Bijlagen bij COM(1995)543 - Wijziging van Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG van de Raad met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlagen 1 en 3 komen te vervallen.

11. Bijlage 2 wordt vervangen door bijlage I van de onderhavige richtlijn.


Artikel 2

Wijziging van Richtlijn 92/44/EEG

Richtlijn 92/44/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. In de gehele richtlijntekst worden in plaats van het woord "telecommunicatieorganisaties" de woorden "organisaties die overeenkomstig artikel 11, lid 1 bis, zijn aangemeld" gelezen.

2. Aan artikel 1 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"De Lid-Staten dragen ervoor zorg dat op elke plaats van hun grondgebied ten minste één organisatie onder de bepalingen van deze richtlijn valt.

Onverminderd de tweede alinea dragen de Lid-Staten ervoor zorg dat de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen niet aan organisaties die geen krachtige positie op de markt innemen, worden opgelegd.".

3. Artikel 2 komt te luiden:

"Artikel 2

Definities

1. De definities van Richtlijn 90/387/EEG gelden, voor zover dienstig, eveneens voor de onderhavige richtlijn.

2. In deze richtlijn wordt voorts verstaan onder:

- huurlijnen: de telecommunicatiefaciliteiten met behulp waarvan transparante transmissiecapaciteit tussen aansluitpunten van het netwerk wordt geboden, zonder 'on demand switching` (schakelfuncties waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn),

- ONP-comité: het in de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 90/387/EEG bedoelde comité,

- nationale regelgevende instantie: het lichaam zoals bedoeld in artikel 5 bis van Richtlijn 90/387/EEG.".

4. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) De tweede zin van lid 1 komt te luiden:

"Wijzigingen in bestaande en informatie over nieuwe aanbiedingen worden zo spoedig mogelijk bekendgemaakt. De nationale regelgevende instantie kan een passende termijn voor kennisgeving vastleggen.".

b) Lid 3 vervalt.

5. Artikel 4, tweede streepje, eerste alinea, komt te luiden:

"- de standaardleveringstermijn, waaronder wordt verstaan de termijn, gerekend vanaf de dag waarop de gebruiker formeel een aanvraag voor een huurlijn heeft ingediend, waarbinnen 95 % van alle huurlijnen van hetzelfde type ter beschikking van de klanten is gesteld.".

6. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 1 komt te luiden:

"1. De Lid-Staten dragen ervoor zorg dat, wanneer de toegang tot en het gebruik van huurlijnen beperkt is, deze beperkingen slechts erop gericht zijn te waarborgen dat de met de communautaire wetgeving verenigbare essentiële eisen worden nageleefd en dat deze door de nationale regelgevende instanties door middel van wettelijke bepalingen worden opgelegd.

Voor de interconnectie van huurlijnen onderling noch voor de interconnectie tussen huurlijnen en openbare telecommunicatienetwerken worden technische beperkingen ingevoerd of gehandhaafd.".

b) Lid 4, eerste alinea, komt te luiden:

"4. Met eindapparatuur verband houdende toegangsvoorwaarden worden geacht te zijn vervuld indien de eindapparatuur voldoet aan de goedkeuringsvoorwaarden voor de aansluiting ervan op het netwerkaansluitpunt van het betrokken type huurlijn, overeenkomstig Richtlijn 91/263/EEG (*) of Richtlijn 93/97/EEG (**).

*(*) PB nr. L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1.

(**) PB nr. L 290 van 24. 11. 1993, blz. 1.".

7. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a) Het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

"2 bis. De Lid-Staten bevorderen de verschaffing van de in bijlage III vermelde aanvullende typen huurlijnen, waarbij met de marktvraag en met de ontwikkelingen op het gebied van de normalisatie rekening dient te worden gehouden.".

b) Lid 3 komt te luiden:

"3. De wijzigingen die nodig zijn om de bijlagen II en III aan nieuwe technische ontwikkelingen en veranderingen van de marktvraag aan te passen, waaronder de eventuele schrapping van bepaalde typen huurlijnen uit de bijlagen, rekening houdend met de stand van ontwikkeling van de nationale netwerken, worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 10 van Richtlijn 90/387/EEG.".

8. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 2 komt te luiden:

"2. De nationale regelgevende instantie draagt ervoor zorg dat de organisaties die overeenkomstig artikel 11, lid 1 bis, zijn aangemeld, het beginsel van non-discriminatie bij de verschaffing van huurlijnen aanvoeren. In het bijzonder dienen deze organisaties aan anderen huurlijnen te verschaffen onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke zij aan hun eigen diensten of aan diensten van hun dochterondernemingen of partners bieden.".

b) Het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

"4. De Lid-Staten dragen ervoor zorg dat organisaties die huurlijnen verschaffen, worden verplicht de informatie te verstrekken die nodig is om de organisaties te bepalen waarop deze richtlijn van toepassing is.".

9. Artikel 9 vervalt.

10. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a) In lid 2, onder b), komt punt iii) te luiden:

"iii) indien voor het toerekenen van de kostencategorie directe noch indirecte maatstaven kunnen worden gevonden, wordt een algemene toerekeningsfactor gehanteerd, welke wordt berekend op basis van de verhouding van alle uitgaven die direct worden toegeschreven of toegerekend aan, enerzijds, huurlijnen en, anderzijds, andere diensten.".

b) Het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

"4. De nationale regelgevende instantie past de in lid 1 genoemde vereisten niet toe indien een organisatie in een bepaald geografisch gebied voor een specifiek huurlijnenaanbod geen krachtige positie op de markt inneemt.".

11. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 1 komt te luiden:

"1. De Lid-Staten delen de Commissie de nationale regelgevende instantie, respectievelijk instanties, mede die met de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven taken is, respectievellijk zijn, belast.

Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke, zich bij hun nationale regelgevende instanties voordoende verandering.".

b) Het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

"1 bis. De nationale regelgevende instanties delen de Commissie de namen mede van de huurlijnen verschaffende organisaties die aan de vereisten van deze richtlijn zijn onderworpen. Deze mededeling omvat in voorkomend geval de typen huurlijnen die elke organisatie in elk geografisch gebied dient te verschaffen teneinde aan de vereisten van artikel 1 en de uit hoofde van artikel 10, lid 4, verleende uitzonderingen te voldoen.".

c) Lid 2, tweede alinea, komt te luiden:

"De nationale regelgevende instantie houdt de gegevens ter beschikking, die zij de Commissie desgevraagd verstrekt, betreffende gevallen waarin de toegang tot of het gebruik van huurlijnen is beperkt, alsook de bijzonderheden van de getroffen maatregelen en de redenen daarvoor.".

12. Artikel 14 komt te luiden:

"Artikel 14

Verslag

De Commissie gaat de werking van deze richtlijn na en brengt daarover bij de eerste gelegenheid, doch uiterlijk op 31 december 1999, verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. Het verslag zal onder meer berusten op de informatie die de Lid-Staten aan de Commissie en aan het ONP-comité hebben verstrekt. Het verslag bevat een beoordeling van de noodzaak om de richtlijn te verlengen, rekening houdend met de in de richting van een volledig door concurrentie gekenmerkte context wijzende ontwikkelingen. Indien nodig kunnen in het verslag verdere maatregelen worden voorgesteld om deze richtlijn aan te passen.".

13. Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a) Voetnoot (¹) komt te luiden:

"(¹) PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB nr. L 100 van 19. 4. 1994, blz. 30).".

b) In onderdeel D vervallen de punten 1, 2, 3, 5 en 6.

c) Onderdeel E komt te luiden:

"E. Voorwaarden voor aansluiting van eindapparatuur

De informatie over de aansluitingsvoorwaarden omvat een volledig overzicht van de eisen waaraan de aan de betrokken huurlijn aan te sluiten eindapparatuur overeenkomstig Richtlijn 91/263/EEG of Richtlijn 93/97/EEG moet voldoen.".

14. Bijlage II van de onderhavige richtlijn wordt toegevoegd als bijlage III.


Artikel 3

Omzetting

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 31 december 1997 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.


Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.


Artikel 5

Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

(1) PB nr. L 192 van 24. 7. 1990, blz. 1.

(2) PB nr. L 165 van 19. 6. 1992, blz. 27. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 94/439/EG van de Commissie (PB nr. L 181 van 15. 7. 1994, blz. 40).

(3) PB nr. C 213 van 6. 8. 1993, blz. 1.

