Bijlagen bij COM(2010)738 - Wijziging van Verordening 1234/2007 wat de handelsnormen betreft - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2010)738 - Wijziging van Verordening 1234/2007 wat de handelsnormen betreft. |
---|---|
document | COM(2010)738 ![]() ![]() |
datum | 10 december 2010 |
“Bijlage XII bis
Definities, aanduidingen en verkoopsbenamingen van producten als bedoeld in artikel 112 septies
Voor de toepassing van deze bijlage is de verkoopbenaming de naam waaronder een levensmiddel wordt verkocht, in de zin van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad*.
DEEL I. VLEES VAN RUNDEREN DIE NIET OUDER ZIJN DAN TWAALF MAANDEN
I. Definitie
Met het oog op de toepassing van dit deel van de bijlage wordt onder “vlees” verstaan, geslachte dieren, vlees met of zonder been en slachtafvallen, al dan niet versneden, bestemd voor menselijke consumptie, van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, aangeboden in verse, gekoelde of bevroren toestand, al dan niet voorzien van een onmiddellijke verpakking of een verpakking.
Op het moment van het slachten delen de marktdeelnemers, onder toezicht van de bevoegde autoriteit, alle runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, in één van de volgende twee categorieën in:
A) categorie V: runderen die niet ouder zijn dan acht maanden
identificatieletter voor deze categorie: V;
B) categorie Z: runderen die ouder zijn dan acht maanden, maar niet ouder dan twaalf maanden
identificatieletter voor deze categorie: Z.
II. Verkoopbenamingen
1. Vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, mag in de verschillende lidstaten slechts in de handel worden gebracht onder de volgende, voor iedere lidstaat vastgestelde verkoopbenaming(en):
A) voor het vlees van runderen die niet ouder zijn dan acht maanden (identificatieletter voor deze categorie: V)
Land van afzet | Verplichte verkoopbenaming |
België | kalfsvlees/veau, viande de veau/Kalbfleisch |
Bulgarije | месо от малки телета |
Tsjechië | Telecí |
Denemarken | Lyst kalvekød |
Duitsland | Kalbfleisch |
Estland | Vasikaliha |
Griekenland | μοσχάρι γάλακτος |
Spanje | Ternera blanca, carne de ternera blanca |
Frankrijk | veau, viande de veau |
Ierland | Veal |
Italië | vitello, carne di vitello |
Cyprus | μοσχάρι γάλακτος |
Letland | Teļa gaļa |
Litouwen | Veršiena |
Luxemburg | veau, viande de veau/Kalbfleisch |
Hongarije | Borjúhús |
Malta | Vitella |
Nederland | Kalfsvlees |
Oostenrijk | Kalbfleisch |
Polen | Cielęcina |
Portugal | Vitela |
Roemenië | carne de vițel |
Slovenië | Teletina |
Slowakije | Teľacie mäso |
Finland | vaalea vasikanliha/ljust kalvkött |
Zweden | Ljust kalvkött |
Verenigd Koninkrijk | Veal |
B) voor vlees van runderen die ouder zijn dan acht maanden, maar niet ouder dan twaalf maanden (identificatieletter voor deze categorie: Z)
Land van afzet | Verplichte verkoopbenaming |
België | jongrundvlees/jeune bovin, viande de jeune bovin/Jungrindfleisch |
Bulgarije | телешко месо |
Tsjechië | hovězí maso z mladého skotu |
Denemarken | Kalvekød |
Duitsland | Jungrindfleisch |
Estland | noorloomaliha |
Griekenland | νεαρό μοσχάρι |
Spanje | Ternera, carne de ternera |
Frankrijk | jeune bovin, viande de jeune bovin |
Ierland | rosé veal |
Italië | vitellone, carne di vitellone |
Cyprus | νεαρό μοσχάρι |
Letland | jaunlopa gaļa |
Litouwen | Jautiena |
Luxemburg | jeune bovin, viande de jeune bovin/Jungrindfleisch |
Hongarije | Növendék marha húsa |
Malta | Vitellun |
Nederland | rosé kalfsvlees |
Oostenrijk | Jungrindfleisch |
Polen | młoda wołowina |
Portugal | Vitelão |
Roemenië | carne de tineret bovin |
Slovenië | meso težjih telet |
Slowakije | mäso z mladého dobytka |
Finland | vasikanliha/kalvkött |
Zweden | Kalvkött |
Verenigd Koninkrijk | Beef |
2. De in punt 1 bedoelde verkoopbenamingen mogen worden aangevuld met de vermelding van de benaming of de aanduiding van de betrokken stukken vlees of van het betrokken slachtafval.
3. De verkoopbenamingen voor categorie V die in deel A) van de tabel in punt 1 zijn opgenomen, en eventuele nieuwe benamingen die van die verkoopbenamingen zijn afgeleid, mogen uitsluitend worden gebruikt indien aan de voorschriften van deze bijlage wordt voldaan.
Meer bepaald mag in een verkoopbenaming of op een etiket van vlees van runderen die ouder zijn dan twaalf maanden, geen gebruik worden gemaakt van de termen “veau”, “teleci”, “Kalb”, “μοσχάρι”, “ternera”, “kalv”, “veal”, “vitello”, “vitella”, “kalf”, “vitela” en “teletina”.
4. De in punt 1 bedoelde voorwaarden zijn niet van toepassing op vlees van runderen waarvoor vóór 29 juni 2007 een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 510/2006**.
DEEL II. WIJNCATEGORIEËN
1) Wijn
Onder wijn wordt verstaan het product dat uitsluitend wordt verkregen door gehele of gedeeltelijke alcoholische vergisting van al dan niet gekneusde verse druiven of van druivenmost.
Wijn heeft:
a) na de eventuele behandelingen als bedoeld in bijlage XII quater, deel I, sectie B, een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5% vol, mits deze wijn uitsluitend afkomstig is van druiven die zijn geoogst in de wijnbouwzones A en B als bedoeld in het aanhangsel bij deze bijlage, en van ten minste 9 % vol voor de overige wijnbouwzones;
b) wanneer hij een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding heeft, in afwijking van het doorgaans geldende minimale effectieve alcoholvolumegehalte en na de eventuele behandelingen als bedoeld in bijlage XII quater, deel I, sectie B, een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 4,5 % vol;
c) een totaal alcoholvolumegehalte van ten hoogste 15 % vol. In afwijking daarvan:
- kan voor wijn die zonder verrijking is verkregen op bepaalde wijnbouwoppervlakten van de Unie die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vaststelt, de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte tot 20 % vol worden verhoogd,
- kan voor wijn met een beschermde oorsprongsbenaming die zonder verrijking is verkregen, de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte tot meer dan 15 % vol worden verhoogd;
d) behoudens eventuele afwijkingen die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen kan vaststellen, een totaal gehalte aan zuren, uitgedrukt in wijnsteenzuur, van ten minste 3,5 gram per liter of 46,6 milli-equivalent per liter.
“Retsina” is wijn die uitsluitend wordt voortgebracht op het geografische grondgebied van Griekenland uit druivenmost die met hars van de Aleppopijnboom is behandeld. Het gebruik van hars van de Aleppopijnboom is alleen toegestaan om “retsina”-wijn overeenkomstig de toepasselijke Griekse voorschriften te verkrijgen.
