Bijlagen bij COM(2016)311 - Technische aanpassing van het financieel kader voor 2017 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni en aanpassing van de middelen voor het cohesiebeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1303/2013;

b)Voor de lidstaten waarvoor een aftopping geldt (Bulgarije, Estland, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië en Slowakije), een vergelijking van het waargenomen bbp van 2014 en 2015 met de in 2012 gemaakte prognoses voor dezelfde twee jaren;

c)Een beoordeling van het in aanmerking komen voor het Cohesiefonds op basis van het bni per hoofd van de bevolking voor de periode 2012-2014 ten opzichte van het gemiddelde van de EU-27.

Voor de indicatoren met betrekking tot de nationale en regionale rekeningen (bbp, bni en bevolking), hebben de statistieken voor de herziening van de middelen voor het cohesiebeleid betrekking op de jaren 2012, 2013 en 2014. Voor de indicatoren met betrekking tot de arbeidsmarkt en het onderwijsniveau hebben de gebruikte statistieken betrekking op de jaren 2013, 2014 en 2015.

De beoordeling van het in aanmerking komen voor het Cohesiefonds leidt in één geval tot een verandering: Cyprus komt volledig in aanmerking voor steun uit het Cohesiefonds in de periode 2017-2020, wat resulteert in een bijkomend bedrag van 19,4 miljoen EUR.

Vanwege het effect van de economische crisis op de sociaaleconomische situatie in de EU zou het resultaat van de toepassing van de methode van toewijzing op grond van de meest recente statistieken een totaal bedrag aan extra middelen zijn dat hoger is dan het maximum van 4 miljard EUR in prijzen van 2011 dat in artikel 7, lid 5, is vastgesteld. De positieve en negatieve aanpassingen worden daarom naar evenredigheid verminderd om deze drempel te respecteren 5 .

In onderstaande tabel worden voor elke lidstaat de oorspronkelijke toewijzingen voor de jaren 2017-2020, de gecumuleerde afwijking resulterend uit de bovengenoemde berekeningen gebaseerd op de meest recente statistieken (ten opzichte van de drempel van 5 %), de daaruit volgende aanpassingen met inachtneming van het maximum van 4 miljard EUR en de nieuwe aangepaste toewijzingen voor 2017-2020 weergegeven.





De Commissie zal besprekingen aanknopen met de lidstaten waarvan de toewijzingen aanzienlijk worden verhoogd om de extra middelen te concentreren op maatregelen die bijdragen tot het aanpakken van de migratiecrisis en de jeugdwerkloosheid en op investeringen via financieringsinstrumenten en een combinatie met het Europees Fonds voor strategische investeringen, daarbij rekening houdend met de behoeften en de relevantie van deze prioriteiten voor elke lidstaat.

2.2.Aanpassing van de maxima van rubriek 1B voor 2017-2020

De vereiste aanpassingen dienen in gelijke delen over de jaren 2017-2020 te worden gespreid. De overeenkomstige aanpassingen van de maxima voor subrubriek 1B van het meerjarig financieel kader moeten in miljoenen EUR worden verricht. Met het oog op de herberekening van de bedragen in lopende prijzen wordt de deflator van 2 % per jaar zoals vastgesteld in artikel 6, lid 2, toegepast.

De maxima voor vastleggingskredieten voor rubriek 1b worden derhalve als volgt verhoogd:

Vastleggingen
(miljoen EUR)
2017201820192020Totaal
prijzen van 20111 0001 0001 0001 0004 000
lopende prijzen1 1261 1491 1721 1954 642
deflator (2 %)1,1261621,1486861,1716591,195093

2.3.Betalingskredieten

Artikel 7 MFK bepaalt dat de "maxima voor de betalingskredieten dienovereenkomstig worden gewijzigd om een geordende ontwikkeling ten opzichte van de kredieten voor vastleggingen te waarborgen".

De jaarlijkse maxima voor betalingskredieten moeten dan ook worden gewijzigd op grond van de betalingsprofielen voor de aanvullende vastleggingen onder rubriek 1B. Aangezien de meeste betalingen in verband met deze verhoging van de vastleggingen waarschijnlijk na 2020 zullen plaatsvinden, blijft de verhoging van de betalingsmaxima beperkt.

