Bijlagen bij COM(1995)118 - Commissie van investeringsprojecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren aardolie, aardgas en elektriciteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage opgesomde investeringsprojecten met betrekking tot produktie, vervoer, opslag en distributie van koolwaterstoffen en elektrische energie, waarvan de concrete uitvoering (begin der werkzaamheden) in het geval van projecten in de sector koolwaterstoffen normaliter binnen een termijn van drie jaar en in het geval van projecten in de elektriciteitssector binnen een termijn van vijf jaar moet beginnen; bij de mededelingen moet rekening worden gehouden met de meest recente ontwikkelingen van de toestand.

De Lid-Staten voegen bij deze mededelingen hun eventuele commentaar.

2. Om te voldoen aan de in lid 1 genoemde verplichting dienen de betrokken personen en ondernemingen jaarlijks vóór 15 maart de Lid-Staat op wiens grondgebied zij de in lid 1 vermelde investeringsprojecten willen gaan uitvoeren, hiervan in kennis te stellen. Deze bepaling is evenwel niet van toepassing wanneer de betrokken Lid-Staat besluit andere middelen te gebruiken om de Commissie de inlichtingen over de in lid 1 genoemde investeringsprojecten te verstrekken.

3. De in lid 1 en 2 bedoelde mededelingen bevatten bovendien gegevens omtrent de in werking of in aanbouw zijnde capaciteiten en de capaciteiten die men binnen een termijn van drie jaar buiten werking wil stellen.

4. Voor de berekening van de in de bijlage genoemde capaciteiten of dimensies houden de Lid-Staten, personen en ondernemingen rekening met alle onderdelen van het project, voor zover deze een technisch geheel vormen, zelfs indien de verwezenlijking van het project in opeenvolgende etappes geschiedt.

5. Onder de in de leden 1 en 2 genoemde mededelingen vallen ook investeringsprojecten waarvan de belangrijkste kenmerken (plaats, bouwer, onderneming, technische kenmerken, enz.) eventueel later geheel of gedeeltelijk kunnen worden herzien, dan wel door een bevoegde autoriteit definitief kunnen worden goedgekeurd.


Artikel 2

1. Voor de geprojecteerde of in aanbouw zijnde investeringen dienen de in artikel 1 vermelde mededelingen de volgende gegevens te bevatten:

- naam en zetel van de persoon of onderneming die investeringen wil gaan doen,

- het nauwkeurig omschreven doel en de aard der investeringen,

- de geraamde capaciteit of het geraamde vermogen,

- de vermoedelijke datum van indienstneming,

- de soort gebruikte grondstoffen.

Indien wordt beoogd installaties buiten werking te stellen, dienen de mededelingen de volgende gegevens te bevatten:

- aard en capaciteit of vermogen van de installaties;

- de vermoedelijke datum waarop zij buiten werking zullen worden gesteld.

2. De Commissie is gemachtigd, binnen de in deze verordening en de bijlage daarvan gestelde grenzen, uitvoeringsbepalingen vast te stellen betreffende vorm, inhoud en andere modaliteiten van de in artikel 1 genoemde mededelingen.


Artikel 3

De Commissie doet de Raad een overzicht toekomen van de krachtens deze verordening ontvangen gegevens.


Artikel 4

De krachtens deze verordening toegezonden inlichtingen hebben een vertrouwelijk karakter. Deze bepaling vormt geen beletsel voor publikatie van algemene gegevens of van overzichten die geen individuele aanwijzingen over de ondernemingen bevatten.


Artikel 5

De Lid-Staten treffen de passende maatregelen opdat de uit artikel 1, lid 2 en artikel 4 voortvloeiende verplichtingen worden nageleefd.


Artikel 6

Verordening (EEG) nr. 1056/72 van de Raad wordt ingetrokken.


Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

(1) PB nr. C 280 van 8. 12. 1975, blz. 58.

(2) PB nr. C 35 van 16. 2. 1976, blz. 22.

(3) PB nr. L 120 van 25. 5. 1972, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1215/76 (PB nr. L 140 van 28. 5. 1976, blz. 1).


BIJLAGE


INVESTERINGSPROJECTEN


1. AARDOLIESECTOR

1.1. Raffinage

- destillatie-installaties met een capaciteit van minstens 1 000 000 ton/jaar;

- uitbreidingen van de destillatiecapaciteiten tot meer dan 1 000 000 ton/jaar;

- reforming/cracking-installaties met een minimumcapaciteit van 500 ton/dag;

- ontzwavelingsinstallaties voor stookolieresiduen/gasolie/feedstock/andere aardolieprodukten.

Uitgezonderd zijn chemische installaties die geen stookolie en/of motorbrandstoffen produceren of deze alleen als bijprodukten vervaardigen.

1.2. Vervoer

- grensoverschrijdende oliepijpleidingen evenals projecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren opgesteld conform artikel 129 C van het Verdrag.

Uitgezonderd zijn pijpleidingen die bestemd zijn voor militaire doeleinden, alsmede pijpleidingen die dienst door voor installaties die van de toepassing van punt 1.1 zijn uitgezonderd.


2. AARDGASSECTOR

2.1. Vervoer

- grensoverschrijdende gaspijpleidingen evenals projecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren opgesteld conform artikel 129 C van het Verdrag;

- kopstations voor de invoer van vloeibaar aardgas.

Uitgezonderd zijn gasleidingen en kopstations die bestemd zijn voor militaire doeleinden en gasleidingen en kopstations die dienst doen voor chemische installaties die geen energieprodukten vervaardigen of deze slechts als bijprodukt vervaardigen.

2.2. Distributie

- installaties voor onderaardse opslag met een capaciteit van ten minste 150 000 000 m³.

Uitgezonderd zijn installaties die bestemd zijn voor militaire doeleinden en installaties die dienst doen voor chemische installaties die geen energieprodukten vervaardigen of deze slechts als bijprodukt vervaardigen.


3. ELEKTRICITEITSSECTOR

3.1. Produktie

- thermische installaties (eenheden met een vermogen van 200 MW of meer);

- hydro-elektrische installaties (centrales met een vermogen van 50 MW of meer).

3.2. Vervoer

- bovengrondse transmissielijnen, voor zover deze geschikt zijn voor een spanning van 345 kV of meer;

- ondergrondse of onderzeese transmissielijnen, voor zover deze geschikt zijn voor een spanning van 100 kV of meer en essentiële schakels vormen in onderling verbonden nationale of internationale netwerken;

- projecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren opgesteld conform artikel 129 C van het Verdrag.