Bijlagen bij COM(2007)770 - Eerste voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging NAIADES-actieplan ter bevordering van de binnenvaart

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage.

2

3

4

5

2. Verslag over de tenuitvoerlegging van het programma

2.1.        Vastgestelde Europese regelgeving

Sinds de publicatie van de NAIADES-mededeling is de volgende wetgeving vastgesteld:

– Bij Richtlijn 2006/87/EG tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen zijn moderne uniforme voorschriften vastgesteld voor binnenschepen op de waterwegen in de gehele Gemeenschap, met inbegrip van de Rijn.

– Het financieel reglement inzake de TEN, Verordening (EG) nr. 680/2007, voorziet in een verhoging van de communautaire steun voor prioritaire projecten en RIS-projecten van 10 tot 20% en voor grensoverschrijdende waterwegen tot 30%.

– Via het Marco Polo II-programma, Verordening (EG) nr. 1692/2006, blijft de EU de overschakeling van wegvervoer naar andere vervoerswijzen aanmoedigen. Nieuw is dat kleinere acties kunnen worden gebundeld in één aanvraag zodat ook kleine ondernemingen samen een aanvraag kunnen indienen.

– Richtlijn 80/1119/EEG betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de binnenwateren is aangepast en vervangen door Verordening (EG) nr. 1365/2006.

2.2.        De Commissie

2.2.1. Verbetering van de marktomstandigheden

Kenmerkend voor de binnenvaartsector zijn het grote aantal kleine en middelgrote ondernemingen die vaak geconfronteerd worden met sterke concurrentie op een open vervoersmarkt, terwijl ze slechts bescheiden winsten boeken en moeilijk toegang hebben tot kapitaal. Hierdoor is het moeilijk nieuwe vervoersdiensten en bedrijven op te zetten.

Inden de betrokken actoren dat wensen kan de Commissie, in samenwerking met de Europese Investeringsbank (EIB), onderzoeken of specifieke loketten kunnen worden opgezet voor binnenvaartondernemingen. Het sectorale reservefonds en een eventuele combinatie van financiering door de lidstaten en de Gemeenschap bieden mogelijkheden om een modern ondersteuningsmechanisme voor de sector te ontwikkelen (zie 3.1).

De Commissie heeft de opdracht gegeven een inventaris op te stellen van de bestaande Europese, nationale en regionale steunregelingen. In 2008 wordt een subsidiehandboek voor de binnenvaart gepubliceerd.

In december 2006 heeft de Commissie beslist dat de de minimisregel inzake communautaire staatssteun ook van toepassing is op de vervoerssector6. Volgens deze regel is hoeft de EU geen toestemming te verlenen wanneer aan een

Verordening (EG) nr. 1998/2006.

6

onderneming niet meer dan 200 000 euro steun worden verleend in een periode van drie jaar.

Teneinde een gunstig bedrijfsklimaat te creëren, is gestart met een screening van de bestaande administratieve en regelgevende belemmeringen. De resultaten worden in 2008 gepresenteerd.

2.2.2.     Modernisering van de vloot

Om zijn voordelen te behouden, moet de sector zich voortdurend aanpassen en zijn efficiëntie, veiligheid en milieuprestaties verbeteren.

In dit verband heeft de Commissie een ontwerp voor een richtlijn7 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen ingediend, die ook van toepassing is op de binnenvaart.

Om ervoor te zorgen dat de binnenvaart haar voorsprong op het gebied van milieuprestaties ten opzichte van andere vervoerswijzen behoudt, heeft de Commissie voorgesteld het maximum toegelaten zwavelgehalte van gasoliën8 te verlagen.

2.2.3.     Bevordering van werkgelegenheid en vaardigheden

De Commissie werkt aan initiatieven op het gebied van werktijden en eisen inzake beroepskwalificaties (zie 2.4.).

2.2.4.     Verbetering van het imago

Het imago van de binnenvaart stemt niet altijd overeen met haar reële prestaties. Het is dan ook belangrijk de binnenvaart te promoten en logistieke besluitvormers, bevrachters en beleidsmakers bewust te maken van het potentieel van vervoer over de binnenwateren. De meeste betrokken lidstaten werken aan promotiecampagnes of hebben reeds dergelijke programma's opgezet.

