Bijlagen bij COM(2008)119 - Levensverzekering betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage.

2002/83/EG (aangepast)

nieuw

3. Met betrekking tot levensverzekeringen is deze richtlijn van toepassing op het volgende:

a) 1. de volgende verzekeringen levensverzekeringsactiviteiten voor zover zij uit een overeenkomst voortvloeien:

ai) levensverzekeringensbranche, dat wil zeggen de branche die onder andere de verzekering bij leven, de verzekeringen bij overlijden, de gemengde verzekeringen, de levensverzekeringen met contraverzekering, de en verzekeringen in verband met huwelijk en geboorte omvat;

bii) de lijfrenteverzekeringen;

ciii) de aanvullende verzekeringen op een levensverzekering, welke door de levensverzekeringsondernemingen worden gesloten, namelijk inzonderheid de met name verzekeringen verzekering tegen lichamelijk letsel, met inbegrip van arbeidsongeschiktheid, de verzekeringen bij overlijden ten gevolge van een ongeval, de en verzekeringen tegen invaliditeit ten gevolge van ongeval of ziekte, voor zover deze verschillende verzekeringen een aanvulling vormen op een levensverzekering;

div) de in Ierland en het Verenigd Koninkrijk bestaande verzekering genaamd "permanent health insurance" (niet-opzegbare ziekteverzekering van lange duur);

b) 2. de volgende verrichtingen transacties voor zover zij voortvloeien uit een overeenkomst en voor zover zij gecontroleerd worden door de bevoegde overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op particuliere verzekeringen:

ai) tontineverrichtingen transacties waarbij deelgenootschappen worden gevormd waarin de deelgenoten zich aaneensluiten om gezamenlijk hun bijdragen te kapitaliseren en het aldus gevormde vermogen te verdelen tussen de overlevenden of tussen de rechthebbenden van de overledenen, (tontines) ;

bii) kapitalisatietransactiesverrichtingen die zijn gebaseerd op een actuariële techniek, waarbij in ruil voor tevoren vastgestelde stortingen ineens of periodieke stortingen, verplichtingen verbintenissen worden aangegaan die voor wat betreft hun duur en hun bedrag bepaald zijn;

ciii) het beheer van collectieve pensioenfondsen, dat wil zeggen verrichtingen waarbij de betrokken onderneming zich belast met ofwel het beheer van beleggingen en met name van de activa welke staan tegenover de voorzieningen van de organen die uitkeringen verstrekken bij overlijden, bij leven of bij beëindiging of vermindering van de werkzaamheid;

div) verrichtingen transacties als bedoeld onder punt iii) c), wanneer deze vergezeld gaan van een verzekeringsgarantie die betrekking heeft hetzij op het behoud van het kapitaal, hetzij op de betaling van een minimuminterest;

ev) door verzekeringsondernemingen levensverzekeringsondernemingen gedane verrichtingen verrichte transacties zoals die welke zijn bedoeld in boek IV, titel 4, hoofdstuk 1, van de Franse "Code des assurances";

3. c) de in de wetgeving op de sociale verzekering socialeverzekeringswetgeving omschreven of bedoelde verrichtingen transacties in verband met de duur van het leven van de mens, voor zover deze in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat door verzekeringsondernemingen levensverzekeringsondernemingen voor eigen risico worden verricht of beheerd.

73/239/EEG art. 2, lid 1, onder d) en 2002/83/EG art. 3, punt 4, (aangepast)

nieuw

Afdeling 2 – Uitsluitingen van het toepassingsgebied

Onderafdeling 1 - Algemeen

Artikel 3


Wettelijke regelingen

Onverminderd artikel 2, lid 3, onder c), heeft deze richtlijn geen betrekking op verzekeringen die vallen binnen een wettelijke regeling van sociale zekerheid, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 2, punt 3.

nieuw

Artikel 4


Uitsluiting op grond van de omvang

1. Onverminderd de artikelen 5 tot en met 10 is deze richtlijn niet van toepassing op verzekeringsondernemingen waarvan de jaarlijkse premie-inkomsten niet uitstijgen boven 5 miljoen EUR.

2. Als het in lid 1 genoemde bedrag drie achtereenvolgende jaren wordt overschreden, is de richtlijn vanaf het vierde jaar van toepassing.

73/239/EEG art. 2 (aangepast)

Onderafdeling 2 - Schade

Artikel 5


Transacties

Met betrekking tot schadeverzekeringsondernemingen heeft Ddeze richtlijn heeft geen betrekking op

1. 1. de volgende verzekeringen:

a) de levensverzekeringsbranche, dat wil zeggen de branche die onder andere de levensverzekering, de verzekering bij overlijden, de gemengde verzekering, de levensverzekering met contra-verzekering, de tontines, de bruiloftsverzekering en de geboorteverzekering omvat;

b) de lijfrenteverzekering;

c) de aanvullende verzekeringen welke door de levensverzekeringsmaatschappijen worden gesloten, te weten de verzekering tegen lichamelijk letsel, met inbegrip van arbeidsongeschiktheid, de verzekering bij overlijden ten gevolge van een ongeval, de verzekering tegen invaliditeit ten gevolge van ongeval en ziekte, voor zover deze verschillende verzekeringen een aanvulling vormen op een levensverzekering;

e) de in Ierland en het Verenigd Koninkrijk bestaande verzekering, genaamd „Permanent Health Insurance” (niet-opzegbare ziekteverzekering van lange duur);

2. 2. de volgende verrichtingen transacties :

a1) de kapitalisatietransactiesverrichtingen zoals deze door de wetgeving van elke lidstaat worden omschreven;

b2) de verrichtingen transacties van instellingen op het gebied van voorzorg en bijstand, waarvan de prestaties verschillen naar gelang van de beschikbare middelen en in het kader waarvan de bijdragen der leden forfaitair worden bepaald;

c3) de verrichtingen transacties van een organisatie die geen rechtspersoonlijkheid bezit, welke de onderlinge waarborg van haar leden ten doel hebben, zonder tot de betaling van premies of de vorming van technische reserves aanleiding te geven;

87/343/EEG art. 1, punt 1, (aangepast)

4) tot aan een latere coördinatie, de verrichtingen transacties op het gebied van de exportkredietverzekering voor rekening of met garantie van de staat, of wanneer de staat de verzekeraar is.;

84/641/EEG art. 2 (aangepast)

nieuw

Artikel 6


Hulpverlening

1. Deze richtlijn heeft geen betrekking op de hulpverleningsactiviteit die aan alle volgende voorwaarden voldoet:

a) de hulpverleningsactiviteit waarbij de verbintenis wordt beperkt tot de volgende verrichtingen, uitgevoerd de hulp wordt verleend bij bij een ongeval met of defect aan een wegvoertuig dat zich normaliter voordoet op het grondgebied van de lidstaat van de verlener van de dekking:;

b) de verplichting tot hulpverlening blijft beperkt tot de volgende verrichtingen:

i) technische hulp ter plaatse, waarvoor de verlener van de dekking in de meeste gevallen eigen personeel en uitrusting gebruikt;

ii) het vervoer van het voertuig naar de plaats van reparatie die het dichtst bij is of het meest geschikt is voor het uitvoeren van de reparatie, alsmede het eventuele vervoer van bestuurder en passagiers, normaliter met hetzelfde hulpmiddel, naar de dichtstbijzijnde plaats van waaruit zij hun reis met andere middelen kunnen voortzetten;

iii) indien de lidstaat van de verlener van de dekking dit bepaalt, het vervoer van het voertuig, eventueel begeleid door bestuurder en passagiers, naar hun woonplaats, hun vertrekpunt of hun oorspronkelijke bestemming binnen deze lidstaat,;

c) behalve wanneer de verrichtingen worden de hulpverlening wordt niet uitgevoerd door een onderneming waarop deze richtlijn van toepassing is.

2. In de in de eerste twee streepjes in lid 1, onder b), in de punten i) en ii), bedoelde gevallen is de voorwaarde dat het ongeval of het defect zich heeft voorgedaan op het grondgebied van de lidstaat van de verlener van de dekking a) niet van toepassing wanneer laatstgenoemde een organisatie is waarvan de belanghebbende lid is van de organisatie die de dekking verleent, en de hulpverlening of het vervoer van het voertuig enkel op vertoon van de lidmaatschapskaart, zonder betaling van een extra premie, wordt uitgevoerd door een soortgelijke organisatie van het betrokken land op grond van een reciprociteitsovereenkomst b) geen beletsel voor dergelijke hulpverlening in of, in het geval van Ierland en het Verenigd Koninkrijk, wanneer de hulpverlening wordt verricht door een zelfde organisatie die in beide staten werkzaam is.

3. Deze richtlijn heeft geen betrekking op verrichtingen als bedoeld in In het in het derde streepje bedoelde geval mag lid 1, onder b), in punt iii), het voertuig, indien het ongeval of defect zich op het grondgebied van Ierland of, voor het Verenigd Koninkrijk, op het grondgebied van Noord-Ierland heeft voorgedaan, en het voertuig, eventueel begeleid door bestuurder en passagiers, wordten vervoerd naar de woonplaats, het vertrekpunt of de oorspronkelijke bestemming van laatstgenoemden binnen elk van deze beide grondgebieden.

4. Bovendien heeft deze richtlijn Deze richtlijn heeft geen betrekking op hulpverleningsactiviteitenverrichtingen van de Automobile Club du Grand-Duché de Luxembourg indien het bij een ongeval of defect van een voertuig, bestaande uit het vervoer van het buiten het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg heeft plaatsgevonden en de hulpverlening bestaat uit het vervoer van het bij dat ongeval of defect betrokken bij een ongeval betrokken of defecte voertuig, eventueel begeleid door bestuurder en passagiers, naar hun woonplaats, indien deze verrichtingen worden uitgevoerd door de Automobile Club du Grand-Duché de Luxembourg.