De maxima voor de betalingskredieten worden derhalve als volgt verhoogd:

Betalingen
(miljoen EUR)
2017201820192020Totaal
prijzen van 20111201613924931 166
lopende prijzen1351844595891 367
deflator (2 %)1,1261621,1486861,1716591,195093

Voor de berekening van het betalingsprofiel is een indicatieve verdeling van 50 %: 50 % tussen het ESF en het EFRO toegepast, in overeenstemming met de voorgenomen concentratie op de prioriteiten op het gebied van migratie, groei en (jeugd)werkgelegenheid.

3. Aanpassing van de MFK-tabel (Bijlage - tabellen 1-2)

Tabel 1 heeft betrekking op het financieel kader voor EU-28 in prijzen van 2011, zoals opgenomen in bijlage I bij de MFK-verordening, aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 1, artikel 5 en artikel 7.

Tabel 2 heeft betrekking op het voor 2017 aangepast financieel kader voor EU-28 (dus uitgedrukt in lopende prijzen). Het in procent van het bni weergegeven financieel kader is geactualiseerd aan de hand van de meest recente economische ramingen (voorjaar 2016) en langetermijnprognoses, en is aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 1, artikel 5 en artikel 7 van de MFK-verordening.

3.1.Totaalbedrag bni

Het bni voor 2017 is aan de hand van de meest recente raming vastgesteld op 14 989 356 miljoen EUR in lopende prijzen voor EU-28. Overeenkomstig artikel 6, lid 4, worden er geen andere technische aanpassingen verricht ten aanzien van het betrokken jaar, noch in de loop van het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren. Daarom, uitsluitend ter informatie, is het geactualiseerde bni vastgesteld op 13 639 700 miljoen EUR voor 2014, 14 273 948 miljoen EUR voor 2015 en 14 500 042 miljoen EUR voor 2016.

Het bni is gebaseerd op het stelsel van nationale rekeningen ESR 95.

3.2.Belangrijkste resultaten van de technische aanpassing van het MFK voor 2017

Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2017 (155 631 miljoen EUR) komt overeen met 1,04 % van het bni.

Het corresponderende totale maximum voor de betalingskredieten (142 906 miljoen EUR) komt overeen met 0,95 % van het bni. Op basis van de meest recente economische ramingen laat dit een marge van 41 463 miljoen EUR onder het maximum (1,23 %) van de eigen middelen (0,28 % van het bni voor EU-28).

3.3.Aanpassing van het submaximum van rubriek 2

Op grond van artikel 3, lid 1, van de MFK-verordening moet het submaximum van rubriek 2 voor marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen in de periode 2014-2020 worden aangepast ingevolge de overschrijvingen tussen pijler I en pijler II (plattelandsontwikkeling) overeenkomstig de rechtshandeling tot vaststelling van deze overschrijvingen. Het totale bedrag van het maximum voor rubriek 2 blijft ongewijzigd.

Eerste aanpassing: het submaximum van rubriek 2 werd een eerste keer aangepast in het kader van de technische aanpassing van het MFK voor 2015 6 . Deze in de eerste tabel hierna gespecificeerde aanpassing is weerspiegeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 van de Commissie van 10 april 2014 7 .

Tweede aanpassing: twee rondes van overschrijvingen tussen de pijlers van het GLB werden vastgesteld in de technische aanpassing van het MFK voor 2016 8 (zie tweede tabel hierna). Deze overschrijvingen omvatten de flexibiliteit tussen de pijlers overeenkomstig artikel 136 bis van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad 9 en artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 10 , alsook de geraamde opbrengst van de verlagingen van de rechtstreekse betalingen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze laatste verordening. De eerste reeks overschrijvingen is vastgesteld bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 11  en weerspiegeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1089/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 12 . De tweede ronde van overschrijvingen is vastgesteld bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1378/2014 van de Commissie van 17 oktober 2014 13 en weerspiegeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/141 van de Commissie van 29 januari 2015 14 .

In het Verenigd Koninkrijk is de wetgeving tot uitvoering van de voorschriften van de Unie inzake rechtstreekse betalingen in Wales door de nationale rechterlijke instanties nietig verklaard. Als gevolg van nieuwe besluiten die nadien door het Verenigd Koninkrijk zijn genomen, neemt de geraamde verlagingsopbrengst overgeschreven van rechtstreekse betalingen naar plattelandsontwikkeling af met 4 miljoen EUR in de periode 2016-2020. Deze wijziging is vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2016/142 van de Commissie van 2 december 2015 15 en weerspiegeld in Uitvoeringsverordening 2016/257 van de Commissie van 24 februari 2016 16 . Het nieuwe bedrag is opgenomen in de voorgestelde wijziging van het submaximum in deze technische aanpassing (zie derde tabel hierna).







