Bijlagen bij COM(1996)58-1 - Verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage II bij het Verdrag zijn vermeld, met uitzondering van:

- de produkten bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1035/72 van de Raad van 18 mei 1972 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (3),

- hop (GN-code 1210),

- zijderupsen (GN-code 0106 00 99);

- de in bijlage I bij deze verordening vermelde verwerkte landbouwprodukten.

2. Voor Frankrijk is deze verordening van toepassing op:

- wijn van verse druiven en gedeeltelijk gegiste druivemost, ook indien de gisting is gestuit, mistella daaronder begrepen (GN-codes 2204 10, 2204 21, 2204 29 en 2204 30 10) in Languedoc-Roussillon, Provence-Côte d'Azur, Midi-Pyrénées en Corsica;

- planten die in de reukwerkindustrie worden gebruikt en lavendel (GN-code ex 1211) in Provence-Côte d'Azur en de departementen Drôme en Ardèche;

- tafelolijven (GN-code 0710 80 10) in Languedoc-Roussillon, Provence-Côte d'Azur, Corsica en het departement Drôme;

- levende runderen (GN-code 0102), rundvlees in de vorm van hele dieren en voor- of achtervoeten of "compensated quarters" daarvan (GN-codes ex 0201 en ex 0202), levende planten en produkten van de bloementeelt (hoofdstuk 6 van de gecombineerde nomenclatuur), verse groenten en fruit (hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur die niet onder Verordening (EEG) nr. 1035/72 vallen), alsmede vanille (GN-code 0905 00 00) en planten (GN-code 1211) in de overzeese departementen;

- olijfolie (GN-code 1509) in de in artikel 2, tweede streepje, bedoelde gebieden in Europees Frankrijk.

3. Voor België is deze verordening van toepassing op:

- granen (GN-codes 1001 tot en met 1005, 0709 90 60 en 0712 90 19);

- levende runderen (GN-code 0102, met uitzondering van code 0102 90 90);

- biggen (GN-code ex 0103);

- luzerne (GN-code ex 1214);

4. Voor Ierland is deze verordening van toepassing op:

- granen (GN-codes 1001, 1003 en 1004);

- aardappelen (GN-code 0701 90);

- levende runderen (GN-code 0102, met uitzondering van code 1020 90 90) en rundvlees in de vorm van hele dieren en voor- of achtervoeten of "compensated quarters" daarvan (GN-codes ex 0201 en ex 0202);

- levende schapen en geiten (GN-code 0104) en schape- en geitevlees in de vorm van hele dieren (GN-code ex 0204).


TITEL II Erkenning van producentengroeperingen en unies van producentengroeperingen


Artikel 4

De betrokken Lid-Staten erkennen de producentengroeperingen en unies van producentengroeperingen, met inbegrip van de op het ogenblik van inwerkingtreding van deze verordening bestaande organisaties:

a) die daartoe een aanvraag indienen;

b) die voldoen aan de in de artikelen 5 en 6 vermelde voorwaarden;

c) op voorwaarde dat, voor wat de groeperingen betreft:

- ten minste tweederde van de leden bedrijven exploiteren die gelegen zijn in de in artikel 2 bedoelde gebieden,

- ten minste de helft van de overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), op de markt afgezette produktie afkomstig is uit de in artikel 2 bedoelde gebieden.

De erkenning geldt voor de activiteiten inzake de produktie en de afzet op de markt van de in artikel 3 bedoelde produkten voor elk van de gebieden waarop deze verordening van toepassing is.


Artikel 5

1. Producentengroeperingen:

- worden opgericht met het doel de produktie en het aanbod van de producenten die lid van deze groeperingen zijn, gemeenschappelijk aan de eisen van de markt aan te passen;

- zijn samengesteld uit:

- afzonderlijke producenten, dan wel

- afzonderlijke producenten en organisaties voor de produktie of valorisatie van landbouwprodukten waartoe uitsluitend landbouwproducenten behoren.

