Bijlagen bij COM(2000)469 - Groenboek PVC en het milieu

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2000)469 - Groenboek PVC en het milieu.
document COM(2000)469 NLEN
datum 26 juli 2000
bijlage 1.

Uit een beoordeling [57] van de hoeveelheden residu voor het reinigen van rookgassen die voortkomen uit de verbranding van PVC-afval kon worden geconcludeerd dat de verbranding van 1 kg PVC gemiddeld [58] 1 tot 1,4 kg residuen genereert voor het droog procédé met kalk, voor het halfdroge en voor het halfnatte/natte procédé. Met gebruik van natriumwaterstofcarbonaat als neutralisatiemiddel in het halfdroog procédé genereert 1 kg PVC ongeveer 0,8 kg residu. In het geval van natte procédés wordt 0,4 tot 0,9 kg vloeibaar afvalproduct geproduceerd. Er is een groot verschil tussen zacht en hard PVC in de vereiste hoeveelheden neutralisatiemiddel en geproduceerde residuen. Soepel PVC bevat minder chloor dan hard PVC. De benodigde hoeveelheden neutralisatiemiddel en de geproduceerde hoeveelheden residu zijn daarom lager voor soepel PVC dan voor hard PVC (1 kg zacht PVC [59] brengt 0,5 tot 0,78 kg residuen voort). Verdere details zijn vermeld in de onderstaande tabel.

[57] Bertin Technologies, op.cit.

[58] De gemiddelde waarden zijn van toepassing op een PVC-materiaalmengsel met 45% chloor, d.w.z. samengesteld uit 70% hard PVC (dat 53% chloor bevat) en 30% soepel PVC (dat 25% chloor bevat).

[59] Voor deze berekeningen bevat zacht PVC 0,25% chloor.

Tabel 3: Geschatte hoeveelheden residuen geproduceerd door verbranding van 1 kg PVC-afval [60]

[60] Bertin Technologies, The influence of PVC on quantity and hazardousness of flue gas residues from incineration, studie voor DG XI, april 2000.


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De reinigingsresiduen voor rookgassen zijn ingedeeld als gevaarlijke afvalstoffen [61]. De residuen worden afzonderlijk geproduceerd (met name in halfnatte en natte systemen) of gemengd met vliegas. De residuen bevatten de neutralisatiezouten, de overtollige neutralisatiemiddelen en verontreinigende stoffen, zoals zware metalen en dioxines die niet werden vernietigd. Het storten van de residuen is, op enkele uitzonderingen na, de enige mogelijkheid die de lidstaten toepassen.

[61] Volgens Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen, PB L 356 van 31.12.1994, blz.14-22, zijn alle vaste afvalstoffen afkomstig van de behandeling van gas ingedeeld als gevaarlijk (code 190107).

Er zijn verschillende procédés bedacht om calciumchloride en natriumchloride terug te winnen uit de residuen van de droge en halfdroge procédés, maar slechts enkele ervan worden momenteel commercieel toegepast. Behalve in enkele speciale gevallen is het onzeker of zulke technologieën algemeen kunnen worden toegepast om een aanzienlijke hoeveelheid residuen terug te winnen. Deze technologieën zouden in het eindstadion worden toegepast en minder wenselijk dan een preventieve maatregel die tot doel heeft de hoeveelheid geproduceerde residuen aan de bron te verminderen.

Met de huidige PVC-hoeveelheden in de afvalstroom van vast stedelijk heeft PVC de volgende effecten op de rookgasreinigingsresiduen in vergelijking met verbranding van vast stedelijk afval zonder PVC [62]:

[62] Bertin Technologies, op.cit. Het beschouwde scenario is gebaseerd op de verbranding van 1 miljoen ton afval respectievelijk met en zonder PVC, en het storten van de resulterende residuen.

*De verbranding van PVC draagt bij tot een toename van de hoeveelheid rookgasreinigingsresiduen (circa 37% voor droge systemen, 34% voor halfdroge systemen en 42% voor halfnatte/natte systemen [63]).

[63] Bertin Technologies, op.cit.

*De verbranding van PVC draagt bij tot een verdubbeling van het aantal uitloogbare zouten in de residuen. Dit zijn voornamelijk chloriden van calcium, natrium en kalium.

*De verbranding van PVC verhoogt het aantal uitlogingen van de residuen die worden gestort (circa 19% voor droge systemen, 18% voor halfdroge systemen, 15% voor halfnatte/natte systemen en 4% voor natte systemen). Het percolaat moet worden behandeld alvorens te worden geloosd.

*Er is een theoretische mogelijkheid dat het uitlogen van bijvoorbeeld cadmium toeneemt door de toenemende vorming van chloridecomplexen veroorzaakt door de verbranding van PVC maar er zouden gegevens vereist zijn om dit te staven.

*In het huidige temperatuurbereik van verbrandingsstappen voor verbranding van vast stedelijk afval heeft het hogere chloorgehalte geen beduidend effect op de transfer van zware metalen en spoorelementen van zware as naar gasbehandelingsresiduen.