In afwijking van het bepaalde onder b) worden “Tokaji eszencia” en “Tokajská esencia” als wijn beschouwd.
In afwijking van artikel 112 septies, lid 2, mogen de lidstaten toestaan dat het woord “wijn” wordt gebruikt indien:
- het vergezeld gaat van de naam van een vrucht in samengestelde benamingen om producten, verkregen door vergisting van andere vruchten dan druiven, in de handel te brengen; of
- het onderdeel is van een samengestelde benaming.
Iedere verwarring met producten die onder de wijncategorieën van deze bijlage vallen, moet worden voorkomen.
2) Jonge, nog gistende wijn
Onder jonge, nog gistende wijn wordt verstaan wijn waarvan de alcoholische gisting nog niet is geëindigd en die nog niet is ontdaan van de wijnmoer.
3) Likeurwijn
Onder likeurwijn wordt verstaan het product:
a) dat een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en ten hoogste 22 % vol;
b) dat een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 17,5 % vol, met uitzondering van bepaalde likeurwijnen met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding, die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen opstelt;
c) dat verkregen is uit:
- gedeeltelijk gegiste druivenmost,
- wijn,
- een mengsel van bovengenoemde producten, of
- druivenmost of een mengsel van druivenmost en wijn als het gaat om bepaalde, door de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vast te stellen likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding;
d) dat een oorspronkelijk natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 12 % vol heeft, met uitzondering van bepaalde likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen opstelt;
e) waaraan zijn toegevoegd:
i) een van de volgende producten of een mengsel daarvan:
- neutrale alcohol uit wijnbouwproducten, met inbegrip van alcohol verkregen door de distillatie van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 96 % vol,
- distillaat van wijn of van rozijnen en krenten met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol;
ii) alsmede, in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:
- geconcentreerde druivenmost,
- een mengsel van een van de onder e), punt i), genoemde producten met druivenmost als bedoeld onder c), eerste en vierde streepje;
f) waaraan, in afwijking van het bepaalde onder e), voor zover het gaat om likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding die voorkomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen opstelt, zijn toegevoegd:
i) hetzij een van de onder e), punt i), genoemde producten of een mengsel daarvan, of
ii) een of meer van de onderstaande producten:
- alcohol van wijn of van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 95 % vol en ten hoogste 96 % vol,
- eau-de-vie van wijn of van druivendraf, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol,
- eau-de-vie van rozijnen en krenten, met een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 52 % vol doch minder dan 94,5 % vol, en
iii) in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:
- gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven,
- geconcentreerde druivenmost verkregen door rechtstreekse werking van vuur, die, afgezien van deze bewerking, voldoet aan de definitie van geconcentreerde druivenmost,
- geconcentreerde druivenmost,
- een mengsel van een van de onder f), punt ii), genoemde producten met druivenmost als bedoeld onder c), eerste en vierde streepje.
4) Mousserende wijn
Onder mousserende wijn wordt verstaan het product dat:
a) is verkregen door eerste of tweede alcoholische vergisting:
- van verse druiven,
- van druivenmost, of
- van wijn;
b) wordt gekenmerkt door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat uitsluitend door vergisting is ontstaan;
c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar; en
d) wordt bereid uit voor de bereiding van mousserende wijn bestemde cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5 % vol.
5) Mousserende kwaliteitswijn
Onder mousserende kwaliteitswijn wordt verstaan het product dat:
a) is verkregen door eerste of tweede alcoholische vergisting:
- van verse druiven,
- van druivenmost, of
- van wijn;
b) wordt gekenmerkt door het feit dat bij het openen van de recipiënten koolzuurgas vrijkomt dat uitsluitend door vergisting is ontstaan;
c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3,5 bar; en
d) wordt bereid uit voor de bereiding van mousserende kwaliteitswijn bestemde cuvées met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol.
6) Aromatische mousserende kwaliteitswijn
Onder aromatische mousserende kwaliteitswijn wordt verstaan de mousserende kwaliteitswijn die:
a) is verkregen door voor de cuvée uitsluitend gebruik te maken van druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost van specifieke wijndruivenrassen die zijn opgenomen op een lijst die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen opstelt.
De aromatische mousserende kwaliteitswijnen die traditioneel worden bereid met gebruikmaking van wijnen voor de cuvée, worden door de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vastgesteld;
b) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar;
c) een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 6 % vol, en
d) een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 10 % vol.
7) Mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd
Onder mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, wordt verstaan het product dat:
a) is verkregen uit wijn zonder een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding;
b) bij het openen van de recipiënten, koolzuurgas laat ontsnappen dat geheel of gedeeltelijk is toegevoegd, en
c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 3 bar.
8) Parelwijn
Onder parelwijn wordt verstaan het product dat:
a) is verkregen uit wijn met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol;
b) een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol;
c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door endogeen koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar, en
d) wordt opgeslagen in recipiënten van 60 l of minder.
9) Parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd
Onder parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, wordt verstaan het product dat:
a) is verkregen uit wijn;
b) een effectief alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 7 % vol en een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol;
c) bij bewaring in gesloten recipiënten bij 20°C, een door geheel of gedeeltelijk toegevoegd koolzuurgas in oplossing teweeggebrachte overdruk heeft van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar, en
d) wordt opgeslagen in recipiënten van 60 l of minder.
10) Druivenmost
Onder druivenmost wordt verstaan de vloeistof die op natuurlijke wijze of via natuurkundige procedés uit verse druiven wordt verkregen. Druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.
11) Gedeeltelijk gegiste druivenmost
Onder gedeeltelijk gegiste druivenmost wordt verstaan het product dat wordt verkregen door vergisting van druivenmost en dat een effectief alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 1 % vol doch minder dan drie vijfde van het totale alcoholvolumegehalte.
12) Gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven
Onder gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven wordt verstaan het product dat wordt verkregen door de gedeeltelijke vergisting van druivenmost van ingedroogde druiven, waarvan het totale gehalte aan suiker vóór de gisting ten minste 272 g per liter bedraagt en waarvan het natuurlijke en effectieve alcoholvolumegehalte niet minder mag bedragen dan 8 % vol. Bepaalde door de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vast te stellen wijnen die aan deze eisen voldoen, worden echter niet als gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven beschouwd.
13) Geconcentreerde druivenmost
Onder geconcentreerde druivenmost wordt verstaan de niet-gekarameliseerde druivenmost die wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20°C met een refractometer volgens een overeenkomstig artikel 112 nonies, lid 1, derde alinea, en artikel 112 sexdecies, onder d), voor te schrijven methode een waarde van niet minder dan 50,9 % wordt gemeten.
Geconcentreerde druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.
