Bijlagen bij COM(2004)380 - Actieplan eEurope 2005: een actualisering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2004)380 - Actieplan eEurope 2005: een actualisering.
document COM(2004)380 NLEN
datum 17 mei 2004
bijlage 1) wordt echter in tabelvorm een overzicht gegeven van alle oorspronkelijke en nieuwe acties met opgave van de gemaakte vooruitgang.

2. Breedband

Breedband is momenteel een van de hoogste prioriteiten in het actieplan eEurope. Alle 15 lidstaten zijn bezig met het opzetten van nationale strategieën en deze worden momenteel geanalyseerd teneinde na de Europese Raad van juni 2004 verdere vooruitgang te stimuleren. Er worden verdere werkzaamheden voorgesteld om dit elan te behouden en tot de nieuwe lidstaten uit te breiden.

Het belang van breedband houdt ongetwijfeld verband met de snelle uitbreiding van de beschikbaarheid en de acceptatie van breedband. In de mededeling betreffende de tussentijdse evaluatie en de mededeling 'Snelle verbindingen voor Europa' werd de aandacht gevestigd op het zeer hoge groeitempo van breedbandverbindingen in Europa, dat in 2003 is verdubbeld. Het probleem van de territoriale dekking komt in de meeste van de nationale breedbandstrategieën aan bod. Er zijn verdere initiatieven op EU-niveau opgezet, met name het groei-initiatief. De achterblijvende vraag is een probleem dat een beter inzicht vereist in de voorwaarden voor een ruimer gebruik van breedband. Dit zal worden onderzocht aan de hand van studies die in 2004 door de Commissie zullen worden opgezet. Het is echter ook belangrijk dat knelpunten voor de ontwikkeling van markten voor on-line-inhoud worden opgeheven, bijvoorbeeld door te werken aan systemen voor digitaal rechtenbeheer (DRM) en door vertrouwen in e-business op te bouwen. (Hierop wordt in punt 4 nader ingegaan.)

2.1. Nationale breedbandstrategieën

Op de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2003 hebben de 15 lidstaten zich ertoe verbonden nationale breedbandstrategieën aan te nemen [7]. De Commissie zal een samenvatting van deze strategieverklaringen aan de Raad Telecommunicatie presenteren. De lopende actie omvat echter slechts 15 lidstaten. Het is noodzakelijk de actie uit te breiden tot de volledige Unie van 25 lidstaten en het elan te behouden door sleutelgebieden voor verdere actie aan te wijzen.

[7] "Snelle verbindingen voor Europa: Nationale breedbandstrategieën", COM(2004) 369.


Actie 1: De nieuwe lidstaten moeten tegen eind 2004 nationale breedbandstrategieën aannemen. De technologische ontwikkelingen, de groei van de breedbandmarkt en de uitwisseling van ervaringen vereisen een actualisering van de nationale breedbandstrategieën. De lidstaten moeten tegen eind 2005 klaar zijn met een omvattende actualisering. De Commissie zal de vooruitgang bij de uitvoering van de nationale strategieën verder volgen en zal de vooruitgang en de ontwikkelingen in de eerste helft van 2006 evalueren als onderdeel van de evaluatie van eEurope 2005.

2.2. Het groei-initiatief en het forum voor de digitale kloof

Een van de hoofddoelstellingen van het actieplan eEurope 2005 is beschikbaarheid en gebruik van breedband op ruime schaal.

De investeringen in elektronische communicatie moeten in de eerste plaats uitgaan van de industrie, maar de overheid kan hierbij een rol spelen, met name in afgelegen, plattelands- of benadeelde gebieden waar de vraag te gering kan zijn om commerciële investeringen aan te trekken. Waar particuliere investeringen in informatie-infrastructuur in minder begunstigde gebieden worden afgeremd door de vrees voor een ontoereikende rendabiliteit, bestaat het risico dat eEurope niet slaagt in het verwezenlijken van zijn doel om een "informatiemaatschappij voor iedereen" tot stand te brengen. Daartoe werden specifieke acties ondernomen, opgezet rond het gebruik van de structuurfondsen van de Unie, om iets te doen aan de achterblijvende vraag in plattelands- en afgelegen regio's en economisch benadeelde stedelijke gebieden. Er werden herziene richtsnoeren gepubliceerd betreffende de criteria en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor de aanwending van structuurfondsen ter ondersteuning van elektronische communicatie, teneinde deze verenigbaar te maken met de voorschriften inzake staatssteun. [8] Het Europese groei-initiatief [9], dat in december 2003 de steun van de Europese Raad heeft gekregen, vestigt de aandacht op de mogelijkheid om gebruik te maken van financiële instrumenten, met inbegrip van de structuurfondsen, om te zorgen voor de ruime beschikbaarheid van breedband, zoals reeds werd voorgesteld in eEurope 2005. [10] Om een extra impuls te geven, werden "snelstartprojecten" op het gebied van de digitale kloof aangekondigd, waarmee de breedbanddekking in gebieden waar deze nog onvoldoende is, door middel van een technologieneutrale aanpak moet worden verbeterd. Overheidssteun kan dienen als aanvulling op commerciële investeringen, maar mag niet in de plaats komen van particuliere initiatieven en evenmin de concurrentie verstoren, en hij moet steeds gebaseerd zijn op een technologieneutrale aanpak.

[8] SEC(2003) 895. http://europa.eu.int/comm/regional_policy/ sources/docoffic/working/doc/telecom_en.pdf.


[9] COM(2003) 690 definitief.


[10] Zie COM(2003) 65 "De weg naar de kenniseconomie", en COM(2003) 690 "Een Europees groei-initiatief".


Zowel in het onlangs goedgekeurde witboek van de Commissie over het ruimtevaartbeleid als in de mededeling "Snelle verbindingen voor Europa [11] werd een forum voor de digitale kloof aangekondigd, dat in juni 2004 zal worden opgezet. Met dit forum zal niet zozeer een nieuwe entiteit worden opgericht, maar zal veeleer worden voorzien in een on-lineforum voor discussie waar materiaal van bestaande comité's en groepen zal worden verzameld onder coördinatie van de adviesgroep eEurope [12], teneinde de belanghebbenden op het gebied van de informatiemaatschappij bijeen te brengen en na te gaan hoe de digitale kloof uit territoriaal oogpunt kan worden overbrugd. De werkzaamheden van het forum zijn gericht op de mogelijkheden om de territoriale dekking van de breedbandinfrastructuur in de EU te vergroten, teneinde tot dusver minder goed bediende regio's te bereiken en aldus bij te dragen tot het dichten van de digitale kloof.

[11] "De ruimtevaart, een nieuwe Europese grens voor een uitbreidende Unie - Een actieplan voor de uitvoering van het Europese ruimtevaartbeleid", COM(2003) 673; en "Snelle verbindingen voor Europa: recente ontwikkelingen in de sector elektronische communicatie," COM(2004) 61.


