Bijlagen bij COM(1999)551 - Financiële bijdrage van de EG in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens, alsmede in de financiering van studies en modelprojecten ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE

Subsidiabele uitgaven in het kader van de communautaire programma's

Onverminderd het bepaalde in punt 4 van deze bijlage gelden als subsidiabele uitgaven uitsluitend de uitgaven die tussen de datum waarop het project feitelijk van start gaat en de datum waarop het wordt afgesloten door de begunstigde en de deelnemers worden gedaan en die nodig zijn voor de uitvoering van het project. De volgende soorten uitgaven kunnen geheel of gedeeltelijk subsidiabele uitgaven zijn :

- personeelsuitgaven

- reiskosten

- duurzame apparatuur

- verbruiksgoederen en -materiaal

- computerkosten

- andere uitgaven overeenkomstig punt 6 van deze bijlage.

1. Personeelskosten

1.1 De personeelskosten corresponderen met het aantal uren dat door wetenschappelijk of technisch personeel aan het project wordt besteed.

1.2 De personeelskosten worden geboekt op basis van de werktijd die aan het project wordt besteed, en worden berekend aan de hand van:

- de reële arbeidskosten (salarissen, sociale lasten, bijdragen sociale zekerheid, en pensioenen) of

- de gemiddelde arbeidskosten, berekend op basis van de vaste praktijk van de begunstigde of de deelnemer, op voorwaarde dat dit gemiddelde niet te sterk afwijkt van de reële arbeidskosten.

1.3 De tijd die door het personeel aan het programma wordt besteed en als zodanig wordt geboekt, moet in registers (uurstaten) worden genoteerd en ten minste één maal per maand door de programmaleider of door een ander hoger personeelslid dat zich met het programma bezighoudt, worden gecontroleerd en bevestigd.

2. Reiskosten

2.1 De reiskosten worden volgens de interne regelingen van de begunstigde of de deelnemer geboekt; voor reizen buiten de Europese Unie is echter een voorafgaande goedkeuring van de Commissie vereist.

3. Duurzame apparatuur

3.1 De uitgaven voor duurzame apparatuur betreffen de aankoop of productie - na de datum waarop het programma daadwerkelijk van start gaat of in de loop van de zes maanden voorafgaand aan die datum - van apparatuur die:

- een geraamde levensduur heeft die niet korter is dan de looptijd van het programma,

- voorkomt in de inventaris van de duurzame apparatuur van de coördinator of de deelnemer of

- wordt beschouwd als een activum volgens de boekhoudkundige methodes, regels en principes van de begunstigde of de deelnemer.

3.2 Voor de berekening van deze subsidiabele uitgaven wordt uitgegaan van een waarschijnlijke levensduur van 36 maanden in het geval van duurzame apparatuur met een waarde van maximaal 10 000 ecu, en van 60 maanden in het geval van andere apparatuur. Het subsidiabele bedrag hangt af van de geraamde levensduur van de tijdens de duur van het programma ingezette apparatuur, op voorwaarde dat de periode waarover dit bedrag wordt berekend ingaat op de datum waarop het programma daadwerkelijk van start gaat dan wel op de datum waarop de apparatuur wordt aangeschaft ingeval dat later is dan de begindatum van het programma, en afloopt op de datum waarop het programma wordt afgesloten. Tevens dient rekening te worden gehouden met de mate waarin de apparatuur tijdens die periode wordt gebruikt.

3.3 Voor iedere aankoop van duurzame apparatuur moet bij de ontvangsten- en uitgavenstaat een gecertificeerde kopie van de factuur worden gevoegd, die vervolgens aan de Commissie wordt doorgestuurd.

4. Verbruiksgoederen en -materiaal

4.1 De uitgaven voor verbruiksmaterialen betreffen de aankoop, de productie, de reparatie of het gebruik van alle materiële goederen of apparatuur die:

- een waarschijnlijke levensduur hebben die korter is dan de duur van het programma en

- niet voorkomen in de inventaris van de duurzame apparatuur van de begunstigde of de deelnemer of

- niet wordt beschouwd als een activum volgens de boekhoudkundige principes, regels en methodes van de coördinator of de deelnemer.

