Bijlagen bij COM(2016)445 - Uitvoering van Verordening 305/2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2016)445 - Uitvoering van Verordening 305/2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten. |
---|---|
document | COM(2016)445 ![]() ![]() |
datum | 7 juli 2016 |
De overgang van de bouwproductenrichtlijn naar de bouwproductenverordening heeft ook voor de aangemelde instanties een paradigmaverandering teweeggebracht. Sommige van die instanties hebben zich nog steeds niet voldoende aangepast voor de overstap naar gerichte certificatieactiviteiten 47 en zijn evenmin gereed voor het integreren van de andere taken die uit de verstrekte toelichtingen volgen. Dit heeft ook gevolgen voor het gebruik van accrediteringsnormen voor aanmeldingsdoeleinden.
De ontvangen feedback over de toepassing van de bepalingen die op dit terrein van toepassing zijn, duidt erop dat niet alle regels even precies zijn 48 . Evenzo is het verstandig zijn om nader te onderzoeken of die bepalingen 49 wellicht minder sterk aan de beginselen van de nieuwe aanpak 50 moeten worden gerelateerd.
8. Micro-ondernemingen en vereenvoudiging
Teneinde voor kmo’s en micro-ondernemingen een gelijk speelveld te creëren, voorziet de VBR in afwijkingen van de verplichting tot het opstellen van een prestatieverklaring 51 en in vereenvoudigde procedures voor het in de handel brengen van bouwproducten 52 .
In het huidige stadium van de uitvoering zijn de ervaringen met het praktische gebruik van deze opties nog beperkt, behalve voor de bepalingen inzake vereenvoudigde procedures betreffende classificatie zonder tests, het delen van testresultaten en cascades 53 . Deze bepalingen worden, voor zover van toepassing, veelvuldig gebruikt.
Er is tot dusver echter nog geen schriftelijke informatie beschikbaar over het gebruik van de andere opties in kwestie. Dat zou kunnen betekenen dat de verwachte verlichting van de financiële en administratieve lasten van bedrijven uitblijft. Belanghebbenden noemen hiervoor onder andere de volgende redenen:
• verschillen tussen de lidstaten in de interpretatie en toepassing van de regels;
• weinig bekendheid met deze opties;
• onzekerheid over de betekenis van enkele sleutelbegrippen in de bouwproductenverordening;
• problemen met het aantonen van "gelijkwaardigheid" en/of het verstrekken van alternatieve technische documentatie;
• twijfels over de feitelijke hoogte van financiële besparingen;
• angst voor afkeuring door autoriteiten of gebruikers wanneer de procedures niet (op de juiste wijze) worden toegepast.
Deze twijfels en onzekerheden hebben met name tot gevolg gehad dat minder micro-ondernemingen van de vereenvoudigde procedures van artikel 37 gebruik hebben gemaakt dan de wetgever voor ogen stond.
Er lijkt een veelomvattende aanpak nodig, die gaandeweg verder wordt uitgewerkt, om beter tegemoet te komen aan de verwachtingen van kmo’s, in het bijzonder micro-ondernemingen, die in de Europese bouwsector actief zijn. De Commissie zal deze ontwikkelingen via een technisch discussieplatform ondersteunen.
9. Markttoezicht
Binnen het nieuwe wetgevingskader dat in 2008 werd vastgesteld, vormde Verordening (EG) nr. 765/2008 54 het belangrijkste administratieve kader voor markttoezicht in de lidstaten, terwijl Besluit nr. 768/2008/EG de referentiebepalingen voor individuele markttoezichtprocedures bevatte. Deze bepalingen moesten in de sectorale wetgeving worden ingevoegd. De aan markttoezicht gerelateerde artikelen 56 tot en met 59 van de bouwproductenverordening zijn zodoende grotendeels gebaseerd op de artikelen R31 tot en met R34 van Besluit nr. 768/2008/EG, maar moesten wel worden aangepast aan de nieuwe context. Enkele van de uitdagingen waarvoor de autoriteiten zich bij de uitvoering van de bouwproductenverordening gesteld zien, kunnen deels worden toegeschreven aan deze aanpassingen 55 .