De wijziging van het submaximum H2 in lopende prijzen moet worden omgezet in prijzen 2011 met het oog op een technische aanpassing van de MFK-tabel in prijzen 2011. Hiertoe wordt het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is, eerst omgezet in prijzen 2011 door gebruik te maken van een vaste deflator van 2%. Vervolgens wordt het resultaat afgerond om het aangepaste submaximum H2 te verkrijgen, aangezien de MFK-maxima alleen in miljoen EUR worden uitgedrukt. Slechts na deze afronding kan worden gegarandeerd dat het MFK-submaximum altijd hoger is dan het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is. Het resulterende kleine verschil vormt geen beschikbare marge, maar is uitsluitend het gevolg van de afronding, aangezien alle bedragen in de MFK-tabel in miljoen EUR moeten worden uitgedrukt. Voor elke jaarbegroting maakt de Commissie gebruikt van de exacte bedragen van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is Dezelfde benadering werd gevolgd bij de technische aanpassingen van het MFK voor 2015 en 2016.

In de onderstaande tabel wordt het nettoresultaat van de drie rondes overschrijvingen tussen de pijlers van het GLB en de gevolgen daarvan voor het submaximum van rubriek 2 weergegeven.



De lidstaten kunnen hun besluiten met betrekking tot de flexibiliteit tussen de pijlers voor de begrotingsjaren 2019 en 2020 herzien en dienen de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2017 in kennis te stellen van eventuele wijzigingen.

4. Overkoepelende marge voor betalingen (OMB)

Overeenkomstig artikel 5 van de MFK-verordening wordt het maximum voor betalingen voor de jaren 2015-2020 door de Commissie naar boven bijgesteld met een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de uitgevoerde betalingen en het MFK-maximum voor betalingen van het jaar n-1. Aanpassingen naar boven toe worden volledig verrekend met een overeenkomstige verlaging van het maximum voor de betalingskredieten voor het jaar n-1.

In het kader van de technische aanpassing voor 2016 is de resterende marge van 2014 (104 miljoen EUR) overgedragen naar het begrotingsjaar 2015 (106 miljoen EUR) en zijn de maxima dienovereenkomstig aangepast. In de technische aanpassing van dit jaar wordt de OMB voor 2015 berekend.

De betalingen voor andere specifieke instrumenten worden beschouwd als overschrijding van de MFK-maxima 17 . Het maximum voor betalingen bedroeg voor 2015 142 007 miljoen EUR in lopende prijzen. In 2015 is voor 141 126,2 miljoen EUR aan betalingen verricht. Dit bedrag omvat de betalingen uitgevoerd op de in de begroting 2015 toegestane betalingskredieten (139 827,3 miljoen EUR) en overdrachten van 2015 naar 2016 (1 298,9 miljoen EUR) 18 . De betalingen voor de speciale instrumenten worden buiten de begrotingsuitvoering gelaten (378,7 miljoen EUR, waarvan 378,1 miljoen EUR uitgevoerd en 0,6 miljoen EUR overgedragen). De begrotingsuitvoering die in aanmerking is genomen voor de berekening van de OMB bedraagt bijgevolg 140 747,5 miljoen EUR.

Alle overdrachten van 2014 naar 2015 zijn meegeteld als zijnde uitgevoerd voor de berekening van de OMB 2014, maar niet alle zijn ook daadwerkelijk uitgevoerd. De geannuleerde overdrachten moeten daarom bij de berekening worden opgeteld omdat zij in feite onderbesteding vertegenwoordigen. De geannuleerde overdrachten van 2014 naar 2015 belopen 28,6 miljoen EUR, waarvan 0,2 miljoen EUR voor de speciale instrumenten 19 . Het totale bedrag van de in aanmerking genomen geannuleerde overdrachten bedraagt dus 28,4 miljoen EUR.

De resterende marge onder het maximum van de betalingen voor 2015 bedraagt 1 287,9 miljoen EUR in lopende prijzen (nl. 142 007 miljoen EUR – 140 747,5 EUR + 28,4 miljoen EUR).

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de MFK-verordening, wordt voor de berekening van de OMB en de corresponderende aanpassing van de maxima een deflator van 2 % gebruikt. Daarom is het maximum voor 2015 verlaagd met 1 288 miljoen EUR in lopende prijzen resp. 1 190 miljoen EUR in prijzen van 2011.

