Bijlagen bij COM(2011)379 - Ondertekening van de overeenkomst ter bestrijding van namaak tussen de EU, Australië, Canada, Japan, Korea, Mexico, Marokko, Nieuw-Zeeland, Singapore, Zwitserland en de VS

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE

Handelsovereenkomst betreffende de bestrijding van namaak tussen de Europese Unie en haar lidstaten, Australië, Canada, Japan, de Republiek Korea, de Verenigde Mexicaanse Staten, het Koninkrijk Marokko, Nieuw-Zeeland, de Republiek Singapore, de Zwitserse Bondsstaat en de Verenigde Staten van Amerika

De Partijen bij deze overeenkomst,

Overwegende dat de effectieve handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten van cruciaal belang is voor een stabiele economische groei in alle bedrijfstakken en overal ter wereld,

Voorts overwegende dat de toename van nagemaakte en door piraterij verkregen goederen alsmede diensten waarbij inbreukmakend materiaal wordt verspreid, het legitieme handelsverkeer en de duurzame ontwikkeling van de wereldeconomie ondermijnt, voor de houders van rechten en voor legitieme ondernemingen tot aanzienlijke financiële verliezen leidt en in sommige gevallen een inkomensbron voor de georganiseerde misdaad vormt en anderszins risico's voor het publiek meebrengt,

Geleid door de wens deze toename te bestrijden door middel van nauwere internationale samenwerking en effectievere internationale handhaving,

Voornemens om, rekening houdend met de verschillen in hun respectieve rechtssystemen en - praktijken, effectieve en passende middelen ter beschikking te stellen voor de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten in aanvulling op de TRIPs-overeenkomst,

Geleid door de wens te verzekeren dat maatregelen en procedures om de intellectuele- eigendomsrechten te handhaven niet zelf hinderpalen voor legitiem handelsverkeer worden,

Geleid door de wens het probleem van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van inbreuken in de digitale omgeving, met name wat het auteursrecht of naburige rechten aangaat, aan te pakken op een wijze die zorgt voor een evenwicht in de rechten en belangen van de betrokken houders van rechten, dienstverleners en gebruikers,

Geleid door de wens de samenwerking tussen dienstverleners en houders van rechten te bevorderen om de betrokken inbreuken in de digitale omgeving aan te pakken,

Geleid door de wens dat de werking van deze overeenkomst bijdraagt aan wederzijdse ondersteuning bij internationale handhaving en samenwerking binnen de betrokken internationale organisaties,

Met erkenning van de beginselen die in de op 14 november 2001 door de Ministeriële conferentie van de WTO goedgekeurde Verklaring van Doha inzake de TRIPs-Overeenkomst en de volksgezondheid zijn vervat,

Zijn hierbij het volgende overeengekomen:

Hoofdstuk I: Inleidende bepalingen en algemene definities

Afdeling 1: Inleidende bepalingen

Artikel 1: Verhouding tot andere overeenkomsten

Geen enkele bepaling in deze overeenkomst tast de verplichtingen aan die voor een partij jegens een andere partij voortvloeien uit bestaande overeenkomsten, met inbegrip van de TRIPs-overeenkomst.

Artikel 2: Aard en reikwijdte van de verplichtingen

1. Elke partij geeft uitvoering aan de bepalingen van deze overeenkomst. Een partij kan in haar wetgeving een uitgebreidere handhaving van intellectuele-eigendomsrechten opnemen, mits deze handhaving niet in strijd is met de bepalingen van deze overeenkomst. Het staat elke partij vrij de passende methode voor omzetting van de bepalingen van deze overeenkomst binnen haar eigen rechtsstelsel en -praktijk te bepalen.

2. Uit deze overeenkomst vloeien geen verplichtingen voort met betrekking tot de verdeling van middelen tussen de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten en de rechtshandhaving in het algemeen.

3. De in deel I van de TRIPs-overeenkomst uiteengezette doelstellingen en beginselen, met name artikel 7 en artikel 8, zijn van overeenkomstige toepassing op de onderhavige overeenkomst.

Artikel 3: Verhouding tot normen betreffende het bestaan en de reikwijdte van intellectuele-eigendomsrechten

1. Deze overeenkomst laat de bepalingen in de wetgeving van een partij met betrekking tot het bestaan, de verwerving, de reikwijdte en de instandhouding van intellectuele-eigendomsrechten onverlet.

2. Deze overeenkomst verplicht een partij niet tot toepassing van maatregelen wanneer een intellectuele-eigendomsrecht volgens haar wet- en regelgeving niet wordt beschermd.

Artikel 4: Persoonlijke levenssfeer en openbaarmaking van informatie

1. Niets in deze overeenkomst verplicht een partij tot openbaarmaking van:

a) informatie waarvan de openbaarmaking in strijd zou zijn met haar wetgeving, met inbegrip van wetgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, of met internationale overeenkomsten waarbij zij partij is;

b) vertrouwelijke informatie waarvan openbaarmaking de rechtshandhaving zou belemmeren of anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang; of

c) vertrouwelijke informatie waarvan openbaarmaking schadelijk zou zijn voor de rechtmatige handelsbelangen van bepaalde openbare of particuliere ondernemingen.

2. Wanneer een partij op grond van deze overeenkomst schriftelijke informatie verstrekt, ziet de partij die deze informatie ontvangt er, met inachtneming van haar wetgeving en rechtspraktijk van af de informatie openbaar te maken of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij was verstrekt, behoudens voorafgaande toestemming van de partij die de informatie verstrekt.

Afdeling 2: Algemene definities

Artikel 5: Algemene definities

Tenzij anders is bepaald, wordt voor de toepassing van deze overeenkomst verstaan onder:

a) ACTA: de Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak ("Anti-Counterfeiting Trade Agreement");

b) Commissie: de ACTA-commissie die is ingesteld bij hoofdstuk V (Institutionele bepalingen);

c) bevoegde autoriteiten: de terzake bevoegde rechterlijke, bestuurlijke of rechtshandhavingsautoriteiten naar het recht van een partij;

d) nagemaakte merkartikelen: alle goederen, met inbegrip van verpakking, die zonder toestemming een handelsmerk dragen dat identiek is aan het rechtsgeldig met betrekking tot deze goederen ingeschreven handelsmerk, of dat in essentiële aspecten niet van dat handelsmerk kan worden onderscheiden, en dat daardoor inbreuk maakt op de rechten van de houder van het handelsmerk in kwestie ingevolge het recht van het land van invoer waarin gebruik wordt gemaakt van de in hoofdstuk II (Rechtskader voor handhaving van intellectuele-eigendomsrechten) vermelde procedures;

e) land: heeft dezelfde betekenis als die welke is neergelegd in de Toelichting bij de WTO-overeenkomst;

f) douanedoorvoer: de douaneprocedure waaronder goederen onder douanetoezicht van het ene naar het andere douanekantoor worden vervoerd;

g) dagen: kalenderdagen;

h) intellectuele eigendom: alle categorieën intellectuele eigendom die vallen onder deel         II, titels 1 tot en met 7, van de TRIPs-overeenkomst;

i) goederen in doorvoer: goederen ten aanzien waarvan sprake is van douanedoorvoer of overlading;

j) persoon: natuurlijke persoon of rechtspersoon;

k) onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust: kopieën die zijn gemaakt zonder toestemming van de houder van het recht of de naar behoren door hem gemachtigde persoon in het land van productie en die direct of indirect van een artikel zijn gemaakt, wanneer het maken van die kopie een inbreuk op een auteursrecht of een naburig recht zou hebben gevormd ingevolge het recht van het land waarin gebruik wordt gemaakt van de in hoofdstuk II (Rechtskader voor handhaving van intellectuele-eigendomsrechten) vermelde procedures;

l) houder van een recht: omvat mede een federatie of vereniging met rechtsbevoegdheid om intellectuele-eigendomsrechten af te dwingen;

m) grondgebied, voor de toepassing van afdeling 3 (Maatregelen aan de grens) van hoofdstuk II (Rechtskader voor handhaving van intellectuele-eigendomsrechten): het douanegebied en alle vrije zones[1] van een partij;

n) overlading: de douaneprocedure waaronder goederen onder douanetoezicht van het vervoermiddel van invoer naar het vervoermiddel van uitvoer worden overgebracht, binnen het gebied van één douanekantoor dat zowel het kantoor van in- als van uitvoer is;

o) TRIPs-overeenkomst: de overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, die is neergelegd in bijlage 1C bij de WTO-Overeenkomst;

p) WTO: Wereldhandelsorganisatie; en

q) WTO-overeenkomst: de overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, van 15 april 1994.

