Bijlagen bij COM(2007)182 - En het Comité van De Regio´s - Verbeteren van de kennisoverdracht tussen onderzoeksinstellingen en industrie binnen Europa: omarmen van open innovatie - Uitvoering van de Lissabon-agenda -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

agreements [21] of leidraden zoals de Deense documenten betreffende Contacts, contracts and codices [22], alsmede door bewustmakingsinitiatieven door het Europese en de nationale octrooibureaus. Het door 4 grote Europese universitaire en industriële verenigingen (EIRMA, EUA, PROTON, EARTO) ontwikkelde Responsible Partnering- initiatief[23] biedt kerninzichten in hoe effectieve onderzoekssamenwerking kan worden tot stand gebracht. De lidstaten spelen een rol bij de ontwikkeling en uitvoering van dergelijke initiatieven en dienen deze actief te ondersteunen.

Verschillende "creative commons"[24] benaderingen (open toegang, open publicaties, open software, …) worden door steeds meer universiteiten onderschreven. Deze mechanismen kunnen zorgen voor een effectievere verspreiding van resultaten hoewel in sommige gevallen formele bescherming (bv. modelrechten, octrooien of overeenkomsten inzake materiaaloverdracht) noodzakelijk kan zijn, wil een product met succes op de markt worden gebracht. Het is daarom belangrijk ervoor te zorgen dat onderzoekers bekend zijn met de voordelen van beide benaderingen en dat beslissingen worden genomen op basis van sociaal-economische impact. Aangezien de regels betreffende de eigendom van publiek gefinancierde O&O-resultaten binnen Europa nog steeds verschillen, kan het aangewezen zijn in de nabije toekomst het vraagstuk van één Europees eigendomsmodel voor publiek gefinancierd onderzoek te herbestuderen.

Het bevorderen van een ondernemersmentaliteit[25] alsmede de relevante vaardigheden bij de onderzoekers kan in hoge mate bijdragen tot de verkleining van de culturele kloof die bestaat tussen de onderzoeksinstellingen en de industrie. Om onderlinge interacties te bevorderen, moeten de onderzoekers elementaire kennisoverdracht- en zakelijke vaardigheden worden bijgebracht. Er moet ondernemerschapsonderwijs worden aangeboden om aan te leren hoe intellectuele eigendom te beheren, met de industrie te interageren en een zaak te starten en te runnen. Hoewel tertiair onderwijs normaal in hoge mate gedecentraliseerd is, zijn er voorbeelden van nationale strategieën voor het bevorderen van ondernemerschap in het hoger onderwijs (bv. de Science Enterprise Challenge in het VK). Om te helpen bij het inhoudelijk uitwerken van dergelijke cursussen financiert de Commissie momenteel een project[26] voor het samenstellen van een kernpakket leermiddelen om een grote verscheidenheid van actoren bewust te maken van het belang van vraagstukken i.v.m. het beheer van IE.

Bovendien is een van de effectiefste methoden om dergelijke vaardigheden te ontwikkelen en kennis te delen de uitwisseling van personeel tussen onderzoeksinstellingen en industrie. De Commissie is een actieve voorstander van dergelijke activiteiten via de " Marie Curie-strategische partnerschapsregeling industrie-academische wereld" waarmee de ontwikkeling van dergelijke langdurige samenwerkingsvormen wordt ondersteund via de uitwisseling van onderzoekers. De nieuwe kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie heeft eveneens een maatregel ingevoerd inzake steun voor het uitlenen van hooggekwalificeerd personeel van onderzoeksinstellingen (of grote ondernemingen) aan KMO's.