Betrouwbare marktgegevens en informatie kunnen bijdragen tot een grotere zichtbaarheid van de binnenvaart. De Commissie heeft de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) daarom de opdracht gegeven in de periode 2005-2007 een marktobservatie-instrument te ontwikkelen. Er worden voorbereidingen getroffen om deze actie na 2007 voort te zetten en verder te verbeteren.

In het actieplan wordt voorgesteld in de nabijheid van de klanten een netwerk van promotiecentra voor de binnenvaart op te zetten. De belangrijkste doelstelling is door het aanbieden van logistieke oplossingen, beste praktijken en publiciteit ondernemingen op regionaal en lokaal niveau ertoe aan te zetten voor hun vervoer gebruik te maken van de binnenvaart. De Commissie heeft in mei 2007 een oproep tot het indienen van voorstellen gepubliceerd. Vanaf 2008 worden concrete resultaten verwacht.

COM(2006) 852. COM(2007) 18.

7

8

2.2.5. Voorzien in aangepaste infrastructuur

De efficiëntie van de binnenvaart wordt bepaald door goed gedimensioneerde en onderhouden infrastructuur. Een aantal communautaire programma's, zoals de trans-Europese netwerken, dragen daar toe bij. Op 27 september 2007 heeft de Commissie Mevr. Karla Peijs aangesteld als Europees coördinator voor de realisatie van de prioritaire binnenvaartroute Rijn/Maas-Main-Donau (project nr. 18) en de Seine-Scheldeverbinding (nr. 30).

Moderne informatie- en vele communicatiesystemen vormen een aanvulling op de infrastructuurnetwerken. Voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/44/EG betreffende River Information Services (RIS) heeft de Commissie in 2007 drie verordeningen vastgesteld betreffende technische richtsnoeren voor de planning, de toepassing en het operationele gebruik van RIS9, de technische specificaties voor tracking- en tracingsystemen voor schepen (AIS voor de binnenvaart)10 en berichten aan de scheepvaart11. Er worden nog twee andere verordeningen voorbereid.

2.3. De lidstaten

Alle betrokken lidstaten werken actief mee aan het binnenvaartbeleid. De klemtoon, draagwijdte en omvang van de maatregelen om de binnenvaart te promoten, hangen af van de specifieke situatie, tradities en nationale prioriteiten van elk land.

Zo heeft één lidstaat in het kader van het NAIADES-programma een ruim nationaal actieprogramma opgezet waarin een 40-tal maatregelen zijn opgenomen. In andere lidstaten bestaan reeds specifieke steunmaatregelen of wordt overwogen dergelijke maatregelen in te voeren. Voorbeelden van maatregelen zijn steunregelingen om nieuwe diensten voor containervervoer of afvaltransport op te zetten in stedelijke gebieden. In een bepaalde lidstaat is één administratief loket opgezet voor certificering en erkenning en is de promotiedienst voor de binnenvaart versterkt.

Een ander aspect is de modernisering van de vloot, waarbij één lidstaat de mogelijkheid biedt belastingvrij te herinvesteren. Voorts wordt financiële steun toegekend om de rendabiliteit en de milieuprestaties van schepen te verbeteren (bv. toelagen voor schonere motoren, efficiëntere aandrijftechnieken, nieuwe rompconstructies). In bepaalde regio's worden, soms grensoverschrijdende, initiatieven genomen om het vervoer over kleine waterwegen aan te moedigen.

Een aantal lidstaten heeft maatregelen genomen om het beroep van binnenschipper aantrekkelijker te maken (bv. steun voor opleiding, aanloopsteun voor jonge ondernemers).

Wat de waterwegen betreft, wordt de nadruk gelegd op het onderhoud van het netwerk en de daaraan gekoppelde infrastructuur, met inbegrip van de modernisering van intermodale terminals en de bouw van moderne overslagfaciliteiten. De lidstaten hebben de procedures gestart voor de aanleg van de Seine-Scheldeverbinding en de verbetering van de Donau bij de Oostenrijks-Slowaakse grens. Er wordt geleidelijk

Verordening (EG) nr. 414/2007. Verordening (EG) nr. 415/2007. Verordening (EG) nr. 416/2007.

9

10

11

vooruitgang geboekt met de installatie van River Information Services (RIS) en ICT-uitrusting langs de belangrijkste waterwegen.