Overeenkomstig het verwachte betalingsbehoeftenprofiel wordt de OMB overgedragen naar de maxima voor betalingen van de jaren 2018 tot en met 2020, met per jaar telkens een derde van het bedrag voor 2015, hetgeen neerkomt op een verhoging in lopende prijzen met 455 miljoen EUR in 2018, 465 miljoen EUR in 2019 en 474 miljoen EUR in 2020. De verhogingen komen in prijzen van 2011 neer op 396 miljoen EUR in 2018, 397 miljoen EUR in 2019 en 397 miljoen EUR in 2020.

Het resultaat is dat het algemene maximum voor betalingen voor de periode 2014-20 in prijzen van 2011 ongewijzigd blijft en met 106 miljoen EUR stijgt in lopende prijzen.

Onderstaande tabel bevat de details van de berekening van de OMB voor 2015.



De tabel hierna toont de overeenkomstige aanpassingen van de maxima voor betalingen:



5. Speciale instrumenten

Er zijn instrumenten die buiten de in het financieel kader 2014-2020 overeengekomen uitgavenmaxima vallen. Deze instrumenten dienen om snel te kunnen reageren op uitzonderlijke of onvoorziene gebeurtenissen, en zij geven – binnen bepaalde grenzen – enige flexibiliteit boven de overeengekomen uitgavenmaxima:

5.1.Reserve voor noodhulp

Overeenkomstig artikel 9 van de MFK-verordening kan de reserve voor noodhulp voor maximaal 280 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 315 miljoen EUR in 2017 in lopende prijzen (2 209 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). Het deel van het niet-bestede bedrag van het voorgaande jaar kan worden overgedragen naar het volgende jaar. 219,4 miljoen EUR is overgedragen van 2015 naar 2016, 309 miljoen EUR is in 2016 ter beschikking gesteld. 150 miljoen EUR is in de begroting 2016 opgenomen. Het naar 2017 over te dragen bedrag zal afhangen van de uiteindelijke uitvoering in 2016.

5.2.Solidariteitsfonds van de Europese Unie

Overeenkomstig artikel 10 van de MFK-verordening kan het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor maximaal 500 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 563 miljoen EUR in 2017 in lopende prijzen (3 945 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). Het deel van het niet-bestede bedrag van het voorgaande jaar kan worden overgedragen naar het volgende jaar. 491,2 miljoen EUR is overgedragen van 2015 naar 2016; 552 miljoen EUR is in 2016 ter beschikking gesteld. Het naar 2017 over te dragen bedrag zal afhangen van de uiteindelijke uitvoering in 2016.

5.3.Flexibiliteitsinstrument

Overeenkomstig artikel 11 van de MFK-verordening kan het Flexibiliteitsinstrument voor maximaal 471 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 530 miljoen EUR in 2017 in lopende prijzen (3 716 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). Het deel van de niet-bestede jaarlijkse bedragen van de vorige 3 jaren kan worden overgedragen. Alle kredieten van voorgaande jaren zijn gebruikt; er wordt niets overgedragen naar 2017.

5.4.Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

Overeenkomstig artikel 12 van de MFK-verordening kan het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor maximaal 150 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 169 miljoen EUR in 2017 in lopende prijzen (1 183 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen).

5.5.Marge voor onvoorziene uitgaven

Overeenkomstig artikel 13 van de MFK-verordening wordt een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie gevormd buiten de in het financieel kader vastgestelde maxima voor de periode 2014-2020.

Het absolute bedrag van de marge voor onvoorziene uitgaven voor het jaar 2017 is 4 496,8 miljoen EUR.

5.6.Overkoepelende marge voor vastleggingen voor groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren (OMV)

Overeenkomstig artikel 14 van de MFK-verordening vormen marges die beschikbaar blijven onder de MFK-maxima voor vastleggingskredieten voor de jaren 2014-2017 een overkoepelende MFK-marge voor vastleggingen (OMV), die beschikbaar worden gesteld boven de maxima die in de bijlage van de MFK-verordening zijn vastgesteld voor de jaren 2016 tot en met 2020 voor beleidsdoelstellingen met betrekking tot groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren.

De onder het maximum voor vastleggingen in 2015 resterende marge bedraagt 1 383,2 miljoen EUR. Dit komt overeen met de som van de marges onder het maximum voor vastleggingskredieten in de definitieve begroting 2015. De vastleggingen op speciale instrumenten worden niet in aanmerking genomen, aangezien zij worden uitgevoerd boven de maxima van het MFK.