14) Gerectificeerde geconcentreerde druivenmost
Onder gerectificeerde geconcentreerde druivenmost wordt verstaan de niet-gekarameliseerde vloeistof die:
a) wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procedé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20°C met een refractometer volgens een overeenkomstig artikel 112 nonies, lid 1, derde alinea, en artikel 112 sexdecies, onder d), voor te schrijven methode een waarde van niet minder dan 61,7 % wordt gemeten;
b) een toegestane behandeling voor ontzuring en eliminatie van andere bestanddelen dan suiker heeft ondergaan;
c) de volgende kenmerken vertoont:
- pH niet hoger dan 5 bij 25 Brix,
- optische dichtheid bij 425 nm en een dikte van 1 cm, niet hoger dan 0,100, voor geconcentreerde druivenmost bij 25 Brix,
- sucrosegehalte niet vast te stellen met een nader te bepalen analysemethode,
- Folin-Ciocalteau-index niet hoger dan 6,00 bij 25 Brix,
- getitreerde zuurgraad niet hoger dan 15 milli-equivalent per kilogram suikertotaal;
- gehalte aan zwaveldioxide niet hoger dan 25 mg per kilogram suikertotaal,
- gehalte aan kationen totaal niet hoger dan 8 milli-equivalent per kilogram suikertotaal,
- conductiviteit bij 25 Brix en 20°C niet hoger dan 120 micro-Siemens/cm,
- gehalte aan hydroxymethylfurfural niet hoger dan 25 mg per kilogram suikertotaal,
- aanwezigheid van meso-inositol.
Gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag een effectief alcoholvolumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.
15) Wijn van ingedroogde druiven
Onder wijn van ingedroogde druiven wordt verstaan het product dat:
a) zonder verrijking is verkregen van druiven die in de zon of de schaduw hebben gelegen met het oog op gedeeltelijke dehydratatie;
b) een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol en een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol, en
c) een natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 16 % vol (of 272 g suiker/liter).
16) Wijn van overrijpe druiven
Onder wijn van overrijpe druiven wordt verstaan het product dat:
a) wordt bereid zonder verrijking;
b) een natuurlijk alcoholvolumegehalte heeft van meer dan 15 % vol, en
c) een totaal alcoholvolumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 12 % vol.
De lidstaten kunnen voor dit product een rijpingsperiode voorschrijven.
17) Wijnazijn
Onder wijnazijn wordt verstaan azijn die:
a) uitsluitend wordt verkregen door azijnzure vergisting van wijn, en
b) een totaal zuurgehalte heeft van ten minste 60 g per liter, uitgedrukt in azijnzuur.
DEEL III. MELK EN ZUIVELPRODUCTEN
21. De benaming “melk” mag uitsluitend worden gebruikt voor het product dat normaal door de melkklieren wordt afgescheiden en wordt verkregen door het melken, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken.
De benaming “melk” mag evenwel worden gebruikt:
a) voor melk die een behandeling heeft ondergaan waardoor de samenstelling niet wordt gewijzigd of voor melk waarvan het vetgehalte overeenkomstig deel IV van deze bijlage is gestandaardiseerd;
b) samen met één of meer woorden, om het type, de kwaliteitsklasse, de oorsprong en/of het voorgenomen gebruik van de melk aan te geven, of om de fysieke behandeling te omschrijven waaraan de melk is onderworpen of de wijzigingen in de samenstelling die de melk heeft ondergaan, mits deze wijzigingen beperkt blijven tot het toevoegen en/of het onttrekken van natuurlijke bestanddelen van melk.
22. Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan onder “zuivelproducten”: producten die uitsluitend zijn verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van de melk.
De onderstaande benamingen mogen uitsluitend voor zuivelproducten worden gebruikt:
a) de volgende benamingen, die in alle handelsstadia worden gebruikt
i) wei,
ii) room,
iii) boter,
iv) karnemelk,
v) butteroil,
vi) caseïne,
vii) watervrij melkvet,
viii) kaas,
ix) yoghurt,
x) kefir,
xi) koemis,
xii) viili/fil,
xiii) smetana,
xiv) fil;
b) benamingen in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2000/13/EG die daadwerkelijk voor zuivelproducten worden gebruikt.
23. De benaming “melk” en de voor de omschrijving van zuivelproducten gebruikte benamingen mogen eveneens worden gebruikt samen met één of meer woorden voor het omschrijven van samengestelde producten waarvan geen enkel element de plaats van een bestanddeel van melk inneemt of met dit doel wordt toegevoegd, en waarvan de melk of een zuivelproduct een essentieel bestanddeel is, hetzij door zijn hoeveelheid, hetzij omdat zijn effect kenmerkend is voor het product.
24. De oorsprong van de melk en van de door de Commissie te omschrijven zuivelproducten moet worden vermeld indien zij niet afkomstig zijn van runderen.
25. De in de punten 1, 2 en 3 van dit deel bedoelde benamingen mogen niet voor andere dan de in die punten bedoelde producten worden gebruikt.
Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is, en/of wanneer duidelijk is dat de benamingen bedoeld zijn om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven.
26. Voor andere dan de in de punten 1, 2 en 3 van dit deel bedoelde producten mogen geen etiketten, handelsdocumenten, reclamemateriaal of enige vorm van reclame als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2006/114/EG van de Raad*** of aanbiedingsvormen worden gebruikt waarmee wordt aangegeven, geïmpliceerd of gesuggereerd dat het betrokken product een zuivelproduct is.
Voor producten die melk- of zuivelproducten bevatten, mogen de benaming “melk” of de in punt 2, tweede alinea, van dit deel bedoelde benamingen echter uitsluitend worden gebruikt om een beschrijving van de grondstoffen en een opsomming van de ingrediënten te geven overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG.
DEEL IV. ONDER GN-CODE 0401 VALLENDE MELK VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE
I. Definities
Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan onder:
a) “melk”: het door het melken van één of meer koeien verkregen product;
b) “consumptiemelk”: de in punt III vermelde producten, bestemd om als zodanig aan de consument te worden geleverd;
c) “vetgehalte”: de massaverhouding van de delen melkvetstof tot 100 delen van de betrokken melk;
d) “eiwitgehalte”: de massaverhouding van de delen melkeiwit tot 100 delen van de betrokken melk berekend door het totale stikstofgehalte van de melk, uitgedrukt als massapercentage, te vermenigvuldigen met 6,38.
II. Levering of verkoop aan de eindverbruiker
1) Alleen melk die voldoet aan de eisen voor consumptiemelk mag zonder verwerking aan de eindconsument worden geleverd of verkocht, hetzij rechtstreeks, hetzij via restaurants, ziekenhuizen, kantines of andere soortgelijke instellingen.
2) De verkoopbenamingen voor deze producten zijn die welke zijn vastgesteld in punt III van dit deel. Deze verkoopbenamingen mogen uitsluitend voor de in dat punt gedefinieerde producten worden gebruikt, onverminderd de mogelijkheid om ze te gebruiken in samengestelde benamingen.
3) De lidstaten stellen maatregelen vast om de consument over de aard of de samenstelling van de producten te informeren in alle gevallen waarin het ontbreken van deze informatie bij de consument tot verwarring kan leiden.