2.4. Actoren

Europees sociaal overleg

In het NAIADES-actieplan worden betere arbeids- en sociale omstandigheden in de sector als een belangrijke uitdaging naar voren geschoven. Een manier om dat te bereiken is op Europees niveau een constructieve dialoog tussen de sociale partners tot stand brengen. In 2006 en 2007 heeft het comité voor de sectorale dialoog tussen de sociale partners12, bijgestaan door de Commissie, op regelmatige tijdstippen vergaderd en is er vooruitgang geboekt op twee belangrijke gebieden; ten eerste is inzake sectorspecifieke werktijdenregelingen het sociaal overleg voldoende gevorderd zodat onderhandelingen konden worden aangevat. Ten tweede heeft het comité met het oog op de vaststelling van eisen inzake beroepskwalificaties voor de hele EU voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd en de verschillende nationale profielen met elkaar vergeleken.

3. Financiëlesteunprogramma's

3.1. Innovatiesteun

Om ervoor te zorgen dat de binnenvaart haar voordeel als efficiënte, veilige en milieuvriendelijke vervoerswijze behoudt, moet continu worden geïnvesteerd in logistieke concepten, modernisering van de vloot, personeel en marketing. Dit is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de sector zelf. Als extra stimulans en om verdere investeringen te vergemakkelijken, wordt in het NAIADES-plan voorgesteld doelgerichte nationale steunprogramma's op te zetten en een beroep te doen op de beschikbare communautaire programma's. Het actieplan beveelt aan te onderzoeken of een beroep kan worden gedaan op het krachtens Verordening (EG) nr. 718/199913 opgerichte en door de sector gefinancierde fonds voor de binnenvaart en andere potentiële financieringsbronnen.

In dit verband heeft de Raad in zijn conclusies van juni 2006 de Commissie opgeroepen een voorstel in te dienen voor een fonds voor de vernieuwing van de Europese binnenvaart; dit fonds zou moeten worden gecoördineerd met de nationale programma's van de lidstaten. In zijn resolutie van oktober 2006 verklaarde het Europees Parlement dat dit fonds: "als centraal beleidsmiddel in het actieprogramma Naiades, voor een derde door de sector zelf gefinancierd zou moeten worden (het bestaand Europees (reserve)fonds …), voor een derde door de Europese Unie en voor het laatste derde door de lidstaten" en vraagt het Parlement de Commissie "verder om in nauwe samenwerking met de sector de voorwaarden voor de oprichting van het fonds op te stellen (…)".

De diensten van de Commissie hebben verkennende werkzaamheden uitgevoerd en, in nauwe samenwerking met deskundigen uit de sector en van de lidstaten waarvan

Besluit nr. 98/500/EG. http://ec.europa.eu/employment_social/social_dialogue/sectorial13_en.htm PB L 90 van 2.4.1999, blz. 1-5.

12

13

het fonds een positief saldo vertoont, verschillende ideeën geformuleerd betreffende een specifiek steunprogramma voor de binnenvaart.

3.1.1.     Doelstellingen inzake financiering

Het toekomstige innovatiefonds zou in de eerste plaats bedoeld zijn voor binnenvaartondernemingen en -exploitanten. Om de innovatie en een snellere invoering van nieuwe concepten en technieken aan te moedigen zou kunnen worden bepaald welke maatregelen in aanmerking komen voor steun teneinde de sector ertoe aan te sporen:

– nieuwe markten en vervoersdiensten te ontwikkelen in de binnenvaartsector;

– de vloot te moderniseren om de veiligheid, efficiëntie en milieuprestaties van de schepen te verbeteren;

– het menselijk kapitaal te verhogen dankzij scholing en opleiding, en

– het imago van de sector te verbeteren door passende PR-acties.

Het programma zou kunnen lopen van 2009 tot 2013. Voorts kan tegelijk financiële steun voor de binnenvaart worden verleend in het kader van het MARCO POLO-programma, voor de modernisering van de infrastructuur via de TEN-V-begroting en cohesiefondsen en voor onderzoek via het kaderprogramma voor OTO.

3.1.2.     Financieringsbronnen

De eerste financieringsbron is het bestaande reservefonds voor de binnenvaart dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 718/1999 en ook wordt gespijsd door de sector zelf, maar nagenoeg een decennium niet meer is benut. Om een beroep te doen op het fonds moet met alle betrokkenen overeenstemming worden bereikt over een nieuw wetgevingsinstrument zodat op EU-niveau een steunprogramma voor de sector kan worden opgezet. In het reservefonds zit op dit moment een bedrag van ongeveer 40 miljoen euro.