De ondernemingen waarop deze richtlijn betrekking heeft, mogen onverminderd punt C van de bijlage, de in het onderhavige punt bedoelde activiteit slechts uitvoeren indien zij zijn toegelaten tot branche 18 van punt A van de bijlage. In dat geval is deze richtlijn van toepassing op deze verrichtingen.

2002/13/EG art. 1, lid 1, (aangepast)

Deze richtlijn heeft geen betrekking op ondernemingen die aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:

de onderneming oefent geen andere verzekeringsactiviteit uit dan die welke bedoeld wordt in punt 18 van punt A van de bijlage

deze activiteit blijft beperkt tot het louter plaatselijke niveau en omvat alleen verrichtingen in natura, en

het jaarlijks bedrag van de ontvangsten uit hoofde van de hulpverlening aan personen in moeilijkheden beloopt niet meer dan 200 000 EUR.

Artikel 7


Onderlinge verzekeringsondernemingen

1. Deze richtlijn heeft geen betrekking op de onderlinge waarborgmaatschappijen, c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappijen, waarvan tegelijkertijd:

a) de statuten de mogelijkheid bieden over te gaan tot het heffen van suppletiebijdragen of tot vermindering van de uitkeringen;

b) de werkzaamheden niet de wettelijke aansprakelijkheid dekken, tenzij het een bijkomende garantie betreft in de zin van punt C van de bijlage, noch de krediet- en borgtochtrisico's;

c) het jaarlijkse bedrag van de bijdragen, ontvangen uit hoofde van de door deze richtlijn bestreken werkzaamheden, niet meer dan 5000000 EUR beloopt;

d) ten minste de helft van de bijdragen, ontvangen uit hoofde van de door deze richtlijn bestreken werkzaamheden, afkomstig is van de bij de onderlinge waarborgmaatschappij, c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappij aangesloten personen.

73/239/EEG art. 3 (aangepast)

2. Evenmin heeft deze richtlijn Deze richtlijn heeft geen betrekking op de onderlinge waarborgmaatschappijen, c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappijen onderlinge verzekeringsondernemingen die schadeverzekeringsactiviteiten verrichten en die met een onderneming van dezelfde aard andere onderlinge verzekeringsonderneming een overeenkomst hebben gesloten welke voorziet in integrale herverzekering van de door hen gesloten verzekeringsovereenkomsten of in de vervanging van de overdragende cederende onderneming door de overnemende onderneming voor de nakoming van de uit deze verzekeringsovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen. In dit geval is de overnemende onderneming onderworpen aan de richtlijn.

73/239/EEG art. 4 (aangepast)

Artikel 8


Instellingen

Tenzij hun statuten wijzigingen ondergaan ten aanzien van hun bevoegdheid, vallen de volgende instellingen die schadeverzekeringsactiviteiten verrichten, niet onder deze richtlijn:

84/641/EEG art. 4 (aangepast)

f1) in Denemarken: Falcks Redningskorps A/S, København Danmark ;

73/239/EEG art. 4

a2) in Duitsland:

de volgende publiekrechtelijke instellingen met een monopolie (Monopolanstalten):

1. Badische Gebäudeversicherungsanstalt, Karlsruhe,

2. Bayerische Landesbrandversicherungsanstalt, München,

3. Bayerische Landestierversicherungsanstalt, Schlachtviehversicherung, München,

4. Braunschweigische Landesbrandversicherungsanstalt, Braunschweig,

5. Hamburger Feuerkasse, Hamburg,

6. Hessische Brandversicherungsanstalt (Hessische Brandversicherungskammer), Darmstadt,

7. Hessische Brandversicherungsanstalt, Kassel,

8. Hohenzollernsche Feuerversicherungsanstalt, Sigmaringen,

9. Lippische Landesbrandversicherungsanstalt, Detmold,

10. Nassauische Brandversicherungsanstalt, Wiesbaden,

11. Oldenburgische Landesbrandkasse, Oldenburg,

12. Ostfriesische Landschaftliche Brandkasse, Aurich,

13. Feuersozietät Berlin, Berlin,

14. Gebäudebrandversicherungsanstalt, Stuttgart.

De territoriale bevoegdheid wordt evenwel niet geacht gewijzigd te zijn in geval van een eventuele fusie van deze instellingen, waarbij de territoriale bevoegdheid van de gefusioneerde instellingen ten gunste van de nieuwe instelling blijft bestaan; de bevoegdheid ter zake van de uitgeoefende branches wordt evenmin geacht gewijzigd te zijn, wanneer een van deze instellingen voor hetzelfde gebied de uitoefening van een of meer branches van een van deze instellingen voortzet.

de volgende semi-overheidsinstellingen:

1a) Postbeamtenkrankenkasse,

2b) Krankenversorgung der Bundesbahnbeamten;

b) in Frankrijk

De volgende publiekrechtelijke instellingen:

1. Caisse départementale des incendiés des Ardennes,

2. Caisse départementale des incendiés de la Côte-d'Or,

3. Caisse départementale des incendiés de la Marne,

4. Caisse départementale des incendiés de la Meuse,

5. Caisse départementale des incendiés de la Somme,

6. Caisse départementale grêle du Gers,

7. Caisse départementale grêle de l'Hérault;

c3) in Ierland: Voluntary Health Insurance Board;

Toetredingsakte van Spanje en Portugal art. 26 en bijlage I, blz. 156 (aangepast)

nieuw

g4) in Spanje:

De volgende instellingen:

1. Comisaría de Seguro Obligatorio de Viajeros,

2. Consorcio de Compensación de Seguros,;

3. Fondo Nacional de Garantía de Riesgos de la Circulación.

73/239/EEG art. 4

d5) in Italië:

Cassa di Previdenza per l'assicurazione degli sportivi (Sportass);.

(e) In the United Kingdom, The Crown Agents;

2002/83/EG art. 3 (aangepast)

Onderafdeling 3 Leven

Artikel 9


Uitgesloten werkzaamheden en instellingen Transacties en activiteiten

Met betrekking tot levensverzekeringsondernemingen heeft deze richtlijn Deze richtlijn heeft geen betrekking op de volgende transacties en activiteiten :

1. de branches welke zijn omschreven in de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG, behoudens de toepassing van artikel 2, punt 1, onder c);

1) 2. de verrichtingen transacties van instellingen op het gebied van voorzorg en bijstand, waarvan de prestaties verschillen naar gelang van de beschikbare middelen, en in het kader waarvan de bijdragen van de leden forfaitair worden vastgesteld;

2) 3. de verrichtingen transacties van andere instellingen dan de in artikel 2 bedoelde ondernemingen die ten doel hebben aan al dan niet in loondienst werkzame personen, die in het kader van een onderneming of van een groep van ondernemingen of van een beroep of meerdere beroepen omvattende sector zijn gegroepeerd, uitkeringen te verstrekken bij overlijden, bij leven of bij beëindiging of vermindering van de werkzaamheid, ongeacht of de uit deze transacties verrichtingen voortvloeiende verbintenissen al dan niet volledig en voortdurend door wiskundige voorzieningen zijn gedekt;

3) 8. pensioenactiviteiten van pensioenverzekeraars als voorgeschreven in de wet op de pensioenen voor werknemers (TELTyEL) en aanverwante Finse wettelijke regelingen op voorwaarde dat:

a) pensioenverzekeraars die reeds ingevolge de Finse wet verplicht zijn verschillende stelsels voor boekhouding en beheer van hun pensioenactiviteiten aan te houden, bovendien met ingang van de datum van toetreding 1 januari 2005 voor het uitvoeren van deze activiteiten verschillende rechtspersonen in het leven zullen roepen;

b) de Finse autoriteiten zonder enig onderscheid alle onderdanen en ondernemingen van de lidstaten zullen toestaan alle in artikel 2 genoemde activiteiten die met deze uitzondering in verband staan, uit te voeren, overeenkomstig de Finse wetgeving, zowel door middel van eigendom van of deelneming in een bestaande verzekeringsonderneming of groep verzekeraars; als door middel van oprichting van of deelneming in nieuwe verzekeringsondernemingen of groepen van verzekeraars, waaronder pensioenverzekeraars;.

c) de Finse autoriteiten binnen drie maanden na de datum van toetreding een rapport ter goedkeuring aan de Commissie voorleggen, waarin wordt aangegeven welke maatregelen zijn genomen om TEL-activiteiten te scheiden van normale verzekeringsactiviteiten van Finse verzekeringsondernemingen teneinde te voldoen aan alle vereisten van deze richtlijn.

Artikel 10


Ondernemingen en instellingen

1. Met betrekking tot levensverzekeringen heeft deze richtlijn geen betrekking op de volgende ondernemingen en instellingen:

1) 5instellingen die uitsluitend uitkeringen bij overlijden waarborgen, wanneer het bedrag van deze uitkeringen niet groter is dan het gemiddelde bedrag van de begrafeniskosten voor een sterfgeval of wanneer deze uitkeringen in natura geschieden;

6. onderlinge waarborgmaatschappijen en onderlinge verzekeringsmaatschappijen waarvan

- de statuten de mogelijkheid bieden hetzij over te gaan tot het heffen van suppletiebijdragen, hetzij tot vermindering van de uitkeringen, hetzij een beroep te doen op de medewerking van derden die tot dat doel een verbintenis hebben aangegaan; en tevens

- het jaarlijkse bedrag van de bijdragen, ontvangen uit hoofde van de door deze richtlijn bestreken werkzaamheden, niet meer dan 5 miljoen EUR beloopt gedurende drie achtereenvolgende jaren. Indien dit bedrag gedurende drie opeenvolgende jaren wordt overschreden, is deze richtlijn vanaf het vierde jaar van toepassing.

Het bepaalde in dit artikel belet evenwel niet dat een onderlinge maatschappij uit hoofde van deze richtlijn een vergunning aanvraagt of haar vergunning behoudt;

2) 7. het "Versorgungsverband deutscher Wirtschaftsorganisationen" in Duitsland, behoudens in geval van statutenwijziging ten aanzien van de bevoegdheid;.