[12] "Adviesgroep eEurope" is de nieuwe benaming van de in de Modinis-beschikking nr. 2256/2003/EG vermelde "stuurgroep eEuropa".


Het forum zal drie doelstellingen hebben. Ten eerste zal het de belangrijkste factoren analyseren waardoor de digitale kloof op het gebied van breedband wordt bepaald, en praktische suggesties formuleren over de manier waarop de kloof kan worden gedicht. Ten tweede zal het alternatieve technologische opties bestuderen, met bijzondere aandacht voor toegang via verschillende media voor breedbandtransmissie. Ten derde zal het de snelstartprojecten voor breedband in het kader van het Europees groei-initiatief en de uitwisseling van goede praktijken volgen.

Actie 2: In 2004 zal de Commissie het forum voor de digitale kloof oprichten en tegen medio september 2004 zal zij de eerste resultaten presenteren. Over het ontwerp-verslag van het forum zal tegen juli 2004 een breed publiek debat worden geopend, en het zal als basismateriaal dienen voor het verslag van de Commissie over het groei-initiatief in het voorjaar 2005.

2.3. IPv6

In de conclusies van de Europese Raad van Barcelona [13] werd "Netwerkbeveiliging en internetprotocol IPv6" aangewezen als een van de gebieden waaraan de ministers speciale aandacht moesten schenken. Het nieuwe internetprotocol IPv6 is, samen met breedband, een zeer belangrijke faciliterende technologie voor eEurope en de informatiemaatschappij. Het aanbod van breedband zonder de inherente voordelen van IPv6 zou het scala aan innovatieve diensten en toepassingen die een voorwaarde zijn voor een geavanceerde informatiemaatschappij, drastisch beperken. Sommige lidstaten hebben reeds een nationale IPv6-taskforce opgericht om de invoering van de nieuwe versie van het internetprotocol te bevorderen, en hebben een nationaal plan opgesteld waarin overeenstemming met IPv6 voor overheidsopdrachten is opgenomen.

[13] http://register.consilium.eu.int/pdf/en/ 02/st07/07172en2.pdf.


Actie 3: In 2004 zal de Commissie nagaan hoever het staat met de invoering van IPv6 in Europa en tegen het eind van het jaar een verslag voorleggen, zoals vermeld in de in februari 2002 goedgekeurde mededeling over het internet van de volgende generatie [14].

[14] COM(2002) 96 definitief.


3. Op weg naar de invoering van overheidsdiensten on line

Het actieplan eEurope 2005 legt bijzondere nadruk op het belang van het stimuleren van de invoering van 'on-lineoverheidsdiensten' op het gebied van e-overheid, e-gezondheidszorg en e-leren. Daar zijn ten minste drie redenen voor. Ten eerste is het potentieel van ICT's om bij te dragen tot de efficiënte verstrekking van overheidsdiensten enorm, omdat zij een zeer groot deel van de Europese economische activiteit, een groot aantal arbeidsplaatsen en een aanzienlijke koopkracht vertegenwoordigen. In het actieplan eEurope wordt erkend dat overheidsdiensten met hun aanzienlijke gewicht als katalysator kunnen fungeren om vooruitgang op weg naar de kenniseconomie te bewerkstelligen. Ten tweede kan de introductie van ICT's een efficiëntere en effectievere verstrekking van diensten aan de Europese burgers bevorderen. In de recente efficiëntiebeoordeling van de Britse regering werd bijvoorbeeld geraamd dat de kosten van de overheid sterk zouden kunnen worden verminderd door een groter gebruik van ICT's. ICT's kunnen met name de kosteneffectiviteit van de overheid verhogen waardoor beter kan worden gereageerd op de constante druk om meer waar voor het gevraagde geld te bieden of meer te doen met minder. Ten derde staan deze diensten grotendeels onder de directe invloed van beleidsmakers. eEurope geeft immers voor een deel prioriteit aan deze gebieden vanwege de directe impact die beleidsmakers hebben op het tempo van de innovatie op het gebied van diensten.

In de mededeling betreffende de tussentijdse evaluatie van eEurope werd gewezen op de aanzienlijke vooruitgang bij de introductie van on-lineoverheidsdiensten. Er is echter bezorgdheid dat de vraag naar dergelijke on-linediensten achterblijft bij de beschikbaarheid ervan en dat de potentiële efficiëntieverhoging dankzij ICT-toepassingen nog niet op ruime schaal wordt gedemonstreerd. De in dit punt voorgestelde acties moeten het mogelijk maken om te komen tot een grotere efficiëntie en een ruimere acceptatie van on-lineoverheidsdiensten op de belangrijke gebieden e-overheid, e-gezondheidszorg en e-leren.

Er worden op EU-niveau al grote inspanningen geleverd om on-lineoverheidsdiensten te ontwikkelen. Het IST-programma heeft belangrijke onderzoekactiviteiten op elk van de gebieden (e-overheid, e-gezondheidszorg en e-leren). eTEN is het communautaire programma dat tot doel heeft te helpen bij de invoering van op telecommunicatienetwerken gebaseerde diensten (e-diensten) met een Trans-Europese dimensie [15], terwijl de opdracht van het IDA-programma (Interchange of Data between Administrations) erin bestaat de oprichting van pan-Europese telematicanetwerken tussen overheidsdiensten te coördineren. De acties op het gebied van e-overheid worden ondersteund door een gemeenschappelijk beleidskader, de mededeling over e-overheid en de doelstellingen van het actieplan 2005. Dit omvat de werkzaamheden van IDA die bedoeld zijn om interoperabiliteitsmaatregelen te ontwikkelen ten behoeve van sectorale netwerken en die sterk gericht zijn op pan-Europese e-overheidsdiensten voor burgers en ondernemingen. [16] Deze inspanningen zijn reeds in het kader van eEurope geïntegreerd, bijvoorbeeld in het actieplan 2005 werd een doelstelling opgenomen die inhoudt dat tegen eind 2003 een interoperabiliteitskader voor pan-Europese diensten zou worden vastgesteld. In januari 2004 heeft de Commissie dit doel verwezenlijkt door een raadplegingsdocument over een Europees interoperabiliteitskader te publiceren. [17] De bevordering van en de politieke steun voor e-overheid werden versterkt door de ministerconferenties die in 2001 en 2003 hebben plaatsgevonden.

[15] Zie Beschikking nr. 1376/2002/EC van 12 juli 2002 en Beschikking nr. 1336/97/EG van 17 juni 1997 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een geheel van richtsnoeren voor Trans-Europese telecommunicatienetwerken.


[16] Voor het lopende IDA-programma, zie Beschikking nr. 1719/1999/EG betreffende richtsnoeren en Besluit nr. 1720/1999/EG betreffende interoperabiliteit, die op 21 oktober 2002 werden gewijzigd bij respectievelijk Beschikking nr. 2046/2002/EC en Besluit nr. 2045/2002/EG.


[17] http://europa.eu.int/ISPO/ida/export/ files/en/1674.pdf.