In veel landen hebben onderzoeksinstellingen beloningssystemen in het leven geroepen waarbij de uitvinder een deel van eventuele winsten uit licenties of spin-offs ontvangt. Een illustratief model is het model waarbij winsten gelijk tussen de onderzoeker, de onderzoeksinstelling en de zakelijke partner worden verdeeld. Hoewel echter misschien een aantal financiële stimuleringsmaatregelen gelden, nemen veel personeelsleden ongaarne aan dergelijke activiteiten deel, vooral omdat deze niet in aanmerking worden genomen voor de loopbaanontwikkeling. Het is daarom belangrijk dat de beoordelingscriteria ook andere activiteiten meenemen zoals octrooiering, licentieverlening, mobiliteit en samenwerking met de industrie [27] .

3. MAKEN DAT HET GEBEURT: SAMENWERKEN VAN DE LIDSTATEN EN DE GEMEENSCHAP

Zowel onderzoeksinstellingen als de industrie kunnen hun voordeel doen met publieke beleidsondersteuning op regionaal[28], nationaal en communautair niveau. Deze ondersteuning kan verschillende vormen aannemen, gaande van de bevordering van de uitwisseling van goed beleid tot directe financiële ondersteuning van mechanismen voor kennisoverdracht. De samenwerkingsactiviteiten van de lidstaten binnen de Europese Onderzoeksruimte (EOR) en in het kader van de Lissabon-strategie via de uitvoering van het "3%-actieplan"[29] blijven concrete resultaten opleveren. De lidstaten moeten tenvolle gebruik maken van de beschikbare financieringsbronnen en de onderzoeksinstellingen daartoe aanmoedigen. Financiering in het kader van het cohesiebeleid (het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds) , nationale financiering overeenkomstig de nieuwe Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (RDI) [30] en de Europese Kaderprogamma's moeten alle worden gebruikt als hefboom voor het versterken van de banden tussen industrie en onderzoekinstellingen.

3.1. Het Europees Instituut voor technologie

De oprichting van een Europees Instituut voor technologie (EIT) is een goed voorbeeld van hoe de EU uitvoering kan geven aan innovatieve bestuursmodellen – zoals uiteengezet in de moderniseringsagenda voor universiteiten – om, als integrerend onderdeel van de strategie om Europa's innovatiecapaciteit aan te wenden, verandering te stimuleren en de processen van kennisoverdracht in bestaande instellingen te versnellen alsmede de banden ervan met de industrie te versterken. Sinds de Commissie het idee voor het eerst lanceerde in 2005 hebben een breed overlegproces en uitgebreide effectbeoordelingwerkzaamheden plaatsgevonden. De Commissie verwacht dat de besprekingen in de Europese Raad en het Parlement in 2007 voltooid zullen zijn en het EIT in 2008 operationeel zal worden.

Het EIT is een visionaire en stoutmoedige onderneming voor de lange termijn. Het zal zich toespitsen op de ontwikkeling en integratie van alle aspecten van de kennisdriehoek – innovatie, onderzoek en onderwijs – op gebieden die een uitdaging vormen voor Europa's toekomst. Met name zal het ETI interacties en kennisoverdracht tussen de onderzoeksinstellingen en de industrie bevorderen. Het zal in zijn bestuursorgaan evenwichtig uit zowel zakelijke als academische expertise samengesteld zijn en een referentiemodel bieden voor het experimenteren met meer zakelijk georiënteerde bestuursbenaderingen.

Het EIT zal belangrijke waarde toevoegen aan bestaande EU-initiatieven op het gebied van kennisoverdracht:

- De zakenwereld zal een cruciale rol spelen in elke EIT-activiteit. Het einddoel van het EIT is duidelijk innovatie en vertaling van de resultaten van onderzoek en onderwijs in innovatieve oplossingen.

- Het is bestemd om Europa's innovatievlaggenschip te worden en een duidelijke boodschap te sturen van Europa's verbintenis om innovatie te versterken en verandering te stimuleren in zijn onderzoeksinstellingen.

- Het zal voor het eerst de drie componenten van de kennisdriehoek op voet van gelijkheid integreren. Vooral onderwijs wordt gezien als een essentieel element in het innovatieproces.

