Bijlagen bij COM(2001)264 - Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: Een strategie van de EU voor duurzame ontwikkeling (Voorstel van de Commissie aan de Europese Raad van Göteborg)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I wordt hiervan een overzicht gegeven.

Wat de overige vier vraagstukken betreft, stelt de Commissie de volgende prioritaire doelstellingen en maatregelen op EU-niveau voor. Willen deze doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt, dan zullen ook de lidstaten het nodige moeten doen in het kader van hun binnenlands beleid en zal de Raad de nodige besluiten moeten nemen over wijzigingen in het beleid van de Gemeenschap. De Commissie zal een voortgangsverslag uitbrengen over de bij de uitvoering van de strategie gemaakte vooruitgang aan de elk voorjaar te houden Europese Raad (het syntheseverslag).

Beperking van de klimaatverandering en een intensiever gebruik van schone energie

Prioritaire doelstellingen

* De EU zal haar te Kyoto aangegane verbintenissen nakomen. Kyoto is echter slechts een eerste stap. In het volgende stadium zal de EU ernaar moeten streven de atmosferische broeikasemissies tot 2020 met gemiddeld 1% per jaar ten opzichte van het niveau van 1990 te verminderen.

* De Unie zal erop aandringen dat de andere grote industrielanden zich eveneens aan de streefwaarden van Kyoto houden. Dit is een stap van essentieel belang, wil men verzekeren dat het tot de vereiste bredere internationale inspanningen komt om de wereldwijde aardopwarming te beperken en om de nodige aanpassingen aan de gevolgen hiervan door te voeren.

Maatregelen op EU-niveau

* Goedkeuring van een richtlijn betreffende de belasting van energieproducten tegen 2002. Ten laatste twee jaar nadien zal de Commissie verdergaande milieustreefwaarden voor energieheffingen voorstellen met als doel een volledige internalisering van de externe kosten, alsmede een koppeling van de minimumaccijns tarieven aan tenminste de inflatie.

* Geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstofproductie en -consumptie tegen 2010. Waar nodig, invoering van begeleidende maatregelen om alternatieve bronnen van werkgelegenheid te helpen ontwikkelen. Analyseren of er een behoefte is aan de vorming van buffervoorraden steenkool en of het hiertoe noodzakelijk is via subsidies een minimaal productieniveau te handhaven om de continuïteit van de voorziening te verzekeren. Commissievoorstel in 2001, dat door de Raad moet worden goedgekeurd voordat het EGKS-Verdrag in juli 2002 afloopt. In de toetredingsverdragen rekening houden met de specifieke situatie van sommige kandidaat-lidstaten.

* Maatregelen voor het terugdringen van broeikasgasemissies op basis van de resultaten van het Europees klimaatveranderingsprogramma. De Commissie zal eind 2001 een voorstel indienen voor de invoering van een Europees systeem voor verhandelbare CO2-emissierechten tegen 2005.

* Alternatieve brandstoffen, met inbegrip van biobrandstoffen, dienen tenminste 7% uit te maken om de brandstofconsumptie van auto's en vrachtwagens tegen 2010 en tenminste 20% hiervan tegen 2020. De Commissie zal in 2001 een desbetreffend voorstel indienen, dat in 2002 moet worden goedgekeurd.

* Duidelijke maatregelen ter vermindering van de vraag naar energie, door middel van, bijvoorbeeld, strakkere minimumnormen en etiketteringsvereisten voor gebouwen en apparaten, met het doel de energie-efficiëntie te verbeteren.

* Meer steun voor onderzoek, ontwikkeling en verspreiding van technologie voor:

- schone en hernieuwbare energiebronnen

- veiliger kernenergie, met name door een beter beheer van kernafval.

Maatregelen ter bestrijding van gevaren voor de volksgezondheid

Prioritaire doelstellingen

* Voedselveiligheid en -kwaliteit moeten door alle spelers in de voedselketen worden nagestreefd.

* Tegen 2020 moet worden verzekerd dat chemische stoffen op zodanige wijze moeten worden geproduceerd en gebruikt dat de menselijke gezondheid en het milieu hierdoor niet ernstig worden bedreigd.

* Het nodige doen aan het uitbreken van infectieziekten en de weerstand tegen antibiotica.