Als producent worden aangemerkt alle personen die een op het grondgebied van de Gemeenschap gelegen landbouwbedrijf exploiteren en:

- die produkten van bodem en veeteelt als bedoeld in artikel 3 voortbrengen, of

- die, als producent van basisprodukten, verwerkte produkten als bedoeld in artikel 3 vervaardigen.

2. De betrokken Lid-Staten kunnen, wanneer hun nationale voorschriften hierin voorzien, producentengroeperingen erkennen waarvan ook andere dan de in lid 1 bedoelde personen deel uitmaken. In dat geval moeten de statuten van deze groeperingen waarborgen dat de in lid 1 bedoelde leden de controle behouden over de groeperingen en over de besluiten ervan.

3. De unies zijn samengesteld uit erkende producentengroeperingen en streven op grotere schaal dezelfde doeleinden na als deze groeperingen.


Artikel 6

1. Elke producentengroepering of unie moet binnen de grenzen van de sector van het produkt of de produkten waarvoor zij erkend wordt, aan de volgende algemene voorwaarden voldoen:

a) door de activiteiten waarvoor zij een erkenning aanvraagt, moet zij bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag;

b) ten aanzien van de in artikel 5, lid 1, bedoelde personen moet zij vaststellen en toepassen:

- gemeenschappelijke regels voor de produktie, met name op het stuk van de kwaliteit van de produkten of de toepassing van biologische produktiemethoden,

- gemeenschappelijke regels voor de afzet op de markt,

- regels voor de mededeling van gegevens over de produktie, met name inzake de geoogste en de beschikbare hoeveelheden;

c) in de statuten moet voor de producenten die lid zijn van de groeperingen, en voor de erkende producentengroeperingen die lid zijn van de unie, ten minste de verplichting zijn opgenomen om de gehele voor verkoop bestemde produktie waarvoor zij lid zijn van de groepering of van de unie, op de markt te brengen volgens de voorschriften inzake aanvoer en afzet die zijn vastgesteld door de groepering, respectievelijk de unie, en waarop door die groepering, respectievelijk die unie, controle wordt uitgeoefend.

De Lid-Staten kunnen toestaan dat in plaats van deze verplichting door de producenten of groeperingen de verplichting wordt aangegaan om van de produkten waarvoor zij zijn erkend, de totale voor verkoop bestemde produktie door de groepering, respectievelijk de unie, op de markt te laten afzetten, hetzij op hun naam en voor hun rekening, hetzij voor hun rekening maar op naam van de groepering of de unie, hetzij op naam en voor rekening van de groepering of de unie. De groepering of unie kan haar leden evenwel machtigen om een deel van de produktie op de markt af te zetten overeenkomstig het bepaalde in de eerste alinea.

Ten aanzien van de producentengroeperingen gelden deze verplichtingen niet voor het gedeelte van de produktie waarvoor de producenten voor hun toetreding tot de groepering verkoopcontracten hadden gesloten of opties hadden verleend, mits de groepering voor de toetreding in kennis werd gesteld van de omvang en de duur van de in dit verband aangegane verplichtingen;

d) in de statuten moet zijn bepaald dat de leden van een groepering of een unie die hun lidmaatschap willen opzeggen, zulks kunnen doen:

- na ten minste drie jaar te hebben deelgenomen aan de groepering of de unie, te rekenen vanaf het tijdstip waarop deze is erkend,

- op voorwaarde dat zij de groepering of de unie daarvan ten minste twaalf maanden van tevoren schriftelijk in kennis stellen.