De mogelijke invloed van de verbranding van PVC-afval op de uitstoot van dioxines stond centraal in een belangrijk wetenschappelijk debat aangezien PVC momenteel de grootste bijdrage levert aan de hoeveelheid chloor in verbrandingsovens. De bijdrage van verbrandingsovens aan de totale uitstoot van dioxines in de EU bedroeg tussen 1993 en 1995 ongeveer 40% [64].

[64] Identification of relevant industrial sources of dioxins and furans in Europe, Landesumweltamt Nordrhein-Westfalen, Essen, 1997.

Er is gezegd dat de vermindering van het chloorgehalte in het afval kan bijdragen tot een vermindering van de vorming van dioxine, alhoewel het huidige mechanisme nog niet helemaal duidelijk is. Er wordt ook verwacht dat de invloed op de vermindering een tweede- of derdegraadsfunctie is [65]. Het is zeer waarschijnlijk dat de voornaamste verbrandingsparameters, zoals de temperatuur en de zuurstofconcentratie, een belangrijke invloed hebben op de dioxinevorming.

[65] Deens Bureau voor Milieubescherming (Miljøstyrelsen), Environmental aspects of PVC, 1996.

Hoewel bij de huidige chloorhoeveelheden in stedelijk afval geen direct kwantitatief verband lijkt te bestaan tussen het chloorgehalte en de vorming van dioxine, is het mogelijk dat een toename van het chloorgehalte in de afvalstroom boven een bepaalde drempel kan bijdragen tot een toename van de dioxinevorming in verbrandingsovens. Een drempel van 1% chloor werd naar voren geschoven [66] maar er blijft onzekerheid bestaan over deze drempel [67]. Er moet verder onderzoek worden verricht naar de drempel boven dewelke het chloorgehalte de vorming van dioxines zou beïnvloeden. Deze drempel zou kunnen worden overschreden ingevolge toenemende hoeveelheden chloorhoudend afval.

[66] Wikstrom, 1996, Influence of level and form of chlorine on the formation of chlorinated dioxins, dibenzofurans and benzenes during the combustion of an artificial fuel in a laboratory reactor.

[67] Deens Bureau voor Milieubescherming (Miljøstyrelsen), Dioxins emissions from waste incineration, Environmental Project 117, 1989. Deens Bureau voor Milieubescherming (Miljøstyrelsen), The effects of chlorine content on the formation of dioxin, Project 118, 1989. Deens Bureau voor Milieubescherming (Miljøstyrelsen), Dioxins - sources, levels and exposures in Denmark, Working report N°50/1997.

Momenteel werken nog niet alle verbrandingsovens in de EU volgens de meest recente luchtemissienormen voor dioxines. Het voorstel voor een richtlijn betreffende de verbranding van afval [68] voorziet in een emissiegrenswaarde van 0,1 ng/m³. Dit zal de uitstoot van dioxines van afvalverbrandingsovens verminderen.

[68] COM(1998) 558 def.

Het mogelijke verband tussen de verbranding van PVC en de corrosie van de apparatuur van verbrandingsovens werd eveneens besproken. Sommige exploitanten beweren dat de stoomdruk en bijgevolg de energie-efficiëntie hoger zouden zijn indien minder chloor in de afvalstroom aanwezig zou zijn. De afwezigheid van PVC zou dan ook de efficiëntie van het energieterugwinningssysteem verhogen. Deze kwestie vergt nader onderzoek. Er zij opgemerkt dat de verbranding met energieterugwinning van PVC-afval meer energie produceert dan de verbranding van algemeen vast stedelijk afval daar de calorische waarde van PVC-afval hoger is [69].

[69] De gemiddelde calorische waarde voor soepel PVC bedraagt circa 16 GJ/ton, circa 20 GJ/ton voor hard PVC en circa 10 GJ/ton voor vast stedelijk afval.

De verbranding van PVC-afval doet de bedrijfskosten van de verbrandingsovens stijgen als gevolg van het gebruik van neutralisatiemiddelen om de zure rookgassen te neutraliseren en van de bijkomende kosten voor het afvalbeheer van de resulterende residuen. De totale extra kosten verbonden aan het verbranden van PVC variëren volgens de lidstaat, de neutralisatieprocédés en het afvalbeheer van de residuen. Er wordt geschat dat de extra kosten voor het verbranden van PVC in vergelijking met vast stedelijk afval variëren van circa EUR 20 per ton voor natte systemen tot meer dan EUR 300 per ton voor droge systemen [70]. De verschillen zijn afhankelijk van de toegepaste technologie en het verbrande soort PVC (soepel of hard). Meer details over deze kosten zijn vermeld in bijlage 2. Deze extra kosten vloeien momenteel niet specifiek voort uit nieuwe PVC-producten of uit PVC-afval, maar zijn inbegrepen in de totale verbrandingskosten van afval.

[70] Bertin Technologies, op.cit.