Hoofdstuk II: Rechtskader voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten

Afdeling 1: Algemene verplichtingen

Artikel 6: Algemene verplichtingen in verband met de handhaving

1. Elke partij ziet erop toe dat in haar wetgeving is voorzien in procedures voor de handhaving opdat doeltreffend kan worden opgetreden tegen elke inbreuk op onder deze overeenkomst vallende intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van snelle middelen om inbreuken te voorkomen en middelen die verdere inbreuken tegengaan. Deze procedures dienen zodanig te worden toegepast dat het scheppen van belemmeringen voor legitiem handelsverkeer wordt vermeden en dat wordt voorzien in waarborgen tegen misbruik van deze procedures.

2. De goedgekeurde, gehandhaafde of toegepaste procedures ter uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk moeten eerlijk en billijk zijn, en erin voorzien dat de rechten van de betrokkenen bij die procedures op passende wijze worden beschermd. Deze procedures mogen niet onnodig ingewikkeld of kostbaar zijn of onredelijke termijnen of nodeloze vertragingen inhouden.

3. Bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit hoofdstuk houdt elke partij rekening met de noodzaak van evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk, de belangen van derden en de toe te passen maatregelen, middelen en sancties.

4. Niets uit dit hoofdstuk zal ertoe leiden dat van een partij wordt verlangd haar ambtenaren aansprakelijk te laten stellen voor handelingen die zij in de uitoefening van hun ambt hebben verricht.

Afdeling 2: Civiele handhaving[2]

Artikel 7: Beschikbaarheid van civiele procedures

1. Elke partij biedt houders van een recht de mogelijkheid tot het voeren van een civiele procedure betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, zoals in deze afdeling omschreven.

2. Voor zover een civiele corrigerende maatregel kan worden gelast aan het eind van administratieve procedures ten principale, bepaalt elke partij dat die procedures in overeenstemming zijn met beginselen die in wezen gelijkwaardig zijn aan die welke in deze afdeling zijn vervat.

Artikel 8: Rechterlijke bevelen

1. Elke partij bij deze overeenkomst bepaalt ten aanzien van civiele procedures voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten dat haar rechterlijke autoriteiten de bevoegdheid hebben een partij te gelasten een inbreuk te staken, en onder andere om die partij, of in voorkomend geval een derde over wie de betrokken rechterlijke autoriteit jurisdictie heeft, te gelasten te beletten dat ingevoerde goederen die een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht inhouden, in het verkeer worden gebracht.

2. Niettegenstaande de andere bepalingen van deze afdeling kan een partij de mogelijke corrigerende maatregelen tegen gebruik door overheden of door daartoe door een overheid gemachtigde derden, zonder toestemming van de houder van het recht, beperken tot betaling van een vergoeding, mits de bepalingen van deel II van de TRIPs-Overeeenkomst die specifiek betrekking hebben op dergelijk gebruik, door die partij worden nageleefd. In andere gevallen zijn de corrigerende maatregelen krachtens deze afdeling van toepassing of dienen er, wanneer zij onverenigbaar zijn met het recht van een partij, declaratoire vonnissen en toereikende schadevergoeding te kunnen worden verkregen.

Artikel 9: Schadevergoeding

1. Elke partij bepaalt dat haar rechterlijke autoriteiten in civiele procedures betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten de bevoegdheid hebben de inbreukmaker die wist of redelijke gronden had om te weten dat hij inbreuk pleegde, te gelasten een toereikende schadevergoeding te betalen ter compensatie van de schade die de houder van het recht door de inbreuk heeft geleden. Bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht hebben de rechterlijke autoriteiten van een partij de bevoegdheid om onder andere door de houder aangevoerde legitieme waardebepalingen, met inbegrip van gederfde winst, de marktwaarde van de goederen of diensten ten aanzien waarvan inbreuk is gemaakt of de voorgestelde detailhandelsprijs, in aanmerking te nemen.

2. Elke partij bepaalt dat haar rechterlijke autoriteiten, ten minste in gevallen van inbreuk op auteursrecht of naburige rechten en namaak van handelsmerken, in civiele procedures de bevoegdheid hebben de inbreukmaker te gelasten aan de houder van het recht de aan de inbreuk toe te schrijven winst te betalen. Een partij mag deze winst ramen op het in lid 1 bedoelde schadebedrag.

3. Ten minste met betrekking tot inbreuken op auteursrechten of naburige rechten ter bescherming van werken, fonogrammen en uitvoeringen, en in gevallen van namaak van handelsmerken, voert elke partij ook een systeem in of handhaaft zij een systeem dat voorziet in een of meer van de volgende zaken:

a) vooraf vastgestelde schadevergoeding; of

b) vermoedens[3] voor de vaststelling van het bedrag aan schadevergoeding dat toereikend is om de houder van het recht te compenseren voor de door de inbreuk veroorzaakte schade; of

c) ten minste wat auteursrecht aangaat, aanvullende schadevergoeding.

4. Wanneer een partij voorziet in de in artikel 3, onder a), bedoelde corrigerende maatregel of de in lid 3, onder b), bedoelde vermoedens, verzekert zij dat hetzij haar rechterlijke autoriteiten, hetzij de houder van het recht, het recht heeft te kiezen voor een dergelijke corrigerende maatregel of voor dergelijke vermoedens als alternatief voor de in de leden 1 en 2 bedoelde corrigerende maatregelen.

5. Elke partij bij de overeenkomst bepaalt dat haar rechterlijke autoriteiten in voorkomend geval de bevoegdheid hebben aan het einde van civiele procedures betreffende inbreuk op ten minste auteursrecht of naburige rechten of handelsmerken, te gelasten dat de verliezende partij jegens de in het gelijk gestelde partij wordt veroordeeld tot betaling van de griffiekosten of –rechten en passende advocatenkosten, of van andere kosten waarin het betrokken recht van die partij bij de overeenkomst voorziet.

Artikel 10: Andere corrigerende maatregelen

1. Elke partij bepaalt dat haar rechterlijke autoriteiten, ten minste ten aanzien van onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust en nagemaakte merkartikelen, in civiele procedures de bevoegdheid hebben op verzoek van de houder van het recht te gelasten dat dergelijke inbreukmakende goederen, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, worden vernietigd zonder schadevergoeding van welke aard ook.

2. Voorts bepaalt elke partij dat haar rechterlijke autoriteiten de bevoegdheid hebben te gelasten dat materialen en werktuigen die voornamelijk bij de vervaardiging of de voortbrenging van de inbreukmakende goederen zijn gebruikt, onverwijld worden vernietigd of onttrokken aan het verkeer op zodanige wijze dat het gevaar van verdere inbreuken tot een minimum wordt beperkt.