2005/68/EG art. 1 (aangepast)

Onderafdeling 4 - Herverzekering

Artikel 11


Herverzekering

2. Wat herverzekeringen betreft, heeft deze richtlijn geen betrekking Deze richtlijn is niet van toepassing op

a) verzekeringsondernemingen waarop de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG van toepassing zijn;

b) werkzaamheden en instellingen zoals bedoeld in de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 73/239/EEG;

c) werkzaamheden en instellingen zoals bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2002/83/EG;

d) de herverzekeringsactiviteit die de regering van een lidstaat om belangrijke redenen van openbaar belang uitoefent of volledig garandeert in de hoedanigheid van herverzekeraar in laatste instantie en wanneer een situatie op de markt, waarin het onmogelijk is om een adequate herverzekeringsdekking te verkrijgen, een dergelijk optreden noodzakelijk maakt.

2005/68/EG art. 62

Artikel 12


Herverzekeringsondernemingen die hun werkzaamheden beëindigen

1. Herverzekeringsondernemingen die op 10 december 2007 het sluiten van nieuwe herverzekeringsovereenkomsten hebben gestaakt en uitsluitend hun bestaande portefeuille beheren met het oog op de beëindiging van hun werkzaamheden, vallen niet onder deze richtlijn.

2. De lidstaten stellen een lijst op van de betrokken herverzekeringsondernemingen en delen deze lijst aan alle andere lidstaten mee.

98/78/EG art. 1 en 2001/17/EG art. 2 (aangepast)

Afdeling 3 - Definities

Artikel 13


Definities

1. In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a1) verzekeringsonderneming: een directe schade- of levensverzekeringsonderneming onderneming waaraan overeenkomstig artikel 14 6 van Richtlijn 73/239/EEG of artikel 6 van Richtlijn 79/267/EEG vergunning is verleend;

78/98/EG art. 1, punt b), (aangepast)

b2) verzekeringsonderneming van een derde land: een onderneming verzekeringsonderneming die, indien zij haar hoofdkantoor in de Gemeenschap had, een vergunning zou dienen te verkrijgen overeenkomstig artikel 14 artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG of artikel 6 van Richtlijn 79/267/EEG over een vergunning zou moeten beschikken indien zij haar hoofdkantoor in de Gemeenschap had ;

2005/68/EG art. 2, lid 1, onder c), en art. 59, punt 2, onder a), (aangepast)

c3) "herverzekeringsonderneming": een onderneming waaraan overeenkomstig artikel 14 3 van Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering vergunning is verleend om herverzekeringsactiviteiten te verrichten ;

2005/68/EG art. 59, punt 2, onder b), (aangepast)

l4) herverzekeringsonderneming van een derde land: een onderneming herverzekeringsonderneming die overeenkomstig artikel 14 3 van Richtlijn 2005/68/EG over een vergunning zou moeten beschikken indien zij haar hoofdkantoor in de Gemeenschap had.;

2005/68/EG art. 2, lid 1, (aangepast)

a5) "herverzekering": een van het volgende van de volgende activiteiten :

a) de activiteit die bestaat in het aanvaarden van risico's welke waarbij risico´s worden aanvaard die door een verzekeringsonderneming of een andere herverzekeringsonderneming worden overgedragen.;

b) Iin het geval van de "association of underwriters, known as Lloyd's",: houdt het begrip herverzekering ook een activiteit in die eruit bestaat dat waarbij een andere verzekerings- of herverzekeringsonderneming dan de "association of underwriters, known as Lloyd's" de risico's overneemt die door een lid van Lloyd's worden overgedragen;

e) "vestiging": hoofdkantoor of bijkantoor van een herverzekeringsonderneming, rekening houdend met punt d);

92/49/EEG art. 1, onder c), (aangepast)

c6) lidstaat van herkomst: een van de volgende lidstaten:

a) bij schadeverzekeringen: de lidstaat waar het hoofdkantoor is gevestigd van de verzekeringsonderneming die het risico dekt;

2002/83/EG art. 1, lid 1, onder e), (aangepast)

eb) "lidstaat van herkomst": bij levensverzekeringen: de lidstaat waar het hoofdkantoor is gevestigd van de verzekeringsonderneming die de verbintenis aangaat;

2005/68/EG art. 2, lid 1, onder f), (aangepast)

fc) "lidstaat van herkomst": bij herverzekeringen: de lidstaat waar het hoofdkantoor van een de herverzekeringsonderneming is gevestigd;

92/49/EEG art. 1, onder d) en e), (aangepast)

d) "Lidstaat van het bijkantoor": de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd dat het risico dekt;

e) "Lidstaat van dienstverrichting": de lidstaat waar overeenkomstig artikel 2, onder d), van Richtlijn 88/357/EEG het risico is gelegen, wanneer dit wordt gedekt door een verzekeringsonderneming die of een bijkantoor dat in een lidstaat is gevestigd;

2005/68/EG art. 2, lid 1, (aangepast)

g) "lidstaat van het bijkantoor": de lidstaat waar het bijkantoor van een herverzekeringsonderneming is gevestigd;

h7) "lidstaat van ontvangst": de lidstaat waar een verzekerings- of herverzekeringsonderneming een bijkantoor heeft of diensten verricht en die niet de lidstaat van herkomst is ;

2005/68/EG art. 59, punt 2, onder a), (aangepast)

k8) bevoegde toezichthoudende autoriteiten: de nationale autoriteiten die krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen toezicht uitoefenen op verzekeringsondernemingen verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;

2002/83/EG art. 1, lid 1, (aangepast)

b) "bijkantoor": ieder agentschap of bijkantoor van een verzekeringsonderneming;

Met een agentschap of bijkantoor wordt gelijkgesteld, elke duurzame aanwezigheid van een onderneming op het grondgebied van een lidstaat, ook indien die aanwezigheid niet de vorm heeft van een bijkantoor of een agentschap, maar enkel bestaat uit een bureau, beheerd door eigen personeel van de onderneming of door een zelfstandig persoon die echter gemachtigd is duurzaam voor die onderneming op te treden zoals een agentschap zou doen;

2005/68/EG art. 2, lid 1, (aangepast)

d9) "bijkantoor": een agentschap of bijkantoor van een herverzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming die gevestigd is op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst ;

92/49/EEG art. 1 (aangepast)

b) "bijkantoor": ieder agentschap of bijkantoor van een verzekeringsonderneming, met inachtneming van artikel 3 van Richtlijn 88/357/EEG;

2001/17/EG art. 2 (aangepast)

b) bijkantoor: iedere duurzame aanwezigheid van een verzekeringsonderneming op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst, welke het verzekeringsbedrijf uitoefent;

88/357/EEG art. 2 (aangepast)

nieuw

a) eerste richtlijn:

Richtlijn 73/239/EEG;

b) onderneming:

– voor de toepassing van de titels I en II

iedere onderneming waaraan overeenkomstig artikel 6 of artikel 23 van de eerste richtlijn vergunning is verleend;

– voor de toepassing van de titels III en V

iedere onderneming waaraan overeenkomstig artikel 6 van de eerste richtlijn vergunning is verleend;

c) vestiging:

hoofdkantoor, agentschap of bijkantoor van een onderneming, met inachtneming van artikel 3;

d10) lidstaat van het risicowaar het risico is gelegen: een van de volgende lidstaten vanaf de datum waarop de schadeverzekeringsovereenkomst is gesloten:

a) de lidstaat waar de goederen zich bevinden, wanneer de verzekering betrekking heeft hetzij op onroerend vastgoed, hetzij op onroerend vastgoed en op de inhoud daarvan, voor zover deze door dezelfde verzekeringsovereenkomstpolis wordt gedekt;

b) de lidstaat van registratie, wanneer de verzekering betrekking heeft op voer- en vaartuigen van om het even welke aard;

c) de lidstaat waar de verzekeringnemer de overeenkomst heeft gesloten, indien het overeenkomsten betreft met een looptijd van vier maanden of minder die betrekking hebben op tijdens een reis of vakantie gelopen risico's, ongeacht de branche;

d) in alle gevallen die niet uitdrukkelijk zijn genoemd onder a), b) of c): de lidstaat waar waarin zich een van het volgende bevindt:

i) de gewone verblijfsplaats van de verzekeringnemer; zijn gewone verblijfsplaats heeft,

ii) indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is,: de lidstaat waar zich de vestiging van deze rechtspersoon bevindt waarop de overeenkomst betrekking heeft,;

e) Lidstaat van de vestiging :

de lidstaat waar de vestiging die het risico dekt, is gelegen;

f) lidstaat van dienstverrichting:

de lidstaat waar het risico is gelegen, wanneer het wordt gedekt door een in een andere lidstaat gelegen vestiging.