(4) PB nr. C 379 van 31. 12. 1994, blz. 4.

(5) PB nr. C 150 van 31. 5. 1993, blz. 39.

(6) PB nr. C 258 van 3. 10. 1995 blz. 1.

(1) PB nr. C 205 van 25. 7. 1994, blz. 551.

(2) PB nr. C 48 van 16. 2. 1994, blz. 1.

(3) PB nr. C 263 van 10. 10. 1995, blz. 6.

(1) PB nr. L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (PB nr. L 220 van 30. 8. 1993, blz. 1).

(2) PB nr. L 290 van 24. 11. 1993, blz. 1.

(3) PB nr. L 281 van 23. 11. 1995, blz. 31.


BIJLAGE I

"BIJLAGE

Referentiekader voor de toepassing van de ONP-voorwaarden

Bij de toepassing van de ONP-voorwaarden zoals omschreven in artikel 2, punt 8, dient te worden uitgegaan van het volgende referentiekader, met inachtneming van de relevante bepalingen van het Verdrag:

1. Geharmoniseerde technische interfaces en/of netwerkfuncties

Voor het opstellen van ONP-voorwaarden moet bij het definiëren van specificaties voor technische interfaces en/of netwerkfuncties het volgende schema in aanmerking worden genomen:

- voor de huidige diensten en netwerken moeten bestaande specificaties voor interfaces worden gebruikt;

- voor geheel nieuwe diensten of verbetering van bestaande diensten moeten, voor zover doenlijk, eveneens bestaande specificaties voor interfaces worden gebruikt. Indien de bestaande interfaces niet volstaan, zullen uitbreidingen van deze specificaties en/of nieuwe specificaties voor interfaces moeten worden opgesteld;

- voor netwerken die nog niet zijn geïntroduceerd, maar waarvoor een normalisatieprogramma reeds is begonnen, dient bij de specificering van nieuwe interfaces en netwerkfuncties met de ONP-voorwaarden in de zin van artikel 3 rekening te worden gehouden.

De ONP-voorstellen moeten steeds, waar mogelijk, overeenstemmen met de werkzaamheden die bij Europese normalisatie-instituten, met name het ETSI, gaande zijn; tevens moet rekening worden gehouden met de werkzaamheden van andere internationale normalisatie-instituten, zoals de ITU-T.

2. Geharmoniseerde verschaffings- en gebruiksvoorwaarden

In de verschaffings- en gebruiksvoorwaarden moeten, voor zover nodig, de voorwaarden inzake toegang en terbeschikkingstelling van diensten worden geïdentificeerd:

a) verschaffingsvoorwaarden hebben betrekking op de voorwaarden waaronder diensten aan gebruikers worden aangeboden. Zij mogen inhouden:

- typische levertijd,

- typische reparatietijd,

- kwaliteit van de dienstverlening, met name de beschikbaarheid, en de kwaliteit van de transmissie,

- onderhoud en netwerkbeheer.

b) gebruiksvoorwaarden hebben betrekking op de voorwaarden die van toepassing zijn op de gebruikers, zoals:

- voorwaarden voor de toegang tot het netwerk,

- voorwaarden voor gemeenschappelijk gebruik,

- zo nodig voorwaarden betreffende de bescherming van persoonlijke gegevens en vertrouwelijkheid van mededelingen.

3. Geharmoniseerde tariefbeginselen

De tariefbeginselen moeten in overeenstemming zijn met de in artikel 3, lid 1, neergelegde beginselen.

Deze beginselen houden met name het volgende in:

- de tarieven moeten op objectieve criteria gebaseerd en in beginsel op de kostprijs georiënteerd zijn, met dien verstande dat de vaststelling van het eigenlijke tariefniveau een zaak van de nationale wetgeving blijft en geen deel uitmaakt van de ONP-voorwaarden. Indien een organisatie niet langer over een krachtige positie op de betreffende markt beschikt, kan het vereiste van kostprijsgerichtheid door de bevoegde nationale regelgevende instantie buiten werking worden gesteld. Een van de doelstellingen is het vaststellen van efficiënte tariefbeginselen in de gehele Gemeenschap, met een gewaarborgde universele dienstverlening voor een ieder;

- de tarieven moeten doorzichtig zijn en op passende wijze worden bekendgemaakt;