Maatregelen op EU-niveau

* Verbetering van consumentenvoorlichting en -bewustzijn, onder meer d.m.v. het onderwijs, en een duidelijke levensmiddelenetikettering.

* Oprichting van een Europese Voedselautoriteit in 2002.

* Verbeterd toezicht op en controle van de gevolgen van bepaalde stoffen voor de gezondheid (bv. dioxinen, toxinen , bestrijdingsmiddelen) in voedsel en het milieu, en vooral de gevolgen voor kinderen.

* Heroriëntering van de steun van het gemeenschappelijk landbouwbeleid waarbij kwaliteit en gezondheidsoverwegingen wel en kwantiteit niet wordt beloond; in aansluiting op de vóór 2002 geplande evaluatie van de tabaksregeling, hierin zodanige aanpassingen doorvoeren dat de tabakssubsidies geleidelijk aan kunnen worden afgeschaft en er tegelijkertijd maatregelen kunnen worden ingevoerd ter ontwikkeling van alternatieve inkomstenbronnen en economische activiteiten voor tabakstelers en hun werknemers, en hiertoe een vroege datum vaststellen.

* Uitwerking tegen 2003 van een alomvattende communautaire strategie ter bevordering van gezondheid en veiligheid op het werk, om het aantal arbeidsongevallen en gevallen van beroepsziekte aanmerkelijk te verminderen.

* Alle wetgeving ter implementering van het nieuwe beleid voor chemische stoffen moet in 2004 gereed zijn.

* De Commissie zal eind 2001 een Europees actieplan presenteren om de toenemende weerstand tegen antibiotica een halt toe te roepen, een en ander door middel van een betere voorlichting, door een geleidelijke afschaffing van het gebruik van antibiotica als groeibevorderende stoffen in landbouw en van een betere controle op het gebruik van antibiotica bij de verzorging van mensen, dieren en planten.

* Totstandbrenging tegen 2005 van een Europese capaciteit voor toezicht en controle op het uitbreken van besmettelijke ziekten.

Een verantwoordelijker beheer van natuurlijke hulpbronnen

Prioritaire doelstellingen

* Economische groei, het gebruik van hulpbronnen en de vorming van afval van elkaar loskoppelen.

* Habitats en natuurlijke systemen beschermen en herstellen en de voortschrijdende teloorgang van de biodiversiteit tegen 2010 tot staan brengen.

* Het visserijbeheer verbeteren om de achteruitgang van de visstand om te keren en een duurzame visserij en gezonde mariene ecosystemen, zowel in de EU als wereldwijd te verzekeren.

Maatregelen op EU-niveau

* Een geïntegreerd productbeleid ontwikkelen in samenwerking met het bedrijfsleven om de druk op hulpstoffen en het milieueffect van afval te verminderen.

* EU-wetgeving inzake strikte milieuaansprakelijkheid tegen 2003 van kracht.

* De Commissie zal tegen 2003 een systeem van biodiversiteitsindicatoren opstellen.

* De Commissie wil een systeem voorstellen om de productiviteit van hulpbronnen te meten, dat tegen 2003 operationeel moet zijn.

* Wanneer het gemeenschappelijk landbouwbeleid halverwege wordt bijgestuurd, moeten de landbouw/milieumaatregelen zodanig worden verbeterd dat er een transparant systeem van directe betalingen voor milieudiensten ontstaat.

* Bij de evaluatie van het gemeenschappelijk visserijbeleid in 2002 moeten contraproductieve subsidies waarmee overbevissing in de hand wordt gewerkt, worden afgeschaft en moeten omvang en activiteit van de EU-visserijvloot worden ingekrompen tot een met wereldwijde duurzaamheid verenigbaar niveau, met de nodige aandacht voor de hieruit voortvloeiende sociale problemen.

Verbetering van vervoersysteem en ruimtelijke ordening

Prioritaire doelstellingen

* De toeneming van het vervoersvolume in sterke mate loskoppelen van de groei van het BBP teneinde de congestie in te perken en andere ongunstige neveneffecten van het vervoer af te zwakken.

* Een verschuiving teweeg brengen van het wegvervoer naar het vervoer per spoor, over het water en het openbaar passagiersvervoer, om te bereiken dat het aandeel van het wegvervoer in 2010 niet groter zal zijn dan in 1998 (het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn).