2002/83/EG art. 1, lid 1, (aangepast)

nieuw

c)„vestiging”: hoofdkantoor, agentschap of bijkantoor van een onderneming;

d) "verbintenis": een verbintenis die wordt geconcretiseerd in de vorm van een verzekering of verrichting als bedoeld in artikel 2;

f)„lidstaat van het bijkantoor”: de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd dat de verbintenis aangaat;

g11) "lidstaat van de verbintenis": de lidstaat waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats heeft of, indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is, de lidstaat waar zich de vestiging van deze rechtspersoon bevindt waarop de overeenkomst betrekking heeft waarin zich een van het volgende bevindt vanaf de datum waarop de levensverzekeringsovereenkomst is gesloten:

a) de gewone verblijfsplaats van de verzekeringnemer;

b) indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is: de vestiging waarop de overeenkomst betrekking heeft.

h) "lidstaat van dienstverrichting": de lidstaat van de verbintenis wanneer de verbintenis wordt aangegaan door een in een andere lidstaat gevestigde verzekeringsonderneming of bijkantoor;

98/78/EG art. 1, onder d), (aangepast)

d12) moederonderneming: een moederonderneming in de zin van artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad [45], alsmede iedere onderneming die, naar de mening van de bevoegde autoriteiten, feitelijk een overheersende invloed op een andere onderneming uitoefent;

98/78/EG art. 1, onder e), (aangepast)

e13) dochteronderneming: een dochteronderneming in de zin van artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG, alsmede dochterondernemingen daarvan; alsmede onderneming waarop naar de mening van de bevoegde autoriteiten, een moederonderneming feitelijk een overheersende invloed uitoefent. Alle dochterondernemingen van een dochteronderneming zullen eveneens geacht worden dochterondernemingen te zijn van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat;

92/49/EEG art. 1, onder f), 2002/83/EG art. 1, lid 1, onder i), en 2005/68/EG art. 2, lid 1, onder i)

i14) "zeggenschap": de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, zoals bepaald in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad, of een gelijkaardige band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;

95/26/EG art. 2, lid 1, en 2002/83/EG art. 1, lid 1, onder r), (aangepast)

r15) "nauwe banden": een situatie waarbij twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door: zeggenschap of

i) een „deelneming”, dit wil zeggen het rechtstreeks of door middel van een zeggenschapsband in bezit hebben van ten minste 20 % van de stemrechten of het kapitaal van een onderneming, of

ii) een „zeggenschapsband”, dat wil zeggen de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, in alle gevallen zoals bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, van Richtlijn 83/349/EEG, of een band van dezelfde aard tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming; elke dochteronderneming van een dochteronderneming wordt ook beschouwd als een dochteronderneming van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat.

Als een nauwe band tussen twee of meer natuurlijke of rechtspersonen wordt tevens beschouwd een situatie waarin deze personen twee of meer natuurlijke of rechtspersonen via een zeggenschapsband duurzaam verbonden zijn met eenzelfde persoon;

2005/68/EG art. 2, lid 1, onder n), punt i), (aangepast)

n) "nauwe banden": een situatie waarbij twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door:

i16) deelneming,: dat wil zeggen het rechtstreeks of door middel van een zeggenschapsband in het bezit zijn van ten minste 20% van de stemrechten of het kapitaal van een onderneming,; of

ii) zeggenschapsband, in alle gevallen zoals bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, van Richtlijn 83/349/EEG, of een gelijkaardige band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;

92/49/EEG art. 1, onder g), 2002/83/EG art. 1, lid 1, onder j), en 2005/68/EG art. 2, lid 1, onder j), (aangepast)

j17) "gekwalificeerde deelneming": het in een onderneming, rechtstreeks of middellijk, bezitten van ten minste 10% van het kapitaal of van de stemrechten, dan wel de mogelijkheid om invloed van betekenis uit te oefenen op de bedrijfsvoering van de deze onderneming waarin men een deelneming heeft;

2002/83/EG art. 1, lid 1, onder m), (aangepast)

m18) "gereglementeerde markt ": een van het volgende :

a) in het geval van een zich in een lidstaat bevindende markt in een lidstaat,: een gereglementeerde markt zoals omschreven in artikel 1, punt 13 van Richtlijn 93/22/EEG 4, lid 1, punt 14), van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad [46] en;

b) in het geval van een zich in een derde land bevindende markt in een derde land,: een door de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming erkende financiële markt die aan de volgende voorwaarden voldoet:

i) deze is erkend door de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming en die aan vergelijkbare vereisten beantwoordt aan vereisten die vergelijkbaar zijn met die ingevolge Richtlijn 2004/39/EG;

ii) De de financiële instrumenten die op die deze markt worden verhandeld, zijn moeten van een kwaliteit zijn die vergelijkbaar is met die van de instrumenten welke op de gereglementeerde markt(en) van de betrokken lidstaat van herkomst worden verhandeld;

76/580/EEG art. 1, lid 1, en art. 1, lid 2, (aangepast)

a) rekeneenheid : de Europese rekeneenheid ( E.R.E . ) zoals gedefinieerd bij Beschikking nr . 3289/75/EGKS van de Commissie ( 1 ) [47]. Telkens wanneer in deze richtlijn wordt verwezen naar de rekeneenheid, moet vanaf 31 december van elk jaar, als tegenwaarde ervan in nationale valuta in aanmerking worden genomen die welke gold op de laatste dag van de voorgaande maand oktober waarop de tegenwaarde van de E.R.E. in alle betrokken valuta's van de Gemeenschap beschikbaar zijn.

73/239/EEG art. 5, onder b)

b) congruentie: het feit dat opeisbare verplichtingen in een muntsoort staan tegenover activa die in dezelfde muntsoort zijn uitgedrukt of realiseerbaar zijn;

90/618/EEG art. 1 (aangepast)

a) voertuig: een voertuig zoals omschreven in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 72/166/EEG;

b19) " nationaal bureau": een nationaal bureau van verzekeraars, zoals omschreven in artikel 1, lid 3, van Richtlijn 72/166/EEG van de Raad [48];

c20) "nationaal garantiefonds": het orgaan genoemd in artikel 1, lid 4, van Richtlijn 84/5/EEG van de Raad [49];

2002/83/EG art. 1, lid 1), onder q)

q) risicodragend kapitaal: het bedrag dat gelijk is aan het overlijdenskapitaal verminderd met de wiskundige voorziening van het hoofdrisico;

2005/68/EG art. 2, lid 1

o21) "financiële onderneming": een van de volgende ondernemingen:

ia) kredietinstelling, financiële instelling of onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 14, punten 5) en 21), van Richtlijn 2000/12/EG [50] 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad [51], of;

iib) verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een verzekeringsholding in de zin van artikel 210, lid 1, onder e) 1, onder i), van Richtlijn 98/78/EG ;

iiic) beleggingsonderneming of financiële instelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1), van Richtlijn 2004/39/EG;

ivd) gemengde financiële holding in de zin van artikel 2, punt 15, van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad [52];

2005/68/EG art. 59, punt 2, onder b), (aangepast)

l)herverzekeringsonderneming van een derde land: een onderneming die overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2005/68/EG over een vergunning zou moeten beschikken indien zij haar hoofdkantoor in de Gemeenschap had.

2005/68/EG art. 2, lid 1, onder p), (aangepast)

p22) "special purpose vehicle": iedere een onderneming, al dan niet met een eigen rechtspersoonlijkheid en anders dan een bestaande verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, die risico's van verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen overneemt en die zijn blootstelling aan deze risico's volledig financiert door emissieprocedures of andere financieringsmechanismen, waarbij de terugbetalingsrechten van de geldgevers van dit soort emissies of andere financieringsmechanismen achtergesteld zijn bij de herverzekeringsverplichtingen van het special purpose vehicle de onderneming ;

2005/68/EG art. 2, lid 1, onder b)

(b) "herverzekeringscaptive": een herverzekeringsonderneming die eigendom is van hetzij een financiële onderneming die geen verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een verzekerings- of herverzekeringsgroep is, waarop Richtlijn 98/78/EG van toepassing is, hetzij van een niet-financiële onderneming, en die ten doel heeft uitsluitend ten aanzien van de risico's van de onderneming of ondernemingen waartoe zij behoort of van een onderneming of ondernemingen van de groep waarvan zij lid is, herverzekeringsdekking te verschaffen;

nieuw

23) uitbesteding: een overeenkomst van om het even welke vorm tussen een verzekerings- of herverzekeringsonderneming en een al dan niet onder toezicht staande dienstverlener op grond waarvan deze dienstverlener hetzij rechtstreeks hetzij door middel van onderuitbesteding een proces, een dienst of een activiteit uitvoert die anders door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming zelf zou worden uitgevoerd;

24) verzekeringstechnisch risico: het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door een ondeugdelijke prijsstelling en ondeugdelijke aannames met betrekking tot de voorzieningen;

25) marktrisico: het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de financiële situatie als direct of indirect gevolg van schommelingen in het niveau en in de volatiliteit van de marktprijzen van activa, verplichtingen en financiële instrumenten;

26) kredietrisico: het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de financiële situatie als gevolg van schommelingen in de kredietwaardigheid van emittenten van effecten, tegenpartijen en debiteuren waaraan verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de vorm van een tegenpartijrisico, spreadrisico of marktrisicoconcentraties blootstaan;

27) operationeel risico: het risico op verliezen door tekortschietende of falende interne procedures, door personeel of systemen of door externe gebeurtenissen;

28) liquiditeitsrisico: het risico dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen geen beleggingen en andere activa te gelde kunnen maken om aan hun financiële verplichtingen te voldoen wanneer deze vervallen;

29) concentratierisico: alle risicoposities waaraan een potentieel verlies verbonden is dat groot genoeg is om de solvabiliteit of de financiële positie van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in gevaar te brengen;

30) risicolimiteringstechnieken: alle technieken waarmee verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun risico´s deels of in hun geheel kunnen overdragen aan een andere partij;

31) diversificatie-effecten: de vermindering van de risicopositie van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en –groepen die verband houdt met de diversificatie van hun activiteiten en die voortvloeit uit het feit dat het tegenvallende resultaat uit hoofde van het ene risico kan worden gecompenseerd met het meevallende resultaat uit hoofde van een ander risico, waarbij er geen volledige correlatie tussen deze risico´s bestaat;

32) kansverdelingsprognose: een wiskundige functie waarbij een volledige reeks van elkaar uitsluitende toekomstige gebeurtenissen wordt gekoppeld aan een kans dat deze zich daadwerkelijk voordoen;

33) risicomaatstaf: een mathematische functie waarbij een financieel bedrag wordt gekoppeld aan een bepaalde kansverdelingsprognose en die lineair toeneemt met de omvang van de risicopositie die aan deze kansverdelingsprognose ten grondslag ligt;

2005/68/EG art. 2

2. Voor de toepassing van punt 1, onder a), is de dekking die door een herverzekeringsonderneming wordt geboden aan een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening die valt onder de werkingssfeer van Richtlijn 2003/41/EG [53], voor zover de lidstaat waar zo'n instelling is gevestigd, dergelijke dekking toestaat, ook beschouwd als een activiteit die valt onder de werkingssfeer van deze richtlijn.