Naast deze potentiële en tot dusver onbenutte steun, verleent de Commissie actief steun via de bovengenoemde instrumenten. Wanneer samen met de lidstaten en de sector een significant en modern steuninstrument wordt ontwikkeld, kan de Commissie onderzoeken of extra middelen kunnen worden vrijgemaakt uit bestaande financieringsbronnen.

Een derde deel van het steunprogramma kan worden ingebracht door de lidstaten. In verschillende lidstaten bestaat een nationale steunregeling voor de binnenvaart of wordt een dergelijk programma voorbereid. Of en hoe deze regelingen kunnen worden geïntegreerd of gecombineerd met een toekomstig communautair steunprogramma wordt momenteel besproken.

3.1.3.     Volgende stappen

Op basis van deze overwegingen maakt de Commissie een ex ante evaluatie en effectbeoordeling van de verschillende oplossingen en de baten daarvan, alsmede de

doematigheid en rendabiliteit van een "Europees fonds voor innovatie in de binnenvaart". Afhankelijk van de resultaten en op grond van verder overleg met beroepsverenigingen en de lidstaten zal de Commissie in 2008 een voorstel indienen.

3.2. Gebruik van bestaande communautaire programma's voor de binnenvaart

– Bij de geselecteerde Marco Polo-projecten voor 2006 is er één binnenvaartproject. De evaluatie van de projecten die zijn ingediend na de oproep voor 2007 is nog niet afgerond.

– In het kader van de TEN-V-begroting is in 2006 medefinanciering verleend voor twee waterwegprojecten met een totaal budget van ongeveer 9 miljoen euro (1,5 % van het totale budget, een stuk minder dan het marktaandeel van de binnenvaart). De evaluatie van de voorstellen die zijn ingediend in antwoord op de oproep van 2007 en voor het algemene meerjarenprogramma tot 2013 is nog niet afgerond.

De invoering van River Information Services (RIS) is opgenomen in het meerjarenprogramma voor de TEN-V14. De eerste oproep tot het indienen van voorstelen voor RIS-projecten wordt gepubliceerd in december 2007.

– Op basis van de verschillende verordeningen (EFRO, Cohesiefondsen en het ESF)15 en de communautaire richtsnoeren inzake cohesie, leggen de Commissie, de lidstaten en de regio's de laatste hand aan de operationele programma's (OP) voor het cohesiebeleid voor de periode 2007-2013. Prioriteiten op het gebied van vervoersinfrastructuur kunnen in deze OP's worden opgenomen en in bepaalde lidstaten zal het OP volledig aan vervoer worden gewijd.

– Het 7e kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie16 voor de periode 2007-2013 biedt een aantal mogelijkheden voor de binnenvaartsector, met name op het gebied van modernisering van de vloot, optimalisering van de sector en integratie in de algemene logistieke keten.

De eerste uitnodiging tot het indienen van voorstellen17, die in juni 2007 is afgesloten, had betrekking op een aantal gebieden die relevant zijn voor de binnenvaart zoals het opzetten van gecoördineerde acties. Verwacht wordt dat de contracten in 2008 zullen worden ondertekend.

4. Modernisering van de organisatiestructuur

In de NAIADES-mededeling werd ook aandacht besteed aan de modernisering van de organisatiestructuur van de Europese binnenvaart. De diensten van de Commissie

14 15 16

17

Besluit C/2007/2158 van de Commissie. Zie Verordening (EG) nr. 1083/2006. Besluit nr. 1982/2006/EG. Mededeling van de Commissie 2006/C316/10.

hebben vier beleidsopties getoetst door middel van een effectbeoordeling en raadpleging van de betrokkenen18.

4.1. Effecten van de verschillende opties

De effecten van de verschillende opties kunnen als volgt worden samengevat:

– Optie 1: nauwere samenwerking maar geen wijziging van het institutionele kader

Een nauwere samenwerking tussen de Europese Commissie en de riviercommissies betekent dat alle betrokkenen hun coördinatie-inspanningen moeten opvoeren. Zelfs indien niet wordt geraakt aan het versnipperde rechtskader en de uiteenlopende regels binnen de interne markt, kan de doelstelling om gelijke concurrentievoorwaarden tot stand te brengen op alle waterwegen in de Unie worden bereikt zonder wijziging van het huidige kader. Dit zou evenwel relatief veel tijd vergen en vergelijkbare administratieve kosten met zich meebrengen als optie 2.

