Bijlagen bij COM(2007)337 - Standpunt van de EG in de ACS-EG-Raad van ministers ten aanzien van de herziening van de financieringsvoorwaarden in geval van kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten (ACS EG partnerschapsovereenkomst, bijlage II, hoofdstuk 3)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE

Ontwerp van

BESLUIT VAN DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS

betreffende de herziening van de financieringsvoorwaarden in geval van kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten (ACS -EG-partnerschapsovereenkomst, bijlage II, hoofdstuk 3)

DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS,

Gelet op de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, die op 23 juni 2000 in Cotonou is ondertekend[19] en op 25 juni 2005 in Luxemburg is herzien[20] (hierna de "ACS-EG-partnerschapsovereenkomst" genoemd), en met name op artikel 100,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De partijen bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst erkennen dat instabiliteit van de exportopbrengsten de ontwikkeling van de ACS-staten negatief kan beïnvloeden en hebben daarom een stelsel voor aanvullende steun opgezet om de negatieve effecten van eventuele instabiliteit van de exportopbrengsten, onder meer voor de landbouw en de mijnbouw, te reduceren; zij bevestigen dat het doel van die steun is het veiligstellen van de hervormingen en het beleid op sociaal-economisch gebied, die door de terugval van de opbrengsten gevaar lopen, en het reduceren van de negatieve effecten van instabiliteit van de exportopbrengsten van landbouw- en mijnbouwproducten[21].

(2) Overeenkomstig bijlage II, artikel 11, van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst worden de bepalingen van hoofdstuk 3 van die bijlage betreffende de financiering in geval van kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten uiterlijk na twee jaar en daarna op verzoek van een der partijen herzien.

(3) Het steunstelsel om de negatieve effecten van eventuele instabiliteit van de exportopbrengsten te reduceren, is voor het eerst gewijzigd bij Besluit nr. 2/2004 van de ACS-EG-Raad van Ministers van 30 juni 2004[22].

(4) Bij de ondertekening van de herziening van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst op 25 juni 2005 in Luxemburg hebben de partijen gezamenlijk verklaard dat "de ACS-EG-Raad van Ministers uit hoofde van artikel 100 van de Overeenkomst van Cotonou een onderzoek zal instellen naar de voorstellen van de ACS met betrekking tot bijlage II betreffende kortdurende fluctuaties van de exportopbrengsten"[23].

(5) De werking van het stelsel voor de financiering in geval van kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten moet worden verbeterd en er moet voor worden gezorgd dat de doelstellingen beter verwezenlijkt worden,

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage II, hoofdstuk 3, van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 9, lid 1, wordt vervangen door:

"Criteria

1. Aanvullende financiële middelen worden vrijgemaakt indien er sprake is van:

- een daling van 10% (2% in het geval van de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende of insulaire staten en van landen die zich in een situatie na een conflict of een natuurramp bevinden) van de exportopbrengsten van goederen, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de vier aan het toepassingsjaar voorafgaande jaren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de meest extreme waarde; of

- een daling van 10% (2 % in het geval van de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende of insulaire staten en van landen die zich in een situatie na een conflict of een natuurramp bevinden) van de exportopbrengsten van alle landbouw- en mijnbouwproducten, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de vier aan het toepassingsjaar voorafgaande jaren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de meest extreme waarde voor landen waarvan de exportopbrengsten uit landbouw- of mijnbouwproducten meer dan 40% van de totale exportopbrengsten uit goederen vertegenwoordigen".

2. Artikel 9, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Het recht op aanvullende financiële middelen is van toepassing wanneer de in lid 1 omschreven daling van de exportopbrengsten ten minste 0,7% van het BBP bedraagt. Het recht op aanvullende financiële middelen is beperkt tot drie opeenvolgende jaren."