Er werd een studie [71] in opdracht gegeven om de economische gevolgen te onderzoeken van andere vormen van verwerking van PVC-afval dan verbranding. Het rapport analyseert drie scenario's in vergelijking met het basisscenario (zie bijlage 3 voor details). In het eerste en het tweede scenario stijgen de recyclingcijfers tot respectievelijk 15% en 22% in 2020, met een verhoudingsgewijze daling in de hoeveelheid PVC die naar verbrandingsovens en stortplaatsen wordt gebracht. Voor verbranding betekent dit een cumulatieve afleiding van circa 1.700 kton voor scenario 1 (voornamelijk bouwafval) en 3.800 kton voor scenario 2 in de periode 2000-2020. In het derde scenario blijven de recyclingcijfers onveranderd tegenover het basisscenario, maar het verbrandingscijfer wordt geschat op 28% in 2020 in plaats van 45% zoals in het basisscenario was voorspeld als gevolg van de afleiding van bouwafval naar stortplaatsen. Dit komt overeen met het afleiden van circa 10.300 kton in de periode 2000-2020.

[71] AEA Technology, Economic evaluation of PVC waste management, rapport opgesteld voor het directoraat-generaal Milieu van de Europese Comissie, juni 2000. De studie bestrijkt de EU-lidstaten + zes kandidaat-landen. De vermelde cijfers hebben betrekking op het gemiddelde tussen het scenario "hoge" verbranding en het scenario "lage" verbranding. Deze scenario's gaan uit van de veronderstelling dat het storten van PVC-afval in sommige landen, zoals Zweden, Oostenrijk, Duitsland en Nederland aanzienlijk zal worden verminderd. Het verschil houdt verband met de bereikte vermindering. De vermelde waarden hebben betrekking op 4% reductie.

De uiteindelijke kosten voor de scenario's 1 en 2 omvatten de vermeden kosten van verbranding (met inbegrip van "specifieke kosten" [72]) en de gemaakte nettokosten van het recyclingprocédé die afhankelijk zijn van de afgeleide afvalstroom. De specifieke verbrandingskosten variëren aanzienlijk afhankelijk van de types rookgasreinigingssystemen. In het rapport werden berekeningen uitgevoerd voor een "gemiddelde" spreiding van de systemen bestaande uit 25% halfdroge systemen, 25% natte systemen en 50% halfnatte/natte systemen. De resultaten tonen aan dat, behalve in het geval van harde bouwproducten (buizen, ramen, kabelbanen en andere harde profielen) en kabels, het afleiden van PVC-afval van verbranding naar recycling leidt tot een nettotoename van de kosten. De kosten per afgeleide ton werden geschat op circa EUR 50/ton voor scenario 1 en op circa EUR 190/ton voor scenario 2. Scenario 3 leidt tot een nettobesparing van circa EUR 90/ton. Deze laatstgenoemde besparingen zijn voornamelijk te danken aan de lagere kosten van het storten en aan de veronderstelling dat sorteren van bouwafval over het algemeen op het terrein wordt uitgevoerd op kosten van de afvalproducent. Het afleiden van andere afvalstromen naar stortplaatsen (bv. huishoudelijk en commercieel afval) zou veel hogere kosten meebrengen.

[72] De verbranding van PVC samen met vast stedelijk afval veroorzaakt extra bedrijfskosten voor de verbrandingsoven daar meer reagentia nodig zijn voor de bestrijding van zure-gasemissies en voor de behandeling en verwijdering van residuen, hoewel deze hogere kosten gedeeltelijk worden gecompenseerd door stijgende energieverkoop als gevolg van de hogere verbrandingswaarde van PVC in vergelijking met vaste afvalstoffen.

De voornaamste milieubelasting, met inbegrip van de aanverwante gezondheidsaspecten, is voor de drie scenario's beoordeeld. In de mate van het mogelijke, en bijgevolg met nadruk op het effect van luchtvervuiling, werden met elk scenario gepaard gaande externe kosten geëvalueerd. De berekeningen voor alle scenario's wijzen in de richting van milieuvoordelen. Rekening houdend met wat in de studie als de "beste" schatting wordt beschouwd, werden voor de drie scenario's winsten geschat van respectievelijk circa EUR 190, 140 en 50 per ton afgeleid afval voor de periode 2000-2020. De voornaamste bijdrage aan deze resultaten is in de eerste plaats afkomstig van de vermeden uitstoot afkomstig van de productie van nieuw PVC (in het geval van hoogwaardige recycling) en in de tweede plaats van de vermeden verbrandingsemissies (met inbegrip van indirecte uitstoot die gepaard gaat met de productie van neutralisatiemiddelen).

Uit de vergelijking tussen de financiële en de milieuanalyse gebaseerd op de beste schatting blijkt dat scenario 1 en scenario 3 winst opleveren, daar de kosten per afgeleide ton lager zijn dan de voordelen. Het omgekeerde geldt voor scenario 2, waar de geschatte kosten hoger liggen dan het milieuvoordeel (dat echter groter is dan in de scenario's 1 en 3).