– Optie 2: toetreding van de Gemeenschap tot de Rijncommissie en de Donaucommissie

De administratieve structuren en het personeel kunnen efficiënter worden ingezet door toetreding van de Gemeenschap tot de internationale riviercommissies. Deze optie houdt geen significante wijziging van het institutioneel kader in en vergt slechts een marginale personeelsuitbreiding. Door gebruik te maken van de beschikbare deskundigheid en bestaande mechanismen kan de harmonisering van de regelgeving worden versneld. Het is echter gebleken dat de effecten sterk verschillen tussen toetreding tot de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCNR) en de Donaucommissie (zie conclusies hierna).

– Optie 3: pan-Europese conventie

In vergelijking met de twee eerste opties betekent de invoering van een pan-Europese conventie19 dat een extra laag zou worden toegevoegd aan het reeds complexe proces voor de harmonisering van de wetgeving. Naast de vrij complexe onderhandelingen zouden de administratieve kosten aanzienlijk hoger liggen dan in optie 1 en 2 en wordt de uitbreiding van het personeelsbestaand misschien niet verantwoord door een toename van de efficiëntie. Grotere politieke aandacht zou de realisatie van de doelstelling inzake strategische promotie echter gemakkelijker maken.

– Optie 4: een Europees Agentschap

De kostprijs voor de oprichting van een Europees Agentschap voor de binnenvaart – of een afdeling 'binnenvaart' binnen een bestaand agentschap – is vergelijkbaar met die van optie 3. Deze optie sluit aan bij het beleid van de Unie voor de andere vervoerswijzen en zou het harmoniseringsproces versnellen ten opzichte van de opties 1 en 3. De oprichting van een EU-agentschap naast de bestaande internationale riviercommissie en veiligheidsinstanties zou evenwel niet leiden tot een efficiëntere inzet van personele middelen.

18 19

SEC(2007) xxx

Zie het op eigen initiatief uitgebrachte advies van het Ecosoc TEN/222 - EESC 599/2006.

4.2.        Conclusies van de effectbeoordeling

Uit de effectbeoordeling is gebleken dat, rekening houdend met de tekortkomingen van het huidige kader, geen enkele optie duidelijke regelgevende, institutionele of administratieve voordelen oplevert. In de huidige omstandigheden verdient het de voorkeur te vertrekken vanuit de bestaande institutionele actoren om het organisatorisch kader te ontwikkelen en de werkmethodes en relaties zo veel mogelijk te verbeteren, te moderniseren en op elkaar af te stemmen. In deze context biedt een combinatie van optie 1 en 2 – betere coördinatie tussen bestaande institutionele actoren in combinatie met toetreding van de Gemeenschap tot de Donaucommissie - de meeste voordelen. In het licht van deze conclusies stelt de Commissie voor geen nieuwe structuren in te stellen bovenop het bestaande institutionele kader. Er wordt door de betrokkenen op aangedrongen dat de Commissie een grotere rol zou spelen binnen de bestaande organisatiestructuur.

De toetreding van de Commissie tot de Donaucommissie moet worden bekeken in het licht van de lopende herziening van het rechtskader voor de scheepvaart op de Donau. Lidmaatschap van de Commissie voor de beleidsterreinen die onder haar bevoegdheid vallen, zal niet alleen het bestaan of de invoering van geharmoniseerde regels voor de scheepvaart op de Donau vergemakkelijken maar ook bijdragen tot een snellere herziening van het Verdrag van Belgrado van 1948, die noodzakelijk is voor de hervorming van de Donaucommissie. Bovendien wordt de interne bevoegdheidsverdeling in de EU hierdoor verduidelijkt voor de niet-EU leden van de Donaucommissie. Op 7 juni 2007 heeft de Europese Raad van ministers de Commissie gemachtigd te onderhandelen over het lidmaatschap van de Donaucommissie.