III. Consumptiemelk
1. De volgende producten worden als consumptiemelk beschouwd:
a) rauwe melk: melk die niet is verwarmd tot boven 40°C en die evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;
b) volle melk: warmtebehandelde melk die, wat het vetgehalte betreft, aan één van de volgende eisen voldoet:
i) gestandaardiseerde volle melk: melk met een vetgehalte van ten minste 3,50 % (m/m). De lidstaten mogen evenwel een extra categorie volle melk met een vetgehalte van 4,00 % (m/m) of meer vaststellen,
ii) niet-gestandaardiseerde volle melk: melk waarvan het vetgehalte sedert het melken niet is gewijzigd, noch door toevoeging of verwijdering van melkvet, noch door vermenging met melk waarvan het natuurlijke vetgehalte is gewijzigd. Het vetgehalte mag evenwel niet lager zijn dan 3,50 % (m/m);
c) halfvolle melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten minste 1,50 % (m/m) en ten hoogste 1,80 % (m/m) is gebracht;
d) magere melk: warmtebehandelde melk waarvan het vetgehalte op ten hoogste 0,50 % (m/m) is gebracht.
Warmtebehandelde melk die niet voldoet aan de in de eerste alinea, onder b), c) en d), vastgestelde eisen ten aanzien van het vetgehalte, wordt als consumptiemelk beschouwd op voorwaarde dat het vetgehalte tot op de eerste decimaal duidelijk en gemakkelijk leesbaar op de verpakking is aangebracht, en wel als volgt: “… % vet”. Die melk mag niet worden omschreven als volle melk, halfvolle melk of magere melk.
2. Onverminderd punt 1, onder b), ii), zijn slechts de volgende wijzigingen toegestaan:
a) om de voor consumptiemelk voorgeschreven vetgehalten in acht te nemen, wijziging van het natuurlijke vetgehalte van de melk door verwijdering of toevoeging van room of door toevoeging van volle, halfvolle of magere melk;
b) verrijking van de melk met uit melk afkomstige eiwitten, minerale zouten of vitaminen;
c) vermindering van het lactosegehalte, door omzetting van lactose in glucose en galactose.
De onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk zijn alleen toegestaan indien zij duidelijk zichtbaar, goed leesbaar en onuitwisbaar op de verpakking van het product worden vermeld. Deze vermelding doet echter niets af aan de verplichting tot voedingswaarde-etikettering als bedoeld in Richtlijn 90/496/EEG van de Raad ****. In geval van verrijking met eiwitten dient het eiwitgehalte van de verrijkte melk 3,8 % (m/m) of meer te bedragen.
De lidstaten kunnen de onder b) en c) bedoelde wijzigingen in de samenstelling van de melk echter beperken of verbieden.
3. Consumptiemelk moet aan de volgende eisen voldoen:
a) een vriespunt hebben dat het gemiddelde vriespunt van rauwe melk in de regio waar de consumptiemelk wordt ingezameld, dicht benadert;
b) een massagewicht van ten minste 1 028 gram per liter hebben voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m) bij een temperatuur van 20°C, of het equivalent daarvan per liter voor melk met een ander vetgehalte;
c) ten minste 2,9 % (m/m) eiwit bevatten voor melk met een vetgehalte van 3,5 % (m/m), of het equivalent daarvan voor melk met een ander vetgehalte.
DEEL V. PRODUCTEN VAN DE SECTOR VLEES VAN PLUIMVEE
Dit deel van deze bijlage is van toepassing op het in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf in de handel brengen in de Unie van bepaalde soorten en aanbiedingsvormen van vlees van pluimvee, alsmede van bereidingen en producten op basis van vlees van pluimvee of slachtafval van pluimvee, van de volgende soorten:
- Gallus domesticus,
- eenden,
- ganzen,
- kalkoenen,
- parelhoenders.
Deze bepalingen zijn ook van toepassing op gepekeld vlees van pluimvee van GN-code 0210 99 39.
I. Definities
1) “vlees van pluimvee”: het voor menselijke consumptie geschikt vlees van pluimvee dat met uitzondering van koudebehandeling aan geen enkele behandeling onderworpen is geweest;
2) “vers vlees van pluimvee”: vlees van pluimvee dat op geen enkel moment door koude is verstijfd voorafgaand aan de bewaring bij een temperatuur die niet lager mag zijn dan – 2°C en niet hoger dan + 4°C. De lidstaten kunnen evenwel enigszins afwijkende temperatuurvoorschriften vaststellen voor de minimumduur die vereist is voor het uitsnijden en behandelen van vers vlees van pluimvee in detailhandelszaken of in aan verkooppunten grenzende lokalen, waar het vlees uitsluitend wordt versneden en behandeld om het ter plaatse rechtstreeks aan de consument te kunnen leveren;
3) “bevroren vlees van pluimvee”: vlees van pluimvee dat, zodra dit in het kader van de normale slachtprocedures mogelijk is, moet worden bevroren en moet worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste – 12°C;
4) “diepgevroren vlees van pluimvee”: vlees van pluimvee dat moet worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste – 18°C binnen de toleranties van Richtlijn 89/108/EEG van de Raad *****;
5) “bereiding op basis van vlees van pluimvee”: vlees van pluimvee, met inbegrip van vlees van pluimvee dat in kleine stukken is gehakt, waaraan levensmiddelen, kruiden of additieven zijn toegevoegd of dat een verwerking heeft ondergaan die niet volstaat om de inwendige spierweefselstructuur van het vlees te veranderen;
6) “bereiding op basis van vers vlees van pluimvee”: een bereiding op basis van vlees van pluimvee waarvoor “vers vlees van pluimvee” in de zin van deze verordening is gebruikt.
De lidstaten kunnen evenwel enigszins afwijkende temperatuurvoorschriften vaststellen voor de minimumduur die nodig is, en in de mate van het nodige, voor het behandelen en uitsnijden in de fabriek tijdens de productie van bereidingen op basis van vers vlees van pluimvee;
7) “product op basis van vlees van pluimvee”: vleesproduct als omschreven in bijlage I, punt 7.1, van Verordening (EG) nr. 853/2004 ******, waarvoor “vlees van pluimvee” in de zin van deze verordening is gebruikt.
DEEL VI. SMEERBARE VETPRODUCTEN
De in artikel 112 septies bedoelde producten mogen slechts dan zonder verwerking rechtstreeks of via restaurants, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke instellingen aan de eindverbruiker worden geleverd of afgestaan, indien zij aan de in de bijlage vastgestelde eisen voldoen.
De verkoopbenamingen van deze producten zijn die welke in dit deel zijn vermeld.
De onderstaande verkoopbenamingen zijn uitsluitend bestemd voor de in dit deel omschreven producten van de onderstaande GN-codes die een vetgehalte van minstens 10, maar minder dan 90 gewichtspercenten hebben:
a) melkvetten van de GN-codes 0405 en ex 2106;
b) vetten van GN-code ex 1517;
c) vetstoffen met plantaardige en/of dierlijke bestanddelen van de GN-codes ex 1517 en ex 2106.
Het vetgehalte exclusief zout bedraagt ten minste twee derden van de droge stof.
Deze verkoopsbenamingen gelden evenwel alleen voor producten die bij een temperatuur van 20°C hun vaste vorm behouden en als smeersel kunnen worden gebruikt.