* Een meer evenwichtige regionale ontwikkeling bevorderen door de verschillen in economische activiteit te verkleinen en de leefbaarheid van plattelands- en stadsgemeenschappen, als aanbevolen in het Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief, te handhaven.

Maatregelen op EU-niveau

* De Commissie zal in 2002 een kader voor vervoerstarifering voorstellen om te bereiken dat tegen 2005 de prijzen voor verschillende vervoerwijzen, waaronder het luchtvervoer, in overeenstemming zijn met de hieraan voor de samenleving verbonden kosten.

* In 2003 een kader implementeren waarmee, aan de hand van het gebruik van intelligente vervoersystemen, de interoperabiliteit van tolsystemen voor het wegvervoer wordt verzekerd; verdere technologische vooruitgang bevorderen waardoor de invoering van rekeningrijden mogelijk wordt gemaakt.

* Prioriteit geven aan infrastructuurinvesteringen voor openbaar vervoer en spoorwegen, binnenvaart, korte vaart en intermodaal vervoer. In het bijzonder zal de Commissie in 2001 een in 2003 goed te keuren herziening voorstellen van de richtsnoeren voor de Trans-Europese vervoersnetwerken en zal zij, bij de herziening halverwege van de structuurfondsenprogramma's, ijveren voor een aanzienlijke vermindering van de subsidiëring van het wegvervoer.

* Transportsystemen verbeteren door werk te maken van ontbrekende schakels in de transportketen, door open markten en samenwerking op EU-niveau te ontwikkelen (b.v. liberalisering van spoorwegen en luchtvervoersystemen). Het Europees intern luchtruim moet tegen 2004 operationeel zijn.

* Telewerken bevorderen door sneller te investeren in communicatie-infrastructuren en -diensten van de volgende generatie.

* In 2001 moet een begin worden gemaakt met de uitvoering van ESPON (waarnemingspost voor de ruimtelijke ordening van het Europees grondgebied), teneinde een aantal territoriale indicatoren te definiëren aan de hand waarvan de regionale effecten van de verschillende aspecten van het communautaire beleid kunnen worden geanalyseerd.

* De samenhang beoordelen in de zonering van verschillende communautaire beleidsterreinen, hierbij rekening houdend met de doelstellingen ervan (b.v. NATURA 2000, achtergebleven landbouwgebieden, steun uit de Structuurfondsen of voor overheidssteun in aanmerking komende gebieden).

* Inkomensbronnen in plattelandsgebieden diversifiëren, onder andere door vergroting van de voor plattelandsontwikkeling bestemde aandeel van het gemeenschappelijk landbouwuitgaven.

* Plaatselijke initiatieven aanmoedigen om de problemen van stadsgebieden aan te pakken; aanbevelingen doen voor geïntegreerde ontwikkelingsstrategieën voor stads- en vanuit milieuoogpunt gevoelige gebieden.

IV TENUITVOERLEGGING VAN DE STRATEGIE EN HET VOLGEN VAN DE GEMAAKTE VOORUITGANG: NA GOTHENBURG TE ONDERNEMEN STAPPEN

Een jaarlijkse inventarisatie om de gemaakte vorderingen in beeld te brengen

De Europese Raad van Stockholm kwam tot het besluit dat alle aspecten van duurzame ontwikkeling tijdens de ieder voorjaar te houden Europese Raad moeten worden geëvalueerd. Om een idee van de gemaakte vooruitgang te krijgen zal het aantal reeds goedgekeurde indicatoren voor het volgen van de strategie van Lissabon verder worden uitgebreid. Deze indicatoren vloeien op natuurlijke wijze voort uit de door de Commissie in dit document voorgestelde langetermijndoelstellingen en -streefwaarden.

Actie

- De Commissie zal ieder voorjaar verslag uitbrengen aan de Europese Raad in haar syntheseverslag over de vooruitgang inzake de implementatie van de duurzame ontwikkelings strategie.

- De Commissie zal een klein aantal prestatie-indicatoren voorstellen vóór de vergadering van de Europese Raad in het voorjaar van 2002 te Barcelona.