4.3.        Verdere werkzaamheden

Het voorgaande, waaruit blijkt dat gezamenlijk gestreefd wordt naar een harmonieuze regeling, toont aan dat de Gemeenschap de jongste jaren een grotere rol heeft gespeeld op het gebied van de harmonisering van de regelgeving:

– De EG-richtlijnen inzake River Information Services (RIS)20 en technische voorschriften voor schepen21 vormen het kader voor alle binnenvaart in de Unie, met inbegrip van de scheepvaart op de Rijn.

– In het kader van het voorstel voor een richtlijn betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land22 zal een pan-Europese overeenkomst in het Gemeenschapsrecht worden opgenomen zodat wordt vermeden dat in de toekomst twee verschillende rechtsstelsels ontstaan.

Deze ontwikkeling bouwt voort op de sterke betrokkenheid van deskundigen uit de lidstaten in diverse fora zoals de riviercommissies. In het NAIADES-actieplan worden nog andere wetgevingsinitiatieven van de Commissie in het vooruitzicht gesteld met betrekking tot vaarbewijzen en eisen ten aanzien van de bemanning.

Richtlijn 2005/44/EG. Richtlijn 2006/87/EG. Zie 2.2.2.

20

21

22

De Commissie wenst een coördinerende rol te blijven spelen op het gebied van strategische beleidsontwikkeling.

Om de deskundigheid met betrekking tot de binnenvaart te versterken en de bestaande middelen beter te benutten, kunnen bepaalde opdrachten of mandaten -zoals voorgesteld door het Europees Parlement - worden toevertrouwd aan de internationale riviercommissies23. Deze opdrachten moeten verenigbaar zijn met de wettelijke en territoriale bevoegdheid van de riviercommissies en met hun financiële mogelijkheden en in het gemeenschapsrecht op een solide rechtsgrond berusten. Hiervoor is verdere analyse noodzakelijk24. Niettemin heeft de Commissie haar contacten met de riviercommissies, en met name de CCR, reeds versterkt.

Een andere werkwijze is de oprichting van een “denktank” voor de binnenvaart die op vrijwillige basis en onder de auspiciën van de Commissie vergadert en waarin vertegenwoordigers van de sector, beleidsmakers en -verantwoordelijken en academici een aantal aspecten bespreken en advies uitbrengen over toekomstige ontwikkelingen van de binnenvaart in Europa.

5. Conclusie

Hoewel het NAIADES-actieplan slechts anderhalf jaar geleden is goedgekeurd, is de politieke beeldvorming over de binnenvaart verbeterd, niet alleen op Europees niveau maar ook in de lidstaten en de scheepvaartsector. De Commissie blijft achter de uitvoering van het plan staan en wenst de dynamiek die door dit initiatief ontstaan is, in stand te houden. De volgende jaren worden acties opgezet op de volgende gebieden:

Financiering

Na de effectbeoordeling/ex ante evaluatie en de raadpleging van de betrokkenen, zal een rechtsgrondslag worden uitgewerkt voor een “fonds voor innovatie in de binnenvaart25, inclusief uitvoeringsbepalingen. Dit kan worden aangevuld met een subsidiehandboek en eventueel specifieke richtsnoeren inzake staatssteun.

De menselijke factor

Een andere actiecluster is gericht op de menselijke factor. Specifieke werktijdenregelingen en Europese eisen inzake beroepskwalificaties zijn onderwerpen waarover het best een overeenkomst kan worden gesloten in het kader van het sociaal overleg26. De resultaten hiervan kunnen op basis van

In het werkdocument van de Commissie "NAIADES" worden de volgende taken opgesomd: uitvoeren

van studies, toezicht uitoefenen op/coördineren van de naleving van technische normen; monitoring van

de werkzaamheden van de aangemelde instanties, beheren van gegevensbanken, monitoring van de

registratie van schepen.

Artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2004/549 (gemeenschappelijk Europees luchtruim) biedt de

Commissie de mogelijkheid mandaten te verlenen aan Eurocontrol. Voorts kan worden verwezen naar

de ervaringen van de Commissie met het Europees Ruimteagentschap in het kader van het

Galileoproject.

Zie 3.1.3.

Zie 2.4.

23

24

25

26

effectbeoordelingen en raadplegingsprocedures worden aangevuld met wetgevingsvoorstellen inzake de harmonisering van minimale bemanningseisen en uniforme vaarbewijzen voor alle waterwegen in de Gemeenschap.