De Commissie heeft de vorming van een "geïntegreerd EIT"-model voorgesteld dat een bottom-up- en een top-downbenadering op basis van een tweelagige structuur combineert. Allereerst zal een raad van bestuur waarin zowel de zakenwereld als de academische wereld is vertegenwoordigd strategisch advies bieden inzake de selectie, evaluatie en coördinatie van kennis- en innovatiegemeenschappen (KIC's). In de tweede plaats zal een groep autonome KIC's worden geselecteerd om het werk van het EIT binnen Europa uit te voeren. Zij zijn belast met de volledige integratie en uitvoering van activiteiten voor innovatie, onderzoek en onderwijs over aangewezen thema's. Het zullen joint ventures zijn van partnerorganisaties die de universiteiten, onderzoeksorganisaties en zakenwereld vertegenwoordigen.

3.2. Samenwerkingsactiviteiten

De inspanningen om publieke onderzoeksinstellingen in staat te stellen effectievere banden met de industrie, met name de KMO's, te ontwikkelen staan centraal in de samenwerkingsactiviteiten van de lidstaten en de Gemeenschap voor de uitvoering van het 3%-O&O-streefcijfer van de groei- en werkgelegenheidsstrategie van de EU. Deze activiteiten vonden plaats binnen het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek (CREST), dat als schakel fungeert voor het in praktijk brengen van de open coördinatiemethode, een instrument voor beleidssamenwerking dat in de eerste plaats gebaseerd is op de uitwisseling van informatie en beste praktijk. Hierboven is al naar een aantal resultaten van deze samenwerking verwezen, die de vorm aannemen van deskundigenadvies, beleidsaanbevelingen, leidraden, peer review van nationale beleidslijnen en bewustmakingsinitiatieven[31].

Deze samenwerkingsactiviteiten worden voortgezet en de resultaten moeten meegenomen worden in de maatregelen van de lidstaten voor het verbeteren van kennisoverdracht en de banden tussen de onderzoeksinstellingen en de industrie. De relevantere beleidsinitiatieven moeten worden opgenomen in de volgende generatie nationale hervormingsprogramma's (2008-2011). Als follow-up van een in Lissabon voor nationale Lissabon-coördinatoren gehouden studiedag over kennispartnerschappen hebben de lidstaten een verscheidenheid van interessante voorbeelden doorgegeven. Toch worden deze initiatieven duidelijk vaak vanuit een nationaal perspectief ontwikkeld, en doen zij de transnationale dimensie van kennisoverdracht geen recht. Om de inspanningen van de lidstaat te ondersteunen en de transnationale dimensie van sommige maatregelen te vergroten, moet de uitwerking van concrete initiatieven op communautair niveau worden verkend.

Twee gebieden die speciale inspanningen op lidstaat- en Gemeenschapsniveau vereisen, zijn de ontwikkeling van aangepaste maatregelen voor het bevorderen van de interactie tussen onderzoeksinstellingen en KMO's en van instrumenten om de voortgang te meten.

- Bevorderen van de interacties tussen onderzoeksinstellingen en KMO's

Bij de interacties tussen onderzoeksinstellingen en ondernemingen gaat het meestal om grote ondernemingen. Dit komt doordat dergelijke samenwerkingsverbanden geacht worden duurzamer en regelmatiger te zijn dan met KMO's.

Het is duidelijk dat KMO's een zeer gevarieerde clientèle zijn voor kennisoverdrachtdiensten. Industriële KMO's in de hightechsectoren hebben over het algemeen verhoudingsgewijs hoge O&O-budgetten en nauwe banden met de academische wereld als gevolg van de zeer korte productcycli. In traditionele sectoren zijn een beperkende factor voor de mogelijkheden van KMO's om zich actief in kennisoverdrachtactiviteiten te begeven over het algemeen de personele en financiële middelen. Het is daarom belangrijk de KMO's te stimuleren nieuwe en externe kennis op te doen voor een snellere groei.