Deze definities zijn niet van toepassing op:
a) de benaming van producten waarvan de precieze aard op grond van traditioneel gebruik duidelijk is en/of wanneer duidelijk is dat de benaming bedoeld is om een kenmerkende eigenschap van het product te omschrijven,
b) geconcentreerde producten (boter, margarine, melanges) met een vetgehalte van ten minste 90 %.
Vetgroep | Verkoopbenamingen | Productcategorieën |
Definities | Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten |
A. Melkvetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die uitsluitend van melk en/of van bepaalde zuivelproducten zijn afgeleid en waarvan het vet het essentiële valoriserende bestanddeel is. Andere bij de bereiding benodigde stoffen mogen evenwel worden toegevoegd, mits deze stoffen niet gebruikt worden voor volledige of gedeeltelijke vervanging van een van de melkbestanddelen. | 1. Boter 2. 3/4 boter (*) 3. Halfvolle boter (**) 4. Melkvetproduct X % | Het product met een melkvetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 % en een gehalte aan water van ten hoogste 16 % en aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van ten hoogste 2 %. Het product met een melkvetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product met een melkvetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product met de volgende melkvetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. |
B. Vetten Producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten hoogste 3 % van het vetgehalte. | 1. Margarine 2. 3/4 margarine (***) 3. Halfvolle margarine (****) 4. Product met vet X % | Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en ten hoogste 90 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product dat wordt verkregen uit plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. |
Vetgroep | Verkoopbenamingen | Productcategorieën |
Definities | Aanvullende beschrijving van de categorie met een aanduiding van het vetgehalte in gewichtspercenten |
C. Uit plantaardige en/of dierlijke producten samengestelde vetten De producten in de vorm van een vaste of kneedbare emulsie, voornamelijk van het type water in olie, die van vaste en/of vloeibare plantaardige en/of dierlijke vetten zijn afgeleid, voor menselijke consumptie geschikt zijn en een melkvetgehalte hebben van ten minste 10 % en ten hoogste 80 % van het totale vetgehalte. | 1. Melangen 2. 3/4 melange (*****) 3. Halfvolle melange (******) 4. Melangeproduct X % | Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 80 % en minder dan 90 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 60 % en ten hoogste 62 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met een vetgehalte van ten minste 39 % en ten hoogste 41 %. Het product dat wordt verkregen uit een melange van plantaardige en/of dierlijke vetten, met de volgende vetgehalten: - minder dan 39 %; - meer dan 41 % en minder dan 60 %, - meer dan 62 % en minder dan 80 %. |
(*) stemt in het Deens overeen met “smør 60”. (**) stemt in het Deens overeen met “smør 40”. (***) stemt in het Deens overeen met “margarine 60”. (****) stemt in het Deens overeen met “margarine 40”. (*****) stemt in het Deens overeen met “blandingsprodukt 60”. (******) stemt in het Deens overeen met “blandingsprodukt 40”. |
Noot: Het melkvetbestanddeel van de in dit deel genoemde producten mag alleen via fysische processen worden gewijzigd.
DEEL VII. BENAMINGEN EN DEFINITIES VAN OLIJFOLIËN EN OLIËN UIT PERSKOEKEN VAN OLIJVEN
Het gebruik van de in dit deel vermelde benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven is verplicht bij de verhandeling van de betrokken producten in de Unie en, voor zover verenigbaar met de verplichte internationale regels, in het handelsverkeer met derde landen.
In het stadium van de detailhandel mogen alleen de oliën als bedoeld in punt 1, onder a) en b), en de punten 3 en 6 van dit deel worden verhandeld.
1) Olijfolie van de eerste persing
Oliën die uit de vrucht van de olijfboom uitsluitend zijn verkregen langs zuiver mechanische weg of via andere natuurkundige procedés onder omstandigheden waardoor de olie niet wordt aangetast, en die geen andere behandeling hebben ondergaan dan wassen, decanteren, centrifugeren en filtreren, met uitsluiting van oliën die zijn verkregen door middel van oplosmiddelen of andere adjuvantia met een chemische of biochemische werking, of door herverestering, en van alle mengsels met oliën van een andere soort.
Deze oliën worden uitsluitend als volgt ingedeeld en omschreven:
a) Extra olijfolie van de eerste persing
Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,8 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.
b) Olijfolie van de eerste persing
Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 2 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.
c) Olijfolie van de eerste persing, voor verlichting
Olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van meer dan 2 gram per 100 gram en/of waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.
2) Geraffineerde olijfolie
Olijfolie verkregen door raffinering van olijfolie van de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van niet meer dan 0,3 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.
3) Olijfolie — bestaande uit geraffineerde olijfoliën en olijfoliën van de eerste persing
Olijfolie verkregen door het mengen van geraffineerde olijfolie met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.
4) Ruwe olie van perskoeken van olijven
Olie verkregen uit perskoeken van olijven door behandeling met oplosmiddelen of via fysische methodes, of die, op bepaalde kenmerken na, overeenstemt met olijfolie voor verlichting, met uitsluiting van olie die is verkregen door herverestering, en van alle mengsels met olie van een andere soort, en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.
5) Geraffineerde olie uit perskoeken van olijven
Olie verkregen door de raffinering van ruwe olie uit perskoeken van olijven, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,3 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.
6) Olie uit perskoeken van olijven
Olie verkregen door het mengen van geraffineerde olie uit perskoeken van olijven met olijfolie van de eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 g per 100 g en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.
Aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis
Wijnbouwzones
De wijnbouwzones zijn de volgende:
1) Wijnbouwzone A omvat:
a) in Duitsland: de andere met wijnstokken beplante oppervlakten dan die van punt 2, onder a);
b) in Luxemburg: het Luxemburgse wijnbouwgebied;
c) in België, Denemarken, Ierland, Nederland, Polen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk: het wijnbouwareaal van deze landen;
d) in Tsjechië: het wijnbouwgebied Čechy.
2) Wijnbouwzone B omvat:
a) in Duitsland: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Baden;
b) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de niet in deze bijlage genoemde departementen, alsmede in de volgende departementen:
- Alsace: Bas-Rhin, Haut-Rhin,
- Lorraine: Meurthe-et-Moselle, Meuse, Moselle, Vosges,
- Champagne: Aisne, Aube, Marne, Haute-Marne, Seine-et-Marne,
- Jura: Ain, Doubs, Jura, Haute-Saône,
- Savoie: Savoie, Haute-Savoie, Isère (de gemeente Chapareillan),
- Val de Loire: Cher, Deux-Sèvres, Indre, Indre-et-Loire, Loir-et-Cher, Loire-Atlantique, Loiret, Maine-et-Loire, Sarthe, Vendée, Vienne, alsmede, in het departement Nièvre, de met wijnstokken beplante oppervlakten in het arrondissement Cosne-sur-Loire;
c) in Oostenrijk: het Oostenrijkse wijnbouwareaal;
d) in Tsjechië: het wijnbouwgebied Morava en de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 1, onder d), zijn vermeld;
e) in Slowakije de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Malokarpatská vinohradnícka oblast’, Južnoslovenská vinohradnícka oblast’, Nitrianska vinohradnícka oblast’, Stredoslovenská vinohradnícka oblast’, Východoslovenská vinohradnícka oblast’ en de niet in punt 3, onder f), vermelde wijnbouwgebieden;
f) in Slovenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio's:
- de regio Podravje: Štajerska Slovenija, Prekmurje,
- de regio Posavje: Bizeljsko Sremič, Dolenjska en Bela krajina, en de niet in punt 4, onder d), vermelde met wijnstokken beplante oppervlakten;
g) in Roemenië: het gebied Podișul Transilvaniei.