Voor de toepassing van punt 1, onder d), wordt elke duurzame aanwezigheid van een herverzekeringsonderneming op het grondgebied van een lidstaat gelijkgesteld met een agentschap of bijkantoor, ook indien die aanwezigheid niet de vorm heeft van een bijkantoor of een agentschap, maar enkel bestaat uit een bureau, beheerd door eigen personeel van de onderneming of door een zelfstandig persoon die echter gemachtigd is duurzaam voor die onderneming op te treden zoals een agentschap zou doen.

Voor de toepassing van punt 1, onder j), en uit hoofde van de artikelen 12 en 19 tot en met 23, en van de andere in de artikelen 19 tot en met 23 genoemde deelnemingspercentages, worden de in artikel 92 van Richtlijn 2001/34/EG [54] bedoelde stemrechten in aanmerking genomen.

Voor de toepassing van punt 1, onder l), wordt elke dochteronderneming van een dochteronderneming ook beschouwd als een dochteronderneming van de onderneming die uiteindelijk de moederonderneming van beide ondernemingen is.

Voor de toepassing van punt 1, onder n),

- wordt elke dochteronderneming van een dochteronderneming ook beschouwd als een dochteronderneming van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat;

wordt een situatie waarin twee of meer natuurlijke of rechtspersonen via een zeggenschapsband duurzaam verbonden zijn met eenzelfde persoon, eveneens als een nauwe band tussen twee of meer natuurlijke of rechtspersonen beschouwd.

2002/83/EG en 2005/68/EG art. 1, lid 2

2. Wanneer in deze richtlijn wordt verwezen naar de euro, moet vanaf 31 december van elk jaar, als tegenwaarde ervan in nationale valuta in aanmerking worden genomen die welke gold op de laatste dag van de voorgaande maand oktober waarop de tegenwaarden van de euro in alle betrokken valuta's van de Gemeenschap beschikbaar zijn.

2002/83/EG (aangepast)

HOOFDSTUK II - TOEGANG TOT HET LEVENSVERZEKERINGSBEDRIJF

Artikel 14


Vergunningbeginsel

92/49/EEG art. 4 (aangepast)

1. De toegang tot het directe verzekeringsbedrijf of tot het herverzekeringsbedrijf dat onder deze richtlijn valt, wordt afhankelijk gesteld van het verkrijgen van een vergunning.

2. Deze De in lid 1 bedoelde vergunning moet bij de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst worden aangevraagd door:

a) de een onderneming die haar hoofdkantoor op het grondgebied van deze lidstaat vestigt;

b) de onderneming een verzekeringsonderneming die, na de een in de eerste alinea bedoelde vergunning overeenkomstig lid 1 te hebben verkregen, haar werkzaamheden tot een gehele branche of tot andere branches uitbreidt andere verzekeringsbranches wil uitbreiden dan die waarvoor zij reeds een vergunning heeft verkregen ;

nieuw

c) een herverzekeringsonderneming die, na een vergunning overeenkomstig lid 1 te hebben verkregen, haar werkzaamheden wil uitbreiden tot andere herverzekeringswerkzaamheden dan die waarvoor zij reeds een vergunning heeft verkregen.

2002/13/EG art. 1, lid 1, (aangepast)

nieuw

3. Het bepaalde in dit artikel 4 belet evenwel niet dat een onderlinge maatschappij een onderneming uit hoofde van deze richtlijn een vergunning aanvraagt of haar vergunning behoudt.

2002/83/EG art. 5 (aangepast)

Artikel 15


Reikwijdte van de vergunning

1. Een vergunning overeenkomstig artikel 14 geldt voor de gehele Gemeenschap. Zij stelt de verzekeringsonderneming verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in staat aldaar werkzaamheden uit te oefenen, hetzij in het kader van het recht van vestiging, hetzij in het kader van het vrij verrichten van diensten en omvat ook het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten .

2. Onverminderd artikel 14 wordt de vergunning De vergunning wordt verleend per branche per directe verzekeringsbranche als omschreven in bijlage I, onder A, of in bijlage II. Zij heeft betrekking op de gehele branche, behalve indien de aanvrager slechts een gedeelte van de tot deze branche behorende risico's wenst te dekken.

73/239/EEG bijlage, punt A

De risico's die tot een branche behoren kunnen niet onder een andere branche worden gerangschikt met uitzondering van de sub C in artikel 16, lid 1, genoemde gevallen.

2002/83/EG art. 5, lid 2, (aangepast)

Het staat de lidstaten vrij een vergunning voor Voor meerdere branches te verlenen mag vergunning worden verleend , voor zover de nationale wetgeving van een lidstaat de gelijktijdige uitoefening van deze branches toestaat.

92/49/EEG art. 5, lid 2, (aangepast)

Nochtans:

a)3. a) mag elke lidstaat Wat schadeverzekeringen betreft, mogen de lidstaten een vergunning verlenen voor de in de bijlage I, onder B, vermelde groepen van branches, zulks onder de daarin aangegeven benaming;.

b) geldt de voor een branche of een groep van branches verleende vergunning eveneens voor de dekking van de onder een andere branche vallende bijkomende risico's, indien wordt voldaan aan de in de bijlage, onder C, gestelde voorwaarden.

2002/83/EG art. 5, lid 2, (aangepast)

De bevoegde toezichthoudende autoriteiten kunnen mogen een vergunning die voor een branche is aangevraagd, beperken tot de werkzaamheden van het in artikel 7 23 genoemde programma van werkzaamheden.

84/641/EEG art. 2 (aangepast)

4. De ondernemingen waarop deze richtlijn betrekking heeft, mogen onverminderd punt C van de bijlage 16, lid 1, de in het onderhavige punt in artikel 6 bedoelde activiteit slechts uitvoeren indien zij zijn toegelaten tot een vergunning hebben verkregen voor branche 18 van in punt A van de bijlage I. In dat geval is deze richtlijn van toepassing op deze transacties verrichtingen.

2005/68/EG art. 4 (aangepast)

25. Wat herverzekeringen betreft, wordt de De vergunning wordt verleend voor schadeherverzekeringsactiviteiten, levensherverzekeringsactiviteiten of alle soorten herverzekeringsactiviteiten overeenkomstig het door de aanvrager ingediende verzoek.

Zij De aanvraag wordt onderzocht in het licht van het programma van werkzaamheden dat ingevolge artikel 18, lid 1, onder c), moet worden ingediend, en van de inachtneming van de voorwaarden die door de lidstaat waar de vergunning wordt aangevraagd, zijn vastgesteld.

73/239/EEG bijlage, onder C, (aangepast)

Artikel 16


Bijkomende risico´s

1. De onderneming Een verzekeringsonderneming die een vergunning heeft verkregen voor het dekken van een hoofdrisico dat tot een branche of een aantal branches als genoemd in bijlage I behoort, mag ook risico's verzekeren die tot een andere branche behoren zonder dat voor deze risico´s een vergunning is vereist, mits zij de risico´s aan alle volgende voorwaarden voldoen :

a) samenhangen ze hangen samen met het hoofdrisico,;

b) ze hebben betrekking hebben op het object dat verzekerd is tegen het hoofdrisico,; en tevens

c) ze worden verzekerd bij de overeenkomst welke het hoofdrisico dekt.

87/344/EEG art. 9 (aangepast)

2. In afwijking van de eerste alinea mogen de risico´s die vallen Deonder de branches die genoemd worden genoemd in bijlage I, onder A, 14, 15 en 17, vallende risico's mogen echter niet als bijkomende risico's van andere branches worden beschouwd.

Het onder in branche 17 (rechtsbijstandverzekering) vallende genoemde risico mag echter als bijkomend risico van branche 18 worden beschouwd indien aan de in de eerste alinea genoemde voorwaarden zijn vervuld en en aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: .;

a) het hoofdrisico heeft alleen betrekking heeft op het bieden van hulp aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats of vaste gewone verblijfplaats bevinden.;

b) De rechtsbijstandverzekering de verzekering heeft mag ook als bijkomend risico worden beschouwd met inachtneming van de in de eerste alinea genoemde voorwaarden, indien die betrekking heeft op geschillen of risico's die voortvloeien uit of samenhangen met het gebruik van zeeschepen.

2005/68/EG art. 5 (aangepast)

Artikel 17


Rechtsvorm van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming

1. De lidstaat van herkomst eist dat de herverzekeringsondernemingen die in het kader van artikel 14 een vergunning aanvragen, één een van de in bijlage IIII. vermelde rechtsvormen aannemen.

2. De lidstaten kunnen mogen in voorkomend geval ondernemingen oprichten die een publiekrechtelijke vorm hebben, mits deze instellingen beogen het herverzekeringsbedrijf uit te oefenen onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die voor privaatrechtelijke ondernemingen gelden.