Ondanks deze inspanningen kent de toepassing van IST niet de vlotte overgang van proeffase naar ruime toepassing waardoor de zeer aanzienlijke potentiële verbetering van de kwaliteit en de efficiëntie van overheidsdiensten tot stand zou kunnen komen. Uit de antwoorden op de raadpleging voor de tussentijdse evaluatie is met name gebleken dat verdere inspanningen op het gebied van interoperabiliteit en de invoering van pan-Europese diensten moeten worden geleverd.

Wat interoperabiliteit voor e-overheid betreft, hebben de lidstaten diverse aspecten als zeer belangrijk aangemerkt, waarbij als voorbeelden onder meer werden genoemd een gemeenschappelijke identificatie van burgers, e-authenticatie en datavocabulaires. Op het gebied van e-gezondheidszorg is er behoefte aan de totstandbrenging van pan-Europese interoperabiliteit waarbij de burger centraal staat en de continuïteit van de gezondheidszorg en de mobiliteit van de patiënt worden gegarandeerd. Met betrekking tot e-leren wordt aangenomen dat het ontbreken van interoperabiliteit de toepassing van onderzoekresultaten in onderwijsomgevingen afremt, een belemmering vormt voor de totstandbrenging van een bloeiende inhoudmarkt en de gebruikers ervan weerhoudt hun eigen inhoud te creëren en beschikbaar te stellen.

In de mededeling betreffende de tussentijdse evaluatie van eEurope 2005 werd er ook op gewezen dat e-overheidsdiensten zoals e-gezondheidszorg en e-leren nationaal en regionaal gericht zijn en een pan-Europese dimensie moeten ontwikkelen. Ter ondersteuning van dit doel werd onlangs het IDABC-programma (Interoperable Delivery of pan-European e-government services to Public Administration, Business and Citizens, of de interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers) door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurd, hetgeen een grote stap vooruit betekent.

In overeenstemming met de instrumenten voor de uitvoering van het actieplan eEurope (d.w.z. gezamenlijk formuleren van doelstellingen, benchmarking en uitwisseling van goede praktijken) wordt in de hier voorgestelde acties het accent gelegd op de behandeling van interoperabiliteit en pan-Europese diensten, alsmede de uitwisseling van goede praktijken, met name een meer gestructureerde uitwisseling van beste praktijken en de overdraagbaarheid van de getrokken lering op het gebied van e-overheid, een systematische evaluatie van de uit vroegere initiatieven getrokken lering en grotere inspanningen om dergelijke ervaringen uit te wisselen in de vorm van kaders voor goede praktijken.

Sinds eEurope 2005 van start is gegaan, zijn enkele belangrijke acties opgezet voor de verbetering van de interoperabiliteit en de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van elektronische overheidsdiensten. Zo wordt bijvoorbeeld in 2004 op het gebied van e-overheid, naast het interoperabiliteitskader, een kader voor goede praktijken vastgesteld, waarmee gevolg wordt gegeven aan de conclusies van de ministerconferentie over e-overheid in Como in juli 2003 en aan de mededeling over e-overheid. [18] Met betrekking tot e-leren wordt de inspanning van de Gemeenschap ter ondersteuning van de uitwisseling van ervaring en goede praktijken in heel Europa versterkt door het onlangs gestarte eLearning-programma [19].

[18] De rol van de elektronische overheid (eGovernment) voor de toekomst van Europa, COM(2003) 567.


[19] Beschikking nr. 2318/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad tot goedkeuring van het eLearning-programma.


De eerste voorgestelde actie heeft tot doel te komen tot een ruimere invoering op de drie gebieden e-overheid, e-gezondheidszorg en e-leren (en eventueel nog ruimer zodat bijvoorbeeld ook het thema e-insluiting wordt meegenomen). Het is met name de bedoeling de weg te bereiden voor een effectievere ontwikkeling van Trans-Europese on-linediensten door een proces op gang te brengen om prioritaire gebieden voor actie aan te wijzen en in het bijzonder de resultaten te verwerken in overwegingen over hoe een vervolg kan worden gegeven aan het lopende eTEN-programma.

Actie 4: Opstelling tegen eind 2005 van een gedetailleerde lijst van prioriteiten voor een ruime invoering van ICT-oplossingen voor de levering van overheidsdiensten in Europa. De actie zal in twee fasen verlopen. De eerste fase zal erin bestaan in 2004 een prioritering van actiegebieden op te zetten waarop voltooide onderzoek- en ontwikkelingsprojecten en andere gevorderde werkzaamheden kunnen dienen ter ondersteuning van innovaties op het gebied van overheidsdiensten in Europa. Tijdens de tweede fase, die in 2005 zal plaatsvinden, zullen de prioriteiten en de uitvoeringsvoorstellen meer in detail worden bestudeerd via werkgroepen van belanghebbenden. Een van de doelstellingen van de actie zal zijn basismateriaal te leveren voor het werkprogramma van een vervolgprogramma voor het eTEN-programma. De nadruk zou liggen op de vaststelling van een verklaring ten gunste van gemeenschappelijke platforms en/of normen voor de invoering van e-diensten op vrijwillige en multilaterale basis.

Ondanks de gemeenschappelijke uitdagingen van het tot stand brengen van interoperabiliteit en het overdragen van ervaring van de ene plaats naar de andere, wordt elk van de hoofdgebieden van overheidsdiensten echter met andere problemen geconfronteerd. Daarom wordt een reeks meer gerichte acties voorgesteld om in elke branche van overheidsdiensten die in eEurope aan bod komt, deze problematiek aan te pakken.

3.1. E-overheid

In 2004 werd een kader voor goede praktijken voor e-overheid opgezet. Met dit initiatief wordt uitvoering gegeven aan de mededeling betreffende e-overheid en de conclusies van de Raad Telecommunicatie van november 2003; in beide documenten werden continuïteit en een omvattende aanpak aangemerkt als sleutelfactoren voor de uitwisseling van goede praktijken. Voor de ontwikkeling van goede praktijken op het gebied van e-overheid is continue en effectieve samenwerking vereist tussen de verschillende overheidsinstanties in de lidstaten, de Europese instellingen en de particuliere sector.

Actie 5: Het kader voor goede praktijken voor e-overheid volledig operationeel maken tegen medio 2005, door:

* de uitwisseling van goede praktijken en het leren van ervaringen op lokaal, regionaal, nationaal, Europees en internationaal niveau te vergemakkelijken;

* te zorgen voor continuïteit bij de uitwisseling van goede praktijken;

* kritieke problemen aan te pakken die de overdracht van goede ervaringen belemmeren, zoals de juridische aspecten van het hergebruik van succesvolle ontwikkelingen, de eigendom van de systemen en de relatie ervan met de te volgen aanbestedingsprocedures, en de procedures voor deelneming aan samenwerkingsverbanden tussen openbare en particuliere sector. [20]

[20] De Commissie werkt momenteel aan een groenboek over samenwerkingsverbanden tussen openbare en particuliere sector in de Europese Unie.