- Het door de Europese Raad van Cardiff in gang gezette proces van integratie van milieuoverwegingen moet worden voortgezet en een vaste bijdrage leveren tot de duurzame-ontwikkelingsstrategie van de EU, zoals ook het geval is met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de werkgelegenheidsrichtsnoeren. De sectorale milieu-integratiestrategieën moeten aansluiten op de specifieke doelstellingen van de duurzame ontwikkelingsstrategie van de EU.

De werkmethodes moeten veranderen

In alle stadia van het communautaire wetgevingsproces worden beleidsvoorstellen in afzonderlijke sectoren uitgewerkt en besproken zonder dat er voldoende aandacht wordt besteed aan de raakpunten tussen de verschillende beleidsterreinen. Door de organisatie structuur van de Commissie, de Raad en het Parlement wordt deze enge sectorale benadering alleen maar in de hand gewerkt. Deze drie instellingen zouden zich moeten bezinnen op stappen die zij kunnen ondernemen om dit zwakke punt te verhelpen.

De Commissie zal haar interne procedures verbeteren om meer consistente beleidsvoorstellen te kunnen afleveren. De Raad van Ministers en het Europees Parlement zouden hun werkmethodes eveneens moeten herzien. De Raad zou zijn structuren moeten wijzigen teneinde coördinatie en consistentie van het werk van de sectorale Raadsformaties te verbeteren. Het Europees Parlement zou zich moeten beraden over de vorming van een duurzaam ontwikkelingscomité dat zich over de bredere gevolgen van sectoriële beleidsvoorstellen kan uitspreken. Dit comité zou kunnen worden samengesteld uit vertegenwoordigers van andere comités, zoals het geval is met de commissie financiële controle.

Actie

- De Commissie zal een "Ronde tafel" voor duurzame ontwikkeling opzetten met tien - een grote verscheidenheid aan zienswijzen vertegenwoordigende - deskundigen, die rechtstreeks aan de voorzitter van de Commissie verslag zullen uitbrengen, en wel vóór de voorbereiding van het syntheseverslag van de Commissie aan de elk voorjaar te houden Europese Raad, en welke aanbevelingen zal doen om de samenhang tussen de communautaire beleidsterreinen te verbeteren.

Aan de hand van tussentijdse evaluaties kunnen wij de strategie afstemmen op veranderingen in langetermijn prioriteiten

Duurzame ontwikkeling is van nature een langetermijndoelstelling. Hoewel een jaarlijks plaatsvindende inventarisatie belangrijk is om de vaart erin te houden en ons vroeg genoeg van onvoorziene moeilijkheden bewust te maken, zouden wij, door ons te zeer op kortetermijnontwikkelingen en bijzonderheden te richten, het ruimere verband uit het oog kunnen verliezen. Om deze reden zou de jaarlijkse bijeenkomst van de Europese Raad op gezette tijden moeten worden aangevuld met een meer omvattende evaluatie aan het begin van elk Commissiemandaat.

Aldus zou de strategie op haar doeltreffendheid om duurzame ontwikkeling tot stand te brengen moeten worden getoetst. Mettertijd kunnen zich in de ernst van sommige problemen - of in het nut van sommige maatregelen - veranderingen voordoen, en kunnen er nieuwe problemen naar voren komen die dringender een oplossing behoeven. Aan de hand van regelmatig plaatsvindende tussentijdse evaluaties zou de Unie haar strategie aan deze veranderingen en aan wijzigingen in onze langetermijndoelstellingen kunnen aanpassen.

Door belanghebbenden de kans te geven bij deze evaluatie te worden betrokken, zal deze aan geloofwaardigheid en waarde winnen. Of de pogingen van de Unie om tot duurzame ontwikkeling te komen vrucht afwerpen, hangt uiteindelijk af van een ver doorgevoerde betrokkenheid van mens en bedrijf, alsmede van de burgermaatschappij, lokale en regionale autoriteiten bij de duurzame ontwikkelingsstrategie. Hoe meer de strategie op een brede dialoog met vertegenwoordigers uit alle geledingen van de samenleving stoelt, des te beter zijn de vooruitzichten voor een publieke acceptatie ervan.

Actie

- De EU-strategie voor duurzame ontwikkeling zal aan het begin van ieder Commissiemandaat aan een diepgaande evaluatie worden onderworpen.