Een voorbeeld van bestaande goede praktijk is het Nederlandse systeem van innovatievouchers waarvan het hoofddoel is KMO's in staat te stellen door middel van innovatievouchers (ter waarde van 7500€) kennis en strategische consultancy te kopen bij onderzoeksinstellingen en aldus de interactie en uitwisseling tussen de kennisleveranciers en KMO's te stimuleren. De kennisleverancier kan vervolgens de voucher bij het Agentschap voor innovatie SenterNovem aanbieden en betaald worden. Volgens de staatssteunregels is ondersteuning van dergelijke consultancy met publieke financiële middelen toegestaan[32].

De lidstaten moeten de tot hun beschikking staande mechanismen gebruiken om dergelijke kennisoverdrachtactiviteiten (bv. innovatievouchers of O&O-belastingfaciliteiten die de terugbetaling van aan onderzoeksinstellingen uitbestede O&O mogelijk maken) te bevorderen .

- Meten van voortgang

Het monitoren van kennisoverdrachtactiviteiten heeft verschillende bedoelingen inclusief het helpen van onderzoeksinstellingen bij het bevorderen van hetgeen voor het publieke welzijn is bereikt. Hoewel er meerdere universiteitsclassificaties bestaan, steunen deze meestal op academische indicatoren zoals publicaties en aantallen doctoraten, en nemen deze geen prestatie i.v.m. de exploitatie van O&O-resultaten in aanmerking. Er zijn aanwijzingen dat[33] de benchmarking van "innovatiegerelateerde activiteiten", vooral wanneer deze worden uitgevoerd volgens binnen de EU vergelijkbare meetmethodes, onderzoeksinstellingen in de mogelijkheid zou stellen hun eigen prestaties zowel op Europees als nationaal niveau te vergelijken. De Commissie zal in 2007 een deskundigengroep oprichten om deze vraagstukken aan te pakken.

3.3. Financiële steun

- Staatssteun

De nieuwe OOI-kaderregeling inzake staatssteun beoogt het verduidelijken van de staatssteunregels die van toepassing zijn op activiteiten voor de financiering van O&O&I, inclusief de financiering van activiteiten voor kennisoverdracht. Deze verduidelijking was nodig aangezien publieke onderzoeksinstellingen steeds meer als private ondernemingen opereren op marktnabije gebieden, waardoor vraagstukken i.v.m. staatssteun relevanter zijn voor hen.

Volgens de kaderregeling hebben de primaire activiteiten van publieke onderzoeksinstellingen, met name het uitvoeren van onafhankelijk onderzoek met het oog op meer kennis en beter inzicht, met inbegrip van onderzoek in samenwerkingsverband, en de verspreiding van onderzoeksresultaten normaal gesproken geen economisch karakter (d.w.z. er worden geen goederen of diensten geleverd op een bestaande markt)[34]. Activiteiten inzake technologieoverdracht hebben een niet-economisch karakter indien het om "interne"[35] activiteiten gaat en alle inkomsten uit deze activiteiten opnieuw in de primaire activiteiten van de onderzoeksorganisaties worden geïnvesteerd[36].

Vanzelfsprekend moeten alle uitgevoerde economische activiteiten (bv. consultancy, contractonderzoek, verhuur van infrastructuren, enz.) plaatsvinden onder de normale marktvoorwaarden, en zal de publieke financiering van dergelijke activiteiten over het algemeen als staatsteun worden beschouwd en onderworpen zijn aan de overeenkomstige regelgevende bepalingen.

De nieuwe kaderregeling bepaalt ook dat onderzoeksinstellingen kosten en inkomsten afzonderlijk aan economische en niet-economische activiteiten moeten toewijzen om mogelijke kruissubsidiëring te vermijden. Daartoe wordt gesuggereerd dat de lidstaten in de onderzoeksinstellingen de invoering van integrale kostprijsadministratie moeten stimuleren en faciliteren , hetgeen bovendien het voordeel zal hebben dat deelname aan het zevende kaderprogramma wordt vergemakkelijkt. Indien zulke maatregelen niet worden ingevoerd, kan elke publieke financiering ter ondersteuning van niet-economische activiteiten als staatssteun worden beschouwd.