5. Computerkosten

5.1 De uitgaven in verband met het ontwikkelen van programmatuur voor het beheren en raadplegen van gegevensbanken, en het aan de lidstaten ter beschikking stellen van die programmatuur.

6. Externe hulp / Onderaanneming en/of andere uitgaven

6.1 Onderaanneming/externe hulp (gewone dienstverlening of werkzaamheden zonder innoverend karakter die worden verricht ten behoeve van de begunstigde of deelnemer die daar niet zelf voor kan zorgen) of andere extra of onverwachte uitgaven die niet onder een van de bovengenoemde categorieën vallen, kunnen alleen na voorafgaande toestemming van de Commissie als uitgaven in het kader van het programma worden aangemerkt en geboekt.

6.2 Landen die niet tot de Europese Unie behoren kunnen, indien blijkt dat hun bijdrage noodzakelijk of nuttig is voor de uitvoering van de communautaire programma's, als subcontractant aan een nationaal programma deelnemen op voorwaarde dat de Commissie daarvoor schriftelijk toestemming verleent.

7. Niet-subsidiabele uitgaven

7.1 De volgende uitgaven worden niet als subsidiabel beschouwd en kunnen noch direct noch indirect bij de Commissie in rekening worden gebracht:

- winstmarges,

- buitensporige uitgaven,

- uitgaven voor distributie, marketing en reclame om producten te promoten en handelsactiviteiten te stimuleren,

- eventuele voorzieningen voor risico's,

- rente of inkomsten uit het geïnvesteerde kapitaal,

- oninbare schulden,

- representatiekosten, met uitzondering van de kosten die door de Commissie worden erkend als voor de tenuitvoerlegging van het project absoluut noodzakelijke uitgaven,

- alle uitgaven in verband met andere projecten die door een derde worden gefinancierd,

- uitgaven in verband met de bescherming van de resultaten van het project,

- indirecte kosten als: administratiekosten, kosten voor ondersteunend personeel, kantoorbenodigdheden, infrastructuur, apparatuur en diensten,

- BTW en andere soorten heffingen, belastingen of terugvorderbare rechten die op een of andere wijze worden terugbetaald of vergoed.

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. TITEL VAN DE MAATREGEL

Financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens alsmede in de financiering van studies en modelprojecten ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

2. BEGROTINGSPOST

B2-903 Andere maatregelen ter ondersteuning van het GVB.

(maatregel A : Ondersteuning van het beheer van de visbestanden)

(nomenclatuur VOB 2000)

3. RECHTSGRONDSLAG

- Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een kader, ten behoeve van het gemeenschappelijk visserijbeleid, voor de harmonisering van het verzamelen van essentiële visserijgegevens (COM van )

- Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens alsmede in de financiering van studies en modelprojecten ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM van )

4. OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

4.1 Algemene doelstelling

1. Systematisch verzamelen van basisgegevens door de lidstaten

Ten aanzien van de acties van de Commissie ter ondersteuning van het verzamelen van voor het visserijbeleid benodigde gegevens door middel van jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen die in het kader van de innovatieve acties van het FIOV worden gefinancierd (B2-181), is een zekere stabiliteit bereikt. Derhalve moeten deze acties binnen een regelgevingskader met de lidstaten op meerjarenbasis worden geconsolideerd.

Visserijbeheer is onmogelijk zonder wetenschappelijk advies over de biologische, technische en economische aspecten. Er is door de wetenschappelijke instanties op gewezen dat het ontbreken van adequate gegevens hierbij een belangrijke belemmering vormt. Dit is geen specifiek probleem van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de noodzaak van een afdoend antwoord wordt in diverse standaardteksten van internationale organen die zich met de visserij bezighouden, aan de orde gesteld, en met name de Overeenkomst van New York (grensoverschrijdende bestanden).

Eén lidstaat alleen kan de problemen niet oplossen. Wanneer meerdere lidstaten bijvoorbeeld een zelfde visbestand exploiteren, zullen de inspanningen die één van hen levert om relevante gegevens te verzamelen vruchteloos zijn indien de andere niet hetzelfde doen. Er moet met andere woorden in communautair verband aan een verbetering van de situatie worden gewerkt. Deze werkzaamheden moeten resulteren in meerjarige gegevensreeksen die volgens geharmoniseerde en niet van jaar tot jaar wisselende procedures zijn verzameld. De gegevens moeten betrekking hebben op alle parameters waarop wetenschappelijke evaluaties worden gebaseerd en moeten langs elektronische weg toegankelijk zijn voor bevoegde en behoorlijk gemachtigde instanties.