Het functioneren van de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten is geregeld in Verordening (EG) nr. 765/2008, die op 1 januari 2010 in werking is getreden. Alle lidstaten hebben nu een markttoezichtautoriteit voor bouwproducten, hoewel er verschillen zijn in de beschikbare middelen en de werkelijke invloed die zij op de markt hebben. De markttoezichtautoriteiten werken de laatste paar jaar steeds intensiever samen met de groep administratieve samenwerking inzake markttoezicht, mede dankzij nieuwe financiële steun van de EU voor de activiteiten van de groep. De groep heeft onlangs verscheidene gezamenlijke markttoezichtactiviteiten georganiseerd en heeft op efficiënte wijze bijgedragen aan de ontwikkeling van het ICSMS 56 , om beter te kunnen beantwoorden aan de behoeften van de bouwsector. Rapex, het communautair systeem voor snelle uitwisseling van gegevens over gevaren bij het gebruik van verbruiks- en gebruiksartikelen dat op grond van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid is opgezet, is ook voor het uitwisselen van informatie over bouwproducten gebruikt, teneinde de gebruiksveiligheid van bouwproducten te verzekeren.
Een andere lopende activiteit binnen de groep administratieve samenwerking inzake markttoezicht is de ontwikkeling van een sectorale aanpak van risicobeoordeling voor bouwproducten. Daarnaast zijn de nationale autoriteiten bezig met het aanpakken van de huidige problemen bij de toepassing van de artikelen 56, 57 en 58 van de bouwproductenverordening en meer in het bijzonder met het stroomlijnen van de betrokken procedures 57 . Deze activiteiten zijn buitengewoon nuttig voor toekomstige besluiten die erop zijn gericht het markttoezicht in de lidstaten te verbeteren.
10. Conclusies, aanbevelingen en de weg vooruit
Aangezien de bouwproductenverordening nog maar betrekkelijk kort wordt uitgevoerd, zijn nog niet alle doelstellingen van de Verordening bereikt. Een aanzienlijk deel van bovengenoemde uitdagingen heeft betrekking op uitvoeringsproblemen en trage aanpassing door belanghebbenden. Alvorens definitieve conclusies kunnen worden getrokken over het resultaat van de Verordening, zijn aanvullende maatregelen nodig om de uitvoering ervan te verbeteren, in het bijzonder op nationaal niveau (bijvoorbeeld maatregelen om te komen tot een uniforme interpretatie van bepalingen en voor het verwijderen van belemmeringen voor het vrije verkeer), maar ook door andere actoren, zoals het CEN en de EOTA. Om die reden acht de Commissie het in dit stadium niet opportuun om amendementen op de bouwproductenverordening voor te stellen.
Wel meent de Commissie dat er duidelijk behoefte is aan een verdere dialoog met lidstaten en andere belanghebbenden, nauwgezette monitoring van de situatie en handhaving van bestaande regels.
Voortbouwen op eerdere inspanningen gericht op verduidelijking van de bepalingen van de bouwproductenverordening, om te komen tot een adequate en uniforme toepassing van de Verordening, en het richten van de aandacht op de in het onderhavige verslag genoemde probleemgebieden, kan onder meer betekenen dat aanvullende toelichtingen en richtsnoeren worden ontwikkeld en communicatie- en bewustmakingsacties worden gevoerd.
Wanneer het CEN, de lidstaten, de sector en de Commissie hechter en efficiënter gaan samenwerken, zijn er mogelijkheden voor een sneller en meer gestroomlijnd normalisatieproces, met normen die beter beantwoorden aan de behoeften van gebruikers.
Wat de EOTA betreft, zouden de in bijlage II bij de bouwproductenverordening neergelegde procedureregels door middel van een gedelegeerde handeling kunnen worden gestroomlijnd, zodat Europese beoordelingsdocumenten sneller en transparanter kunnen worden ontwikkeld en vastgesteld.
De Commissie meent dat het voor een uniforme toepassing van de bouwproductenverordening noodzakelijk is dat bepaalde bepalingen verder worden verduidelijkt, met name de volgende:
• artikel 5, betreffende afwijkingen van het opstellen van een prestatieverklaring;
• artikel 6, betreffende de inhoud van de prestatieverklaring;
• artikel 9, lid 2, betreffende de informatie die volgt op de CE-markering;
• artikel 37, betreffende vereenvoudigde procedures voor micro-ondernemingen;
• artikel 38, betreffende vereenvoudigde procedures voor producten die afzonderlijk of als maatwerk worden vervaardigd;
• artikelen 56, 57 en 58, betreffende procedures voor markttoezicht.
De Commissie is voornemens om de uitvoering van de Verordening aandachtig te blijven volgen voor het opsporen van mogelijke interpretatieproblemen die nog niet zijn opgelost.