Voor deze berekeningen werd uitgegaan van een aantal veronderstellingen. In het bijzonder met betrekking tot de financiële aspecten, waren de kosten noodzakelijkerwijze gebaseerd op een gering aantal ervaringen met bestaande recyclingregelingen van PVC-afval na consumptie, die zich momenteel nog in een voorbereidend stadium bevinden. Deze onzekerheden zijn groter voor scenario 2. Aangezien de prijs van recyclingproducten nauw verbonden is met de prijs van nieuw PVC, zou een prijsstijging van nieuw PVC tot lagere algemene kosten leiden.

Zoals reeds vermeld, is de milieuanalyse vooral gericht op het effect van luchtvervuiling. Het is echter waarschijnlijk dat de meeste niet ingecalculeerde externe omstandigheden (bv. verwerking van residuen) zouden leiden tot hogere winsten als gevolg van het afleiden van PVC van verbranding. De voornaamste uitzondering heeft betrekking op ftalaatweekmakers. Gestort soepel PVC zou een reservoir van deze chemische stoffen vormen dat langzaam zou kunnen uitlogen, terwijl verbranding het voordeel biedt dat ze worden vernietigd. Verbranding maakt ook de terugwinning van de calorische waarde van ftalaten mogelijk. Deze factor werd opgenomen in de milieuanalyse.

Toekomstige ontwikkelingen en beleidsoriëntaties

Volgens het basisscenario zou de verbranding van PVC-afval toenemen tot circa 2,5 miljoen ton in 2020 in vergelijking met circa 600.000 ton momenteel. Het aantal en de capaciteit van verbrandingsovens die gebruikmaken van natte, halfnatte/natte en halfdroge rookgasneutralisatietechnologieën zullen toenemen ten koste van de verbrandingsovens die met droge technologieën werken.

Ter overweging:

De Commissie is van oordeel dat, op basis van bovenvermelde analyse, de verbranding van PVC-afval een aantal problemen oplevert. Er zou een reeks maatregelen kunnen worden overwogen om deze problemen aan te pakken en deze maatregelen zouden moeten worden beoordeeld in het licht van hun mogelijke gevolgen voor het milieu en de economie. Dergelijke maatregelen omvatten:

1. Afleiding van PVC-afval, al dan niet verplicht, voorzover economisch haalbaar, van verbranding naar bij voorkeur recycling of storten. Dit zou de invoering van inzamelingsregelingen vergen om te zorgen voor gescheiden inzameling van af te leiden PVC

2. Soortgelijke afleiding alleen voor hard PVC

3. Gehele of gedeeltelijke dekking van de extra kosten die gepaard gaan met de verbranding van PVC, bijvoorbeeld door deze kosten in de prijs van nieuwe PVC-producten op te nemen of door een directe financiële bijdrage aan exploitanten van verbrandingsinstallaties

4. Stimuleren van de conversie van rookgasreinigingstechnologieën die de hoeveelheid geproduceerde residuen verminderen of de recycling van HCl mogelijk maken in de plaats van het te neutraliseren

5. Er zou verder onderzoek moeten worden verricht naar het mogelijke verband tussen de verbranding van PVC en de vorming van dioxine

Vraag nr. 6:

Welke reeks maatregelen zou het doeltreffendst zijn om de problemen in verband met de verbranding van PVC-afval aan te pakken-


4.6. Storten

Storten is het gebruikelijkste afvalbeheerstraject voor PVC-afval. Er zijn geen precieze cijfers bekend over het storten van PVC-afval. De verschillende schattingen variëren sterk en lopen op tot 2,9 miljoen ton jaarlijks gestort PVC-afval. Geschat wordt dat de afgelopen dertig jaar al tientallen miljoenen ton PVC-afval werd gestort.

De lidstaten moeten in 2001 de bepalingen van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen in werking doen treden. De richtlijn bepaalt dat stortplaatsen moeten voldoen aan een aantal technische normen met betrekking tot bodem- en waterbescherming, onder meer voor percolaatopvang, bodemafdichting en gasbeheersing.

Alle materialen in stortplaatsen, met inbegrip van PVC, zijn onderhevig aan verschillende reactieve omstandigheden, die bepaald worden door de parameters temperatuur, vochtigheid, aanwezigheid van zuurstof, activiteit van micro-organismen en de interacties tussen de parameters in verschillende stadia van het verouderingsproces van stortplaatsen. Er kunnen vier hoofdfasen worden onderscheiden: korte aërobe beginfase, anaërobe zuurvormende fase (variabele duur, langer dan de aërobe fase), anaërobe methaanvormende fase (tot verscheidene eeuwen), aërobe eindfase.

Er zijn onderzoeken [73] uitgevoerd op stalen van zowel hard als zacht PVC, voornamelijk aan de hand van laboratoriumproeven, van onderzoek van de effecten van een biologische behandeling, en van microbiologische proeven.

[73] Argus in samenwerking met de universiteit Rotstock, op.cit.

Het PVC-polymeer wordt over het algemeen als resistent beschouwd wanneer het in de grond begraven of gestort wordt [74]. Er is echter ontdekt dat het PVC-polymeer van een dunne verpakkingsfilm aangetast werd [75]. Het blijft een alleenstaand geval en de aantasting werd waargenomen onder aërobe omstandigheden en bij 80°C. Dit zijn omstandigheden die, wanneer ze zich al in stortplaatsen voordoen, van voorbijgaande aard zijn.