2002/83/EG art. 64 (aangepast)

3. De Commissie mag uitvoeringsmaatregelen aannemen tot uitbreiding van de in bijlage III vermelde rechtsvormen.

nieuw

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

2005/68/EG art. 6 (aangepast)

Artikel 18


Voorwaarden voor de verlening van een vergunning

1. De lidstaat van herkomst eist dat ondernemingen de herverzekeringsondernemingen die een vergunning aanvragen:

92/49/EEG art. 6 (aangepast)

ba) als het om verzekeringsondernemingen gaat, hun doel beperken tot het verzekeringsbedrijf en tot de daarmee samenhangende transacties verrichtingen die daaruit rechtstreeks voortvloeien, met uitsluiting van elke andere handelsactiviteit;

2005/68/EG art. 6 (aangepast)

ab) als het om herverzekeringsondernemingen gaat, hun doel beperken tot herverzekeringswerkzaamheden en daarmee samenhangende transacties verrichtingen;. dDit vereiste kan tevens de functie van holding omvatten evenals werkzaamheden op het gebied van de financiële sector in de zin van artikel 2, punt 8, van Richtlijn 2002/87/EG;

2002/83/EG art. 6, lid 1

nieuw

c) een programma van werkzaamheden overeenkomstig artikel 7 23 overleggen;

d) het in artikel 29, lid 2, 127, lid 1, onder d), bedoelde minimumgarantiefonds bezitten in aanmerkende komend kernvermogen aanhouden ter dekking van de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste ;

nieuw

e) aantonen dat zij in staat zijn om in aanmerking komend eigen vermogen aan te houden ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste als bedoeld in artikel 100 en volgende;

f) aantonen dat zij in staat zijn om in aanmerking komend kernvermogen aan te houden ter dekking van het minimumkapitaalvereiste als bedoeld in artikel 126 en volgende;

2002/83/EG art. 6, lid 1, 92/49/EEG art. 6, onder e), en 2005/68/EG art. 6, onder d)

nieuw

g) informatie verstrekken over de opzet van het governancesysteem als bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 2; daadwerkelijk worden bestuurd door personen van goede reputatie met voldoende beroepskwalificaties of –ervaring.;

2000/26/EG art. 8, onder a), (aangepast)

fh) wat schadeverzekeringen betreft, naam en adres mededelen van de alle schaderegelaars die overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad [55] zijn aangewezen schaderegelaar die is aangewezen in iedere elke andere lidstaat dan de lidstaat waar de vergunning wordt aangevraagd, wanneer de te dekken risico's zijn ingedeeld bij in branche 10, in punt A, van de bijlage I, uitgezonderd de aansprakelijkheid van de vervoerder.

92/49/EEG art. 6 (aangepast)

nieuw

2. De Een verzekeringsonderneming onderneming die de een vergunning aanvraagt voor de uitbreiding van haar werkzaamheden tot andere branches of voor de uitbreiding van een vergunning die slechts een deel van de in een branche ondergebrachte risico's bestrijkt, moet een programma van werkzaamheden overeenkomstig artikel 9 23 overleggen.

Bovendien moet zij aantonen dat zij beschikt over het de in artikel 16 bedoelde solvabiliteitsmarge in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste en minimumkapitaalvereiste beschikt als bedoeld in artikel 100, lid 1, en artikel 126. , en indien krachtens artikel 17, lid 2, voor deze andere branches het bezit van een hoger minimumbedrag van het garantiefonds is vereist dan zij tot dusverre diende te bezitten, dat zij over dit minimumbedrag beschikt.

nieuw

3. Onverminderd lid 2 toont een onderneming die het levensverzekeringsbedrijf uitoefent en die een vergunning aanvraagt voor de in artikel 72 bedoelde uitbreiding van haar werkzaamheden tot de risico´s in de branches 1 of 2 in punt A van bijlage I, het volgende aan:

a) zij beschikt over het in aanmerkend komend kernvermogen ter dekking van de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste bij levensverzekeringsondernemingen en de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste bij schadeverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 127, lid 1, onder d);

b) zij verplicht zich tot dekking van de financiële minimumverplichtingen als bedoeld in artikel 73, lid 3, en volgende.

4. Onverminderd lid 2 toont een onderneming die het schadeverzekeringsbedrijf uitoefent voor de risico´s in de branches 1 of 2 in punt A van bijlage I en die een vergunning aanvraagt voor de in artikel 72 bedoelde uitbreiding van haar werkzaamheden tot levensverzekeringsrisico´s, het volgende aan:

a) zij beschikt over het in aanmerkend komend kernvermogen ter dekking van de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste bij levensverzekeringsondernemingen en de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste bij schadeverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 127, lid 1, onder d);

b) zij verplicht zich tot dekking van de financiële minimumverplichtingen als bedoeld in artikel 73, lid 3, en volgende.

2005/68/EG art. 7 (aangepast)

Artikel 19


Nauwe banden

1. Wanneer er nauwe banden bestaan tussen de verzekerings- of herverzekeringsonderneming en andere natuurlijke of rechtspersonen, verlenen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten slechts vergunning indien deze banden de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken niet belemmeren.

2. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten weigeren de vergunning indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op één of meer natuurlijke rechtspersonen met wie de verzekerings- of herverzekeringsonderneming nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken.

3. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten verlangen van herverzekeringsondernemingen dat zij hun de informatie verstrekken die zij nodig hebben om zich ervan te kunnen vergewissen dat doorlopend aan de in lid 1 de eerste alinea gestelde voorwaarden wordt voldaan.

2005/68/EG art. 8 (aangepast)

Artikel 20


Hoofdkantoor van de herverzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming

De lidstaten eisen dat het hoofdkantoor van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming zich bevindt in de lidstaat waar de statutaire zetel is gevestigd.

2005/68/EG art. 9

Artikel 21


Polisvoorwaarden Voorwaarden verzekeringsovereenkomst en tarieven

2002/83/EG art. 6, lid 5, (aangepast)

51. De lidstaten stellen geen bepalingen vast waarin de eisen geen voorafgaande goedkeuring of de systematische mededeling wordt geëist van de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringsovereenkomstenpolissen, de tarieven, de met name voor de berekening van de tarieven en de technische voorzieningen gehanteerde technische grondslagen en de formulieren en andere documenten waarvan de verzekeringsonderneming gebruik wil maken in haar betrekkingen met de verzekeringnemers of cederende of retrocederende ondernemingen .

Niettegenstaande de eerste alinea, en Bij levensverzekeringen mag de lidstaat van herkomst echter uitsluitend voor het toezicht op de naleving van de nationale bepalingen betreffende de actuariële beginselen, mag de lidstaat van herkomst een systematische mededeling van de voor de berekening van de tarieven en de technische voorzieningen gehanteerde technische grondslagen eisen,. zonder dat dit vereiste Dit vereiste vormt geen voor de verzekeringsonderneming een voorwaarde vooraf voor de uitoefening van haar werkzaamheden mag vormen voor het verlenen van een vergunning aan een levensverzekeringsonderneming .

92/49/EEG art. 6 (aangepast)

2. De lidstaten kunnen de houden niet vast aan en gaan evenmin over tot invoering van de voorafgaande kennisgeving of de goedkeuring van voorgesteldegenomen tariefverhogingen, alleen behalve dan als onderdeel van een algemeen prijscontrolesysteem handhaven of invoeren.

3. Deze richtlijn belet de lidstaten niet De lidstaten mogen de ondernemingen die een vergunning aanvragen of hebben verkregen voor branche 18, onder A, van de bijlage I, te onderwerpen aan het toezicht op de directe of indirecte middelen in de vorm van personeel en uitrusting, met inbegrip van de kwalificaties van de medische staf en de kwaliteit van de uitrusting waarover zij beschikken om hun verplichtingen verbintenissen na te komen die onder deze deze branche vallen, na te komen.

34. Deze richtlijn belet niet dat de lidstaten De lidstaten mogen vasthouden aan of overgaan tot invoering van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen handhaven of invoeren die voorzien in de goedkeuring van de statuten en in het mededelen van elk document dat voor de normale uitoefening van het toezicht vereist is.

2005/68/EG art. 10

Artikel 22


Economische behoeften van de markt

De lidstaten eisen niet dat bij de behandeling van de aanvraag van een vergunning de economische behoeften van de markt in aanmerking worden genomen.

2005/68/EG art. 11 (aangepast)

nieuw

Artikel 23


Programma van werkzaamheden

1. Het in artikel 6, onder b), 18, lid 1, onder c), genoemde programma van werkzaamheden bevat gegevens of bewijsstukken betreffende het volgende :

a) de aard van de risico's of verbintenissen die de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming voornemens is te dekken;

b) de aard van de verbintenissen herverzekeringsregelingen die de herverzekeringsonderneming voornemens is met cederende ondernemingen te treffen aan te gaan;

c) de leidende beginselen op het gebied van herverzekering en retrocessie;

d) de kernvermogensbestanddelen bestanddelen die het minimumgarantiefonds de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste vormen;

92/49/EEG art. 7 (aangepast)

de) de te verwachten inrichtingskosten van de administratieve diensten en van het productienet;, de financiële middelen ter dekking daarvan en, indien de te dekken risico's tot branche 18, onder A, van de bijlage I behoren, de middelen waarover de onderneming verzekeringsonderneming beschikt om de beloofde bijstand te verlenen.

2005/68/EG art. 11 (aangepast)

2. Afgezien van de vereisten van lid 1 bevat het programma van werkzaamheden voor de eerste drie boekjaren voor de eerste drie boekjaren het volgende :

a) de te verwachten beheerskosten, inrichtingskosten buiten beschouwing gelaten, met name lopende algemene kosten en provisies;

b) een raming van de premies of bijdragen en de schaden;

ca) de te verwachten balanspositie kaspositie;

nieuw

b) een raming van het toekomstige solvabiliteitskapitaalvereiste, als bedoeld in hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 1, op basis van de onder a) genoemde te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;

c) een raming van het toekomstige minimumkapitaalvereiste, als bedoeld in de artikelen 126 en 127, op basis van de onder a) genoemde te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;

2005/68/EG art. 11

nieuw

d) een raming betreffende van de financiële middelen ter dekking van de technische voorzieningen, het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste verplichtingen en van de solvabiliteitsmarge;

92/49/EEG art. 7 (aangepast)

ence) voor de eerste drie boekjaren voorts: voor schade- en herverzekeringen ook het volgende:

ei) een raming van de kosten van beheer met uitzondering van de inrichtingskosten, met name de algemene lopende kosten en de provisies;

fii) een raming van de premies of bijdragen, alsmede een raming betreffende de schadegevallen;

2002/83/EG art. 7 (aangepast)

f) voor levensverzekeringen ook en voor de eerste drie boekjaren voorts: e) een gedetailleerde prognose van de vermoedelijke ontvangsten en uitgaven, zowel wat de directe verzekering en de geaccepteerde herverzekeringen als de cessies overdrachten uit hoofde van herverzekering betreft;.

f) een opgave van de te verwachten balanspositie;

g) een raming betreffende de financiële middelen ter dekking van de verbintenissen en van de solvabiliteitsmarge.