3. Een partij kan bepalen dat de kosten in verband met de tenuitvoerlegging van de in dit artikel omschreven corrigerende maatregelen ten laste van de inbreukmaker komen.

Artikel 11: Informatie die betrekking heeft op de inbreuk

Onverminderd haar recht inzake verschoningsrechten, de bescherming van vertrouwelijkheid van informatiebronnen of de verwerking van persoonsgegevens, bepaalt elke partij bij deze overeenkomst dat haar rechterlijke autoriteiten in civiele procedures betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten de bevoegdheid hebben om op een gerechtvaardigd verzoek van de houder van het recht te gelasten dat de inbreukmaker, althans de vermeende inbreukmaker, relevante informatie die hij in zijn bezit heeft of waarover hij kan beschikken, ten minste met het oog op de bewijsgaring, in overeenstemming met de toepasselijke nationale wet- en regelgeving aan de houder van het recht of de rechterlijke autoriteiten verstrekt. Deze informatie kan informatie omvatten met betrekking tot personen die op enigerlei wijze zijn betrokken bij de inbreuk of vermeende inbreuk, tot de productiemiddelen of de distributiekanalen voor de inbreukmakende of vermeende inbreukmakende goederen of diensten, met inbegrip van het specifiek noemen van derden van wie wordt gesteld dat zij bij de productie en de distributie van die goederen of diensten zijn betrokken, en van de betrokken distributiekanalen .

Artikel 12: Voorlopige maatregelen

1. Elke partij bepaalt dat haar rechterlijke autoriteiten de bevoegdheid hebben om onmiddellijke en doeltreffende voorlopige maatregelen te gelasten:

a) tegen een partij of in voorkomend geval een derde ten aanzien van welke de betrokken rechtelijke autoriteit bevoegd is, om te beletten dat zich een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht voordoet, en met name om te beletten dat goederen waarmee inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht wordt gemaakt, in het verkeer worden gebracht;

b) om met betrekking tot de vermeende inbreuk van belang zijnd bewijsmateriaal te beschermen.

2. Elke partij bij de overeenkomst bepaalt dat haar rechterlijke autoriteiten de bevoegdheid hebben, wanneer passend, voorlopige maatregelen te treffen zonder de tegenpartij te hebben gehoord, met name wanneer uitstel vermoedelijk onherstelbare schade voor de houder van het recht zal veroorzaken, of wanneer er een aantoonbaar risico is dat bewijsmateriaal zal worden vernietigd. Elke partij verleent haar rechterlijke autoriteiten ten aanzien van procedures waarin de tegenpartij niet is gehoord, de bevoegdheid om met betrekking tot verzoeken om voorlopige maatregelen snel te handelen en onverwijld een beslissing te geven.

3. Elke partij bepaalt ten minste voor wat het auteursrecht of naburige rechten en namaak van handelsmerken betreft, dat haar rechterlijke autoriteiten in civiele procedures de bevoegdheid hebben de inbeslagneming of het anderszins in bewaring nemen te gelasten van verdachte goederen, materialen en werktuigen waarmee inbreuk wordt gemaakt; voorts bepaalt zij ten minste voor de namaak van handelsmerken dat deze autoriteiten in civiele procedures eenzelfde bevoegdheid hebben ten aanzien van met de inbreuk verband houdende schriftelijke bewijsstukken, ongeacht of dit originelen of kopieën daarvan betreft.

4. Elke partij bepaalt dat haar autoriteiten de bevoegdheid hebben om van de verzoeker in het kader van voorlopige maatregelen te verlangen dat deze redelijkerwijze beschikbaar bewijsmateriaal overlegt opdat zij zich er met een voldoende mate van zekerheid van kunnen vergewissen dat er inbreuk op het recht van de verzoeker wordt gemaakt of dreigt te worden gemaakt, en om de verzoeker te gelasten een zekerheid te stellen of soortgelijke waarborg te bieden die voldoende is om de verweerder te beschermen en misbruik te beletten. Deze zekerheid of soortgelijke waarborg mag niet op onredelijke wijze weerhouden van gebruikmaking van procedures voor dergelijke voorlopige maatregelen.

5. Wanneer de voorlopige maatregelen worden herroepen of wanneer zij vervallen wegens enig handelen of nalaten van de verzoeker, of wanneer later wordt vastgesteld dat er geen inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is, hebben de rechterlijke autoriteiten de bevoegdheid, op verzoek van de verweerder, de verzoeker te gelasten de verweerder passende schadeloosstelling te bieden voor door deze maatregelen toegebrachte schade.

Afdeling 3: Maatregelen aan de grens[4],[5]

Artikel 13: Toepassingsgebied van de maatregelen aan de grens[6]

Elke partij moet in voorkomend geval, consistent met haar nationale systeem voor de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en onverminderd de vereisten van de TRIPs-overeenkomst, op zodanige wijze voorzien in effectieve handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de grens, dat er geen ongerechtvaardigd onderscheid tussen intellectuele-eigendomsrechten wordt gemaakt en er geen hinderpalen voor het legitieme handelsverkeer in het leven worden geroepen.

Artikel 14: Kleine zendingen en persoonlijke bagage

1. Elke partij laat deze afdeling ook van toepassing zijn op in kleine hoeveelheden verzonden goederen van commerciële aard.

2. Een partij kan kleine hoeveelheden goederen van niet-commerciële aard in de persoonlijke bagage van reizigers van de toepassing van deze afdeling uitsluiten.

Artikel 15: Verstrekking van informatie door de houder van het recht

Elke partij voorziet erin dat haar bevoegde autoriteiten een houder van een recht kunnen verzoeken om relevante informatie te verstrekken teneinde de bevoegde autoriteiten behulpzaam te zijn bij het nemen van de in deze afdeling bedoelde maatregelen aan de grens. Een partij kan ook een houder van een recht toestaan relevante informatie aan haar bevoegde autoriteiten te verstrekken.

Artikel 16: Maatregelen aan de grens

1. Ten aanzien van invoer- en uitvoerzendingen worden door elke partij procedures vastgesteld of gehandhaafd in het kader waarvan:

a) haar douaneautoriteiten op eigen initiatief het in het vrije verkeer brengen van verdachte goederen kunnen opschorten; en

b) een houder van een recht in voorkomend geval zijn bevoegde autoriteiten kan verzoeken het in het vrije verkeer brengen van verdachte goederen op te schorten.

2. Ten aanzien van verdachte goederen in doorvoer of in andere situaties waarin de goederen onder douanetoezicht staan, kan een partij procedures vaststellen of handhaven in het kader waarvan:

a) haar douaneautoriteiten op eigen initiatief het in het vrije verkeer brengen van verdachte goederen kunnen opschorten of deze goederen kunnen vasthouden; en

b) een houder van een recht in voorkomend geval zijn bevoegde autoriteiten kan verzoeken het in het vrije verkeer brengen van verdachte goederen op te schorten of deze goederen vast te houden.

Artikel 17: Verzoek door de houder van het recht

1. Elke partij bepaalt dat haar bevoegde autoriteiten van een houder van een recht die om de in artikel 16 (Maatregelen aan de grens), lid 1, onder b, en lid 2, onder b, bedoelde procedures verzoekt, verlangen dat hij voldoende bewijs levert om ten genoegen van de bevoegde autoriteiten aan te tonen dat er, ingevolge de wetgeving van de partij die de procedures heeft vastgelegd, prima facie sprake is van een inbreuk op zijn intellectuele-eigendomsrecht en dat hij voldoende van de informatie waarover hij redelijkerwijs mag worden geacht te beschikken, verstrekt om de verdachte goederen gemakkelijk herkenbaar te doen zijn voor de bevoegde autoriteiten. Het vereiste dat voldoende informatie moet worden verstrekt, mag niet op onredelijke wijze weerhouden van gebruikmaking van de in artikel 16 (Maatregelen aan de grens), lid 1, onder b, en lid 2, onder b, bedoelde procedures.