[74] Mersiowski et al. 1999, Behaviour of PVC in landfills, ECVM, technische universiteit Hamburg-Harburg

[75] Argus in samenwerking met de universiteit Rotstock, op.cit.

Verlies van weekmakers, met name ftalaten, uit soepel PVC wordt in de literatuur algemeen erkend. Resultaten van studies over de afbreekbaarheid van ftalaten in stortplaatsomstandigheden wijzen uit dat afbraak van ftalaten optreedt maar niet altijd volledig is, afhankelijk van de omstandigheden en het soort ftalaat. Zowel ftalaten als hun afbraakproducten kunnen in het percolaat van stortplaatsen worden opgespoord. Bovendien worden langeketenftalaten, zoals DEHP's, slechts gedeeltelijk afgebroken in gewone percolaat- en zuiveringsinstallaties en hopen ze zich op in zwevende deeltjes. Verlies van ftalaten kan ook bijdragen tot de gasemissies van stortplaatsen. Zoals voor andere emissies van stortplaatsen kunnen emissies die resulteren uit de aanwezigheid van PVC op stortplaatsen langer duren dan de levensduur van het technische scherm en er is geen bewijs dat het vrijkomen van ftalaten na een gegeven periode eindigt.

Stabilisatoren zijn ingesloten in de matrix van hard PVC-afval. Er wordt dan ook verwacht dat de migratie laag zal zijn en het oppervlak van het PVC zal aantasten maar niet het grootste deel van het materiaal. Voor stabilisatoren in soepel PVC-afval heeft een studie [76] over het langetermijngedrag van PVC-afval in stortplaatsomstandigheden aangetoond dat er loodstabilisatoren vrijkwamen uit één specifieke PVC-kabel die een combinatie van verscheidene weekmakers bevatte.

[76] Mersiowski et al., op.cit.

Het storten van PVC-producten zal vast en zeker bijdragen tot de vorming van dioxines en furanen tijdens accidentele stortplaatsbranden, maar momenteel is het niet mogelijk om in te schatten hoe groot die bijdrage is, gezien de inherente moeilijkheden om de nodige gegevens te krijgen.

Teneinde de milieueffecten van het storten van PVC verder te onderzoeken en te kwantificeren, moet verder onderzoek worden uitgevoerd om de mogelijke afbraak van PVC-polymeer, het vrijkomen van stabilisatoren en weekmakers, en de milieubijdrage van ftalaten tot het percolatiewater en de gasemissies van stortplaatsen te bestuderen.

De kosten van het storten van PVC-afval in lidstaten zijn die voor het storten van vast stedelijk afval en hiervoor gelden zeer uiteenlopende tarieven [77]. De tarieven voor stortplaatsen worden beïnvloed door een aantal factoren, zoals de norm van de stortplaats, de concurrentie tussen verschillende verwerkingstrajecten en het type en de aard van aanvaard afval. Over het algemeen kon geen verband worden aangetoond of verwacht tussen de tarieven en de aanwezigheid van PVC in gestort vast stedelijk afval.

[77] Momenteel variëren de kosten voor het storten van vast stedelijk afval van EUR 8 per ton in Spanje tot EUR 200 per ton in Duitsland. De kosten voor het storten van gemengd afval, zoals niet-gesorteerd bouw- en afbraakafval dat organische componenten bevat, zijn gewoonlijk hoger dan voor het storten van inert afval. Een gemiddelde prijs van circa EUR 50 per ton is gebruikelijk.

Toekomstige ontwikkelingen en beleidsoriëntaties

Volgens het basisscenario wordt verwacht dat de hoeveelheden gestort PVC-afval in 2020 constant zullen blijven op circa 2,8 miljoen ton.

Ter overweging:

De Commissie is van oordeel dat, op basis van bovenstaande analyse, het storten van soepel PVC-afval een aantal problemen oplevert. Een aantal maatregelen kunnen worden overwogen om deze problemen aan te pakken. Er moet rekening worden gehouden met de gevolgen van deze maatregelen op het milieu en de economie. Dergelijke maatregelen omvatten:

1. Verwijdering van soepel PVC-afval in gecontroleerde stortplaatsen met hoge emissienormen zoals bepaald in de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen

2 Verder onderzoek over uitloging of emissies van additieven

Vraag nr. 7: Zijn er specifieke maatregelen nodig met betrekking tot het storten van PVC-afval- Zo ja, welke-


5. Andere horizontale aspecten van PVC

De analyse in dit document is gericht op twee hoofdaspecten: het gebruik van additieven in PVC en het beheer van PVC-afval. Bovendien worden meer algemene en horizontale aspecten aan de orde gesteld in het kader van een uitgebreid overleg over PVC.