Wet- en regelgevingskader

Om de wettelijke en administratieve belemmeringen weg te werken, zullen de resultaten van de desbetreffende studie27 worden onderzocht en in de mate van het mogelijke in overleg met de overheden van de lidstaten en de betrokken actoren worden meegenomen.

Verbetering van de infrastructuur

Naast de gecoördineerde tenuitvoerlegging van RIS zal in nauwe samenwerking met de lidstaten een indicatief ontwikkelingsplan voor de verbetering en het onderhoud van de binnenwateren en –havens worden opgesteld. Hierbij zal tevens rekening worden gehouden met milieueisen en andere randvoorwaarden en worden voortgebouwd op de aan de gang zijnde dialoog tussen de internationale scheepvaarten beschermingscommissies voor de Rijn en de Donau.

Organisatorische steun

Om de gecoördineerde uitvoering van het NAIADES-plan te vergemakkelijken, zal de Commissie zich laten bijstaan door een platform met alle betrokken actoren, de lidstaten, de riviercommissies en de sector, eventueel in de vorm van een “denktank voor de binnenvaart”28. De oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het 7e kaderprogramma voor OTO29 kan hier een uitkomst bieden, bijvoorbeeld door middel van een gecoördineerde actie ten behoeve van de binnenvaart.

27 28 29

Zie 2.2.1.

Zie 4.3.

Zie voetnoot 17.

A. WETGEVINGSINSTRUMENTEN

Overzicht van het NAIADES”-actieprogramma B. BELEIDSINSTRUMENTEN

AANHANGSEL 1 C. ONDERSTEUNENDE INSTRUMENTEN

Harmonisering van:

■     technische voorschriften voor schepen

■     inter-modale laadeenheden (ILU)

■     statistieken van het goederenvervoer per binnenschip

Richtsnoeren betreffende staatssteun en eventueel de minimisregels voor de binnenvaart Harmonisering van:

■     vervoer van gevaarlijke goederen

■     motoremissies

Versterking van de positie en het regelgevingskader van de binnenvaart

Harmonisering van:

vaarbewijzen

aansprakelijkheid bij intermodaal vervoer

bemanningseisen

de verwijdering van afvalstoffen;

scholings- en opleidingsnormen

documenten voor intermodaal vervoer

infrastructuurheffingen

brandstofkwaliteit

Stand

2007

0

0

A 0

A

A

2008

2009 2009 2009 2010 2013

Stand 2007
TEN-coördinator voor de binnenvaartA
Subsidiehandboek voor de binnenvaart
Opsporing van belemmeringen in bestaande en nieuwe Europese en nationale regelgevingA
Eén geïntegreerd administratief contactpunt voor de binnenvaart (zgn. one-stop shops)A
Sociaal overleg binnen de sector~~~
Marktobservatie van de binnenvaart~~~
Europees plan voor de ontwikkeling van waterweginfrastructuur en overslagfaciliteiten2009
Aanwervingscampagnes
Ruimtelijke-ordeningsbeleid waarin meer prioriteit wordt gegeven aan de reconversie van bedrijvenzones nabij waterwegen
Interdisciplinair overleg op projectniveau

0        = goedgekeurd door het EP en de Raad

S         = voorstel ingediend door de Commissie

~~~     = lopend

A        = in voorbereiding

Europees Reservefonds voor de binnenvaartStand 2007

A
Nationale steunregelingen

■     bevordering van modale verschuiving en investeringen

■     efficiency-, milieu- en veiligheidstechnologieën

■     organisaties voor promotie en ontwikkeling

■     ontwikkeling en onderhoud van vervoersinfrastructuur
ATA,BE,DE,FR, NL,UKA

AT,BE,DE, FR, NL

AT, BE, DE, FR,

NL

AT, BE, BU,CZ, DE, FR, NL ,PL, RO, UK A
Europese OTO- en steunprogramma's.

■     diensten: Marco Polo, CIP, INTERREG, enz.

■     vloot: OTO-programma (KP 7) enz.

■     banen en vaardigheden SOCRATES - LEONARDO da VINCI, enz.

■     infrastructuur

- prioritaire TEN-V-projecten nr. 18 en 30

- RIS (TEN-T MIP)

- PHARE, ISPA, CARDS, INTERREG, enz.
~~~

NL

13

NL