2005/68/EG art. 12 (aangepast)

Artikel 24


Aandeelhouders en vennoten met een gekwalificeerde deelneming

1. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst verlenen een onderneming geen vergunning die toegang tot herverzekeringswerkzaamheden verzekerings- of herverzekeringswerkzaamheden geeft voordat zij in kennis zijn gesteld van de identiteit van haar directe of middellijke aandeelhouders of vennoten, natuurlijke of rechtspersonen, die een gekwalificeerde deelneming bezitten, alsmede van het bedrag van die deze deelneming.

Deze autoriteiten verlenen geen weigeren een vergunning indien zij, gelet op de noodzaak een gezonde en prudente bedrijfsvoering van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming te garanderen, niet overtuigd zijn van de geschiktheid van de aandeelhouders of vennoten.

2007/44/EG art. 1, punt 1), art. 2, punt 1), en art. 4, punt 1) (aangepast)

2. Voor de toepassing van deze definitie lid 1 in de context van de artikelen 8 en 15 van deze richtlijn en voor de andere in artikel 15 genoemde deelnemingspercentages worden de in de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2004/109/EG bedoelde stemrechten, alsmede de in artikel 12, leden 4 en 5, van die richtlijn neergelegde voorwaarden voor samenvoeging daarvan, in aanmerking genomen.

De lidstaten houden geen rekening met stemrechten of aandelen die beleggingsondernemingen of kredietinstellingen kunnen houden als gevolg van het overnemen van financiële instrumenten en/of plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie, vermeld in bijlage I, deel A, punt 6, bij Richtlijn 2004/39/EG, tenzij die rechten worden uitgeoefend of anderszins gebruikt om inspraak uit te oefenen in het bestuur van de uitgevende instelling, en mits ze binnen één jaar na de verwerving worden overgedragen.

73/239/EEG art. 12, 2002/83/EG art. 9 en 2005/68/EG art. 13

Artikel 25


Afwijzing Weigering van de vergunning

Een besluit tot afwijzing weigering van een vergunning moet nauwkeurig met redenen zijn omkleed en aan de betrokken onderneming officieel ter kennis worden gebracht.

73/239/EEG art. 12, 2002/83/EG art. 9 en 2005/68/EG art. 13 (aangepast)

Elke lidstaat voorziet De lidstaten voorzien in de mogelijkheid van beroep bij een rechterlijke instantie wanneer een vergunning wordt geweigerd tegen een besluit tot afwijzing.

73/239/EEG art. 12, 2002/83/EG art. 9 en 2005/68/EG art. 13 (aangepast)

In eenzelfde mogelijkheid van beroep wordt voorzien voor het geval dat de bevoegde toezichthoudende autoriteiten zich niet zouden hebben uitgesproken omtrent de aanvraag van een vergunning binnen zes maanden na de datum van ontvangst van dit verzoek.

2005/68/EG art. 60, punt 2), (aangepast)

Artikel 26


Voorafgaande raadpleging van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van andere lidstaten

1. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de andere betrokken lidstaat worden geraadpleegd alvorens een vergunning wordt verleend aan een levensverzekeringsonderneming van de volgende ondernemingen die:

2005/68/EG art. 14, art. 57, punt 1), en art. 60, punt 2) (aangepast)

a) een dochteronderneming is van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend; dan wel

b) een dochteronderneming is van de moederonderneming van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend; dan wel

c) een onderneming die onder de zeggenschap staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersoon die zeggenschap uitoefent over een verzekerings- of herverzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend.

2005/68/EG art. 60, punt 2) (aangepast)

2. De bevoegde autoriteit autoriteiten van een betrokken lidstaat die verantwoordelijk is zijn voor het toezicht op kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, worden worden geraadpleegd alvorens een vergunning wordt verleend aan een levensverzekeringsonderneming die van de volgende verzekeringsondernemingen :

2005/68/EG art. 14, art. 57, punt 1), en art. 60, punt 2), (aangepast)

a) een dochteronderneming is van een kredietinstelling of beleggingsonderneming waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend; dan wel

b) een dochteronderneming is van de moederonderneming van een kredietinstelling of beleggingsonderneming waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend;

c) een onderneming die onder de zeggenschap staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersoon die zeggenschap uitoefent over een kredietinstelling of beleggingsonderneming waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend.

2002/87/EG art. 22, punt 1, en 2005/68/EG art. 14 en art. 60, punt 2), (aangepast)

nieuw

3. De onder in de leden 1 en 2 bedoelde relevante bevoegde autoriteiten raadplegen elkaar in het bijzonder indien de geschiktheid van de aandeelhouders en de reputatie en ervaring van de betrouwbaarheids- en deskundigheidseisen van alle bij de leiding van een andere entiteit van dezelfde groep betrokken bestuurders personen die de onderneming daadwerkelijk besturen of andere sleutelfuncties vervullen, worden beoordeeld.

Zij stellen elkaar in kennis van alle informatie betreffende over de geschiktheid van de aandeelhouders en de reputatie en ervaring van bestuurders de betrouwbaarheids- en deskundigheidseisen van alle personen die de onderneming daadwerkelijk besturen of andere sleutelfuncties vervullen, welke van belang is voor de andere betrokken bevoegde autoriteiten, voor het verlenen van een vergunning, alsook en voor de doorlopende toetsing van de naleving van de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening.

2002/83/EG (aangepast)

TITEL III

UITOEFENINGSVOORWAARDEN VOOR HET VERZEKERINGSBEDRIJF

HOOFDSTUK 1 III

BEGINSELEN EN WERKWIJZEN VAN FINANCIEEL TOEZICHT

Toezichthoudende autoriteiten en algemene voorschriften

nieuw

Artikel 27


Voornaamste doel van het toezicht

De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten van de nodige middelen worden voorzien om het voornaamste doel van het toezicht, namelijk de bescherming van verzekeringnemers en begunstigden, te verwezenlijken.

Artikel 28


Algemene toezichtvoorschriften

1. Het toezicht berust op een prospectieve en risicogeoriënteerde benadering. Daarbij wordt voortdurend getoetst of het verzekerings- of herverzekeringsbedrijf goed werkt en of verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan de toezichtvoorschriften voldoen.

2. Het toezicht wordt zowel op afstand als ter plaatse uitgeoefend.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat deze richtlijn wordt toegepast op een wijze die in verhouding staat tot de aard, omvang en complexiteit van de risico´s die verbonden zijn aan de werkzaamheden van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

2005/68/EG art. 15 (aangepast) en 2002/83/EG art. 10 (aangepast)

nieuw

Artikel 29


Bevoegde Toezichthoudende autoriteiten en voorwerp toepassingsgebied van het toezicht

1. Het financiële toezicht op een herverzekeringsonderneming verzekerings- en herverzekeringsondernemingen , met inbegrip van het toezicht op de werkzaamheden die zij door middel van bijkantoren en in het kader van vrije dienstverrichting uitoefenten, behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de lidstaat van herkomst.

Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst redenen hebben om aan te nemen dat de werkzaamheden van een herverzekeringsonderneming haar financiële soliditeit zouden kunnen schaden, stellen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de herverzekeringsonderneming hiervan in kennis. Deze autoriteiten beoordelen of de herverzekeringsonderneming aan de in deze richtlijn vastgestelde prudentiële voorschriften voldoet.

2. Het financiële toezicht overeenkomstig lid 1 omvat het controleren, met betrekking tot het geheel van de werkzaamheden van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming herverzekeringsonderneming, van de solvabiliteit van de herverzekeringsonderneming de onderneming , alsmede van de vorming van technische voorzieningen en de tegenover deze voorzieningen staande activa het in aanmerking komend eigen vermogen , zulks overeenkomstig de in de lidstaat van herkomst geldende voorschriften of gebruiken, op grond van de communautaire bepalingen ter zake.

92/49/EEG art. 9 (aangepast)

In het geval dat Wanneer aan de betrokken onderneming verzekeringsonderneming vergunning is verleend voor het dekken van de risico's behorende tot de in de bijlage I, onder A, punt 18, vermelde branche omvat het toezicht tevens het uitoefenen van controle op de technische middelen waarover de verzekeringsonderneming beschikt om de bijstand te kunnen verlenen waartoe zij zich heeft verbonden, voor zover de wetgeving van de lidstaat van herkomst voorziet in toezicht op deze middelen.

3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst eisen dat er in elke verzekeringsonderneming een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie en adequate interne controleprocedures bestaan.

2002/83/EG art. 10, lid 1), (aangepast)

43. Indien de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van het risico of van de verbintenis redenen hebben om aan te nemen dat de werkzaamheden van een verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming haar financiële soliditeit kunnen aantasten, stellen zij de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst van deze onderneming daarvan in kennis.

De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst gaan na of de onderneming de in deze richtlijn neergelegde prudentiële beginselen in acht neemt.

nieuw

Artikel 30


Transparantie en verantwoording

1. De toezichthoudende autoriteiten verrichten hun taken op een transparante en verantwoorde wijze en beschermen daarbij vertrouwelijke informatie op passende wijze.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende informatie bekend wordt gemaakt:

a) de bewoordingen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en algemene richtsnoeren op het gebied van de verzekeringsregelgeving;

b) de algemene criteria en methoden die gehanteerd worden in het controleproces als bedoeld in artikel 36;

c) geaggregeerde statistische gegevens over de voornaamste aspecten van de toepassing van het prudentiële kader;

d) de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de keuzemogelijkheden en speelruimte die deze richtlijn biedt;

e) de doelstellingen van het toezicht en de voornaamste functies en werkzaamheden daarbinnen.