Deze bepalingen zijn van toepassing onverminderd de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die tot doel hebben de groepering of de unie of schuldeisers daarvan in bepaalde gevallen te beschermen tegen de financiële gevolgen die het uittreden van een aangeslotene zou kunnen hebben, of de uittreding van een aangeslotene in de loop van het begrotingsjaar te verhinderen;

e) zij moet het bewijs leveren dat haar economische activiteit voldoende groot is;

f) onverminderd artikel 4, onder c), moet bij haar oprichting en al haar activiteiten elke discriminatie die de werking van de gemeenschappelijke markt en het bereiken van de algemene doelstellingen van het Verdrag belemmert, en inzonderheid elke discriminatie op grond van nationaliteit of plaats van vestiging uitgesloten zijn:

- tussen producenten of groeperingen die lid kunnen worden, of

- tussen hun economische partners;

g) zij moet rechtspersoonlijkheid bezitten dan wel voldoende handelingsbevoegdheid om volgens de nationale wetgeving rechten en verplichtingen te kunnen hebben;

h) voor de activiteiten waarop de erkenning betrekking heeft moet een afzonderlijke boekhouding worden gevoerd; de afzonderlijke boekhouding en de boekhouding betreffende alle andere activiteiten van de groepering of unie kunnen worden gecontroleerd teneinde na te gaan of nog steeds is voldaan aan de onder e) gestelde voorwaarde, teneinde de steun te kunnen berekenen en teneinde na te gaan hoe de steun is besteed;

i) zij mag geen machtspositie op de markt van de Gemeenschap innemen, tenzij deze noodzakelijk is voor het nastreven van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag;

j) ten aanzien van de producentengroeperingen waartoe ook in artikel 5, lid 1, tweede streepje, bedoelde organisaties toetreden, moet in de statuten voorts zijn bepaald dat laatstgenoemden ertoe gehouden zijn hun leden de verplichtingen als bedoeld onder b) en c) te doen naleven, en wel uiterlijk met ingang van de datum:

- waarop de erkenning ingaat, of

- van hun toetreding indien deze plaatsvindt na de erkenning.

2. Onder afzet op de markt in de zin van lid 1, onder b) en c), vallen de volgende activiteiten:

- concentratie van het aanbod;

- verkoopklaar maken;

- aanbod aan handelaren die in het groot kopen.

3. Volgens de procedure van artikel 29, lid 1, tweede tot en met vijfde alinea, van Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad (4) worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld inzake:

- indien nodig de criteria waaraan de in lid 1, onder b), bedoelde gemeenschappelijke regels moeten voldoen;

- de minimumoppervlakte cultuurgrond, de omzet of de produktie voor het betrokken produkt of groep produkten van de leden die de groeperingen in de zin van lid 1, onder e), moeten vertegenwoordigen, alsmede, indien nodig, het minimumaantal leden;

- het territoriale ressort, met inbegrip van de minimumoppervlakte cultuurgrond, de omzet en het aandeel in het nationale produktievolume voor het betrokken produkt of groep produkten van de groeperingen die de unies moeten vertegenwoordigen, alsmede, indien nodig, het minimumaantal producentengroeperingen dat bij de unie moet zijn aangesloten.


Artikel 7

De Lid-Staten:

- nemen binnen een termijn van drie maanden na het indienen van de aanvraag een besluit omtrent het verlenen van de erkenning;

- stellen de Commissie binnen een termijn van twee maanden van dit besluit in kennis.


Artikel 8

De erkenning van een producentengroepering of unie wordt ingetrokken:

a) wanneer niet was voldaan of niet meer wordt voldaan aan de in deze verordening gestelde erkenningsvoorwaarden;

b) wanneer zij op onjuiste gegevens berust;

c) wanneer de groepering of unie de erkenning op onregelmatige wijze heeft verkregen;

d) wanneer de Commissie constateert dat artikel 85, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de in artikel 17 van deze verordening bedoelde overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

In het onder c) bedoelde geval geldt de intrekking van de erkenning met terugwerkende kracht en worden de op grond van artikel 10 toegekende steunbedragen teruggevorderd.