2. Elke partij bepaalt dat verzoeken tot opschorting van het in het vrije verkeer brengen, of tot het vasthouden van verdachte goederen[7] die zich op haar grondgebied onder douanetoezicht bevinden, kunnen worden ingediend. Een partij kan bepalen dat dergelijke verzoeken op vele zendingen van toepassing zijn. Een partij kan bepalen dat op verzoek van de houder van het recht het verzoek tot opschorting van het in het vrije verkeer brengen of tot het vasthouden van verdachte goederen betrekking kan hebben op bepaalde punten van binnenkomst en van vertrek onder douanetoezicht.

3. Elke partij ziet erop toe dat haar bevoegde autoriteiten de verzoeker binnen een redelijke termijn ervan in kennis stellen of zij gevolg geven aan zijn verzoek. Indien de bevoegde autoriteiten van een partij gevolg geven aan het verzoek, stellen zij de verzoeker ook in kennis van de betrokken geldigheidstermijn.

4. Een partij kan bepalen dat haar bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben een verzoek af te wijzen, aan te houden of nietig te verklaren, indien de verzoeker misbruik heeft gemaakt van de in artikel 16 (Maatregelen aan de grens), lid 1, onder b, en lid 2, onder b, bedoelde procedures of wanneer daartoe anderszins gegronde reden is.

Artikel 18: Zekerheid of gelijksoortige waarborg

Elke partij bepaalt dat haar bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om van de houder van een recht die om toepassing van de in artikel 16 (Maatregelen aan de grens), lid 1, onder b, en lid 2, onder b, bedoelde procedures verzoekt, te verlangen dat hij een redelijke mate van zekerheid stelt of een gelijksoortige waarborg biedt die voldoende is om de verweerder en de bevoegde autoriteiten te beschermen en om misbruik te beletten. Elke partij bepaalt dat deze zekerheid of gelijksoortige waarborg niet op onredelijke wijze mag weerhouden van gebruikmaking van deze procedures. Een partij kan bepalen dat een dergelijke zekerheid de vorm kan hebben van een borgstelling ter bescherming van de verweerder tegen het risico van verlies of schade door opschorting van het in het verkeer brengen of het tegenhouden van de goederen, ingeval de bevoegde autoriteiten vaststellen dat de goederen geen inbreuk maken. Een partij kan de verweerder enkel in uitzonderlijke omstandigheden of krachtens een gerechtelijk bevel toestaan verdachte goederen in bezit te nemen tegen borgstelling of het stellen van een andere vorm van zekerheid.

Artikel 19: Vaststelling van inbreuk

Door elke partij worden procedures vastgesteld of gehandhaafd krachtens welke haar bevoegde autoriteiten binnen een redelijke termijn na de aanvang van de in artikel 16 (Maatregelen aan de grens) beschreven procedures kunnen vaststellen of de verdachte goederen inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht maken.

Artikel 20: Corrigerende maatregelen

1. Elke partij bepaalt dat haar bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om de vernietiging van de goederen te gelasten na een vaststelling als bedoeld in artikel 19 (Vaststelling van inbreuk) dat de goederen inbreuk maken. In gevallen waarin die goederen niet worden vernietigd, waarborgt elke partij dat die goederen, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, worden onttrokken aan het verkeer op zodanige wijze dat nadeel voor de houder van het recht wordt vermeden.

2. Wat nagemaakte merkartikelen betreft is het enkele verwijderen van het onrechtmatig aangebrachte handelsmerk niet voldoende, behoudens in uitzonderlijke gevallen, om te kunnen toestaan dat de goederen in het verkeer worden gebracht.

3. Een partij kan bepalen dat haar bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om administratieve sancties op te leggen na een vaststelling als bedoeld in artikel 19 (Vaststelling van inbreuk) dat de goederen inbreuk maken.

Artikel 21: Vergoedingen

Elke partij bepaalt dat vergoedingen voor het indienen van een verzoek of voor de opslag of vernietiging van goederen, waarvan de hoogte door haar bevoegde autoriteiten wordt vastgesteld in verband met de in deze afdeling beschreven procedures, niet op onredelijke wijze mogen weerhouden van gebruikmaking van deze procedures.

Artikel 22: Openbaarmaking van informatie

Onverminderd de wetgeving van een partij betreffende de persoonlijke levenssfeer of de vertrouwelijkheid van informatie:

a) kan een partij haar bevoegde autoriteiten bevoegdheid verlenen om aan een houder van een recht informatie te verstrekken over specifieke zendingen goederen, met inbegrip van de beschrijving en de hoeveelheid van de goederen, teneinde bij het opsporen van inbreukmakende goederen behulpzaam te zijn;

b) kan een partij haar bevoegde autoriteiten bevoegdheid verlenen om aan een houder van een recht informatie te verstrekken over goederen, met inbegrip van doch niet uitsluitend de beschrijving en de hoeveelheid van de goederen, de naam en het adres van de verzender, de importeur, de exporteur of de ontvanger en, indien bekend, het land van oorsprong van de goederen en de naam en het adres van de producent van de goederen, teneinde bij de in artikel 19 (Vaststelling van inbreuk) bedoelde vaststelling behulpzaam te zijn;

c) verleent een partij haar bevoegde autoriteiten, tenzij zij hun de onder b) bedoelde bevoegdheid heeft verleend, ten minste in gevallen van ingevoerde goederen, wanneer haar bevoegde autoriteiten verdachte goederen in beslag hebben genomen, of een vaststelling als bedoeld in artikel 19 (Vaststelling van inbreuk) hebben gedaan dat de goederen inbreuk maken, de bevoegdheid om aan een houder van een recht binnen dertig dagen[8] na de inbeslagneming of vaststelling informatie over die goederen te verstrekken, met inbegrip van doch niet uitsluitend de beschrijving en de hoeveelheid van de goederen, de naam en het adres van de verzender, de importeur, de exporteur of de ontvanger en, indien bekend, het land van oorsprong van de goederen en de naam en het adres van de producent van de goederen.

Afdeling 4: Strafrechtelijke handhaving

Artikel 23: Strafbare feiten

1. Elke partij voorziet ten minste voor gevallen van opzettelijke namaak van handelsmerken of inbreuk op auteursrechten of naburige rechten op commerciële schaal, in strafrechtelijke procedures en sancties.[9] Voor de toepassing van deze afdeling omvatten handelingen op commerciële schaal ten minste de handelingen die als commerciële activiteiten ter verkrijging van direct of indirect economisch of commercieel voordeel worden uitgevoerd.

2. Elke partij voorziet in strafrechtelijke procedures en sancties die moeten worden toegepast in gevallen van opzettelijke invoer[10] en binnenlands gebruik, in het handelsverkeer en op commerciële schaal, van etiketten of verpakkingen:[11]

a) waarop zonder toestemming een merk is aangebracht dat gelijk is aan of niet kan worden onderscheiden van een voor haar grondgebied ingeschreven merk; en

b) die zijn bedoeld om in het handelsverkeer te worden gebruikt op goederen of in verband met diensten die gelijk zijn aan goederen of diensten waarvoor dat handelsmerk is ingeschreven.

3. Een partij kan in voorkomende gevallen voorzien in strafrechtelijke procedures en sancties wegens het zonder toestemming kopiëren van een cinematografisch werk in een voor het publiek over het algemeen vrij toegankelijke bioscoop.