3.2. E-gezondheidszorg

De Commissie heeft onlangs een actieplan op het gebied van e-gezondheidszorg goedgekeurd en een van de hoofddoelstellingen is de uitwisseling van beste praktijken en het meten van de gemaakte vooruitgang te bevorderen. [21] De lidstaten hebben erop gewezen dat normen moeten worden ontwikkeld die de interoperabiliteit van verschillende systemen en diensten mogelijk maken, en dat moet worden onderzocht welke rol open-sourcetoepassingen kunnen spelen om dit doel te bereiken. Veel landen zijn overgegaan tot de erkenning van e-gezondheidszorgsystemen, die als model gaan fungeren voor andere regio's, bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk en België. Een ander voorbeeld van conformiteitstests en erkenning zijn de richtsnoeren voor interoperabiliteit van "IHE in Europe" (Integrating the Healthcare Enterprise in Europe). Er zij op gewezen dat de ontwikkeling van een ICT-infrastructuur voor het verzamelen van gegevens over de mobiliteit van patiënten en zorgwerkers en de verbinding van referentiecentra zou bijdragen tot de follow-up van de aan de gang zijnde denkprocessen over de mobiliteit van patiënten.

[21] 'e-Gezondheidszorg - een betere gezondheidszorg voor de burgers van Europa: Een actieplan voor een Europese Ruimte voor e-gezondheidszorg', COM(2004) 356.


Actie 6: Het opmaken van een inventaris van beste praktijken inzake interoperabiliteit op het gebied van e-gezondheidszorg tegen eind 2005. Daarbij wordt voortgebouwd op de toezegging dat tegen eind 2005 elke lidstaat een nationaal of regionaal draaiboek voor e-gezondheidszorg zal ontwikkelen, waarbij de nadruk ligt op de realisatie van systemen, het formuleren van doelstellingen voor de interoperabiliteit en het gebruik van elektronische medische dossiers, en thema's zoals de vergoeding van diensten van e-gezondheidszorg. Deze actie zal als basis dienen om tot overeenstemming te komen over attributen en normen naast bestaande normen waardoor producten en diensten van goede kwaliteit worden gedefinieerd.

3.3. E-leren

In het tussentijdse verslag 'Onderwijs en opleiding 2010', dat onlangs door de Raad werd goedgekeurd, wordt bevestigd dat het tempo van de hervormingen in onderwijs en opleiding in Europa moet worden versneld willen wij de in Lissabon geformuleerde doelstellingen bereiken. [22] Er wordt met name gewezen op de noodzaak om de samenwerking in Europa te versterken en de organisatie van onderwijs- en opleidingssystemen rond kwaliteit, toegang en openheid naar de buitenwereld aan te moedigen. Daartoe moet onderzoek hand in hand met onderwijs en opleiding werken en moeten nieuwe diensten worden ontwikkeld op basis van een gezonde pedagogie en een aanpak waarin de lerende centraal staat. In de meeste gevallen vereist de integratie van ICT's in levenslang leren fundamentele veranderingen in de wijze waarop leren wordt ondersteund, waarbij organisatorische veranderingen binnen de instellingen nodig zijn. Dit is alleen op duurzame wijze te realiseren via samenwerkingsverbanden tussen de verschillende belanghebbenden zoals leraren, opleiders, onderwijsinstanties, ministeries van onderwijs en arbeid, lerenden, werkgevers, vakbonden en actoren in de particuliere sector.

[22] http://europa.eu.int/comm/education/ policies/2010/et_2010_en.html.


Actie 7: Het opstellen, tegen eind 2005 van een draaiboek van activiteiten ter stimulering van nauwere samenwerking tussen de belanghebbenden uit onderwijs, opleiding, onderzoek, industrie en overheid teneinde de invoering van diensten voor levenslang leren op basis van e-leren te bevorderen. Bij deze actie zullen activiteiten worden opgezet om de samenwerking tussen de verschillende groepen belanghebbenden aan te moedigen, en zullen doelstellingen worden geformuleerd om de verwezenlijking van levenslang e-leren te bevorderen. Er wordt voorgesteld deze activiteit van start te laten gaan via een grote conferentie in het eerste semester van 2005.

4. Creëren van een veilig en dynamisch kader voor e-business

eEurope probeert een gunstige omgeving voor e-business te creëren, waarbij de nadruk vooral ligt op interoperabiliteit en normalisatie, de verwijdering van juridische belemmeringen voor het gebruik van e-business, en het vergemakkelijken van de invoering van e-business door kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's). Deze initiatieven worden verder versterkt, waarbij wordt voortgebouwd op de tot dusver geboekte vooruitgang. Maar met de opkomst van nieuwe diensten en toepassingen wordt het wegnemen van een gebrek aan vertrouwen in het gebruik van on-linediensten steeds meer beschouwd als een voorwaarde voor innovatie in e-business en de volledige realisatie van e-diensten. Daarom wordt steeds meer prioriteit gegeven aan met e-business verband houdende beveiligingsproblemen; een recent voorbeeld zijn de aanbevelingen in de mededeling inzake ongevraagde commerciële communicatie. [23]

[23] Mededeling inzake ongevraagde commerciële communicatie of "spam", COM(2004) 28.


Zo ook hebben de voorstellen van de Commissie voor een kaderrichtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken [24] en een verordening betreffende samenwerking op het gebied van handhaving [25] onder meer tot doel het vertrouwen van de consumenten in de markt te vergroten en te zorgen voor transparantere en efficiëntere grensoverschrijdende handhaving van de voorschriften inzake consumentenbescherming.

[24] COM(2003) 356 definitief.


[25] COM(2003) 443 definitief.


Behalve deze activiteiten en overeenkomstig de conclusies van de tussentijdse evaluatie van eEurope worden drie nieuwe acties voorgesteld die de omgeving voor e-business moeten verbeteren. Met de eerste actie wordt gestreefd naar de volledige tenuitvoerlegging van maatregelen in de richtlijn betreffende e-handtekeningen. De tweede actie heeft tot doel het vertrouwen van de consumenten in e-business te vergroten door de implementatie van veilige en effectieve systemen voor mobiel betalen. De derde actie betreft het digitale rechtenbeheer, dat is aangewezen als een van de cruciale voorwaarden voor het ontstaan van levendige markten voor on-line-inhoud.

De overige in dit punt voorgestelde acties vallen onder de categorie bewustmaking en uitwisseling van goede praktijken. In verband met de brede toepassing van e-business gelden dezelfde uitdagingen als voor on-lineoverheidsdiensten, tekortkomingen op het gebied van interoperabiliteit, het gebrek aan gemeenschappelijke normen en de behoefte aan de effectievere uitwisseling van ervaringen. Er worden op dit gebied maar langzaam vorderingen gemaakt vanwege het grote aantal actoren dat erbij betrokken is en vanwege de complexiteit van de op te lossen problemen. De Commissie stelt voor deze vorderingen te ondersteunen door te voorzien in platforms waar de belangrijkste actoren elkaar kunnen ontmoeten en tot overeenstemming kunnen komen over de te bereiken doelstellingen en mijlpalen om vorderingen te maken.