De huidige regelgeving omvat een aantal nuttige, en dus te behouden, regels en voorschriften die evenwel onvolledig zijn en daarom aanvulling behoeven. Zij hebben voornamelijk betrekking op, enerzijds, zeer specifieke en vaak zelfs individuele gegevens en, anderzijds, gegevens voor een lidstaat. Voor wetenschappelijke evaluatiedoeleinden is er echter in de eerste plaats behoefte aan gegevens op een hoger, maar niet te hoog, aggregatieniveau, bijvoorbeeld de kwartaalgegevens van de vangsten van een bepaalde categorie vaartuigen in een deel van de Noordzee. Daarnaast wordt over sommige domeinen in het geheel niets verzameld en bestaan er slechts voor een aantal visserijtakken en gebieden geharmoniseerde procedures. De situatie is vergelijkbaar wat betreft de beschikbaarheid van geautomatiseerde gegevensbestanden voor wetenschappers.

2. Door de Commissie uitgevoerde studies en modelprojecten

i) Biologische aspecten

Behalve het systematisch en regelmatig verzamelen van basisgegevens moeten er, met het oog op de toepassing en de verdere ontwikkeling van het GVB, ook specifieke werkzaamheden worden verricht: de bedoeling daarvan is de nodige kennis te vergaren op basis waarvan in de toekomst besluiten kunnen worden vastgesteld (cf. Technische maatregelen en uitbreiding van de gesloten gebieden, of van het gebruik van panelen met vierkante mazen), of de toepassing daarvan kan worden vergemakkelijkt (cf. Omschakeling drijfnettenvissers). Dergelijke studies kunnen ook dienen als voorbereiding voor toekomstige programma's voor het systematisch verzamelen van gegevens, op gebieden waarvoor het nog te vroeg is om routineprogramma's vast te stellen (cf. Visserij en milieu; controle op de activiteiten die indirect verband houden met de visserij; verbetering van de controle).

In al die gevallen gaat het om werkzaamheden waarvoor een hoge graad van vakbekwaamheid is vereist, zonder dat er echt sprake is van onderzoek: veeleer gaat het om een toepassing van het onderzoek.

Verder moeten er aanverwante activiteiten worden uitgevoerd (ontwikkeling van communicatiehulpmiddelen, organisatie van vergaderingen die in het kader van het GBV moeten worden gehouden en waaraan wetenschappers deelnemen).

ii) Economische aspecten

De verdere ontwikkeling van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet tevens gebaseerd zijn op een grondiger analyse van de economische tendensen binnen de sector. Het betreft met name studies op de volgende drie gebieden:

- Studies over het economisch effect van het GVB (buiten de werkingssfeer van het structuurbeleid, dat in het kader van de FIOV-begroting wordt geëvalueerd), ter voorbereiding van het Verslag 2002 over de toekomst van het GVB;

- Studies op het gebied van de visserijeconomie, met de bedoeling meer kennis te vergaren over de systemen voor het beheer van de sector, met name op het gebied van de toegang tot de sector, de instandhouding van de visbestanden en het evenwicht binnen de visserijsector.

- Studies op statistisch gebied, ter voorbereiding van de wetgevingsinitiatieven voor een sterkere harmonisatie van het verzamelen van de statistische gegevens op economisch gebied.

4.2 Bestreken periode en geplande stappen voor de verlenging ervan.

Voor de acties in het kader van het verzamelen van basisgegevens waarvoor een een financiële bijdrage wordt verleend, wordt een indicatieve financiële programmering voor de periode 2000-2005 vastgesteld. De Commissie zal te gelegener tijd nadere bepalingen inzake de verlenging van de actie vaststellen.

Het is de bedoeling dat de bijdrage voor studies en modelprojecten ter ondersteuning van het GVB voor onbeperkte duur geldt.

