet indien uit een huwelijk, door de gewezen tijdelijke functionaris gesloten vóór de beëindiging van de dienst, een of meer kinderen zijn geboren, voor zover de overlevende echtgenoot in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien.

Hetzelfde geldt indien het overlijden van de gewezen tijdelijke functionaris te wijten is aan een van de omstandigheden bedoeld in artikel 17, tweede alinea in fine, van bijlage VIII van het Statuut.

9. Bij overlijden van een gewezen tijdelijke functionaris die in het genot is van de in lid 1 bedoelde vergoeding hebben de te zijnen laste komende kinderen als bedoeld in artikel 2 van bijlage VII van het Statuut recht op een wezenpensioen overeenkomstig het bepaalde in titel II, hoofdstuk 6, van de regeling en in artikel 21 van bijlage VII van het Statuut.


Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.