4.1. E-handtekeningen

Alle lidstaten hebben nu de algemene beginselen van de richtlijn betreffende e-handtekeningen in praktijk gebracht. Er blijven echter nog enkele problemen op te lossen wat de juridische en marktaspecten van de toepassing van de richtlijn betreft. Ten eerste is er momenteel geen marktvraag naar gekwalificeerde certificaten en aanverwante diensten. Ten tweede dringt de richtlijn aan op een grotere interoperabiliteit van e-handtekeningen als noodzakelijke voorwaarde om te komen tot het wijdverbreide gebruik van elektronische handtekeningen en aanverwante diensten.

Actie 8: De Commissie zal een verslag voorleggen waarin de werking en de effecten van de richtlijn betreffende e-handtekeningen worden geanalyseerd met het doel e-handtekeningen verder te bevorderen. De bevorderingsactiviteiten zullen niet alleen gericht zijn op e-handtekeningen die op gekwalificeerde certificaten gebaseerd zijn, maar er zal ook rekening worden gehouden met andere toepassingen en nieuwe technologische ontwikkelingen zoals mobiele communicatietechnologieën.

4.2. E-betalingen: een blauwdruk voor mobiele betalingen (m-betalingen)

Vertrouwen in on line bestellen en betalen is van essentieel belang om e-business en mobiele handel te stimuleren [26] (m-handel). Zoals in de tussentijdse evaluatie wordt opgemerkt, zijn bijzondere inspanningen nodig om effectieve procedures voor microbetalingen vast te stellen en beleidsvraagstukken betreffende m-betalingen aan te pakken.

[26] Met mobiele handel en betalingen worden handel en betalingen via mobiele communicatienetwerken bedoeld.


Deze actie is gericht op betalingsdiensten voor mobiele telefoons en mobiele communicatievoorzieningen. Mobiele betalingen bieden het potentieel om een belangrijk segment van de betalingsmarkt in de detailhandel te worden en dragen aldus bij tot de efficiëntie van de Europese eengemaakte betalingsruimte. Zij vormen ook een voorwaarde voor de ontwikkeling van een succesvolle markt voor geavanceerde mobiele diensten in de Europese Unie.

Toch heeft, ondanks de hooggespannen verwachtingen, nog geen enkel mobiel betalingssysteem een significante marktacceptatie verworven. In deze context wordt het voor elk individueel initiatief steeds moeilijker om een kritische massa te bereiken en op lange termijn levensvatbaar te blijven. Dit leidt tot fragmentatie en vertraagt de opkomst van m-handel (een belangrijk subsegment van e-business).

Actie 9: Een blauwdruk over mobiele betalingen zal tegen eind 2005 de steun hebben van de voornaamste belanghebbenden. Het doel van de blauwdruk is prioriteiten te bepalen en een pragmatisch draaiboek voor interoperabele mobiele betalingen op te stellen, waarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met bestaande initiatieven, met name de normalisatiewerkzaamheden die door de Europese normalisatie-instellingen op dat gebied worden uitgevoerd. Om het gewenste effect te sorteren, moet de blauwdruk de steun krijgen van een kritische massa aan marktdeelnemers uit zowel de financiële als de telecommunicatiesector. Bovendien moet het kunnen rekenen op de steun van de relevante overheidsinstanties.

4.3. Digitaal rechtenbeheer

Een van de grote voordelen van breedband is dat deze techniek de eindgebruiker een naadloos web van audio-, video- en datadiensten kan bieden. De toekomst van inhouddistributie via breedbandnetwerken en mobiele toepassingen hangt echter grotendeels af van de voorwaarden waaronder deze rijke media-inhoud kan worden gecreëerd en aan de eindgebruikers geleverd en verkocht.

De opkomst van breedbandnetwerken en hun vermogen om grote hoeveelheden multimedia-inhoud tegen hoge snelheden over te brengen, accentueren hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat digitale inhoud onder geschikte voorwaarden beschikbaar wordt gesteld, waarbij de belangen van alle belanghebbenden worden behartigd. In deze context kunnen technologieën voor digitaal rechtenbeheer (DRM) de nodige stimulansen voor verdere ontwikkeling geven, met name een veilige omgeving voor het garanderen van de vergoeding van rechthebbenden, betaling voor e-inhoud alsmede het verhinderen van illegaal kopiëren. Daardoor zouden inhoudproducenten worden aangemoedigd hun inhoud beschikbaar te stellen, hetgeen de gebruikers ertoe zou aanzetten breedband te gaan gebruiken.

De beschikbaarheid van DRM-systemen en -diensten is een essentieel element van de distributie van e-inhoud. Momenteel zijn technologische beschermingsmaatregelen en DRM-systemen beschikbaar en er worden op de markt met wisselend succes businessmodellen uitgetest, met name voor de distributie van on-linemuziek of -films. In het rechtskader voor technologische beschermingsmaatregelen en DRM's wordt voorzien door de auteursrechtrichtlijn (2001/29/EG).

De situatie is echter ver van tevredenstellend. De marktontwikkelingen worden afgeremd door een gebrek aan consensus tussen de belanghebbenden over de implementatie van DRM met betrekking tot factoren zoals interoperabiliteit en normalisatie, bezorgdheid van de consumenten in verband met privacy, het evenwicht tussen de vergoeding voor privé-gebruik en de toepassing van technologische beschermingsmaatregelen of DRM's, het effect van het gebruik van DRM's op beperkingen op het auteursrecht, en de doeltreffendheid van DRM's bij de controle op piraterij.

Met het doel de vlotte invoering van DRM-systemen te vergemakkelijken, kunnen via een dialoog met een reeks belanghebbenden die de waardeketen vertegenwoordigen, oriëntaties voor verdere vooruitgang worden geformuleerd. In samenwerking met de relevante diensten van de Commissie werd een Groep op hoog niveau inzake digitaal rechtenbeheer opgericht.

Actie 10: In 2004 zal de Groep op hoog niveau inzake digitaal rechtenbeheer een overzicht van de technologische, economische en juridische uitdagingen voor DRM geven en strategische aanbevelingen formuleren voor hoe van dialoog tot actie kan worden overgegaan.

4.4. Naar een bredere toepassing van e-business

In het actieplan eEurope 2005 was als doelstelling bepaald dat de particuliere sector tegen eind 2003 interoperabele oplossingen zou ontwikkelen voor elektronische transacties, beveiliging, handtekeningen, aankopen en betalingen. Ondanks aanzienlijke inspanningen werd dit doel niet bereikt. [27] Bovendien wordt in de mededeling betreffende de tussentijdse evaluatie opgemerkt dat ontoereikende interoperabiliteit een grote hinderpaal blijft voor de invoering van nieuwe businessmodellen die de productiviteit en het concurrentievermogen kunnen verbeteren. Daartoe zijn verdere stimuleringsacties gepland. Het eEurope-actieplan voor normalisatie steunt met name het creëren van een dynamische omgeving voor e-business, waarbij zal worden voortgebouwd op de inbreng van het geïntegreerde project onder het 6e kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en een Centrum voor de interoperabiliteit van ondernemingen. Voorts is in 2004 een conferentie over interoperabiliteit gepland.