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de MFK-verordening, wordt voor de berekening van de OMV een deflator van 2 % gebruikt. De resterende marge van 2015 die voor 2016 beschikbaar worden gesteld, bedraagt 1 410,9 miljoen EUR in lopende prijzen in 2016 oftewel 1 439,1 miljoen EUR in lopende prijzen in 2017 20 . De OMV in prijzen van 2011 komt uit op 277,9 miljoen EUR.

Onderstaande tabel bevat de details van de berekening van de OMV.

miljoen EUR
Maximum VK 2015162 959,0
Totaal toegestane kredieten begroting 2015162 273,3
waarvan speciale instrumenten:697,6
Solidariteitsfonds van de Europese Unie82,8
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering162,4
Reserve voor noodhulp303,0
Flexibiliteitsinstrument149,4
Overkoepelende marge voor vastleggingen 2015 (prijzen 2015)1 383,2
Overkoepelende marge voor vastleggingen 2015 (prijzen 2011)1 277,9
In 2016 beschikbare OMV (prijzen 2016)1 410,9
In 2017 beschikbare OMV (prijzen 2017)1 439,1

De OMV afkomstig van 2014 die in de technische aanpassing voor 2016 werd gespecificeerd (543 miljoen EUR) is in de begroting 2016 toegewezen aan het EFSI. Van de OMV afkomstig van 2015 die in deze technische aanpassing is gespecificeerd, wordt een bedrag van 1 265 miljoen EUR eveneens van tevoren aan het EFSI toegewezen voor 2017.

6. OVERZICHTSTABEL EN CONCLUSIE

De onderstaande tabellen geven een overzicht van de uit artikel 3, lid 1, artikel 5 en artikel 7 voortvloeiende aanpassingen van de maxima voor vastleggings- en betalingskredieten in het financieel kader, in lopende prijzen en in prijzen van 2011:





(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(2) PB L 103 van 22.4.2015, blz. 1.
(3) COM(2015) 320 final van 22.5.2015.
(4) Bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad. PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.
(5) Omdat artikel 7, lid 3, van de MFK-verordening de gevolgen van de herziening van het in aanmerking komen voor het Cohesiefonds afzonderlijk behandelt, is het daaruit voortvloeiende bedrag niet onderworpen aan de evenredige aanpassing die wordt toegepast om rekening te houden met het in de MFK-verordening vastgestelde maximumbedrag van 4 miljard EUR in prijzen van 2011.
(6) COM(2014) 307 final van 28.5.2014.
(7) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 van de Commissie tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 108 van 11.4.2014, blz. 13).
(8) COM(2015) 320 final van 22.05.2015.
(9) Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).
(10) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
(11) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot wijziging van de bijlagen VIII en VIII quater bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad, van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen II, III en VI bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 280 van 24.9.2014, blz. 1).
(12) Uitvoeringsverordening (EU) 1089/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 299 van 17.10.2014, blz. 7).
(13) Gedelegeerde verordening (EU) nr. 1378/2014 van de Commissie van 17 oktober 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 367 van 23.12.2014, blz. 16).
(14) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/141 van de Commissie van 29 januari 2015 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 24 van 30.1.2015, blz. 11).
(15) Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/142 van de Commissie van 2 december 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 28 van 4.2.2016, blz. 8).
(16) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/257 van de Commissie van 24 februari 2016 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2014/367 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 49 van 25.02.2016, blz. 1).
(17) Mochten het Europees Parlement, de Raad en de Commissie anders overeenkomen wat betreft de betalingen voor de speciale instrumenten, dan zal de Commissie met die overeenkomst rekening houden bij de berekening van de OMB in toekomstige technische aanpassingen.
(18) Mocht een van de overdrachten 2015-2016 worden geannuleerd in 2016, dan zal het overeenkomstige bedrag worden opgeteld bij de berekening van de OMB in 2017.
(19) Voor de berekening van de OMB 2014 is een overdracht van 35,9 miljoen EUR aan EFG-uitgaven in aanmerking genomen. Deze bestond uit 35,53 miljoen EUR voor beleidsuitgaven en 0,33 miljoen EUR voor technische bijstand. Alle beleidsuitgaven zijn uitgevoerd. Van de 0,33 miljoen EUR voor technische bijstand is slechts 0,11 miljoen EUR daadwerkelijk uitgevoerd.
(20) Bij gebruik van de totaliteit of een deel van het bedrag in de jaren 2018-20 zal het dienovereenkomstig worden aangepast door toepassing van de deflator van 2 % overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de MFK-verordening.