3. Artikel 9, lid 3, wordt vervangen door:

"3. De aanvullende financiële middelen worden opgenomen in de openbare rekeningen van het betrokken land. Zij worden gebruikt overeenkomstig de programmeringsregels en –methoden, inclusief de specifieke bepalingen van bijlage IV "Procedures voor tenuitvoerlegging en beheer", op basis van vooraf opgestelde overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat in het jaar volgend op het toepassingsjaar. Bij overeenstemming tussen de partijen kunnen de middelen worden gebruikt voor financiering van in de nationale begroting opgenomen programma's. Een deel van de aanvullende financiële middelen kan evenwel worden bestemd voor specifieke sectoren, met name voor de ontwikkeling van commerciële verzekeringsregelingen waardoor de staten zich tegen de fluctuaties van exportopbrengsten wensen te beschermen."

4. Het volgende artikel 9bis wordt toegevoegd aan hoofdstuk 3 van bijlage II:

"Artikel 9bis

1. Het bedrag van de aanvullende financiële middelen is gelijk aan de daling van de exportopbrengsten vermenigvuldigd met het rekenkundig gemiddelde van de verhouding overheidsinkomsten/bruto binnenlands product in de vier aan het toepassingsjaar voorafgaande jaren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de meest extreme waarde en het verhoudingscijfer ten hoogste 25% bedraagt.

2. De door de ACS-staten verstrekte gegevens voor het bepalen van de toekenningscriteriacriteria en de in artikel 9 omschreven aanvullende financiële middelen worden door de Commissie geanalyseerd in de plaatselijke munteenheid, gecorrigeerd met het inflatiecijfer. De Commissie rekent vervolgens het potentiële bedrag van de aanvullende financiële middelen overeenkomstig haar procedures om in euro.

3. Binnen de totale toewijzing voor de nationale indicatieve programma's stelt de Commissie jaarlijks voor alle ACS-staten een toewijzing vast voor steun in geval van kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten. Indien het bedrag van de financiële middelen dat op basis van de in artikel 9 vastgestelde criteria wordt berekend, hoger is dan die toewijzing, worden de nationale toewijzingen verdeeld naar verhouding van het in euro uitgedrukte potentiële bedrag van de aanvullende financiële middelen voor iedere ACS-staat."

5. Artikel 10 wordt vervangen door:

"Het systeem voor de verdeling van aanvullende financiële middelen voorziet in voorschotten om de nadelige gevolgen op te vangen van eventuele vertragingen bij het verkrijgen van de geconsolideerde handelsstatistieken en om ervoor te zorgen dat de betrokken middelen uiterlijk in de begroting van het tweede jaar volgend op het toepassingsjaar kunnen worden opgenomen. Voorschotten zijn voorbehouden voor landen waar de financiële middelen uit hoofde van FLEX via algemene begrotingssteun kunnen worden verstrekt. Zij worden vrijgemaakt op basis van door de regering opgestelde en bij de Commissie ingediende voorlopige exportstatistieken. Voorschotten bedragen ten hoogste 100% van het geschatte bedrag van de aanvullende financiële middelen voor het toepassingsjaar. De aldus vrijgemaakte bedragen worden aangepast aan de hand van de definitieve geconsolideerde exportstatistieken. Deze statistieken worden uiterlijk op 31 december van het tweede jaar volgend op het toepassingsjaar ingediend."

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te

Voor de ACS-EG-Raad van Ministers

De voorzitter

[1] PB L 317 van 15.12.2000.

[2] PB L 287 van 28.10.2005.

[3] Document ACS/85/017/04-herz. 5 van 8 december 2004, op 17 januari 2005 voorgelegd aan DG DEV: voorstellen voor wijzigingen van de Overeenkomst van Cotonou in het kader van FLEX.

[4] VERKLARING II bij de Slotakte van de Overeenkomst die op 25 juni 2005 in Luxemburg is ondertekend – gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 68 van de Overeenkomst van Cotonou: "De ACS-EG-Raad van Ministers zal uit hoofde van artikel 100 van de Overeenkomst van Cotonou een onderzoek instellen naar de voorstellen van de ACS met betrekking tot bijlage II betreffende kortdurende fluctuaties van de exportopbrengsten (FLEX)".