[27] Zie bijvoorbeeld het in juli 2003 gepubliceerde verslag van de CEN-ISSS-doelgroep normen voor e-business, http://www.cenorm.be/cenorm/ businessdomains/businessdomains/informationsociety standardizationsystem/ebusiness+and+ecommerce/ebusiness+focus+group/reportfinal.pdf.


Actie 11: De geschikte voorwaarden scheppen om een Centrum voor de interoperabiliteit van ondernemingen tegen eind 2005 operationeel te maken. De ontoereikende interoperabiliteit van zakelijke toepassingen blijft een belemmering voor de invoering van nieuwe vormen van samenwerking waarbij bedrijfsprocessen, hulpbronnen, vaardigheden en, uiteindelijk, kennis worden uitgewisseld. Heel vaak is het, in plaats van het ontbreken van normen, de veelheid van normen die interoperabiliteit in de weg staat. In deze context is onder de IST-prioriteit van het 6e kaderprogramma een nieuw geïntegreerd project opgezet teneinde bij te dragen tot de ondersteuning van de interoperabiliteit van ondernemingen. De resultaten zullen worden verspreid via een 'Centrum voor de interoperabiliteit van ondernemingen', dat operationeel zal worden nadat het businessplan van het centrum tegen april 2005 door de diensten van de Commissie zal zijn goedgekeurd. Alle belanghebbenden, inclusief de particuliere sector en de lidstaten, zullen worden verzocht een actieve rol te spelen bij de werkzaamheden van dit nieuwe centrum teneinde een gemeenschappelijk platform voor discussie over interoperabiliteitskwesties te bevorderen.

Er wordt ook voorgesteld om de banden tussen beleid en initiatieven inzake e-business, innovatie en ondernemerschap te versterken door voort te bouwen op bestaande en succesvolle forums zoals het Europese netwerk voor ondersteuning op het gebied van e-business (eBSN). Terzelfder tijd wordt aan kmo's gespecialiseerd advies aangeboden voor het definiëren van strategieën inzake e-business met het doel het gebruik van ICT's te optimaliseren, bedrijfsprocessen aan te passen en de nodige organisatorische veranderingen aan te brengen. Door deze aspecten aan elkaar te koppelen, ontstaan betere mogelijkheden voor de ondersteuning van een effectievere uitwisseling van beste praktijken en een bredere erkenning van hoe ICT's de bedrijfsprestaties van kmo's kunnen verbeteren.

Actie 12: De samenstelling, tegen eind 2005, van een databank van in kmo's toegepaste beste praktijken met betrekking tot e-business. Een eerste stap in dit proces zal bestaan in het organiseren van een conferentie over 'e-business, innovatie en ondernemerschap' teneinde het effect van beleidsmaatregelen op regionaal, nationaal of Europees niveau op e-business te beoordelen. Bovendien zullen in de databank casestudies worden opgenomen betreffende kmo's die zich hebben onderscheiden met beste praktijken op het gebied van de toepassing van e-business of de invoering van innovatieve methoden van bedrijfsvoering of het ontwerp van innovatieve producten. Deze verzameling van beste kmo-praktijken zal worden verspreid via bestaande kanalen zoals het Europese netwerk voor ondersteuning op het gebied van e-business. Bovendien zal in 2004 worden onderzocht wat het potentieel is voor de oprichting van een netwerk van ICT-centres of excellence waarbij gebruik wordt gemaakt van de expertise en de hulpbronnen van kmo's, technologieontwikkelaars en universitaire en onderzoekorganisaties met het doel succesfactoren voor de efficiënte verspreiding en toepassing van ICT's en e-business in Europese kmo's aan te wijzen. Waar dit wenselijk is, zullen links met forums zoals eBSN worden ontwikkeld.

5. Actie betreffende e-insluiting

De nieuwe technologie heeft, dankzij de aantrekkelijke nieuwe middelen die zij biedt, het vermogen om de insluiting te versterken. ICT's zullen de ontwikkeling vergemakkelijken van mainstreamproducten en -diensten die steeds toegankelijker worden, zoals ondersteunende technologieën die naadloos worden verbonden met een breed scala aan andere voorzieningen. Via het web gedistribueerde diensten kunnen het ook gemakkelijk maken om op elk ogenblik en overal toegang te krijgen tot specifieke diensten, waardoor de toegankelijkheid voor mensen met een verminderde mobiliteit wordt verbeterd.

De Europese inspanningen op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling bepalen mede de stand van de techniek. Het zesde kaderprogramma voor onderzoek heeft, binnen het programmaonderdeel betreffende de informatiemaatschappij, een specifiek gebied dat op e-insluiting is gericht. Doel ervan is e-insluiting te bevorderen als centrale bouwsteen van de informatiemaatschappij. Het is erop gericht technische oplossingen te gebruiken om ons beeld van een maatschappij gebaseerd op gelijke toegang en deelneming voor iedereen in Europa te realiseren. Het kan nodig zijn dat overheidsinstanties hierbij een actieve rol spelen door ervoor te zorgen dat de mogelijkheden die worden geboden door deze op inclusieve wijze geëxploiteerde technologieën, geen nieuwe barrières opwerpen.

Uit de raadpleging over de tussentijdse evaluatie is gebleken dat er bezorgdheid bestaat over problemen in verband met e-insluiting en de digitale kloof en er was overeenstemming over de noodzaak van verdere actie, met name in het licht van de uitbreiding en het groeiende sociaal-economische effect van ICT's. Er werd verzocht om twee soorten acties. Ten eerste bleek behoefte te bestaan aan betere en meer omvattende gegevens en analyses om te beoordelen hoe groot de regionale en sociale ongelijkheden zijn wat de verspreiding van ICT's betreft, en wat de oorzaken zijn van de geringe gebruikersacceptatie in bepaalde groepen, zoals vrouwen. Ten tweede moeten specifieke praktische acties worden versterkt en nieuw ontwikkeld om werk te maken van e-insluiting, bijvoorbeeld:

* richtsnoeren betreffende multiplatformbenaderingen om de toegang tot e-diensten te verbeteren en het gebruik ervan uit te breiden, bv. via digitale tv, mobiele platforms of draadloze netwerken;

* doelstellingen betreffende de toepassing van Europese normen inzake e-toegankelijkheid en bruikbaarheid (bv. overheidsopdrachten, de richtsnoeren van het Web Accessibility Initiative (WAI), Design for All en etikettering) en verder onderzoek op dit gebied;

* verdere ontwikkeling van openbare internettoegangspunten;

* bewustmaking en digitale alfabetisering op een gendergevoelige wijze, met name in groepen die het gevaar lopen te worden uitgesloten of die specifieke behoeften hebben (zoals gehandicapten en ouderen, mensen met een laag onderwijsniveau en inkomen, immigranten, enz.), alsmede aanbod van geschikte inhoud en diensten.