De Commissie zal met relevante belanghebbenden in dialoog blijven over de problemen die via technische platforms worden vastgesteld, die eind 2016 bijeen worden geroepen. Zodra de uitvoering van de bouwproductenverordening zich in een verder gevorderd stadium bevindt, zal de Commissie de resultaten van de bouwproductenverordening evalueren, waarbij tevens de resultaten van de dialoog met belanghebbenden en de uitkomsten van aanstaande studies en sectorale beoordelingen en verslagen 58 zullen worden meegenomen.
(1)
Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).
(2)
http://bookshop.europa.eu/en/analysis-of-the-implementation-of-the-construction-products-regulation-pbET0415686/, http://bookshop.europa.eu/en/analysis-of-the-implementation-of-the-construction-products-regulation-pbET0415688/, http://bookshop.europa.eu/en/analysis-of-the-implementation-of-the-construction-products-regulation-pbET0115716/
(3)
COM(2014) 511 van 7.8. 2014, zoals bepaald in artikel 67, lid 1, van de bouwproductenverordening.
(4)
COM(2015) 449 van 16.9.2015, zoals bepaald in artikel 61, lid 1, van de bouwproductenverordening.
(5)
Zoals bepaald in artikel 34, lid 2, van de bouwproductenverordening.
(6)
De bouwproductenverordening is daarom opgenomen in het lopende programma van de Commissie voor het actualiseren en vereenvoudigen van het acquis communautaire en in 2014 geïntegreerd in het Refit (programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving).
(7)
http://ec.europa.eu/europe2020/index_nl.htm
(8)
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 31 juli 2012 getiteld "Strategie voor het duurzame concurrentievermogen van de bouwsector en de ondernemingen in die sector" (COM(2012) 433 van 31.7.2012).
(9)
Zoals vermeld in bijlage I bij de bouwproductenverordening.
(10)
Zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van de bouwproductenverordening.
(11)
Resolutie van de Raad van 7 mei 1985 (PB C 136 van 4.8.1985).
(12)
PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.
(13)
Een conferentie (juni 2012), een video (2014) en een brochure getiteld "De CE-markering voor bouwproducten stap voor stap" (2015), http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents?tags=ce-guide).
(14)
Nando, op: http://ec.europa.eu/growth/tools-databases/nando/index.cfm?fuseaction=directive.notifiedbody&dir_id=33.
(15)
Ingevolge artikel 4, lid 1, van de bouwproductenverordening bestaat het geharmoniseerde gebied uit bouwproducten die onder een geharmoniseerde norm vallen of in overeenstemming zijn met een daarvoor verstrekte Europese technische beoordeling.
(16)
Sinds de vaststelling op 30 oktober 2013 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 157/2014 van de Commissie betreffende de voorwaarden voor het beschikbaar stellen van prestatieverklaringen van bouwproducten op een website, kunnen fabrikanten de prestatieverklaring ook langs elektronisch weg beschikbaar maken. Er zijn aanwijzingen dat fabrikanten gebruik maken van deze methode en die als positief beoordelen.
(17)
Vgl. artikel 4, lid 2, van de bouwproductenverordening.
(18)
Merktekens (of, meer in het algemeen, procedures waarbij vooraf eisen aan fabrikanten worden gesteld) met een nationale connotatie.
(19)
Het gebied van fundamentele eisen voor bouwwerken, zoals vermeld in bijlage I bij de bouwproductenverordening.
(20)
http://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?td=ALL&language=en&jur=C,T,F&num=c-100/13 %23
(21)
Zie bijvoorbeeld punt 62 van het arrest in zaak C-100/13.
(22)
Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).
(23)
Vgl. artikel 4, lid 2, artikel 8, leden 3 en 6, en artikel 17, lid 5.
(24)
Toegang tot geharmoniseerde normen is een belangrijke kwestie, zoals bevestigd door de advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie in zijn conclusie van 28 januari 2016 in de zaak C613/14 (in het bijzonder punt 51). De advocaat-generaal onderstreept in deze conclusie ook het belang van normen als onderdeel van het harmonisatiemechanisme van de EU. Verder heeft de Europese Ombudsman recentelijk een onderzoek naar dit thema afgerond (Q2/2013/EIS), waarvan het verslag op 11 december 2015 is gepubliceerd.
(25)
Zie artikel 17, lid 2, van de bouwproductenverordening.
(26)
Zie voetnoot 16.
(27)
In het bijzonder met betrekking tot fundamentele eisen voor bouwwerken.
(28)
Aangezien voor wijzigingen aan bestaande normen de verkorte mandateringsprocedure moet worden gebruikt.