[5] Overeenkomst van Cotonou, bijlage IV, artikel 3, lid 2, onder b).

[6] Overeenkomst van Cotonou, bijlage II, artikel 9, lid 1, onder a).

[7] In het eerste voorbeeld bedragen de gemiddelde exportopbrengsten over de jaren N-4 tot en met N-1 63,6, terwijl de extreme waarde ten opzichte van dat gemiddelde die van het jaar N-2 is. Berekent men het gemiddelde opnieuw over de jaren N-4, N-3 en N-1, dan verkrijgt men een waarde van 54, zodat het land niet in aanmerking komt voor FLEX. In het tweede voorbeeld bedraagt het gemiddelde voor N-4 tot en met N-1 50, en komt de extreme waarde voor in het jaar N-3. Bij berekening van het gemiddelde met uitsluiting van de extreme waarde van 53 komt het land in aanmerking voor FLEX.

[8] Overeenkomst van Cotonou, bijlage II, artikel 9, lid 1, onder b). Het tekort wordt in de richtsnoeren van de Commissie gedefinieerd als het tekort van de centrale overheid (eindsaldo exclusief schenkingen).

[9] Zo bijvoorbeeld zal een land met een geprogrammeerd tekort van 2% van het BBP in aanmerking komen indien de verslechtering van het tekort als gevolg van een daling van de exportopbrengsten wordt geraamd op 0,4 % van het BBP. Daarentegen zou een land met een geprogrammeerd tekort (exclusief schenkingen) van 20% een verslechtering van het BBP met 0,4% moeten vertonen om toegang tot FLEX te hebben. Bijgevolg komen in de praktijk hoofdzakelijk landen met een gering (geraamd) overheidstekort in aanmerking voor FLEX.

[10] De drempel van 0,7% is berekend aan de hand van de volgende hypothese: daling van de exportopbrengsten van 2% en aandeel van de export in het BBP van 35% (wat overeenstemt met het gemiddelde van de ACS-staten over de periode 2000-2005). Deze keuze bevoordeelt de landen waarvan de export een groter aandeel in het BBP heeft en/of de exportopbrengsten het wisselvalligst zijn, zonder de armste landen te benadelen waarvan de fiscale of parafiscale grondslag uitgedrukt als procent van het BBP zeer laag ligt.

[11] Overeenkomst van Cotonou, bijlage II, artikel 9, lid 2.

[12] Overeenkomst van Cotonou, bijlage II, artikel 10.

[13] Overeenkomst van Cotonou, bijlage IV, artikel 3, lid 5.

[14] In het kader van het tiende EOF is besloten 1,8 miljard euro voor de B-middelen voor onverwachte uitgaven te reserveren. Deze reserve moet met name dienen voor de financiering van de behoeften voor humanitaire hulp en spoedhulp (artikelen 72 en 73 van de Overeenkomst van Cotonou, met inbegrip van landen zonder ondertekend strategiedocument die zich in een postcrisissituatie bevinden), bijdragen voor schuldverlichting en FLEX. Aan de hand van een extrapolatie van de maatregelen die uit het negende EOF zijn gefinancierd, worden de jaarlijkse behoeften voor humanitaire hulp en spoedhulp ter aanvulling van de begrotingssteun geraamd op 150 à 200 miljoen euro. Het beschikbare FLEX-saldo is dus onvoldoende om te voorzien in de totale potentiële behoeften, die op circa 200 miljoen euro worden geraamd.

[15] PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

[16] PB L 287 van 28.10.2005, blz. 1.

[17] PB L 297 van 22.9.2004, blz. 18.

[18] Verklaring II, gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 68 van de Overeenkomst van Cotonou, PB L 287 van 28.10.2005, blz. 37.

[19] PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

[20] PB L 287 van 28.10.2005, blz. 1.

[21] ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, artikel 68.

[22] PB L 297 van 22.9.2004, blz. 18.

[23] Verklaring II, gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 68 van de Overeenkomst van Cotonou, PB L 287 van 28.10.2005, blz. 37.