Actie 13: Tegen medio 2005 moeten de prioriteiten voor e-insluiting opnieuw worden bekeken op basis van een grondige analyse van de achtergrond van e-insluiting, waarbij een reeks specifieke en realiseerbare doelstellingen wordt geformuleerd. Deze reflectie zal tot steun dienen voor andere voor e-insluiting relevante initiatieven op EU-niveau, met name op het gebied van sociale insluiting, werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, of onderzoek en ontwikkeling. Er moeten meer coherente, strategische en geïntegreerde benaderingen worden ontwikkeld, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de beleidsmaatregelen met betrekking tot e-insluiting en e-toegankelijkheid een versterking vormen van en worden versterkt door andere beleidsmaatregelen ter bevordering van sociale insluiting, in het bijzonder in de context van de ontwikkeling van nationale actieplannen ter bevordering van sociale insluiting. Uiteindelijk zal, door de toenemende verspreiding van ICT's, een betere e-insluiting bijdragen tot de verwezenlijking van de in de strategie van Lissabon geformuleerde doelstellingen inzake cohesie en groei. De voorbereidende stappen zullen in 2004 worden gedaan. De Commissie zal de situatie analyseren en zorgen voor beleidssturing, met name via de adviesgroep eEurope en de Groep op hoog niveau werkgelegenheids- en sociale dimensie van de informatiemaatschappij [28].

[28] http://europa.eu.int/comm/ employment_social/knowledge_society/esdis_en.htm.


6. Benchmarking eEurope

Een van de hoofddoelstellingen van deze actualisering is de tenuitvoerlegging van eEurope te verbeteren. Benchmarking is van centrale betekenis voor de uitvoering van het actieplan en is van fundamenteel belang voor de door eEurope gebruikte open coördinatiemethode. Door een verbetering van de beschikbaarheid en de relevantie van de benchmarkingindicatoren moet de toegevoegde waarde van het actieplan worden vergroot.

Het wordt erkend dat de herziening van eEurope voor de lidstaten en de ondernemingen geen nieuwe lasten mag meebrengen wat statistieken betreft. Uit de tussentijdse evaluatie is echter duidelijk gebleken dat moet worden nagegaan in hoever de onder eEurope bevorderde acties voordelen opleveren. Daartoe moet extra nadruk worden gelegd op het analyseren van het effect. Bovendien is het van vitaal belang dat de op het gebied van meting geleverde inspanningen een grotere zichtbaarheid krijgen. Bijgevolg zal er met het herziene actieplan naar worden gestreefd benchmarking voor het voetlicht te brengen door speciaal aandacht te besteden aan drie punten:

Ten eerste moet de meting van indicatoren zichtbaarder en gemakkelijker in het gebruik worden. Tot nu toe werden de gegevens beschikbaar gesteld op de eEurope-website en jaarlijks geanalyseerd in een benchmarkingverslag van de Commissie. Teneinde de zichtbaarheid en het effect van het actieplan eEurope te vergroten, zal de Commissie in de verspreidingsdatabank van Eurostat een nieuw domein betreffende benchmarkingindicatoren voor eEurope creëren, dat op internet kosteloos toegankelijk zal zijn, en haar on-linepresentatie van eEurope aan een grondig onderzoek onderwerpen teneinde ruimere gegevensbronnen te combineren met analytische achtergrondinformatie.

Ten tweede moet het effect grondiger worden geanalyseerd. De gedetailleerde analyse van benchmarkinggegevens zal verder voorafgaand aan de Europese Raad worden gepresenteerd, maar deze gegevens moeten worden aangevuld met analyses van het effect van in het kader van eEurope genomen maatregelen, vooral in de context van de bijdrage van het actieplan tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon. Een eenvoudig voorbeeld is het verstrekken van vergelijkbare gegevens voor derde landen. Een ander voorbeeld is het besteden van aandacht aan de resultaten van eEurope-acties in termen van de geleverde bijdragen tot groei, werkgelegenheidsschepping, efficiëntie van dienstverlening, cohesie en duurzaamheid.

Ten derde moet de beleidsrelevantie van benchmarking worden vergroot door een beter evenwicht tot stand te brengen tussen de tijdigheid en de robuustheid van de gegevens. In de resolutie van de Raad over eEurope werd erop gewezen dat de meeste benchmarkingindicatoren moeten worden verkregen uit enquêtes die door de nationale statistiekbureaus worden gehouden en door Eurostat worden gecoördineerd. Dit biedt het voordeel dat statistieken van hoge kwaliteit worden geproduceerd. Het was niet mogelijk om voorafgaand aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2004 voor alle 15 lidstaten gegevens over het eerste kwartaal 2003 te verstrekken, maar met een nieuwe verordening betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij zal tijdig worden voorzien in jaarlijkse actualiseringen voor de meeste benchmarkingindicatoren binnen de EU 25. Er moet worden nagegaan hoe de nationale enquêtes kunnen worden aangevuld met een flexibel reagerend systeem om de beleidsmakers actueel advies te verstrekken.

Actie 14: De implementatie van 'eEurope Online' - een geïntegreerd webplatform voor eEurope, ondersteund door een flexibel reagerend mechanisme voor het verzamelen en rapporteren van gegevens. De actie bestaat uit de volgende twee delen:

* geïntegreerde, op het web gebaseerde informatiedienst over eEurope: de eerste fase zal tegen eind 2004 een geherformateerde website opleveren waarop alle benchmarkinggegevens en links naar andere relevante bronnen zoals de Eurostat-databank NewCronos worden weergegeven. De tweede fase, die medio 2005 moet worden voltooid, zal dienen om analyses van officiële statistieken te maken;

* een flexibel reagerend mechanisme voor het verzamelen en rapporteren van gegevens: het Modinis-programma zal worden gebruikt om de enquêtes van de nationale statistiekbureaus aan te vullen door middel van gerichte gegevensverzamelingsacties voor gebieden waarvoor geen officiële statistieken beschikbaar zijn. De Commissie zal in de loop van 2004 voorstellen doen na overleg met de lidstaten.