5. INDELING VAN DE UITGAVEN OF INKOMSTEN

5.1 NVU

5.2 GK

5.3 Aard van de beoogde inkomsten: n.v.t.

6. AARD VAN DE UITGAVEN OF INKOMSTEN

Door de lidstaten verrichte werkzaamheden in verband met het verzamelen en verwerken van de gegevens

- Voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap gelden de volgende maxima:

- 50 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de minimumprogramma's,

- 35 % van de totale subsidiabele extra uitgaven voor de uitgebreide programma's, voor zover na de goedkeuring van de jaarlijkse minimumprogramma's nog begrotingskredieten beschikbaar zijn voor het betrokken jaar.

Door de Commissie uitgevoerde studies en modelprojecten ter ondersteuning van het GVB :

- Aan personen of instanties buiten de Commissie opgedragen studies op biologisch, technisch of economisch gebied.

- Organisatie van workshops voor de coördinatie of harmonisatie van de gebruikte methodes, met aandacht voor aspecten die verband houden met de permanente opleiding van wetenschappers.

Voor de selectie van de deskundigen en de instanties buiten de Commissie worden door de Commissie specifieke aanbestedingsprocedures op gang gebracht, oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling georganiseerd of, in voorkomend geval, onderhandse contracten gesloten.

In geval van oproepen tot het indienen van voorstellen bedraagt de financiële bijdrage van de Gemeenschap maximaal 50%, in bepaalde uitzonderlijke gevallen tot 100% in het kader van de regeling voor de marginale kosten, of via medefinanciering van de deskundigen of de begunstigde instanties.

In geval van aanbesteding worden de kosten van de op initiatief van de Commissie uitgevoerde studies en modelprojecten voor 100% door de Gemeenschap gefinancierd.

7. FINANCIËLE CONSEQUENTIES

7.1 Berekening van de totale kosten van de maatregel (verhouding individuele/totale kosten)

De onderstaande bedragen zijn louter indicatief, en kunnen naar gelang van de prioriteiten voor de tenuitvoerlegging van het GVB variëren. De tweejaarlijkse verhoging van de kredieten met ongeveer 4,5% zou moeten corresponderen met de stijging van de reële kosten van de tenuitvoerlegging van de programma's.

VK in mln EUR (afgerond op derde cijfer achter de komma)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


7.2 Uitsplitsing van de kosten van de maatregel

Gemiddelde kosten per geplande maatregel :

EG in miljoen EUR


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


7.3 Huishoudelijke uitgaven voor studies, bijeenkomsten van deskundigen e.d., opgenomen in deel B: (voor de periode 2000-2005)

EG in miljoen EUR (huidige prijzen)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Uitgaven ter ondersteuning, en technische en administratieve bijstand:

Vergaderingen van deskundigen

De Commissie organiseert vergaderingen ad-hoc met de belangrijkste betrokkenen bij de uitvoering van de bovengenoemde maatregelen.

Publicaties/Verspreiding van gegevens

De resultaten van de in het kader van de oproepen tot het indienen van voorstellen gefinancierde studies zijn voor wetenschappers en voor het grote publiek interessant. Het is dan ook de bedoeling om onder meer een beknopt overzicht te publiceren met voor niet-specialisten bedoelde samenvattingen die deel uitmaken van de eindverslagen over de studies; ook zullen er kaarten en/of brochures worden gepubliceerd waarin een overzicht wordt gegeven van de spreiding en de toestand van de bestanden in de Europese wateren.

Deskundigen follow-up

In sommige gevallen leveren de gefinancierde studies - met name in het geval van de projecten met betrekking tot de visserijtechnologie, de tonijnvisserij, het onderzoek op zee en de geavanceerde methodes voor de evaluatie van de bestanden, en de economische effecten van het GVB op de sector - verslagen op die alleen door technisch of wetenschappelijk zeer deskundige personen kunnen worden beoordeeld. Om ook in die gevallen te kunnen garanderen dat alle documenten naar behoren worden beoordeeld, moet de Commissie een beroep doen op externe deskundigen.

Deskundigen die bij de tenuitvoerlegging van de communautaire programma's worden ingeschakeld

Het betreft deskundigen die worden ingeschakeld voor technische bijstand: zij moeten de prioriteiten bepalen, en de communautaire programma's voorbereiden, beheren en controleren.