Met betrekking tot het type instrumenten om een horizontale Gemeenschapsstrategie voor PVC ten uitvoer te leggen, zijn een aantal dwingende en vrijwillige maatregelen beschikbaar:

*Vrijwillige aanpak, waaronder de tenuitvoerlegging van bestaande vrijwillige verbintenissen, op nationaal en communautair niveau, alsook de ontwikkeling van een nieuwe vrijwillige aanpak. Zoals eerder vermeld, heeft de Europese PVC-industrie een vrijwillige verbintenis ondertekend inzake duurzame ontwikkeling van PVC. Alhoewel dit kan worden gezien als een eerste stap, moet nog veel werk worden verzet om de industrie daadwerkelijk te doen meewerken aan het bereiken van de doelstellingen van de EU op dit gebied. Er zij op gewezen dat de diensten van de Commissie momenteel werken aan een voorstel voor een raamverordening betreffende communautaire milieuconvenanten die door de Raad en het Parlement moet worden goedgekeurd.

*Er zouden wetgevende maatregelen, zoals een voorstel voor een richtlijn inzake PVC, kunnen worden voorgesteld om alle problemen in verband met het beheer van PVC-afval aan te pakken, alsook andere wetgevende maatregelen ter regulering van het gebruik van additieven op basis van alle bestaande wetenschappelijke evaluaties, waaronder de resultaten van risicobeoordelingen. Er zouden ook aanbevelingen kunnen worden goedgekeurd om de tenuitvoerlegging van een communautaire strategie te ontwikkelen.

*Er zou een combinatie van instrumenten kunnen worden voorgesteld, gebaseerd op vrijwillige verbintenissen, aanbevelingen en verordeningen, met inbegrip van de aanpassing van de bestaande wetgeving. Een dergelijke reeks instrumenten zou in overeenstemming zijn met een aanpak gericht op een samenspel van vrijwillige en dwingende instrumenten.

Naast een aanpak gericht op het PVC-afvalbeheer en het gebruik van additieven, werd de kwestie van een mogelijk vervangingsbeleid voor bepaalde PVC-toepassingen besproken in het kader van het bevorderen van duurzamere producten als onderdeel van een geïntegreerd productbeleid. Een dergelijk vervangingsbeleid zou kunnen worden overwogen voor specifieke toepassingen, die niet gescheiden kunnen worden van de algemene afvalstroom en daarom moeilijk recycleerbaar zijn, zoals in verpakking, motorvoertuigen en elektrische en elektronische apparatuur. Een potentieel vervangingsbeleid zou moeten worden ondersteund door een volledige en objectieve beoordeling van de voornaamste milieueffecten, zowel van PVC als van potentiële vervangingsproducten gedurende hun hele levenscyclus. De aanpak die in dit document wordt geschetst, is gericht op het zoeken van oplossingen voor de problemen rond PVC, voornamelijk via een beleid op het gebied van additieven en afvalbeheer.

Ter overweging:

Een aantal problemen met betrekking tot de milieueffecten van PVC werden geïdentificeerd, waaronder de vraag van een horizontale aanpak en van geschikte instrumenten om deze problemen aan te pakken. De Commissie ziet voordeel in het ontwikkelen van een horizontale strategie voor PVC. Om een dergelijke aanpak te verwezenlijken, zijn een aantal instrumenten beschikbaar. De gevolgen voor het milieu en de economie, alsmede de verenigbaarheid met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap, moeten worden geëvalueerd.

Vraag nr. 8:

Welke zijn de geschikte instrumenten om een horizontale strategie over PVC te ontwikkelen- Moet een PVC-vervangingsbeleid worden overwogen voor sommige specifieke toepassingen- Zo ja, hoe-

Conclusie

Een aantal problemen omtrent het effect van PVC op het milieu, met inbegrip van aanverwante gezondheidsrisico's, werden in dit document geïdentificeerd en toegelicht. De meeste houden verband met het gebruik van bepaalde additieven en met het PVC-afvalbeheer. In het kader van de analyse werden aan aantal opties vastgesteld die zouden kunnen leiden tot een meer doeltreffende aanpak van het afvalbeheer en het gebruik van additieven om het effect van PVC op de gezondheid en op het milieu gedurende zijn hele levenscyclus te reduceren.

Voorgesteld wordt een openbaar overleg over PVC op basis van deze opties te voeren. Hierbij nodigt de Commissie alle belanghebbenden uit om dit document te bespreken en te becommentariëren. In oktober 2000 zal een openbare hoorzitting worden gehouden.

Opmerkingen kunnen rechtstreeks naar de Commissie worden gestuurd tot uiterlijk 30 november 2000. Suggesties kunnen worden gestuurd naar de heer Krämer, hoofd van de eenheid Afvalbeheer (DG ENV) en aan de heer Schulte Braucks, hoofd van de eenheid Chemicaliën (DG ENTR), Wetstraat 200, B-1049 Brussel, België. Opmerkingen kunnen ook per e-mail naar het volgende adres worden gestuurd: ENV-PVC@cec.eu.int. De diverse taalversies van het groenboek, de door de Commissie in opdracht gegeven studies en de opmerkingen over het groenboek zijn te vinden op het volgende internetadres: http://europa.eu.int/comm/environment/pvc/index.htm

Op basis van de analyses die in dit document zijn ontwikkeld en van het resultaat van de overlegprocedure, zal de Commissie begin 2001 een mededeling voorstellen betreffende een alomvattende communautaire strategie inzake de milieuaspecten van PVC.