4. Wat de in dit artikel vermelde strafbare feiten betreft waarvoor een partij in strafrechtelijke procedures en sancties voorziet, verzekert zij dat medeplichtigheid en uitlokking naar haar recht strafbaar zijn.

5. Elke partij neemt in overeenstemming met haar rechtsbeginselen de maatregelen die nodig kunnen zijn voor aansprakelijkstelling, die strafbaarstelling kan inhouden, van rechtspersonen voor de in dit artikel vermelde strafbare feiten waarvoor de partij in strafrechtelijke procedures en sancties voorziet. Die aansprakelijkheid doet geen afbreuk aan de strafrechtelijke aansprakelijkheid van natuurlijke personen die strafbare feiten hebben gepleegd.

Artikel 24: Sancties

Voor in de leden 1, 2 en 4 van artikel 23 (Strafbare feiten) vermelde feiten voorziet elke partij in sancties, waaronder gevangenisstraffen en geldboeten[12], die voldoende hoog zijn om af te schrikken voor inbreuken in de toekomst, en die in overeenstemming zijn met de zwaarte van de sancties die worden toegepast voor strafbare feiten van overeenkomstige ernst.

Artikel 25: Inbeslagneming, verbeurdverklaring en vernietiging

1. Met betrekking tot de in de leden 1 tot en met 4 van artikel 23 (Strafbare feiten) vermelde feiten waarvoor een partij voorziet in strafrechtelijke procedures en sancties, bepaalt zij dat haar bevoegde autoriteiten bevoegd zijn, de inbeslagneming te gelasten van goederen ten aanzien waarvan de verdenking bestaat dat het gaat om nagemaakte merkartikelen of onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust, van materialen en werktuigen die zijn gebruikt voor het begaan van het vermeende strafbare feit, van bewijsmateriaal met betrekking tot het vermeende strafbare feit en van alle vermogensbestanddelen die stammen uit of die direct of indirect zijn verkregen door de vermeende inbreukmakende activiteit.

2. Wanneer een partij de identificatie van in beslag te nemen voorwerpen verlangt als voorwaarde voor het uitvaardigen van een in lid 1 bedoeld bevel, eist zij niet dat deze voorwerpen voor het doel van inbeslagneming gedetailleerder dan noodzakelijk worden geïdentificeerd.

3. Met betrekking tot de in de leden 1 tot en met 4 van artikel 23 (Strafbare feiten) vermelde feiten waarvoor een partij voorziet in strafrechtelijke procedures en sancties, bepaalt zij dat haar bevoegde autoriteiten bevoegd zijn de verbeurdverklaring of de vernietiging van alle nagemaakte merkartikelen of onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust, te gelasten. In gevallen waarin nagemaakte merkartikelen en onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust niet worden vernietigd, waarborgen de bevoegde autoriteiten dat die goederen, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, worden onttrokken aan het verkeer op zodanige wijze dat nadeel voor de houder van het recht wordt vermeden. Elke partij ziet erop toe dat de verbeurdverklaring of de vernietiging van die goederen plaatsvindt zonder dat aan de inbreukmaker schadevergoeding wordt toegekend.

4. Met betrekking tot de in de leden 1 tot en met 4 van artikel 23 (Strafbare feiten) bedoelde feiten ten aanzien waarvan een partij voorziet in strafrechtelijke procedures en sancties, bepaalt zij dat haar bevoegde autoriteiten bevoegd zijn, de verbeurdverklaring of de vernietiging te gelasten van materialen en werktuigen die hoofdzakelijk zijn gebruikt voor het maken van nagemaakte merkartikelen of onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust, en, ten minste voor ernstige strafbare feiten, van de vermogensbestanddelen die stammen uit of die direct of indirect zijn verkregen door de inbreukmakende activiteit. Elke partij verzekert dat de verbeurdverklaring of de vernietiging van die materialen, werktuigen of vermogensbestanddelen plaatsvindt zonder dat aan de inbreukmaker schadevergoeding wordt toegekend.

5. Een partij kan, met betrekking tot de in de leden 1 tot en met 4 van artikel 23 (Strafbare feiten) vermelde feiten waarvoor zij voorziet in strafrechtelijke procedures en sancties, bepalen dat haar rechterlijke autoriteiten bevoegd zijn het volgende te gelasten:

a) de inbeslagneming van vermogensbestanddelen waarvan de waarde overeenkomt met die van de vermogensbestanddelen die stammen uit of die direct of indirect zijn verkregen door de inbreukmakende activiteit; en

b) de verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen waarvan de waarde overeenkomt met die van de vermogensbestanddelen die stammen uit of die direct of indirect zijn verkregen door de inbreukmakende activiteit.

Artikel 26: Ambtshalve strafrechtelijke handhaving

Elke partij bepaalt dat haar bevoegde autoriteiten in voorkomend geval op eigen initiatief een onderzoek mogen openen of gerechtelijke stappen mogen ondernemen met betrekking tot de in de leden 1 tot en met 4 van artikel 23 (Strafbare feiten) bedoelde feiten ten aanzien waarvan een partij in strafrechtelijke procedures en sancties voorziet.

Afdeling 5: Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in de digitale omgeving

Artikel 27: Handhaving in de digitale omgeving

1. Elke partij ziet erop toe dat in haar wetgeving is voorzien in handhavingsprocedures, zoals bedoeld in de afdelingen 2 (Civielrechtelijke handhaving) en 4 (Strafrechtelijke handhaving), opdat doeltreffend kan worden opgetreden tegen inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten in de digitale omgeving, met inbegrip van snelle corrigerende maatregelen om inbreuken te voorkomen en corrigerende maatregelen waarvan de afschrikkende werking verdere inbreuken tegengaat.

2. Onverminderd lid 1 zijn de handhavingsprocedures van elke partij van toepassing op inbreuken op auteursrechten of naburige rechten via digitale netwerken, waaronder kan worden begrepen het onwettige gebruik van middelen voor vergaande distributie met het oog op inbreuk. Bij de uitvoering van deze procedures wordt het scheppen van hinderpalen voor legitieme activiteiten, met inbegrip van de elektronische handel, vermeden, en worden grondbeginselen zoals de vrijheid van meningsuiting, een eerlijke procesgang en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in overeenstemming met het recht van een partij geëerbiedigd[13].

3. Elke partij streeft ernaar samenwerking in het bedrijfsleven te bevorderen om inbreuk op handelsmerken, en auteursrechten of naburige rechten doeltreffend aan te pakken, waarbij legitieme concurrentie behouden blijft en grondbeginselen zoals de vrijheid van meningsuiting, een eerlijke procesgang en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in overeenstemming met het recht van de betrokken partij worden geëerbiedigd.

4. Een partij kan haar bevoegde autoriteiten in overeenstemming met haar wet- en regelgeving de bevoegdheid verlenen een online-dienstverlener te gelasten dat hij een houder van een recht snel informatie verschaft die volstaat voor identificatie van een abonnee ten aanzien van wie wordt gesteld dat het abonnement is gebruikt voor inbreuk, wanneer die houder van een recht een rechtens voldoende onderbouwde vordering met betrekking tot inbreuk op een handelsmerk of auteursrecht of naburig recht heeft ingediend, en die informatie gewenst is voor de bescherming of handhaving van dat recht. Bij de toepassing van deze procedures moet het scheppen van hinderpalen voor legitieme activiteiten, met inbegrip van de elektronische handel, worden vermeden, en moeten grondbeginselen zoals de vrijheid van meningsuiting, een eerlijke procesgang en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in overeenstemming met het recht van die partij worden geëerbiedigd.