- Cohesiebeleid van de EU

Het feit dat onderzoeksinstellingen en ondernemingen in elkaars buurt gelegen zijn, maakt de overdracht van kennis vaak gemakkelijker, hetgeen de cruciale rol bevestigt die regionale en lokale autoriteiten kunnen spelen. Steun voor kennisoverdrachtactiviteiten is in het kader van het EU-cohesiebeleid beschikbaar als onderdeel van de groei- en werkgelegenheidsstrategie.

Zo wordt bijvoorbeeld het belangrijkste instrument van het cohesiebeleid, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), gebruikt voor de ondersteuning van starterscentra en wetenschapsparken (infrastructuren en begeleidende diensten) die een effectief middel zijn voor het uitspinnen van kennis op de markt en kunnen helpen bij het creëren van betere banden tussen de KMO's en de universiteiten. Goedgeleide starterscentra en clusters hebben belangrijke voordelen, waardoor zij uitstekende instrumenten van kennisoverdracht vormen, meer bepaald voor hightech. Een bijzonder kenmerk is dat er diensten beschikbaar zijn die de succesvolle overdracht van kennis waarschijnlijker maken. Toch bood het EFRO naast infrastructuursteun in de periode 2000-2006 medefinanciering van ca. 4 mld € voor innovatie en technologieoverdracht en voor het totstandbrengen van netwerken en partnerschappen tussen de zakenwereld en onderzoeksinstellingen. Het EFRO speelt daarom een belangrijke rol in het faciliteren van interactie tussen publieke onderzoeksorganisaties en de industrie, zowel in termen van regionale als van transregionale interactie.

Verder biedt het Europees Sociaal Fonds financiële steun door middel van bijstand aan personen (opleiding, advies, enz.), en voor de ontwikkeling en modernisering van onderwijsstructuren en –systemen. In de nieuwe programmeerperiode (2007-13) wordt meer de nadruk gelegd op het versterken van onderzoek en innovatie, met name door kennisoverdracht.

De communautaire strategische richtsnoeren inzake cohesie [37] voorzien in een indicatief kader voor de toekomstige strategieën en programma's inzake de Structuurfondsen en het Cohesiefonds van de lidstaten. Het stimuleren van innovatie wordt als een belangrijke prioriteit aangewezen en het richtsnoer inzake "meer kennis en innovatie voor groei" geeft een verscheidenheid van activiteiten voor kennis- en technologieoverdracht aan die aandacht dienen te krijgen. Met name moet de steun van de lidstaten voor samenwerking tussen de zakenwereld en universiteiten en voor kennisoverdrachtinfrastructuren en –diensten worden opgevoerd om de regionale dimensie van de kenniseconomie verder te versterken.

- De Kaderprogramma's voor onderzoek & ontwikkeling ("KP") en voor concurrentievermogen & innovatie ("CIP") van de EG

Transnationale kennisoverdracht heeft altijd centraal gestaan in het Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP). Bij de meeste KP-projecten is immers een mix van deelnemers van de publieke en private sectoren van verschillende landen betrokken. Bepaalde thematische gebieden, zoals de ICT-sector, zijn in dat opzicht bijzonder succesvol geweest: meer dan 90% van de projecten[38] heeft betrekking op samenwerkingsactiviteiten tussen onderzoeksinstellingen en de industrie. Dit vergemakkelijkt duidelijk de ontwikkeling van technologieën die rijp zijn voor commerciële exploitatie. Naast O&O-projecten financiert het KP ook de intersectorale mobiliteit van onderzoekspersoneel, inclusief uitwisselingen tussen universiteit en industrie.