BIJLAGE 1

Beschrijving van de verschillende rookgasreinigingsprocédés

Rookgas-reinigings procédés // Voornaamste karakteristieken

Droog procédé // Het neutralisatieprocédé bestaat in het inspuiten van vaste neutralisatiemiddelen. Het meest gebruikte neutralisatiemiddel is kalk (Ca(OH)2). Er worden ook andere middelen gebruikt, met name natriumwaterstofcarbonaat (Bicar, NaHCO3) of Spongiacal gehydrateerde kalk.

Een chemische reactie zet de zure componenten van de rookgassen om in zouten. De resulterende residuen van het neutralisatieprocédé zijn vaste residuen die in hoofdzaak samengesteld zijn uit neutralisatiezout: calciumchloride (CaCl2), natriumchloride (NaCl), sulfaten (CaSO4, Na2SO4), overtollige neutralisatiemiddelen en zware metalen in allerlei chemische vormen. Deze residuen worden ingedeeld in gevaarlijk afval.

Het is onwaarschijnlijk dat het droge procédé met klassieke kalk zal kunnen voldoen aan de strenge emissiegrenswaarde van 10 mg/Nm3. De droge procédés die gebruikmaken van specifieke neutralisatiemiddelen zoals Spongiacal gehydrateerde kalk en Bicar kunnen aan deze grenswaarde voldoen.

Halfdroog procédé // Het neutralisatieprocédé bestaat in het inspuiten van een oplossing of een suspensie van het neutralisatiemiddel (kalk) in water. De resulterende reactieproducten zijn vaste residuen. Ze zijn samengesteld uit calciumchloride, sulfaten en zware metalen, en het teveel aan kalk dat toegevoegd werd en dat niet gereageerd heeft. De residuen zijn ingedeeld als gevaarlijk afval.

Nat procédé // In dit procédé zijn twee opeenvolgende gaszuiveraars werkzaam. In de eerste (zure-gaszuiveraar) wordt het meeste HCl geabsorbeerd in water. Het overblijvende HCl en SOx wordt geabsorbeerd en geneutraliseerd in de tweede gaszuiveraar (neutrale-gaszuiveraar), waaraan gewoonlijk een sodaoplossing (NaOH) wordt toegevoegd.

De resulterende afvalvloeistoffen moeten worden behandeld alvorens in het milieu te worden geloosd. In de waterbehandelingseenheid doet de toevoeging van kalk zware metalen en sulfaten neerslaan. De neergeslagen zware metalen worden afgescheiden door filtratie (en moeten worden gestort), terwijl het behandeld zout afvalwater geloosd wordt. Het afvalwater van de zure-gaszuiveraar wordt ofwel geneutraliseerd en samen met het afvalwater van de neutrale gaszuiveraar behandeld ofwel gezuiverd en het HCl wordt opnieuw gebruikt.

Halfnat/nat procédé // Wegens strengere regelgeving over de lozing van zout afvalwater voeren veel verbrandingsinstallaties verdamping in om vloeistoflozingen volledig uit te schakelen [78]. Daarom worden natte procédés omgezet in halfnatte/natte procédés die droge vaste residuen voortbrengen. Dit is reeds het geval voor Duitse en Oostenrijkse installaties. Dit procédé lijkt op de natte techniek, maar de afvalvloeistof wordt dan in het gas verstoven en de vloeistof wordt verdampt. Dit systeem produceert droge residuen die ingedeeld zijn als gevaarlijk afval.

[78] Economic evaluation of the Draft Incineration Directive, rapport opgesteld voor de Europese Commissie, DG XI, AEA Technology, december 1996.


Het is moeilijk om een gedetailleerde indeling te geven van de verschillende types verbrandingsovens die op dit ogenblik operationeel zijn. De volgende statistieken [79] geven de toestand voor de periode 1993-1996 voor installaties met een vrij grote capaciteit. Circa 15% van de totale capaciteit maakt gebruik van een droog procédé voor gasbehandeling, in 25% wordt een halfdroog procédé gebruikt, in circa 20% halfnatte/natte procédés en in circa 40% natte procédés. De spreiding van de behandelingscapaciteiten verschilt in de verschillende lidstaten. Over het algemeen zijn de capaciteiten voor droge procédés verminderd ten koste van andere procédés. De strengere emissie-eisen voor verbrandingsovens zoals voorgesteld in de richtlijn betreffende de verbranding van afvalstoffen zullen deze tendens waarschijnlijk versterken.

[79] European Energy from Waste Coalition, Energy from Waste Plants: Databook of European Sites, rapport opgesteld door Juniper Consultancy Services Ltd, november 1997. Deze cijfers verwijzen naar installaties met een capaciteit van meer dan 30.000 t/jaar.