5. Elke partij voorziet in een adequate rechtsbescherming en doeltreffende rechtsmiddelen tegen het onwerkzaam maken van doeltreffende technische maatregelen[14] die door auteurs, uitvoerende kunstenaars of producenten van fonogrammen worden gebruikt in verband met de uitoefening van hun rechten op hun werken, uitvoeringen en fonogrammen, en welke maatregelen beletten dat met betrekking tot die werken, uitvoeringen en fonogrammen handelingen worden verricht waarvoor zij geen toestemming hebben verleend of die rechtens niet geoorloofd zijn.

6. Teneinde te voorzien in de in lid 5 bedoelde adequate rechtsbescherming en doeltreffende rechtsmiddelen biedt elke partij ten minste bescherming tegen,

a) voor zover daarin is voorzien in haar recht:

i) het zonder toestemming onwerkzaam maken van een doeltreffende technische maatregel, terwijl men weet of redelijkerwijs kan weten waarmee men bezig is; en

ii) het aan het publiek aanbieden door marketing van een technische inrichting of een product, met inbegrip van computerprogramma's, of een dienst, als middel om een doeltreffende technische maatregel onwerkzaam te maken; en

b) de vervaardiging, invoer of distributie van een technische inrichting of een product, met inbegrip van computerprogramma's, of de verlening van een dienst die of dat:

i) primair is ontwikkeld, geproduceerd of verleend met het doel om een doeltreffende technische maatregel onwerkzaam te maken; of

ii) buiten het onwerkzaam maken van een doeltreffende technische maatregel een commercieel doel van slechts beperkt belang dient. [15]

7. Ter bescherming van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten[16] voorziet elke partij in adequate rechtsbescherming en in doeltreffende rechtsmiddelen tegen personen die, in het besef dat zij daarvoor geen toestemming hebben, een van de volgende handelingen verrichten terwijl zij weten, of bij civielrechtelijke corrigerende maatregelen redelijkerwijze kunnen weten dat deze handelingen zullen aanzetten tot een inbreuk op een auteursrecht of naburig recht, of een dergelijke inbreuk mogelijk zullen maken, zullen vergemakkelijken of verbergen:

a) handelingen ter verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten;

b) handelingen ter distributie, invoer voor distributie, uitzending, communicatie of het beschikbaar stellen aan het publiek van kopieën van werken, in de wetenschap dat elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of gewijzigd zonder toestemming daartoe.

8. Bij het voorzien in een adequate rechtsbescherming en doeltreffende rechtsmiddelen ingevolge de leden 5 en 7, kan een partij passende beperkingen of uitzonderingen op maatregelen ter uitvoering van de leden 5 tot en met 7 vaststellen of handhaven. De uit de leden 5 tot en met 7 voortvloeiende verplichtingen doen geen afbreuk aan de rechten, beperkingen, uitzonderingen of verweermiddelen tegen inbreuken op auteursrechten of naburige rechten naar het recht van een partij.

Hoofdstuk III: Handhavingspraktijken

Artikel 28: Handhavingsexpertise, informatie en nationale coördinatie

1. Elke partij stimuleert de ontwikkeling van gespecialiseerde kennis binnen haar bevoegde autoriteiten die voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten verantwoordelijk zijn.

2. Elke partij bevordert het vergaren en analyseren van statistische gegevens en andere relevante informatie inzake inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, alsmede het vergaren van informatie over beste praktijken om inbreuken te voorkomen en tegen te gaan.

3. Elke partij bevordert op passende wijze de interne coördinatie tussen haar bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, en faciliteert door hen uitgevoerde gezamenlijke acties.

4. Elke partij spant zich in voorkomend geval in om de oprichting of instandhouding van formele of informele mechanismen, zoals adviesgroepen, te bevorderen waarbij haar bevoegde autoriteiten kennis kunnen nemen van de meningen van de houders van rechten en andere relevante belanghebbenden.

Artikel 29: Risicomanagement aan de grens

1. Ter versterking van de doeltreffendheid van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de grens kunnen de bevoegde autoriteiten van een partij:

a) overleg plegen met de belanghebbenden en met de bevoegde autoriteiten van andere partijen die voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten verantwoordelijk zijn, teneinde grote risico’s te identificeren en aan te pakken, en acties te bevorderen die deze risico’s verminderen; en

b) met de bevoegde autoriteiten van andere partijen informatie over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de grens delen, met inbegrip van informatie om zendingen waarvan vermoed wordt dat zij inbreukmakende goederen bevatten, beter op te sporen en beter te kunnen inspecteren.

2. Wanneer een partij ingevoerde goederen die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht in beslag neemt, kunnen haar bevoegde autoriteiten de partij van uitvoer informatie verstrekken aan de hand waarvan de bij de uitvoer van de in beslag genomen goederen betrokken personen en goederen kunnen worden geïdentificeerd. De bevoegde autoriteiten van de partij van uitvoer kan in overeenstemming met haar recht actie tegen die personen en toekomstige zendingen ondernemen.

Artikel 30: Transparantie

Ter bevordering van de transparantie van het beheer van haar systeem voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten neemt elke partij in overeenstemming met haar recht en beleid passende maatregelen om aan het publiek informatie bekend te maken of beschikbaar te stellen over:

a) onder haar recht beschikbare procedures voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, haar bevoegde autoriteiten voor die handhaving, en contactpunten voor bijstand;

b) relevante wet- en regelgeving, definitieve gerechtelijke uitspraken en bestuursrechtelijke uitspraken die algemeen kunnen worden toegepast met betrekking tot de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten; en

c) haar inspanningen om een doeltreffend systeem voor de handhaving en de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen.

Artikel 31: Voorlichting aan het publiek

Elke partij bevordert op passende wijze het nemen van maatregelen ter verbetering van de voorlichting van het publiek over het belang van eerbiediging van intellectuele-eigendomsrechten en de schadelijke effecten van desbetreffende inbreuken.

Artikel 32: Milieuoverwegingen bij de vernietiging van inbreukmakende goederen

De vernietiging van goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten geschiedt in overeenstemming met de milieuwet- en regelgeving van de partij op het grondgebied waarvan de vernietiging plaatsvindt.

Hoofdstuk IV

Internationale samenwerking

Artikel 33: Internationale samenwerking

1. Elke partij erkent dat internationale samenwerking van essentieel belang is om een doeltreffende bescherming van intellectuele-eigendomsrechten te verwezenlijken en dat deze samenwerking zou moeten worden aangemoedigd ongeacht de oorsprong van de inbreukmakende goederen, de locatie of de nationaliteit van de houder van de rechten.

2. Teneinde inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, met name de namaak van handelsmerken en de inbreuk op auteursrechten of naburige rechten tegen te gaan, bevorderen de partijen in voorkomend geval de samenwerking tussen hun bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Die samenwerking kan samenwerking op het gebied van wetshandhaving omvatten wat de onder deze overeenkomst vallende strafrechtelijke handhaving en maatregelen aan de grens betreft.

3. Samenwerking krachtens dit hoofdstuk vindt plaats in overeenstemming met internationale overeenkomsten terzake, en met de wetten, het beleid, de toewijzing van middelen en de prioriteiten op het gebied van wetshandhaving van elke partij.

Artikel 34: Het delen van informatie

Onverminderd het bepaalde in artikel 29 (Risicomanagement aan de grens), streeft elke partij naar uitwisseling met de andere partijen van:

a) informatie die de partij verzamelt krachtens de bepalingen van hoofdstuk III (Handhavingspraktijken), met inbegrip van statistische gegevens en informatie over beste praktijken;

b) informatie over haar maatregelen op het gebied van wet- en regelgeving in verband met de bescherming en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten; en

c) overige informatie indien passend en indien hierover onderling overeenstemming is bereikt.