Het nieuwe Programma concurrentievermogen en innovatie ondersteunt alle vormen van innovatie, publiek-private partnerschappen en maatregelen voor het verbeteren van de toegang tot financiering inclusief leningen, durfkapitaal en financiering door een "zakenengel". Het programma financiert ook nieuwe manieren voor het faciliteren van kennisdeling tussen onderzoeksinstellingen en ondernemingen, met name KMO's[39], alsmede nieuwe transnationale clusteringinitiatieven. Op het gebied van eco-innovatie ondersteunt het met name acceptatie door de markt van innovatieve technologieën en praktijken door middel van proefprojecten en markttoepassingsprojecten.

Om de impact van deze twee kaderprogramma's te maximaliseren, zullen zij samenwerken om een reeks complementaire activiteiten voor O&O-projecten te bieden teneinde kennisoverdracht en de exploitatie van O&O-resultaten te bevorderen.

Vanzelfsprekend stimuleert de Commissie naast de directe ondersteuning van activiteiten voor kennisoverdracht ook de uitwisseling van goede praktijk ter bevordering van kennisoverdracht tussen overheden. In dat opzicht biedt de Gemeenschap diverse kansen voor regionaal en transnationaal beleidsleren[40].

4. CONCLUSIE

De interacties tussen de publieke onderzoeksbasis en de industrie zijn in het voorbije decennium langzamerhand toegenomen. Deze kunnen variëren van contractueel onderzoek tot collaboratief onderzoek of zelfs gestructureerde partnerschappen. De meeste van deze interacties omvatten de overdracht van kennis tussen de betrokken stakeholders en vergroten de sociaal-economische impact van publiek gefinancierd onderzoek, bv. door het creëren van nieuwe nuttige producten, nieuwe banen en soms nieuwe ondernemingen.

De in deze mededeling opgenomen analyse en beleidslijnen vormen een vertrekpunt voor besprekingen over een gemeenschappelijk Europees kader voor kennisoverdracht om een gelijk speelveld en een coherenter Europees landschap voor kennisoverdracht te creëren.

Voorts zijn de in het begeleidende werkdocument van de Commissiediensten gepubliceerde vrijwillige richtsnoeren bedoeld om de onderzoeksinstellingen belangen die zij en de industrie gemeenschappelijk hebben te helpen vaststellen en wederzijds voordelige regelingen voor kennisoverdracht te faciliteren. Deze richtsnoeren zullen een levend document worden, aangevuld door extra werkzaamheden die door een groep van industriële en academische actoren van hoog niveau moeten worden ondernomen. Deze groep zal in 2007 worden gelanceerd en advies verstrekken over andere acties die nodig zouden kunnen zijn om de kennisoverdracht te bevorderen in Europa.

Bovendien zal de samenwerking tussen de lidstaten en de Gemeenschap ook voortgaan in de context van de Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid. Op dit gebied door de lidstaten genomen belangrijke beleidsinitiatieven moeten hun neerslag vinden in de nationale hervormingsprogramma's, en de uitwisseling van goede praktijk zal door de Commissie verder worden bevorderd.

[1] Europa heeft momenteel per hoofd van de bevolking het grootste aantal afgestudeerden in de natuur- en ingenieurswetenschappen en academische papers (Key Figures –http://ec.europa.eu/invest-in-research/monitoring/statistical01_en.htm).

[2] " Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU " – COM(2006)502.

[3] Kennisoverdracht omvat het proces voor het verwerven, verzamelen en delen van expliciete en impliciete kennis, inclusief vaardigheden en competentie. Het gaat hierbij om zowel commerciële als niet-commerciële activiteiten zoals onderzoekssamenwerking, consultancy, licentieverlening, creëren van spin-offs, mobiliteit van onderzoekers, publicatie, enz. Terwijl de nadruk ligt op wetenschappelijke en technologische kennis gaat het ook om andere vormen zoals technologische zakelijke processen.

[4] In dit document omvat "onderzoeksinstelling" elke instelling voor hoger onderwijs (ongeacht de naam en status ervan in de lidstaten, bv. universiteiten, hogescholen of technische universiteiten) en publieke onderzoekscentra en –organisaties.