BIJLAGE 2

Bijkomende kosten voor verbranding van PVC

De onderstaande tabel [80] geeft een overzicht van de bijkomende kosten voor de verbranding van PVC in vergelijking met vast stedelijk afval. De lagere cijfers zijn van toepassing op soepel PVC dat 25% chloor bevat, de hogere cijfers op hard PVC dat 53% chloor bevat. De gemiddelde cijfers zijn van toepassing op een PVC-materiaalmengsel met 45% chloor, d.w.z. samengesteld uit 70% hard PVC en 30% soepel PVC.

[80] Bertin Technologies, The influence of PVC on quantity and hazardousness of flue gas residues from incineration, studie voor DG XI, april 2000.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 3

PVC-afvalbeheersscenario's opgesteld voor de economische en milieuanalyse [81]

[81] AEA Technology, Economic evaluation of PVC-waste management, rapport opgesteld voor het directoraat-generaal Milieu van de Europese Commissie, juni 2000.

Er zijn scenario's opgesteld voor toekomstig afvalbeheer in de hele EU en zes van de kandidaat-landen ten behoeve van de economische en milieuanalyse. Het 'business-as-usual'-scenario is gebaseerd op de huidige bestemming van PVC-afval over heel West-Europa, zoals door EuPC beschikbaar gesteld, en op de huidige hoeveelheid verbrand vast stedelijk afval. De huidige dagelijkse hoeveelheid verbrand afval van de voornaamste PVC-afvalstromen wordt verondersteld in verhouding te zijn met de algemene hoeveelheid verbrand vast stedelijk afval. Om een schatting te maken van toekomstige bestemmingen werd een onderscheid gemaakt tussen lidstaten die zich zullen beperken tot de strikte tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake het storten van afvalstoffen en lidstaten die waarschijnlijk verder zullen gaan dan de EU-regels en die het storten van ruw organisch afval aanzienlijk zullen beperken (bv. Oostenrijk, Duitsland, Nederland en Zweden) door meer te verbranden. Er wordt ook verwacht dat de eerste groep lidstaten de komende twee decennia de verbrandingscapaciteit zal verhogen, maar er wordt aangenomen dat de bereikte eindhoeveelheid lager zal zijn gezien het lagere beginpunt en de slechtere economische situatie van sommige van de betrokken landen. Toetredende landen werden opgenomen in de eerste groep.

De behaalde verbrandingshoeveelheden werden toegepast op de overblijvende hoeveelheden na aftrek van PVC-afval dat mechanisch gerecycleerd wordt. Gezien de huidige beperkte stand van ontwikkeling werd recycling van basismateriaal in de studie niet in overweging genomen. Mechanische recycling werd verondersteld zich zoals voorspeld te ontwikkelen volgens het basisscenario dat in de studie over mechanische recycling werd opgesteld [82]. Zo zal de recycling van PVC-afval na consumptie stijgen van circa 3% nu naar circa 9% in 2020.

[82] Prognos, op.cit.

Er werden vervolgens drie alternatieve scenario's uitgewerkt voor het afleiden van PVC van verbranding. De eerste twee zijn gebaseerd op de veronderstelling dat PVC dat van verbranding wordt afgeleid naar mechanische recycling zal gaan. In het derde scenario wordt afgeleid afval gestort.

Scenario 1: Dit scenario is gedeeltelijk gebaseerd op het "selective improvement scenario" (selectieve verbeteringsscenario) dat in de studie over mechanische recycling wordt voorgesteld. Er wordt verondersteld dat recycling van het meeste bouwafval dat geschikt is voor hoogwaardige recycling gestimuleerd wordt zodat het gemiddelde potentieel dat in de studie mechanische recycling berekend werd, wordt bereikt. Alhoewel het geschikt is voor hoogwaardige recycling werd PVC in de categorie huishoudelijk en commercieel afval alsook soepele profielen en slangen (bouwcategorie) uitgesloten omdat er geen precieze kostenraming beschikbaar was. Er kan redelijkerwijs worden verondersteld dat de ontwikkeling van het recyclingpotentieel voor dit afval daarom verderaf is dan voor de overblijvende afvalsoorten waarvoor kostenramingen werden verstrekt.

Scenario 2: Dit scenario gaat ervan uit dat mechanische recycling voor alle geschikte afvaltypes (bouwafval, huishoudelijk en commercieel afval, verpakkingsafval en elektrisch en elektronisch afval) zijn volledig potentieel zal hebben bereikt in 2010 en dat dit tot 2020 tegen dit tempo zal doorgaan. Alle afvalstromen worden gerecycleerd op het maximaal recyclingpotentieel dat in de studie over mechanische recycling werd geschat.

Scenario 3: In dit scenario blijven de recyclinghoeveelheden onveranderd ten opzichte van het basisscenario. PVC-afval dat van verbranding wordt afgeleid wordt dan ook gestort. De analyse is beperkt tot de afleiding van bouwafval om de voornaamste economische en milieueffecten van de afleiding van verbranding naar storten vast te stellen. Scheiding van PVC van de andere afvalstromen die in de studie worden beschouwd, zal waarschijnlijk vanuit economisch en technisch oogpunt problematischer zijn.