3) Wijnbouwzone C I omvat:
a) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:
- in de volgende departementen: Allier, Alpes-de-Haute-Provence, Hautes-Alpes, Alpes-Maritimes, Ariège, Aveyron, Cantal, Charente, Charente-Maritime, Corrèze, Côte-d’Or, Dordogne, Haute-Garonne, Gers, Gironde, Isère (met uitzondering van de gemeente Chapareillan), Landes, Loire, Haute-Loire, Lot, Lot-et-Garonne, Lozère, Nièvre (met uitzondering van het arrondissement Cosne-sur-Loire), Puy-de-Dôme, Pyrénées-Atlantiques, Hautes-Pyrénées, Rhône, Saône-et-Loire, Tarn, Tarn-et-Garonne, Haute-Vienne en Yonne,
- in de arrondissementen Valence en Die van het departement Drôme (met uitzondering van de kantons Dieulefit, Loriol, Marsanne en Montélimar),
- in het arrondissement Tournon, in de kantons Antraigues, Burzet, Coucouron, Montpezat-sous-Bauzon, Privas, Sainte-Étienne-de-Lugdarès, Saint-Pierreville, Valgorge en La Voulte-sur-Rhône van het departement Ardèche;
b) in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Valle d’Aosta en de provincies Sondrio, Bolzano, Trento en Belluno;
c) in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de provincies A Coruña, Asturias, Cantabria, Guipúzcoa en Vizcaya;
d) in Portugal: de met wijnstokken beplante oppervlakten in dat deel van de regio Norte dat overeenstemt met het bepaalde wijnproductiegebied van “Vinho Verde”, alsmede de “concelhos” Bombarral, Lourinhã, Mafra en Torres Vedras (met uitzondering van de “freguesias” Carvoeira en Dois Portos), die behoren tot de “Região viticola da Extremadura”;
e) in Hongarije: alle met wijnstokken beplante oppervlakten;
f) in Slowakije: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Tokajská vinohradnícka oblast’;
g) in Roemenië, de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 2, onder g) of punt 4, onder f), zijn vermeld.
4) Wijnbouwzone C II omvat:
a) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:
- in de volgende departementen: Aude, Bouches-du-Rhône, Gard, Hérault, Pyrénées-Orientales (met uitzondering van de kantons Olette en Arles-sur-Tech), Vaucluse,
- in het gedeelte van het departement Var dat ten zuiden wordt begrensd door de noordelijke grens van de gemeenten Evenos, Le Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La Garde-Freinet, Plan-de-la-Tour en Sainte-Maxime,
- in het arrondissement Nyons en het kanton Loriol-sur-Drôme in het departement Drôme,
- in de niet in punt 3, onder a), vermelde administratieve eenheden van het departement Ardèche;
b) in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Abruzzi, Campania, Emilia-Romagna, Friuli-Venezia Giulia, Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincie Sondrio), Marche, Molise, Piemonte, Toscana, Umbria, Veneto (met uitzondering van de provincie Belluno), met inbegrip van de eilanden die tot deze regio’s behoren, zoals het eiland Elba en de overige eilanden van de Arcipelago Toscano, de eilanden van de Arcipelago Ponziano en de eilanden Capri en Ischia;
c) in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende provincies:
- Lugo, Orense, Pontevedra,
- Ávila (met uitzondering van de gemeenten die overeenstemmen met de “comarca” Cebreros), Burgos, León, Palencia, Salamanca, Segovia, Soria, Valladolid, Zamora,
- La Rioja,
- Álava,
- Navarra,
- Huesca,
- Barcelona, Girona, Lleida,
- het gedeelte van de provincie Zaragoza ten noorden van de rivier de Ebro,
- de gemeenten van de provincie Tarragona begrepen in de oorsprongsbenaming Penedés,
- het gedeelte van de provincie Tarragona dat overeenstemt met de “comarca” Conca de Barberá;
d) in Slovenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Brda of Goriška Brda, Vipavska dolina of Vipava, Kras en Slovenska Istra;
e) in Bulgarije: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Dunavska Ravnina (Дунавска равнина), Chernomorski Rayon (Черноморски район), Rozova Dolina (Розова долина);
f) in Roemenië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Dealurile Buzăului, Dealu Mare, Severinului en Plaiurile Drâncei, Colinele Dobrogei, Terasele Dunării, het zuidelijke wijngebied met zandgronden en andere gunstige gebieden.
5) Wijnbouwzone C III a) omvat:
a) in Griekenland: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende nomoi: Florina, Imathia, Kilkis, Grevena, Larissa, Ioannina, Lefkada, Achaia, Messenia, Arkadia, Korinthe, Heraklion, Chania, Rethymno, Samos, Lassithi, alsmede op het eiland Thira (Santorini);
b) in Cyprus: de met wijnstokken beplante oppervlakten die hoger zijn gelegen dan 600 m;
c) in Bulgarije, de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 4, onder e), zijn vermeld.
6) Wijnbouwzone C III b) omvat:
a) in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten:
- in de departementen van Corsica,
- in het gedeelte van het departement Var dat gelegen is tussen de zee en de lijn die wordt gevormd door de (erin begrepen) gemeenten Evenos, Le Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La Garde-Freinet, Plan-de-la-Tour en Sainte-Maxime,
- de kantons Olette en Arles-sur-Tech in het departement Pyrénées-Orientales;
b) in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio’s: Calabrië, Basilicata, Apulië, Sardinië en Sicilië, met inbegrip van de eilanden die tot deze regio’s behoren, zoals het eiland Pantelleria, de Eolische, Egadische en Pelagische eilanden;
c) in Griekenland: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 5, onder a), zijn opgenomen;
d) in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 3, onder c), of punt 4, onder c), zijn vermeld;
e) in Portugal: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet onder punt 3, onder d), vallen;
f) in Cyprus: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet hoger zijn gelegen dan 600 m;
g) in Malta: de met wijnstokken beplante oppervlakten.
De grenzen van de in dit aanhangsel vermelde administratieve eenheden zijn die welke zijn vastgesteld in de op 15 december 1981 geldende nationale bepalingen en, wat Spanje en Portugal betreft, de respectievelijk op 1 maart 1986 en op 1 maart 1998 geldende nationale bepalingen.”
Bijlage XII terInternationale organisaties als bedoeld in artikel 112 ter, lid 3
- Codex Alimentarius
- Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties
Bijlage XII quater
Deel I
VERRIJKING, AANZURING EN ONTZURING IN BEPAALDE WIJNBOUWZONES
A. Maxima voor verrijking
1. Wanneer de weersomstandigheden zulks in bepaalde in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis vermelde wijnbouwzones van de Unie noodzakelijk hebben gemaakt, kunnen de betrokken lidstaten een verhoging toestaan van het natuurlijke alcoholvolumegehalte van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn die is verkregen uit wijndruivenrassen die overeenkomstig artikel 112 decies in een indeling mogen worden opgenomen.