- Vanaf 2002, zal de Commissie om de twee jaar een forum van belanghebbenden organiseren om de EU-strategie te kunnen evalueren. De Commissie nodigt het Economisch en Sociaal Comité uit deze conferentie samen met haar te organiseren.

Bijlage 1: De doelstellingen van de strategie van Lissabon op het vlak van het sociaal beleid

De te Lissabon, Nice en Stockholm aangegane verbintenissen worden hieronder opgesomd.

Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting

Prioritaire doelstelling

* Een beslissende stap maken in de uitroeiing van de armoede.

* De werkgelegenheidsgraad tegen januari 2005 tot 67% en tegen 2010 tot 70% optrekken; de werkgelegenheid van vrouwen tegen januari 2005 tot 57% en tegen 2010 tot meer dan 60% verhogen.

* Tegen 2010 het aantal 18- tot 24-jarigen met alleen lager secundair onderwijs die geen verder onderwijs of verdere opleidingen volgen, halveren.

Maatregelen op EU-niveau

* Sociale uitsluiting bestrijden door het scheppen van de economische voorwaarden voor grotere welvaart, zulks door middel van meer groei en werkgelegenheid, en door het creëren van nieuwe manieren waarop mensen bij het maatschappelijk leven kunnen worden betrokken.

* De Europese werkgelegenheidsstrategie krachtiger implementeren. Gemeenschappelijke benaderingen vaststellen ter handhaving en verbetering van de kwaliteit van het werk, hetgeen als algemene doelstelling in de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2002 moet worden opgenomen.

* Tegen eind 2001 de actualisering van de bestaande wetgeving inzake de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen afronden op het stuk van de toegang tot werkgelegenheid, beroepsopleidingen, promotie en arbeidsvoorwaarden.

* In de loop van 2001 overeenstemming bereiken over het voorstel voor een programma voor sociale integratie.

* Tegen eind 2001 overeenstemming bereiken over indicatoren voor de kwaliteit van het werk en het bestrijden van sociale uitsluiting. Indicatoren ontwikkelen inzake de verstrekking van zorgvoorzieningen voor kinderen en andere personen ten laste, alsmede voor gezinsbijslagstelsels tegen 2002. Indicatoren ontwikkelen om te verzekeren dat er geen discriminatoire inkomensverschillen tussen mannen en vrouwen zijn.

Maatregelen in verband met de economische implicaties van en vergrijzende bevolking

Prioritaire doelstellingen

* Zorgen voor adequate pensioenregelingen, gezondheids- en ouderenzorg en tegelijkertijd de duurzaamheid van de openbare financiën en de solidariteit tussen de generaties behouden.

* De demografische uitdagingen het hoofd bieden door de werkgelegenheid te verbeteren, de openbare schuld te verkleinen en sociale beschermingssystemen, waaronder pensioenregelingen, aan te passen.

* Het gemiddelde EU-werkgelegenheidscijfer van ouderen (55-64) tegen 2010 tot 50% verhogen.

Maatregelen op EU-niveau

* De mogelijkheden benutten van de open coördinatiemethode op pensioengebied en een verslag voorbereiden over de kwaliteit en duurzaamheid van pensioenen in het licht van de zich voltrekkende demografische veranderingen, zulks met het oog op de in 2002 plaatsvindende voorjaarsvergadering van de Europese Raad.

* Samenhangende strategieën en praktische maatregelen vaststellen om "een levenlang leren" binnen ieders bereikt te brengen.

* De Raad zal regelmatig moeten kijken naar de duurzaamheid op lange termijn van de openbare financiën en dus ook naar de veranderingen die te verwachten zijn van de voor ons liggende demografische ontwikkelingen, zowel in het kader van de bredere economische beleidslijnen als in de context van de programma's voor stabiliteit en convergentie.

* Tijdens de in 2001 te Laken te houden Europese Raad inzake immigratie, migratie en asielverlening in het kader van de aan Tampere te geven follow-up, zal over deze problematiek een diepgaande discussie worden gehouden. In dit verband moet terdege aandacht worden geschonken aan de positie van onderdanen van derde landen die legaal in de Unie verblijven.

* De Raad en de Commissie zullen gezamenlijk, nog vóór de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2002, verslag uitbrengen over manieren om een grotere mate van deelneming door de beroepsbevolking te bewerkstelligen en het "actief ouder worden" te bevorderen.