Artikel 9

In het begin van elk jaar laat de Commissie in het Publikatieblad van Europese Gemeenschappen een lijst publiceren van de in het voorafgaande jaar erkende producentenverenigingen en unies, onderverdeeld naar produkten of groepen van produkten.

Zij zorgt tevens voor de bekendmaking van de in de loop van het voorafgaande jaar uitgesproken intrekkingen van erkenningen.


TITEL III Steun ten behoeve van producentengroeperingen en unies van producentengroeperingen


Artikel 10

1. De Lid-Staten verlenen aan de erkende producentengroeperingen en unies van erkende producentengroeperingen voor de drie jaren volgende op de datum van erkenning, steun teneinde de oprichting ervan te bevorderen en hun administratieve werking te vergemakkelijken. Het bedrag van deze steun mag in vijf jaar worden uitgekeerd.

2. Het bedrag van de steun die aan de na 1 juli 1985 erkende producentengroeperingen wordt verleend voor de eerste vijf jaar na de datum van erkenning:

- is voor respectievelijk het eerste, het tweede, het derde, het vierde en het vijfde jaar gelijk aan respectievelijk ten hoogste 5 %, 5 %, 4 %, 3 % en 2 % van de waarde van de produkten van de in artikel 5, lid 1, tweede streepje, bedoelde leden op wie de erkenning betrekking heeft en van wie de produkten op de markt worden gebracht;

- mag niet hoger liggen dan de reële kosten voor de oprichting en de administratie van de betrokken groepering;

- wordt uitgekeerd in jaarlijkse tranches gedurende ten hoogste zeven jaar na de datum van erkenning.

3. Het bedrag van de steun die wordt verleend aan unies van producentengroeperingen:

- is voor respectievelijk het eerste, het tweede en het derde jaar gelijk aan maximaal 60 %, 40 % en 20 % van de werkelijke kosten voor oprichting en administratieve werking;

- mag echter een totaalbedrag van 120 000 ecu niet overschrijden.

4. Voor bepaalde gebieden en produkten met bijzondere moeilijkheden wat betreft de aanpassing aan de omstandigheden en de economische gevolgen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en voor een bepaalde periode, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen hogere dan de in de leden 2 en 3 vermelde percentages vaststellen.

5. Voor Portugal worden de in lid 2, eerste streepje, bedoelde percentages verdubbeld en zijn de in lid 3, eerste streepje, bedoelde 100, 80 en 40.


Artikel 11

1. De steun wordt slechts verleend:

- voor zover een producentengroepering of unie van producentengroeperingen deze niet reeds heeft ontvangen op grond van een nationale wettelijke regeling;

- naar gelang van de werkelijke extra kosten voor oprichting en administratieve werking wegens aanpassing aan de in artikel 6 vastgestelde voorwaarden, indien het gaat om producentengroeperingen of unies van producentengroeperingen die zijn voortgekomen uit voordien bestaande organisaties of zijn opgericht door producenten die deel uitmaken van voordien bestaande organisaties.

2. De waarde van de in artikel 10, lid 2, onder a), bedoelde produkten wordt voor ieder jaar forfaitair berekend op grond van:

- de jaarlijks op de markt afgezette hoeveelheid overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c);

- de verkregen gemiddelde produktieprijzen.

3. De nadere afbakening van het begrip "werkelijke kosten voor oprichting en administratieve werking" in de zin van artikel 10, lid 2, onder b), en lid 3, onder a), wordt binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening vastgesteld volgens de procedure van artikel 29, lid 1, tweede tot en met vijfde alinea, van Verordening (EEG) nr. 4253/88.


TITEL IV Financiële en algemene bepalingen


Artikel 12

1. Het in deze verordening vervatte geheel van maatregelen vormt een gemeenschappelijke actie als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4256/88.