2. De verhoging van het natuurlijke alcoholvolumegehalte geschiedt volgens de in sectie B genoemde oenologische procedés en mag de volgende maxima niet overschrijden:
a) 3 % vol in wijnbouwzone A als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;
b) 2 % vol in wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;
c) 1,5 % vol in de wijnbouwzones C als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis.
3. In de jaren waarin de weersomstandigheden uitzonderlijk ongunstig zijn geweest, kunnen de lidstaten verzoeken om de in punt 2 genoemde maxima met 0,5 % te mogen verhogen. In antwoord op een dergelijk verzoek stelt de Commissie, op grond van de in artikel 112 sexdecies, onder d), bedoelde bevoegdheden, zo spoedig mogelijk een uitvoeringshandeling vast. De Commissie tracht binnen vier weken nadat het verzoek is ingediend, hierover een besluit te nemen.
B. Verrijkingsprocedés
1. De in sectie A bedoelde verhoging van het natuurlijke alcoholvolumegehalte mag slechts als volgt geschieden:
a) voor druiven, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn: door toevoeging van sucrose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost;
b) voor druivenmost: door toevoeging van sucrose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost of door gedeeltelijke concentratie, met inbegrip van omgekeerde osmose;
c) voor wijn, door gedeeltelijke concentratie door afkoeling.
2. Gebruikmaking van een van de in punt 1 bedoelde behandelingen sluit gebruikmaking van de overige uit wanneer wijn of druivenmost verrijkt wordt met geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, en steun wordt verleend uit hoofde van artikel 103 sexvicies.
3. Toevoeging van sucrose als bedoeld in punt 1, onder a) en b), mag alleen in de vorm van droge suiker, en alleen in de volgende gebieden:
a) wijnbouwzone A als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;
b) wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;
c) wijnbouwzone C als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;
met uitzondering van de wijngaarden in Italië, Griekenland, Spanje, Portugal, Cyprus en in de Franse departementen welke vallen onder de Cours d'appel (Hoven van beroep) te:
- Aix-en-Provence,
- Nîmes,
- Montpellier,
- Toulouse,
- Agen,
- Pau,
- Bordeaux,
- Bastia.
Voor verrijking door droge suiker mag evenwel bij wijze van uitzondering door de nationale autoriteiten vergunning worden verleend in de in punt c) genoemde Franse departementen. Frankrijk stelt de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van dergelijke vergunningen.
4. Toevoeging van geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag niet leiden tot een toename van het oorspronkelijke volume gekneusde druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn met meer dan 11 % in wijnbouwzone A, 8 % in wijnbouwzone B en 6,5 % in de wijnbouwzones C als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis.
5. Concentratie van druivenmost of wijn die één van de in punt 1 bedoelde behandelingen hebben ondergaan:
a) mag niet tot gevolg hebben dat het oorspronkelijke volume van deze producten met meer dan 20 % afneemt;
b) mag, in afwijking van sectie A, punt 2, onder c), het natuurlijke alcoholvolumegehalte van deze producten niet met meer dan 2 % vol verhogen.
6. De in de punten 1 en 5 bedoelde behandelingen mogen niet tot gevolg hebben dat het totale alcoholvolumegehalte van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn of wijn wordt verhoogd:
a) tot meer dan 11,5 % vol in wijnbouwzone A als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis,
b) tot meer dan 12 % vol in wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis,
c) tot meer dan 12,5 % vol in wijnbouwzone C I als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis,
d) tot meer dan 13 % vol in wijnbouwzone C II als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, en
e) tot meer dan 13,5 % vol in wijnbouwzone C III als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis.
7. In afwijking van punt 6 kunnen de lidstaten
a) voor rode wijn de bovengrens van het totale alcoholvolumegehalte van de in punt 6 genoemde producten verhogen tot 12 % vol in wijnbouwzone A en 12,5 % vol in wijnbouwzone B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;
b) voor de productie van wijn met een oorsprongsbenaming het totale alcoholvolumegehalte van de in punt 6 genoemde producten verhogen tot een door de lidstaten vast te stellen waarde.
C. Aanzuring en ontzuring
1. Verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn mogen:
a) in de wijnbouwzones A, B en C I als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, worden ontzuurd;
b) in de wijnbouwzones C I, C II en C III a) als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, worden aangezuurd en ontzuurd, onverminderd punt 7 van deze sectie, of
c) in wijnbouwzone C III b) als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, worden aangezuurd.
2. De in punt 1 genoemde producten, behalve wijn, mogen slechts worden aangezuurd tot een maximum van 1,50 g per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 20 milli-equivalent per liter.
3. Wijn mag slechts worden aangezuurd tot een maximum van 2,50 g per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 33,3 milli-equivalent per liter.
4. Wijn mag slechts worden ontzuurd tot een maximum van 1 g per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 13,3 milli-equivalent per liter.
5. Voor concentratie bestemde druivenmost mag gedeeltelijk worden ontzuurd.
6. Onverminderd punt 1 mogen de lidstaten in jaren waarin zich uitzonderlijke weersomstandigheden hebben voorgedaan, toestemming verlenen tot aanzuring van de in punt 1 genoemde producten in de wijnbouwzones A en B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, onder de in de punten 2 en 3 genoemde voorwaarden.
7. Aanzuring en verrijking van eenzelfde product sluiten elkaar uit, behoudens afwijkingen die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vaststelt, en aanzuring en ontzuring van eenzelfde product sluiten elkaar eveneens uit.
D. Behandelingen
1. Elk van de in de secties B en C genoemde behandelingen, met uitzondering van aanzuring en ontzuring van wijn, wordt slechts toegestaan indien zij in de wijnbouwzone waar de gebruikte druiven zijn geoogst, onder voorwaarden die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vaststelt, wordt uitgevoerd bij de verwerking van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn, tot wijn of tot een andere voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde drank als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder l), met uitzondering van mousserende wijn of mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd.
2. Concentratie van wijn moet plaatsvinden in de wijnbouwzone waar de gebruikte verse druiven zijn geoogst.
3. Aanzuring en ontzuring van wijn mogen alleen plaatsvinden in wijnbereidende ondernemingen in de wijnbouwzone waar de voor de bereiding van de desbetreffende wijn gebruikte druiven zijn geoogst.
4. Elk van de in de punten 1, 2 en 3 bedoelde behandelingen moet bij de bevoegde autoriteiten worden gemeld. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheden geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde geconcentreerde druivenmost of sucrose, welke natuurlijke of rechtspersonen, of groepen personen, met name producenten, bottelaars, verwerkers en handelaars die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen nader aanduidt, voor de uitoefening van hun beroep, terzelfder tijd en op dezelfde plaats als druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of onverpakte wijn in voorraad hebben. De melding van deze hoeveelheden mag evenwel worden vervangen door opneming ervan in een voorraadregister.