(29)
Besluit van de Commissie van 1 juni 2016 betreffende de goedkeuring en ondertekening van het gezamenlijk initiatief inzake normalisatie, C(2016) 3211.
(30)
Vgl. artikel 19, lid 1, van de bouwproductenverordening, waarin de reikwijdte van deze activiteiten wordt omschreven.
(31)
Vgl. artikel 20.
(32)
Vgl. artikel 19, leden 2 en 3, en bijlage II bij de bouwproductenverordening; vgl. ook artikel 21.
(33)
Vgl. de artikelen 29 en 30 van de bouwproductenverordening en tabel 2 van bijlage IV bij de bouwproductenverordening. De in artikel 29, lid 4, bedoelde richtsnoeren van de Commissie zijn eveneens ter kennis van de lidstaten gebracht. Tegen mei 2016 hadden 25 landen, waaronder drie EVA-landen, in totaal 50 TBI's aangewezen. Zes lidstaten hebben nog geen enkele TBI aangewezen.
(34)
Vgl. artikel 66, lid 3, van de bouwproductenverordening.
(35)
In mei 2016 is in het Publicatieblad de referentie bekendgemaakt van het eerste Europese beoordelingsdocument dat het resultaat is van de omzetting van een ETAG.
(36)
Vgl. artikel 66, lid 4, van de bouwproductenverordening.
(37)
PB L 289 van 31.10.2013, blz. 42 en 43. Deze rechtshandeling is gebaseerd op artikel 26, lid 3, van de bouwproductenverordening.
(38)
Vgl. artikel 24, van de bouwproductenverordening.
(39)
Tegen mei 2016 waren in het Publicatieblad de referenties van 40 Europese beoordelingsdocumenten bekendgemaakt.
(40)
De Commissie heeft van de EOTA ook nog geen enkele melding ontvangen over eventuele vertragingen bij de ontwikkeling van Europese beoordelingsdocumenten, zoals bepaald in punt 6 van bijlage II bij de bouwproductenverordening.
(41)
De procedureregels die in bijlage II bij de bouwproductenverordening zijn neergelegd, zouden gestroomlijnd kunnen worden door middel van een gedelegeerde handeling (vgl. artikel 19, lid 3, en artikel 60, onder d)).
(42)
Deze instanties verrichten taken van derden bij de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid van bouwproducten. Tegen mei 2016 waren 623 instanties aangemeld.
(43)
De eisen waaraan aangemelde instanties moeten voldoen, staan beschreven in artikel 43, van de bouwproductenverordening.
(44)
Vgl. artikel 40 van de bouwproductenverordening.
(45)
Vgl. artikel 43, lid 11, en artikel 55 van de bouwproductenverordening.
(46)
PB L 157 van 27.5.2014, blz. 76 tot en met 79.
(47)
In de bouwproductenverordening, en in het bijzonder in de nieuwe bijlage V, ligt de nadruk niet meer op de certificering van producten maar op de certificering van prestatiebestendigheid.
(48)
Vgl. de artikelen 43, 45 en 46, artikel 52, lid 2, en artikel 55 van de bouwproductenverordening.
(49)
Uit Besluit nr. 768/2008/EG.
(50)
Vgl. in het bijzonder artikel 44, artikel 50, lid 1, artikel 51 en artikel 53, lid 2, van de bouwproductenverordening.
(51)
Artikel 5.
(52)
Artikelen 36, 37 en 38. Artikel 37 geldt specifiek voor micro-ondernemingen.
(53)
Artikel 36.
(54)
Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(55)
Op 13 februari 2013 nam de Commissie een pakket voorstellen aan ter verbetering van de veiligheid van consumentenproducten en het markttoezicht voor industrieproducten (COM(2013) 75; COM(2013) 78; COM(2013) 76), momenteel in afwachting van goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad.)
(56)
Algemeen informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht.
(57)
De Commissie is tot dusver niet in kennis gesteld van eventuele formele procedures die op grond van deze artikelen door lidstaten zijn geïnitieerd. Ingevolge artikel 56, lid 2, had een dergelijke inkennisstelling meteen bij de start van bedoelde procedures moeten gebeuren.
(58)
Bijv. bovengenoemde geschiktheidscontrole van EU-wetgeving voor de bouwsector, de studie naar de economische gevolgen van de bouwproductenverordening, het verslag over de financiering van de EOTA, de initiatieven betreffende markttoezicht en de Single Digital Gateway.