Artikel 35: Opbouwen van capaciteit en technische bijstand

1. Elke partij streeft ernaar op verzoek en op onderling overeengekomen voorwaarden aan andere partijen bij deze overeenkomst en in voorkomend geval aan kandidaten voor toetreding tot deze overeenkomst, bijstand bij het opbouwen van capaciteit alsmede technische bijstand te verlenen ter verbetering van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. De bijstand voor het opbouwen van capaciteit en de technische bijstand kunnen onder meer betrekking hebben op:

a) versterking van het publieke bewustzijn inzake intellectuele-eigendomsrechten;

b) ontwikkeling en uitvoering van nationale wetgeving die verband houdt met de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten;

c) opleiding van ambtenaren met betrekking tot de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten; en

d) gecoördineerde acties op regionaal en multilateraal niveau.

2. Elke partij streeft voor de uitvoering van lid 1 naar nauwe samenwerking met andere partijen en in voorkomend geval met niet bij deze overeenkomst aangesloten partijen.

3. Een partij kan de in dit artikel beschreven activiteiten samen met de relevante particuliere sector of relevante internationale organisaties uitvoeren. Elke partij streeft ernaar onnodige overlappingen tussen de in dit artikel omschreven activiteiten en andere activiteiten op het gebied van internationale samenwerking te voorkomen.

Hoofdstuk V

Institutionele regelingen

Artikel 36: De ACTA-commissie

1. De partijen richten hierbij de ACTA-commissie op. Elke partij wordt in de commissie vertegenwoordigd.

2. De taken van de commissie zijn:

a) toezicht houden op de uitvoering en werking van deze overeenkomst;

b) aangelegenheden bestuderen die de verdere uitwerking van deze overeenkomst betreffen;

c) voorgestelde wijzigingen op deze overeenkomst beoordelen in overeenstemming met artikel 42 (Wijzigingen);

d) in overeenstemming met artikel 43 (Toetreding), lid 2, beslissen over de voorwaarden voor toetreding van WTO-leden tot deze overeenkomst; en

e) elk ander vraagstuk onderzoeken dat op de uitvoering of werking van deze overeenkomst van invloed kan zijn.

3. De commissie kan besluiten tot:

a) oprichting van commissies of werkgroepen ad hoc om haar bij te staan bij het uitvoeren van haar taken ingevolge lid 2, of tot het op verzoek verlenen van bijstand aan een land dat zich overeenkomstig artikel 43 (Toetreding) wil aansluiten bij deze overeenkomst;

b) het inwinnen van advies van niet-gouvernementele personen of groepen;

c) het doen van aanbevelingen met betrekking tot de uitvoering of de werking van deze overeenkomst, met inbegrip van het onderschrijven van hiermee verband houdende richtsnoeren voor beste praktijken;

d) het delen van informatie en beste praktijken met derden over het verminderen van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van technieken om piraterij en namaak op te sporen en te dien aanzien controles uit te voeren; en

e) het ondernemen van andere acties in de uitoefening van haar taken.

4. Alle besluiten van de commissie worden bij consensus genomen, tenzij zij bij consensus anders beslist. De commissie wordt geacht bij consensus een besluit omtrent een aan haar voorgelegde aangelegenheid te hebben genomen, als geen enkele partij die aanwezig is op de bijeenkomst waarop het besluit wordt genomen, formeel bezwaar maakt tegen het voorgestelde besluit. De werktaal van de commissie is Engels en de documenten waarmee zij werkt moeten in het Engels zijn opgesteld.

5. De commissie stelt haar reglement vast binnen een redelijke termijn na de inwerkingtreding van deze overeenkomst, en nodigt de ondertekenaars die geen partij zijn bij deze overeenkomst, uit om aan haar beraadslagingen hierover deel te nemen. Het reglement:

a) heeft betrekking op het voorzitterschap en het verzorgen van de vergaderingen en de uitvoering van organisatorische taken m.b.t. deze overeenkomst en de werking ervan; en

b) kan ook zaken betreffen als het verlenen van de status van waarnemer, en enige andere aangelegenheid die de commissie zij noodzakelijk voor haar functioneren acht.

6. De commissie kan haar reglement wijzigen.

7. Niettegenstaande lid 4 worden de besluiten van de commissie tot vaststelling of wijziging van haar reglement gedurende de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst genomen bij consensus van de partijen en van de ondertekenaars die geen partij zijn bij deze overeenkomst.

8. Na de in lid 7 vermelde periode kan de commissie haar reglement bij consensus van de partijen bij deze overeenkomst vaststellen of wijzigen.

9. Niettegenstaande lid 8 kan de commissie besluiten dat de vaststelling of de wijziging van een bepaald onderdeel van haar reglement de consensus vereist van de partijen en van de ondertekenaars die geen partij zijn bij deze overeenkomst.

10. De commissie komt ten minste eenmaal per jaar bijeen, tenzij zij anderszins besluit. De eerste vergadering van de commissie wordt gehouden binnen een redelijke termijn na de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

11. Met het oog op meer rechtszekerheid houdt de commissie geen toezicht op nationale of internationale handhaving of op strafrechtelijke onderzoeken in specifieke intellectuele-eigendomzaken.

12. De commissie streeft ernaar onnodige overlappingen tussen haar activiteiten en andere internationale inspanningen met betrekking tot de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te voorkomen.

Artikel 37: Contactpunten

1. Elke Partij wijst een contactpunt aan om de communicatie tussen de partijen te vergemakkelijken over zaken die door deze overeenkomst worden bestreken.

2. Op verzoek van een andere partij wijst het contactpunt van een partij een geschikt kantoor of een geschikte functionaris aan waartoe of tot wie de verzoekende partij zich kan richten, en is zij indien noodzakelijk behulpzaam bij het faciliteren van communicatie tussen het kantoor of de functionaris in kwestie en de verzoekende partij.

Artikel 38 Overleg

1. Een partij kan schriftelijk om overleg met een andere partij verzoeken over aangelegenheden die met de uitvoering van deze overeenkomst verband houden. De partij waaraan het verzoek is gericht, neemt dit verzoek in welwillende overweging, reageert hierop en biedt gelegenheid tot overleg.

2. Het overleg, met inbegrip van bepaalde, door overleggende partijen ingenomen standpunten, blijft vertrouwelijk en laat de rechten of standpunten van elk van deze partijen in andere procedures, met inbegrip van procedures onder de auspiciën van het in bijlage 2 bij de WTO-overeenkomst opgenomen Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, onverlet.

3. De overleggende partijen kunnen de commissie met wederzijdse instemming in kennis stellen van de uitkomsten van hun overleg in het kader van dit artikel.

Hoofdstuk VI: Slotbepalingen

Artikel 39: Ondertekening

Deze overeenkomst kan vanaf 31 maart 2011 tot en met 31 maart 2013 door deelnemers aan de onderhandelingen over deze overeenkomst[17] en andere WTO-leden waarover de deelnemers consensus kunnen bereiken, worden ondertekend.

Artikel 40: Inwerkingtreding

1. Deze overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag na de datum van nederlegging van de zesde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring tussen die ondertekenaars die hun respectieve akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring hebben neergelegd.

2. Ten aanzien van elke ondertekenaar die zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring neerlegt na de nederlegging van de zesde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, treedt deze overeenkomst in werking op de dertigste dag na de datum van nederlegging door die ondertekenaar van diens akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

Artikel 41: Uittreding uit de overeenkomst

Een partij kan te allen tijde uit deze overeenkomst treden door hiervan schriftelijk kennisgeving te doen aan de depositaris. Een dergelijke uittreding wordt 180 dagen nadat de kennisgeving de depositaris heeft bereikt, van kracht.