2. Artikel 1 van Verordening (EG) nr. . . . (5) is van toepassing.


Artikel 13

De Commissie brengt op grond van door de Lid-Staten verstrekte gegevens voor 1 januari 1997 over de resultaten van deze gemeenschappelijke actie verslag uit bij de Raad.


Artikel 14

De in artikel 10 bedoelde acties en de uit de toepassing van Verordening (EEG) nr. 389/82 van de Raad (6) voortvloeiende steun worden bestreken door de in artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. . . . (vroegere Verordening (EEG) nr. 2328/91) bedoelde ramingen van de jaarlijkse uitgaven.


Artikel 15

De bijstand wordt betaald overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EEG) nr. 4253/88. De betaling van het saldo of de vergoeding, waarvoor de in lid 4 van dat artikel bedoelde voorwaarden moeten zijn vervuld, wordt echter bovendien gebaseerd op:

- een aangifte van de in de loop van een kalenderjaar door de Lid-Staten gedane uitgaven, en

- een overeenkomstig artikel 25, lid 4, van die verordening opgesteld verslag over de uitvoering van de maatregelen in het betrokken kalenderjaar,

die voor 1 juli van het daaropvolgende jaar bij de Commissie worden ingediend.


Artikel 16

De Commissie stelt de bepalingen ter uitvoering van dit artikel vast na raadpleging van het in artikel 29, lid 1, tweede tot en met vijfde alinea, van Verordening (EEG) nr. 4253/88 bedoelde comité.


Artikel 17

Indien de Commissie krachtens artikel 2 van Verordening nr. 26 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwprodukten (7) constateert dat artikel 85, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen:

- waardoor in artikel 5, lid 1, tweede streepje bedoelde personen zich in een groepering verenigen overeenkomstig het bepaalde in deze verordening of waardoor groeperingen zich in een unie verenigen overeenkomstig het bepaalde in deze verordening,

- of waardoor de in artikel 6, lid 1, onder b), bedoelde gemeenschappelijke regels worden vastgesteld of uitgevoerd,

is een ten aanzien van deze overeenkomsten, deze besluiten of deze onderling afgestemde feitelijke gedragingen gegeven beschikking slechts van toepassing vanaf de datum van de constatering.


Artikel 18

Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de Lid-Staten om op het gebied waarop deze verordening betrekking heeft, aanvullende steunmaatregelen te nemen, waarvan de toekenningsvoorwaarden of -voorschriften afwijken van die welke in deze verordening zijn vastgesteld of waarvan de bedragen de in deze verordening vastgestelde maxima overschrijden, op voorwaarde dat die maatregelen in overeenstemming zijn met de artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag.


Artikel 19

De Lid-Staten:

- stellen de Commissie in kennis van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op de uitvoering van deze verordening betrekking hebben, zulks uiterlijk één maand nadat deze bepalingen zijn vastgesteld;

- brengen jaarlijks voor 31 maart verslag uit over de resultaten van de toepassing van deze verordening.


Artikel 20

1. Verordening (EEG) nr. 1360/78 wordt ingetrokken.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en moeten worden gelezen volgens de in bijlage II opgenomen concordantietabel.


Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.


(1) PB nr. L 166 van 23. 6. 1978, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 746/93 (PB nr. L 77 van 31. 3. 1993, blz. 14).

(2) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2085/93 (PB nr. L 193 van 31. 7. 1993, blz. 44).

(3) PB nr. L 118 van 20. 5. 1972. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1363/95 (PB nr. L 132 van 16. 6. 1995, blz. 8).

(4) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988. blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2082/93 (PB nr. L 193 van 31. 7. 1993, blz. 20).

(5) Vroegere Verordening (EEG) nr. 2328/91.

(6) PB nr. L 51 van 23. 2. 1982, blz. 1.

(7) PB nr. 30 van 20. 4. 1962, blz. 993/62.


BIJLAGE I


Lijst van de in artikel 3, lid 1, bedoelde "verwerkte produkten"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


BIJLAGE II


Concordantietabel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>