- om de gebruikers de keuze te laten tussen de verschillende onderdelen van de dienstverlening, en voor zover de techniek zulks mogelijk maakt, moeten de tarieven voldoende worden opgesplitst in overeenstemming met de mededingingsregels van het Verdrag: in het bijzonder moeten bijkomende voorzieningen die aangewend worden om sommige aanvullende specifieke diensten te verlenen, in beginsel onafhankelijk van de inclusieve dienstverlening en van het eigenlijke transport in rekening worden gebracht;

- de tarieven mogen geen discriminerend karakter hebben en moeten gelijkheid van behandeling waarborgen.

Indien kosten voor toegang tot netwerkhulpmiddelen of -diensten in rekening worden gebracht, moet worden voldaan aan bovengenoemde beginselen en aan de mededingingsregels van het Verdrag en moet ook rekening worden gehouden met het beginsel van een eerlijke verdeling van de totale kosten van de gebruikte hulpmiddelen en met de noodzaak van een redelijk rendement van de gedane investeringen.

Er mogen verschillende tarieven worden ingesteld om rekening te houden met overmatig verkeer tijdens piekuren en gering verkeer tijdens daluren, op voorwaarde dat de tariefverschillen commercieel gerechtvaardigd en niet met de bovenstaande beginselen in strijd zijn.

4. Geharmoniseerde benadering van nummering/adressering/naamgeving

De nummering/adressering vormt het belangrijkste onderdeel van ieder telecommunicatieprotocol en bij iedere telecommunicatiedienst die voor de selectie van de bestemming, respectievelijk bestemmingen, zorg draagt.

De telecommunicatiediensten die via het vaste openbare telefoonnetwerk worden aangeboden, zijn thans volledig gebaseerd op nummering voor het identificeren van de bestemming(en) van een oproep. Andere telecommunicatiediensten zijn gebaseerd op het algemenere concept van adressering. Bij sommige van deze telecommunicatiediensten speelt, naast adressering, naamgeving een rol, bij voorbeeld bij Message Handling Systems, overeenkomstig de aanbevelingen uit de reeks X.400; de mogelijkheid bestaat dat naamgeving op den duur als aanvulling op nummering/adressering bij alle telecommunicatiediensten zal worden gebruikt.

Derhalve dient een groot belang te worden gehecht aan een geharmoniseerde benadering van nummering/adressering en, waar van toepassing, naamgeving, om een transeuropese eind-tot-eindverbinding tussen gebruikers, alsmede interoperabiliteit van diensten te garanderen. Bovendien dient de toewijzing van nummers/adressen/namen eerlijk te geschieden en te voldoen aan de vereisten voor gelijke toegang.

Om dit te bereiken is het noodzakelijk dat:

- de terbeschikkingstelling overeenkomstig geharmoniseerde beginselen voor geschikte nummerings- en adresseringsreeksen, en, waar van toepassing, geschikte naamgeving, voor alle openbare telecommunicatiediensten geschiedt;

- nationale standpunten in internationale organisaties en platforms waar beslissingen over nummering/adressering/naamgeving worden genomen, worden gecooerdineerd, waarbij rekening dient te worden gehouden met mogelijke toekomstige ontwikkelingen op Europees niveau op het gebied van nummering/adressering/naamgeving;

- de betreffende nationale telecommunicatieplannen voor nummering/adressering/naamgeving onder toezicht staan van de nationale regelgevende instantie, teneinde de onafhankelijkheid van de organisaties die openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten verschaffen, te garanderen;

- de procedures voor de toewijzing van individuele nummers/adressen/namen en/of adresserings/nummeringsreeksen transparant, billijk en punctueel zijn en dat de toewijzing op een objectieve, transparante en niet discriminerende wijze geschiedt;

- de nationale regelgevende instanties de mogelijkheid krijgen de voorwaarden voor het gebruik van bepaalde prefixen of korte codes in nummer/adressenplannen vast te stellen, met name wanneer deze worden gebruikt voor diensten van algemeen openbaar belang (b.v. gidsdiensten, hulpdiensten), of voor het waarborgen van gelijkwaardige toegang.". BIJLAGE II


"BIJLAGE III

>RUIMTE VOOR DE TABEL>