Bijlagen bij COM(2009)156 - Verslag overeenkomstig richtlijn 2000/60/EG (Kaderrichtlijn Water) betreffende progamma's voor de monitoring van de watertoestand - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2009)156 - Verslag overeenkomstig richtlijn 2000/60/EG (Kaderrichtlijn Water) betreffende progamma's voor de monitoring van de ... |
---|---|
document | COM(2009)156 ![]() ![]() |
datum | 1 april 2009 |
De lidstaten hebben voor de allereerste keer elektronisch gerapporteerd door middel van WISE, het waterinformatiesysteem voor Europa[4]. De elektronische rapportage via WISE is een succes gebleken want tot op heden hebben al 24 lidstaten hun verslagen op deze wijze ingediend. Met WISE wordt de rapportage doeltreffender en eenvoudiger en het systeem heeft zijn nut al bewezen met het voorkomen van dubbele rapportage van monitoringstations.
Er zijn echter nog wel wat verbeteringen nodig om te waarborgen dat de ingediende verslagen duidelijk en begrijpelijk zijn. Dit is een absoluut noodzakelijke voorwaarde opdat de Commissie een goede analyse van de naleving kan uitvoeren. Goede voorbeelden van duidelijke rapportage zijn de verslagen van Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije en Nederland.
Monitoring
In het algemeen kan worden gesteld dat de monitoringinspanningen in de hele Europese Unie goed zijn. Blijkens de verslagen zijn er meer dan 107.000 stations voor de monitoring van oppervlaktewater en grondwater uit hoofde van de Kaderrichtlijn Water. Het overgrote deel van de monitoringstations voor oppervlaktewater is gelegen aan rivieren (75%); gevolgd door meren (13%), kustwateren (10%) en overgangswateren (2%).
In het algemeen blijkt dat de bepalingen van bijlage V bij de Kaderrichtlijn Water en de bestaande richtsnoeren betreffende de monitoring van oppervlaktewater en grondwater zijn toegepast, hoewel er in sommige lidstaten nog wel wat kan worden verbeterd aan het inzicht in en de toepassing van de basisbegrippen van toestand- en trendmonitoring, operationele monitoring en monitoring voor gericht onderzoek.
De verslagen van Oostenrijk, Tsjechië en Hongarije zijn goede voorbeelden van een doelgerichte benadering van de ontwikkeling van monitoringprogramma's uit hoofde van de Kaderrichtlijn Water. Uit de verslagen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk blijkt dat deze landen zich behoorlijke inspanningen hebben getroost om de betrouwbaarheid van de monitoringresultaten te waarborgen. Verder moeten ook de inspanningen worden erkend van de landen die in 2007 tot de EU zijn toegetreden. Hoewel de ontwikkeling van de methoden voor de evaluatie van de ecologische toestand in Bulgarije en Roemenië nog lang niet is afgerond, zijn de monitoringprogramma's overeenkomstig het begrippenapparaat van de Kaderrichtlijn Water opgesteld en maken deze met name in Roemenië een omvattende monitoring mogelijk.
Een kernelement van de Kaderrichtlijn Water is dat zij een raamwerk biedt waarin rekening wordt gehouden met alle belastende en beïnvloedende factoren van het aquatisch milieu en dat zij alle bestaande belangrijke EU-watervoorschriften als minimale basismaatregelen integreert. De Kaderrichtlijn water vereist specifieke monitoring van beschermde gebieden, in het bijzonder van waterlichamen die bestemd zijn voor de productie van drinkwater of van beschermingsgebieden voor van water afhankelijke habitats en soorten. In vele gevallen zijn deze specifieke eisen echter niet duidelijk in de monitoringprogramma's geïntegreerd. De programma's van Ierland kunnen als een positief voorbeeld worden genoemd van een benadering om door middel van specifieke subnetwerken aan deze eisen te voldoen. De integratie van de monitoringvoorschriften van andere richtlijnen in de monitoringprogramma's van de Kaderrichtlijn Water moet ook voordelen brengen voor een doeltreffendere planning en toewijzing van middelen voor de monitoring.
Ondanks het bestaan van internationale coördinatiemechanismen in vele internationale stroomgebiedsdistricten hebben maar een paar lidstaten zoals Duitsland, Ierland, Nederland, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk bericht over het gebruik van deze mechanismen bij de vaststelling van hun monitoringprogramma's. Om een doelgerichte en degelijke planning van de maatregelenprogramma's in de internationale stroomgebiedsdistricten te waarborgen, moeten de lidstaten hun monitoringprogramma's in dergelijke stroomgebiedsdistricten coördineren om een integrale beoordeling van de bestaande belastende en beïnvloedende factoren te kunnen geven.
Het belangrijkste doel van de monitoring is de beoordeling van de watertoestand. Daarbij staat de beoordeling van de ecologische toestand van het grondwater centraal. Zoals al is gebleken bij de intercalibratie[5] zijn er nog steeds behoorlijk veel lacunes in de ontwikkeling van biologische beoordelingsmethoden voor de vaststelling van de ecologische toestand. Uit de analyse van de informatie over de monitoringprogramma's blijkt dat er nog veel stroomgebiedsdistricten zijn waar de noodzakelijke beoordelingsmethoden voor biologische kwaliteitselementen nog niet worden toegepast. Dit geldt in het bijzonder voor de EU-lidstaten die in 2004 en 2007 zijn toegetreden. Het is erg belangrijk dat de lidstaten de ontwikkeling van hun nationale methoden afronden en de calibratiewerkzaamheden voortzetten om deze activiteit tegen 2011 tot een eind te brengen, zoals is overeengekomen door het comité voor de Kaderrichtlijn Water (Intercalibratiewerkprogramma 2008-2011). Verschillende lopende onderzoeksprogramma's zullen naar verwachting waardevolle informatie opleveren voor de afronding van de intercalibratie; een van de belangrijkste daarvan is WISER[6].
Over de mate van betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de monitoringprogramma's en in het bijzonder over de beoordelingsmethoden voor de ecologische toestand is weinig informatie verschaft. Daarom is het moeilijk te beoordelen of de monitoringprogramma's betrouwbaar en nauwkeurig genoeg zullen zijn om een coherent en uitgebreid overzicht van de toestand van de waterlichamen in de stroomgebiedsdistricten op te leveren en de besluitvormers te informeren met betrekking tot de maatregelenprogramma's. De stroomgebiedsbeheersplannen die tegen eind 2009 moeten worden ingediend, zullen een totaalbeeld geven van de belastende en beïnvloedende factoren, de toestandsbeoordeling en de maatregelen; op basis daarvan kan de Commissie de resultaten van de monitoringprogramma's uitgebreid beoordelen.
[1] Richtlijn 2000/60/EG, PB L327 van 22.12.2000, zoals gewijzigd.
[2] COM(2007) 128 definitief en de begeleidende documenten SEC(2007) 362.
[3] SEC(2009) 415.
[4] Zie http://water.europa.eu/
[5] Zie Beschikking 2008/915/EG van de Commissie van 30 oktober 2008 tot vaststelling van de indelingswaarden voor de monitoringsystemen van de lidstaten die het resultaat zijn van de intercalibratie, overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad, beschikbaar op http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2008:332:0020:0044:NL:PDF
[6] http://www.wiser.eu