[5] AUTM survey –http://www.autm.net/events/File/FY04%20Licensing%20Survey/04AUTM-USLicSrvy-public.pdf.

[6] ProTon survey – http://www.protoneurope.org/news/2006/art2006/artjanmar06/2asfy2004/attachment_download/file.

[7] ASTP survey 2006 – http://www.merit.unu.edu/publications/docs/200605_ASTP.pdf.

[8] http://ec.europa.eu/invest-in-research/pdf/download_en/consult_report.pdf.

[9] Met betrekking tot universiteiten wordt deze nieuwe rol ook aangeduid als "derde opdracht".

[10] AT, NL, FR, IT, SE, BE, LT.

[11] OMC-Net-project "Certified trans-national technology transfer manager".

[12] een van Europa's leidende verenigingen voor kennisoverdracht – http://www.protoneurope.org.

[13] www.iknowledge transfer.org.uk

[14] SEC(2006) 971

[15] Zie Iers rapport over technologieoverdracht – http://www.universitiesireland.ie/news/techtransfer.php

[16] www.vib.be

[17] www.whiterose.ac.uk

[18] http://irc.cordis.europa.eu

[19] ProTonEurope – http://www.protoneurope.org.

[20] Crest-beslisboom – http://ec.europa.eu/invest-in-research/policy/crest_cross_en.htm.

[21] Lambert agreements – http://www.innovation.gov.uk/lambertagreements.

[22] Contacts, contracts and codices – http://billed.di.dk/wimpfiles/lores/image.asp?objno=/686201.pdf.

[23] http://www.responsible-partnering.org.

[24] Zie bijvoorbeeld http://creativecommons.org.

[25] COM(2004) 70.

[26] IP4Inno – http://www.proinno-europe.eu/ip4inno.html.

[27] Conclusies van de EUA-conferentie in Wenen – http://www.eua.be/fileadmin/user_upload/files/EUA1_documents/report_web%20221006.1161606166446.pdf.

[28] Bijvoorbeeld ter ondersteuning van clusters, "zakelijke eco-systemen".

[29] COM(2003) 226.

[30] OOI-kaderregeling inzake staatssteun – PB C 323 van 30.12.2006.

[31] Verslag van de CREST-Deskundigengroep "Promote the reform of public research centres and universities in particular to promote transfer of knowledge to society and industry" – http://ec.europa.eu/invest-in-research/pdf/download_en/final_crest_report_march2006.pdf.

[32] Dergelijke steun kan vallen onder de bepalingen inzake consultancy in Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen, PB L 10 van 13.1.2001, of onder punt 5.6. van de nieuwe OOI-kaderregeling inzake staatssteun.

[33] ITTE-verslag "Improving institutions for the transfer of technology from science to enterprises" – http://ec.europa.eu/enterprise/enterprise_policy/competitiveness/doc/itte_expertgroupreport.pdf.

[34] Punt 3.1.1 van de kaderregeling.

[35] Onder „interne activiteiten” verstaat de Commissie een situatie waarbij het kennisbeheer van de onderzoeksorganisatie(s) wordt uitgevoerd door een afdeling of een dochteronderneming van de onderzoeksorganisatie of gezamenlijk met andere onderzoeksorganisaties. Dat de levering van specifieke diensten via een openbare aanbesteding aan derden wordt uitbesteed, doet geen afbreuk aan het interne karakter van dergelijke activiteiten.

[36] Alle overige soorten activiteiten voor technologieoverdracht waarvoor staatsfinanciering wordt verleend, moeten bij de Commissie worden aangemeld.

[37] COM(2006)386 en Beschikking 2006/702/EG van de Raad van 6 oktober 2006.

[38] Uit hoofde van KP6.

[39] www.europe-innova.org.

[40] bv. ERAnet, PRO INNO Europe, ERIK en OMC-Net.