Deskundigen die worden ingeschakeld voor de beoordeling van de voorstellen

Zodra er een oproep tot het indienen van voorstellen is gepubliceerd, worden aan de hand van bestaande gegevensbestanden externe deskundigen geselecteerd; daarbij wordt gelet op een juiste geografische en thematische spreiding. Ieder voorstel wordt afzonderlijk bekeken door ten minste drie onafhankelijke deskundigen, die vervolgens een eenstemmige beoordeling van de projecten geven.


7.4 Tijdschema vastleggingskredieten/ betalingskredieten

EG in miljoen EUR


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


8. Maatregelen ter bestrijding van fraude

De ambtenaren van de Commissie kunnen de met kredieten van dit begrotingsonderdeel gefinancierde acties ter plaatse - o.a. steekproefsgewijs - controleren, en nagaan welke controlesystemen en -maatregelen door de nationale autoriteiten zijn ingevoerd, met name wat betreft de verplichtingen tot het inzetten van bepaalde middelen, de preventie van onregelmatigheden, de toepassing van sancties wanneer zich toch onregelmatigheden voordoen, en, in voorkomend geval, de terugvordering van middelen die ten gevolge van onregelmatigheden verloren zijn gegaan.

De ontvangers van de financiële bijdrage moeten bij het indienen van het verzoek om de tussentijdse betaling of de saldobetaling bewijsstukken (kopie overeenkomsten) overleggen.

Verder moeten de lidstaten erop toezien dat de voorschriften op het gebied van overheidsopdrachten in acht worden genomen.

9. Gegevens kosten-batenanalyse

9.1 Specifieke en gekwantificeerde doelstellingen; doelgroep

- Specifieke doelstellingen: verband met de algemene doelstelling: In de verordening(en) ter uitvoering van de verordening van de Raad tot instelling van een kader, ten behoeve van het gemeenschappelijk visserijbeleid, voor de harmonisering van het verzamelen van essentiële visserijgegevens, worden de specifieke doelstellingen voor het verzamelen van de basisgegevens vastgesteld

- Doelgroep : Voor het verzamelen van de basisgegevens: de lidstaten. Voor de studies en modelprojecten ten behoeve van het GVB: eindbegunstigde is de visserijsector in het algemeen

9.2 Motivering van de maatregel

- Reden waarom een bijdrage uit de communautaire begroting noodzakelijk is, met name vanuit het oogpunt van het subsidiariteitsbeginsel

Eén lidstaat alleen kan de problemen niet oplossen. Wanneer meerdere lidstaten bijvoorbeeld een zelfde visbestand exploiteren, zullen de inspanningen die één van hen levert om relevante gegevens te verzamelen vruchteloos zijn indien de andere niet hetzelfde doen. Er moet met andere woorden in communautair verband aan een verbetering van de situatie worden gewerkt. Deze werkzaamheden moeten resulteren in meerjarige gegevensreeksen die volgens geharmoniseerde en niet van jaar tot jaar wisselende procedures zijn verzameld.

- Gekozen methodiek

* voordelen ten opzichte van alternatieve maatregelen (relatieve voordelen):

zie punt 4.1.1

* analyse van gelijkaardige, eventueel op communautair of nationaal niveau ten uitvoer gelegde, maatregelen:

Er bestaat geen gelijkaardige communautaire actie. Er bestaan wel acties die verband houden met de problematiek van het verzamelen van gegevens in bepaalde lidstaten en voor bepaalde onderwerpen. Het kader dat hier wordt voorgesteld is bedoeld om de bestaande acties in een systematische opzet bijeen te brengen en ze te vervolledigen.

* resultaten en verwachte multiplier-effecten:

Aangezien de financiële bijdrage van de Gemeenschap doorgaans slechts een deel van de kosten dekt, kan met de nodige aanvullende financiering een direct multiplier-effect worden gegarandeerd. Bovendien worden vooral de marginale kosten als subsidiabele kosten aangemerkt, terwijl niet-subsidiabele kosten, zoals de afschrijving van onderzoeksschepen, ten laste blijven van de lidstaten en de onderzoeksinstituten. Dankzij de voorgestelde regeling kunnen dus ten behoeve van op initiatief van de Commissie vastgestelde thema's middelen worden ingezet die veel hoger liggen dan de beoogde comunautaire uitgaven.