7. De bijdrage van ICT's tot de strategie van Lissabon

Het eEurope-initiatief werd opgezet ter ondersteuning van de strategie van Lissabon. Wanneer het lopende actieplan eEurope in 2005 zijn laatste jaar ingaat, zal de strategie van Lissabon zelf aan een tussentijdse evaluatie worden onderworpen. Daarom is het wenselijk nu een gedetailleerde analyse te maken van de rol van ICT's bij het verwezenlijken van de doelstellingen van Lissabon. Er zijn steeds sterkere aanwijzingen dat ICT's van essentieel belang zijn voor het verhogen van de productiviteit en het verbeteren van de insluiting, en daaruit blijkt zeer duidelijk de relevantie van acties ter stimulering van ICT's zoals eEurope. Het is echter tijd dat wordt nagedacht over de vraag of de specifieke instrumenten en doelstellingen die voor eEurope zijn gekozen, de juiste zijn dan wel of een groter effect zou kunnen worden verkregen met een nieuw stel beleidsinstrumenten. Tegelijkertijd heeft eEurope gedurende de gehele looptijd de nadruk gelegd op connectiviteit, de bereidheid om ICT's toe te passen en, meer recentelijk, de levering van diensten. In de mededeling betreffende de tussentijdse evaluatie werd erop gewezen dat de aandacht nu meer moet uitgaan naar het aanbieden van oplossingen. Dit houdt in dat het accent moet worden verschoven van aanbod naar vraag en van het meten van de toepassing van ICT's naar het beoordelen van het effect.

Bovendien is de strategie van Lissabon gebaseerd op het beginsel van een reeks beleidsdoelstellingen die op economisch, sociaal en milieugebied een evenwichtig geheel vormen. ICT's hebben op elk van deze gebieden een belangrijke rol te spelen. Het moment is dus gekomen om na te gaan of het werkterrein van een vervolgactieplan voor eEurope moet worden aangepast om een grotere inzet voor duurzaamheid op sociaal en milieugebied mogelijk te maken, in zoverre groei ook van centrale betekenis is voor de verwezenlijking van de overige doelstellingen van Lissabon. Er zal worden gezorgd voor een nauwe afstemming op de nieuwe financiële vooruitzichten, waarbij het vervolgactieplan voor eEurope onder meer zal voortbouwen op het nauwere verband tussen de beleidsmaatregelen op het gebied van toepassing, onderzoek en regelgeving die in de financiële vooruitzichten worden bepleit.

Het zal ook nodig zijn het effect van eEurope op internationaal vlak te beoordelen. Talrijke partnerlanden hebben belangstelling getoond voor de EU-aanpak. Diverse landen hebben het eEurope-initiatief als referentie genomen voor de ontwikkeling van hun eigen acties. Er zijn tussen de Unie en haar partners dialogen over beleids- en regelgevingskwesties tot stand gebracht, die een natuurlijke voortzetting krijgen in de uitvoering van samenwerkingsprogramma's. [29] Dit is het geval met partnerlanden in Azië [30], Latijns-Amerika [31] en het Middellandse-Zeegebied [32]. Bovendien stemmen de sleutelgebieden en -thema's van eEurope 2005 goed overeen met die welke voor het dichterbij brengen van de wereldwijde informatiemaatschappij zijn aangewezen, met name in het kader van de VN-Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS), die in december 2003 in Genève zijn eerste bijeenkomst heeft gehouden.

[29] De EU-toetredingslanden hebben bijvoorbeeld een actieplan eEurope+ goedgekeurd dat door eEurope is geïnspireerd, en de Noord-Europese landen hebben een vergelijkbare strategie ontwikkeld. Ook Zuidoost-Azië en opkomende economieën zoals Brazilië, Mexico en Marokko hebben "e-strategieën" vastgesteld.


[30] ASIA IT&C werkt sinds 1999 samen met Aziatische ontwikkelingslanden en steunt projecten op gebieden zoals landbouw, onderwijs, gezondheidszorg, vervoer, toerisme en elektronische handel.


[31] "@LIS" (Alliance for the Information Society), dat in 2002 in Sevilla van start is gegaan.


[32] "New Approach for Telecommunications Policies" (NATP) en een programma voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij (EUMEDIS).


Actie 15: De Commissie zal, voorafgaand aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2005, een strategische analyse van eEurope voorleggen in de context van het syntheseverslag en de oriëntaties over de door ICT's geboden ondersteuning voor de strategie van Lissabon in haar tweede fase op weg naar 2010. Het voorstel van de Commissie zal twee kernelementen bevatten. Ten eerste zal tijdens de tweede helft van 2004 een proces voor de evaluatie van de bijdrage van eEurope tot de verwezenlijking van de strategie van Lissabon worden gestart. Bij de evaluatie zal worden voortgebouwd op bestaande evaluaties en effectbeoordelingen teneinde te komen tot een algehele beoordeling van het effect van eEurope. Ten tweede zal, met de hulp van de adviesgroep eEurope, een denkproces over opties voor de toekomst op gang worden gebracht.

8. Conclusies

Deze mededeling bevat een actualisering van het actieplan eEurope 2005. Het doel is bepaalde gebieden aan bod te laten komen die tijdens de raadpleging voor de tussentijdse evaluatie als belangrijke actieterreinen werden aangemerkt. De mededeling kan worden beschouwd als een reeks voorbereidende stappen voor de vaststelling van een nieuw beleidskader voor ICT-beleid in Europa. Daartoe wordt de nadruk gelegd op de dialoog met de belanghebbenden en de uitwisseling van goede praktijken teneinde wegen aan te geven die tot vooruitgang leiden, veeleer dan dat radicaal nieuwe doelstellingen worden geformuleerd. Bovendien wordt het belang beklemtoond van het inlassen van een fase van beoordeling en evaluatie voordat een vervolgactieplan voor eEurope wordt voorgesteld of gestart. Het is met name noodzakelijk de rol van ICT's bij de verwezenlijking van de in Lissabon geformuleerde doelstellingen groei, cohesie en duurzaamheid te expliciteren.

De strategie van Lissabon is een sterke politieke verbintenis om ervoor te zorgen dat de Europese Unie tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie wordt. Indien de Europese Unie in de wereldwijde informatiemaatschappij een toonaangevende rol wil spelen, moeten de drie pijlers van de strategie van Lissabon volledig ten uitvoer worden gelegd in ICT-beleid. Die drie pijlers zijn groei en concurrentievermogen, cohesie en duurzaamheid. Deze bieden een oriëntatie voor de overweging van de volgende stappen na 2005 en na afloop van het huidige actieplan eEurope. Er moet rekening worden gehouden met nieuwe beleidssturing zoals het veilig stellen van de belangen van burgers-gebruikers-consumenten, het aanbieden van instrumenten voor het industriebeleid en het versterken van e-insluiting.

Om echter een dergelijke evaluatie- en voorbereidingsfase de moeite waard te maken, is het van essentieel belang te kunnen rekenen op de volledige inzet van de lidstaten. Daarom roept de Commissie alle 25 lidstaten op hun verbintenis met betrekking tot het actieplan eEurope 2005 en de huidige doelstellingen ervan opnieuw te bevestigen. Bovendien verzoekt zij de lidstaten een actieve rol te spelen om het succes van de nieuwe initiatieven te verzekeren, in het bijzonder met betrekking tot de invoering van nieuwe diensten op het gebied van e-overheid, e-leren en e-gezondheidszorg.