Artikel 42: Wijzigingen

1. Een partij kan wijzigingen van deze overeenkomst voorstellen aan de commissie. De commissie besluit of het een voorgestelde wijziging aan de partijen voorlegt voor bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

2. Wijzigingen treden in werking negentig dagen na de datum waarop alle partijen hun respectieve akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring hebben neergelegd bij de depositaris.

Artikel 43: Toetreding

1. Na afloop van de in artikel 39 (Ondertekening) bedoelde periode kan elk WTO-lid verzoeken om toe te treden tot deze overeenkomst.

2. De commissie besluit over de voorwaarden voor toetreding voor elke verzoeker.

3. Deze overeenkomst treedt voor de verzoeker dertig dagen na de datum van nederlegging van zijn akte van toetreding, die is gebaseerd op de in lid 2 bedoelde toetredingsvoorwaarden, in werking.

Artikel 44: De teksten van deze overeenkomst

Deze overeenkomst wordt ondertekend in een enkel exemplaar in de Engelse, Franse en Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 45: Depositaris

De Japanse regering is depositaris van deze overeenkomst.

[1]               Met het oog op de rechtszekerheid erkennen de partijen dat onder vrije zone wordt verstaan een deel van het grondgebied van een partij waar daarin ingevoerde goederen over het algemeen voor de invoerrechten en belastingen worden geacht zich buiten het douanegebied te bevinden.

[2]               Een partij kan octrooien en bescherming van niet-openbaargemaakte informatie van het toepassingsgebied van deze afdeling uitsluiten.

[3]               De in lid 3, onder b, bedoelde vermoedens kunnen een vermoeden omvatten dat het bedrag van de schade gelijk is aan: i) het aantal of de hoeveelheid goederen waarmee inbreuk wordt gemaakt op de betrokken intellectuele-eigendomsrechten van de houder van de rechten die feitelijk aan derden zijn toegewezen, vermenigvuldigd met het bedrag van de winst per eenheid van de goederen die door de houder van het recht zouden zijn verkocht als de inbreuk zich niet had voorgedaan; of ii) een redelijke royalty; of (iii) een forfaitair bedrag op basis van gegevens zoals ten minste het bedrag aan royalty's of vergoedingen dat verschuldigd zou zijn geweest indien de inbreukmaker toestemming voor gebruikmaking van het betrokken intellectuele-eigendomsrecht had gevraagd.

[4]               Wanneer een partij bij de overeenkomst alle controles op het vervoer van goederen over zijn grens met een andere partij bij de overeenkomst waarmee zij deel uitmaakt van een douane-unie heeft afgeschaft, wordt van die partij niet verlangd dat zij de bepalingen van deze afdeling aan die grens toepast.

[5]               Er bestaat overeenstemming over het feit dat er geen verplichting bestaat om de in deze afdeling vermelde procedures toe te passen op goederen die door de houder van het recht of met diens toestemming in een ander land in de handel worden gebracht.

[6]               De partijen zijn het erover eens dat octrooien en de bescherming van niet-openbaargemaakte informatie niet binnen het toepassingsgebied van deze afdeling vallen.

[7]               Het vereiste erin te voorzien dat dergelijke verzoeken kunnen worden ingediend, houdt verband met de verplichting om te voorzien in de in artikel 16 (Maatregelen aan de grens), lid 1, onder b, en lid 2, onder b, bedoelde procedures.

[8]               Voor de toepassing van dit artikel wordt onder dagen werkdagen verstaan.

[9]               Elke partij behandelt de opzettelijke in- of uitvoer op commerciële schaal van nagemaakte merkartikelen of van onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust, als onwettige activiteiten waarop ingevolge dit artikel strafrechtelijke sancties van toepassing zijn. Een partij kan aan haar verplichting inzake de in- en uitvoer van onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust, voldoen door te bepalen dat de distributie, de verkoop of het aanbieden ten verkoop van die goederen op commerciële schaal onwettig is en dat op deze activiteiten strafrechtelijke sancties van toepassing zijn.

[10]             Een partij kan voldoen aan haar verplichting met betrekking tot de invoer van etiketten of verpakkingen door middel van haar maatregelen met betrekking tot distributie.

[11]             Een partij kan voldoen aan haar uit dit lid voortvloeiende verplichtingen door te voorzien in strafrechtelijke procedures en sancties die kunnen worden toegepast ten aanzien van pogingen tot inbreuk op een handelsmerk.

[12]             Het spreekt voor zich dat een partij niet verplicht is erin te voorzien dat een gevangenisstraf en een geldboete tegelijkertijd kunnen worden opgelegd.

[13]             Bijvoorbeeld de invoering of handhaving, onverminderd het recht van een partij, van een stelsel waarin de aansprakelijkheid voor, of de beschikbare corrigerende maatregelen tegen, online-dienstverleners worden beperkt maar de legitieme belangen van houders van rechten worden beschermd.

[14]             Voor de toepassing van dit artikel wordt onder technische maatregelen verstaan technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken, uitvoeringen of fonogrammen, die niet zijn toegestaan door de auteurs, uitvoerende kunstenaars of producenten van fonogrammen, zoals bedoeld in het recht van een partij. Onverminderd de reikwijdte van auteursrechten of naburige rechten volgens het recht van een partij worden technische maatregelen doeltreffend geacht wanneer de zeggenschap over het gebruik van beschermde werken, uitvoeringen of fonogrammen bij de auteurs, uitvoerende kunstenaars of producenten van fonogrammen ligt, door de toepassing van een adequate toegangscontrole of van een adequate bescherming, zoals versleuteling of codering, of een kopieerbeveiliging waarmee het doel van bescherming wordt bereikt.

[15]             Bij de uitvoering van de leden 5 en 6 is geen enkele partij verplicht te verlangen dat het ontwerp van, of het ontwerp en de selectie van onderdelen of componenten van een product op het gebied van de consumentenelektronica, telecommunicatie of computers beantwoorden aan een bepaalde technische maatregel, zolang het product niet anderszins tegen haar maatregelen ter uitvoering van deze leden indruist.

[16]             Voor de toepassing van dit artikel wordt onder elektronische informatie betreffende het beheer van rechten verstaan:

a) informatie aan de hand waarvan het werk, de uitvoering of het fonogram, de auteur van het werk, de uitvoerend kunstenaar van de uitvoering, of de producent van het fonogram of de eigenaar van enig recht op het werk, de uitvoering of het fonogram kan worden geïdentificeerd;

b) informatie over de voorwaarden voor gebruik van het werk, de uitvoering of het fonogram; of

c) cijfers of codes die de hiervoor onder a) en b) beschreven informatie weergeven;            wanneer deze informatie is gehecht aan een kopie van een werk, uitvoering of fonogram, of verschijnt in samenhang met de communicatie of beschikbaarstelling van een werk, uitvoering of fonogram aan het publiek.

[17]             Australië, het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, Canada, de Republiek Cyprus, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Europese unie, de Republiek Finland, de Franse Republiek, de Helleense Republiek, de Republiek Hongarije, Ierland, de Italiaanse Republiek, Japan, de Republiek Korea, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Malta, het Koninkrijk Marokko, de Verenigde Mexicaanse Staten, het Koninkrijk der Nederlanden, Nieuw-Zeeland, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Singapore, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Tsjechische Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Verenigde Staten van Amerika, het Koninkrijk Zweden en de Zwitserse Bondsstaat.