De invoering van een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen van gegevens heeft bovendien een sterk integrerende werking. Dit is ook gebleken in het geval van de kaderregeling die is ingesteld voor het verzamelen van biologische gegevens binnen het bevoegdheidsgebied van de ICES. Deze kaderregeling wordt door het voorgestelde systeem versterkt, wat ook op andere punten (cf. Middellandse Zee, economie, enz.) vergelijkbare effecten zal opleveren.

- Belangrijkste onzekere factoren die van invloed kunnen zijn op de specifieke resultaten van de actie.

De belangrijkste onzekere factor is dat, zeker in het begin, niet alle lidstaten in staat zullen zijn om een adequate nationale bijdrage tegenover de communautaire bijdrage te stellen.

9.3 Follow-up en evaluatie van de maatregel

- Follow-up

De lidstaten presenteren gedurende de tenuitvoerlegging van het programma, jaarlijks een voortgangsverslag waarin wordt aangegeven in hoeverre de doelstellingen die bij het vaststellen van de communautaire programma's waren geformuleerd, zijn bereikt. Voor de studies en modelprojecten moet een tussentijds verslag en/of een eindverslag worden ingediend.

De Commissie kan alle controles uitvoeren die zij nodig acht om te kunnen toezien op de inachtneming van de voorwaarden en de uitvoering van de taken die bij deze verordening zijn opgelegd aan de lidstaten, die de door de Commissie voor die controles aangewezen vertegenwoordigers hun medewerking moeten verlenen.

- Wijze waarop en frequentie waarmee de evaluatie wordt uitgevoerd

Op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens dient de Commissie om de drie jaar een verslag in bij de Raad, waarin een overzicht is opgenomen van de middelen die de verschillende lidstaten voor het verzamelen en het ter beschikking stellen van de betrokken gegevens hebben ingezet, en waarin wordt nagegaan of de toegepaste methodes doeltreffend en conform de voorschriften zijn en welke resultaten al zijn behaald.

- Efficiëntie-indicatoren :

* Output-indicatoren (welke activiteiten zijn er uitgevoerd-)

* Effect-indicatoren (in hoeverre zijn de beoogde doelstellingen bereikt-):

- De specifieke doelstellingen voor het verzamelen van de basisgegevens worden in een of meer verordeningen ter uitvoering van de verordening van de Raad tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van voor het gemeenschappelijk visserijbeleid essentiële visserijgegevens vastgesteld. De lidstaten moeten aantonen dat zij hebben voldaan aan de verplichtingen tot het inzetten van bepaalde middelen, die in de uitvoeringsverordeningen nauwkeurig worden berekend. Het WTECV beoordeelt de kwaliteit van de resultaten van de gegevensverzameling. Bovendien wordt voor iedere studie een specifieke beoordeling uitgevoerd vanuit het oogpunt van kwaliteit en bruikbaarheid.

10. Administratieve uitgaven (Deel van afdeling iii van de algemene begroting)

Dit gedeelte wordt tegelijkertijd zowel aan DG XIX als aan DG IX toegezonden. DG IX stuurt het met commentaar door aan DG XIX.

De terbeschikkingstelling van de benodigde administratieve middelen geschiedt op grond van het jaarlijkse besluit van de Commissie betreffende de toewijzing van middelen, waarbij rekening zal worden gehouden met het extra personeel en de extra bedragen die de begrotingsautoriteit heeft toegekend.

10.1 Gevolgen voor het aantal posten


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


10.2 Financiële gevolgen in verband met extra personeel

(EUR)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Aangezien de maatregel geen vooraf bepaalde looptijd heeft, betreffen de bedragen de totale kosten per twaalf maanden.


10.3 Verhoging van andere huishoudelijke uitgaven i.v.m. deze maatregel, met name voor de bijeenkomsten van comités en deskundigen

(EUR)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Aangezien de maatregel geen vooraf bepaalde looptijd heeft, betreffen de bedragen de totale kosten per twaalf maanden.