5. Elk van de in de secties B en C genoemde behandelingen moet worden ingeschreven in het in artikel 185 quater bedoelde begeleidende document waarmee de aldus behandelde producten in het verkeer worden gebracht.
6. Deze behandelingen mogen, behoudens afwijkingen op grond van uitzonderlijke weersomstandigheden, niet plaatsvinden:
a) na 1 januari in de wijnbouwzones C als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis;
b) na 16 maart in de wijnbouwzones A en B als vermeld in het aanhangsel bij deel II van bijlage XII bis, en mogen slechts plaatsvinden voor producten die afkomstig zijn van de laatste aan deze data voorafgaande druivenoogst.
7. In afwijking van punt 6 zijn concentratie door afkoeling, alsmede aanzuring en ontzuring van wijn, het hele jaar door toegestaan.
Deel II
BEPERKINGEN
A. Algemeen
1. Bij alle toegestane oenologische procedés is de toevoeging van water uitgesloten, behalve in gevallen waarin het een specifieke technische noodzaak is.
2. Bij alle toegestane oenologische procedés is de toevoeging van alcohol uitgesloten, behalve bij procedés voor het verkrijgen van verse druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit, likeurwijn, mousserende wijn, distillatiewijn en parelwijn.
3. Distillatiewijn mag alleen voor distillatie worden gebruikt.
B. Verse druiven, druivenmost en druivensap
1. Verse druivenmost waarvan de gisting door toevoeging van alcohol is gestuit, mag slechts worden gebruikt voor de bereiding van niet onder de GN-codes 2204 10, 2204 21 en 2204 29 vallende producten. Dit geldt onverminderd stringentere bepalingen die de lidstaten kunnen toepassen voor de bereiding van niet onder de GN-codes 2204 10, 2204 21 en 2204 29 vallende producten op hun grondgebied.
2. Druivensap en geconcentreerd druivensap mogen niet worden verwerkt tot noch worden toegevoegd aan wijn. Het is verboden deze producten op het grondgebied van de Unie tot alcoholische vergisting te brengen.
3. De punten 1 en 2 zijn niet van toepassing op producten die zijn bestemd voor de productie, in het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Polen, van onder GN-code 2206 00 vallende producten, waarvoor de lidstaten het gebruik van een samengestelde benaming waarin de verkoopbenaming “wijn” voorkomt, mogen toestaan.
4. Gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven mag slechts op de markt worden gebracht voor de vervaardiging van likeurwijnen in die wijnbouwgebieden waar dit gebruik op 1 januari 1985 van oudsher bestond, en voor de vervaardiging van wijn van overrijpe druiven.
5. Behoudens een andersluidend besluit dat overeenkomstig artikel 43, lid 2, VWEU ingevolge de internationale verplichtingen van de Unie kan worden genomen, mogen verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit, druivensap, geconcentreerd druivensap en wijn, of mengsels van de genoemde producten, van oorsprong uit derde landen, op het grondgebied van de Unie niet worden verwerkt tot producten als bedoeld in deze bijlage, noch worden toegevoegd aan dergelijke producten.
C. Vermenging van wijn
Behoudens een andersluidend besluit dat overeenkomstig artikel 43, lid 2, VWEU ingevolge de internationale verplichtingen van de Unie kan worden genomen, is het versnijden van wijn van oorsprong uit een derde land met wijn uit de Unie en het versnijden van wijnen van oorsprong uit derde landen in de Unie verboden.
D. Bijproducten
1. Intense persing van druiven is verboden. De lidstaten stellen, rekening houdend met plaatselijke en technische omstandigheden, de minimumhoeveelheid alcohol in de draf en de wijnmoer na persing van de druiven vast.
De hoeveelheid alcohol in die bijproducten wordt door de lidstaten vastgesteld op ten minste 5 % van het alcoholvolume in de geproduceerde wijn.
2. Met uitzondering van alcohol, eau-de-vie en piquette mogen wijn of andere voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde dranken niet uit wijnmoer of druivendraf worden bereid. Het begieten van druivenmoer, druivendraf of geperste aszú-pulp met wijn is toegestaan onder voorwaarden die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vaststelt, wanneer die praktijk traditioneel wordt aangewend voor de bereiding van “Tokaji fordítás” en “Tokaji máslás” in Hongarije en “Tokajský forditáš” en “Tokajský mášláš” in Slowakije.
3. Het persen van wijnmoer en het opnieuw vergisten van druivendraf voor andere doeleinden dan distillatie of de vervaardiging van piquette zijn verboden. Filtrering en centrifugering van wijnmoer worden niet als persing beschouwd wanneer de verkregen producten van gezonde handelskwaliteit zijn.
4. Piquette, voor zover de vervaardiging ervan door de betrokken lidstaat wordt toegestaan, mag uitsluitend voor distillatie of voor consumptie door wijnproducenten en hun gezin worden gebruikt.
5. Onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten om te besluiten bijproducten verplicht te laten wegwerken door middel van distillatie, moeten alle natuurlijke of rechtspersonen of groepen personen die bijproducten in voorraad hebben, deze wegwerken onder de voorwaarden die de Commissie overeenkomstig artikel 112 sexies, lid 1, via gedelegeerde handelingen vaststelt.
* PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.
** PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
*** PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.
**** PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40.
***** PB L 40 van 11.2.1989, blz. 34.
****** PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.
"[pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic]
[1] Addendum bij de ontwerp-notulen; 2720e zitting van de Raad van de Europese Unie (Landbouw en Visserij), 20 maart 2006 (7702/06 ADD1).
[2] COM(2008) 641 van 15.10.2008.
[3] COM(2009) 234 van 28.5.2009.
[4] Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12) waarbij Verordening (EEG) nr. 2081/92 is ingetrokken en vervangen. Ook in de wijnsector en voor gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen zijn regelingen voor geografische aanduidingen ingesteld.
[5] Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1-11).
[6] COM(2010) 672 definitief, 18.11.2010.
[7] COM(2010) 2020 van 3.3.2010.
[8] Van 15 oktober tot en met 31 december 2008.
[9] http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/09/st10/st10722.en09.pdf
[10] http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=TA&reference=P7-TA-2010-0088&language=EN&ring=A7-2010-0029
[11] http://eescopinions.eesc.europa.eu/EESCopinionDocument.aspx?identifier=ces\nat\nat448\ces105-2010_ac.doc&language=EN
[12] http://coropinions.cor.europa.eu/CORopinionDocument.aspx?identifier=cdr\deve-iv\dossiers\deve-iv-048\cdr315-2009_fin_ac.doc&language=EN
[13] Overeenkomst van Lissabon betreffende de bescherming en de internationale registratie van benamingen van oorsprong (1958).
[14] elke organisatie, ongeacht haar rechtsvorm of samenstelling, van producenten of verwerkers die met hetzelfde landbouwproduct of hetzelfde levensmiddel werken.
[15] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 45.
[16] PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47.
[17] PB C …van …, blz. …
[18] PB C …van …, blz. …
[19] COM(2009) 234 van 28.5.2009.
[20] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 45.
[21] PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.