De in de eerste alinea bedoelde informatie is voldoende om een onderlinge vergelijking van de aanpak van de toezichthoudende autoriteiten in de verschillende lidstaten mogelijk te maken.

De informatie wordt volgens een gemeenschappelijk model verstrekt en regelmatig bijgewerkt. Zij is in elke lidstaat via één elektronische locatie toegankelijk.

3. De lidstaten mogen transparante procedures vaststellen voor de benoeming en het ontslag van de leden van de bestuursinstanties van hun toezichthoudende autoriteiten.

4. De Commissie neemt voor lid 2 uitvoeringsmaatregelen aan waarin nadere invulling wordt gegeven aan de voornaamste aspecten van de bekendmaking van geaggregeerde statistische gegevens, alsmede het model, de structuur, de inhoud en de publicatiedatum van de informatie.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

2005/68/EG art. 60, punt 3), (aangepast)

Artikel 31


Verbod op onthouding van toestemming aan herverzekeringsovereenkomsten of retrocessieovereenkomsten

1. De lidstaat van herkomst van de een verzekeringsonderneming onthoudt zijn toestemming niet aan een herverzekeringsovereenkomst die door de verzekeringsonderneming is gesloten met een herverzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig Richtlijn 2005/68/EG vergunning is verleend of met een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig Richtlijn 73/239/EEG artikel 14 of de onderhavige richtlijn vergunning is verleend, om redenen die rechtstreeks verband houden met de financiële soliditeit van die herverzekeringsonderneming of die verzekeringsonderneming.

2005/68/EG art. 15 (aangepast)

32. De lidstaat van herkomst van de herverzekeringsonderneming onthoudt zijn toestemming niet aan een retrocessieovereenkomst die door deze een onderneming is gesloten met een herverzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig deze richtlijn vergunning is verleend of met een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG artikel 14 een vergunning is verleend, om redenen die rechtstreeks verband houden met de financiële soliditeit van die herverzekeringsonderneming of die verzekeringsonderneming.

4. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst eisen dat elke herverzekeringsonderneming over een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie en adequate interne controleprocedures beschikt.

2005/68/EG art. 16 (aangepast)

Artikel 32


Toezicht op in een andere lidstaat gevestigde bijkantoren

De lidstaat van het bijkantoor bepaalt lidstaten bepalen dat, wanneer een herverzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, haar werkzaamheden uitoefent door middel van een bijkantoor, de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst, na eerst de bevoegde toezichthoudende autoriteit van de lidstaat betrokken lidstaat van ontvangst van het bijkantoor daarvan in kennis te hebben gesteld, zelf of door personen die zij daartoe machtigen daartoe worden gemachtigd, ter plaatse de gegevens kunnen verifiëren die voor het financiële toezicht op de onderneming noodzakelijk zijn.

De autoriteiten van de lidstaat van het bijkantoor betrokken lidstaat van ontvangst mogen aan deze verificatie verificaties deelnemen.

2002/83/EG art. 13 (aangepast)

Artikel 33


Verslaglegging, prudentiële en statistische informatie; bevoegdheid tot toezicht

84/641/EEG art. 11 (aangepast)

1. Elke lidstaat legt de ondernemingen De lidstaten leggen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die hun met hoofdkantoor op zijn hun grondgebied hebben de verplichting op, jaarlijks ten aanzien van al hun verplichtingen verslag rapport uit te brengen over hun financiële positie, over hun solvabiliteit, en met betrekking tot de dekking van de onder A, punt 18, van de bijlage in branche 18, onder A, van bijlage I ingedeelde risico's, over de andere middelen die hun ter beschikking staan om aan hun verplichtingen verbintenissen te voldoen, voor zover de wetgeving van de lidstaat hun wetgeving voorziet in toezicht op deze middelen.

87/343/EEG art. 1, punt 7 (aangepast)

1a2. Wat de kredietverzekeringen betreft, dient houdt de onderneming schadeverzekeringsonderneming boekhoudkundige staten waaruit zowel de technische resultaten als de technische voorzieningen met betrekking tot deze activiteit blijken, ter beschikking van de toezichthoudende autoriteiten autoriteit te houden.

2005/68/EG art. 17 (aangepast)

23. De lidstaten eisen van de herverzekeringsondernemingen leggen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die hun met hoofdkantoor op hun grondgebied hebben, de verplichting op, de periodieke overlegging van de voor het uitoefenen van het toezicht vereiste bescheiden en van statistische documenten periodiek over te leggen .

De bevoegde toezichthoudende autoriteiten verstrekken elkaar de bescheiden en inlichtingen informatie welke dienstig zijn voor het uitoefenen van het toezicht.

2002/83/EG art. 13 (aangepast)

nieuw

Artikel 34


Algemene toezichthoudende bevoegdheden

nieuw

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om preventieve en corrigerende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn worden vastgesteld.

2. De toezichthoudende autoriteiten hebben de bevoegdheid om enigerlei maatregel te treffen, en zo nodig ook maatregelen van administratieve of financiële aard, jegens verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en de leden van hun leidinggevend of bestuursorgaan of de personen die zeggenschap over dit orgaan hebben.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om alle informatie op te vragen die nodig is om overeenkomstig artikel 35 toezicht uit te oefenen.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om in het kader van het controleproces naast de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste zo nodig kwantitatieve hulpmiddelen te ontwikkelen voor de beoordeling van het vermogen van de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen om het hoofd te bieden aan mogelijke gebeurtenissen of toekomstige veranderingen in de economische omstandigheden die hun algehele financiële positie zouden kunnen aantasten. De toezichthoudende autoriteiten schrijven voor dat de ondernemingen dergelijke tests moeten verrichten.

2002/83/EG art. 13 (aangepast)

5. De toezichthoudende autoriteiten hebben de bevoegdheid controles ter plaatse te verrichten in de bedrijfsruimten van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.

nieuw

6. De toezichthoudende bevoegdheden worden tijdig en op evenredige wijze uitgeoefend.

nieuw

7. De in de leden 1 tot en met 5 genoemde bevoegdheden jegens verzekerings- en herverzekeringsondernemingen gelden ook voor uitbestede werkzaamheden van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.

2002/83/EG art. 13 (aangepast)

8.(c) te bewerkstelligen dat deze De in de leden 1 tot en met 6 genoemde maatregelen worden zo nodig toegepast, zo nodig door de tenuitvoerlegging ervan te gelasten, in voorkomend geval door een beroep te doen op de gerechtelijke instanties.

2002/83/EG art. 13 (aangepast)

3. Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen opdat de bevoegde autoriteiten over de bevoegdheden en middelen beschikken die noodzakelijk zijn om toezicht uit te oefenen op de werkzaamheden van de verzekeringsondernemingen die hun hoofdkantoor op zijn grondgebied hebben, met inbegrip van de werkzaamheden die buiten dit grondgebied worden verricht, overeenkomstig de richtlijnen van de Raad betreffende deze werkzaamheden en met het oog op de toepassing ervan.

Deze bevoegdheden en middelen moeten aan de bevoegde autoriteiten met name de mogelijkheid verschaffen om:

a) grondige informatie te verkrijgen over de situatie en alle werkzaamheden van de verzekeringsonderneming, met name:

- door het inwinnen van inlichtingen of het opvragen van documenten betreffende de verzekeringsactiviteiten,

- door het verrichten van controles ter plaatse in de bedrijfsruimten van de verzekeringsonderneming;

b) jegens de verzekeringsonderneming, haar aansprakelijke bestuurders of degenen die zeggenschap over haar hebben, alle afdoende en noodzakelijke maatregelen te treffen om te bewerkstelligen dat de werkzaamheden van de verzekeringsonderneming blijven stroken met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke de verzekeringsonderneming in de onderscheiden lidstaten in acht moet nemen, inzonderheid met het programma van werkzaamheden, voor zover dit laatste verplicht blijft, alsook om misstanden te vermijden of te beëindigen die de belangen der verzekerden zouden schaden;

nieuw

Artikel 35


Voor toezichtsdoeleinden te verstrekken informatie

1. De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij de toezichthoudende autoriteiten de voor toezichtsdoeleinden benodigde informatie moeten indienen. Deze informatie bevat ten minste de gegevens die bij de uitvoering van het in artikel 36 bedoelde proces nodig zijn om:

a) een evaluatie te kunnen verrichten van het door de ondernemingen toegepaste governancesysteem, de door hen verrichte werkzaamheden, de voor solvabiliteitsdoeleinden gehanteerde waarderingsgrondslagen, de risico´s en de risicobeheersystemen en hun kapitaalstructuur, -behoeften en -beheer;

b) op basis van de uitoefening van hun toezichthoudende rechten en plichten correcte beslissingen te kunnen nemen.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheden hebben voor het volgende:

a) ze mogen de aard, de reikwijdte en het model van de in lid 1 bedoelde informatie vaststellen en deze informatie bij verzekerings- en herverzekeringsondernemingen opvragen:

i) in van tevoren bepaalde perioden;

ii) wanneer zich van tevoren omschreven gebeurtenissen voordoen;

iii) bij onderzoek naar de situatie van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

b) zij mogen informatie inwinnen over overeenkomsten die in het bezit zijn van tussenpersonen, of over overeenkomsten die met derden worden aangegaan;

c) ze mogen informatie opvragen bij externe deskundigen, zoals accountants en actuarissen.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie bestaat uit:

a) kwalitatieve of kwantitatieve elementen of een passende combinatie daarvan;

b) historische, huidige of prospectieve elementen of een passende combinatie daarvan;

c) gegevens uit interne of externe bronnen of een passende combinatie daarvan.

4. In de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie worden de volgende uitgangspunten in acht genomen:

a) er moet rekening worden gehouden met de aard, omvang en complexiteit van de werkzaamheden van de betrokken onderneming;

b) zij moet toegankelijk, in alle essentiële opzichten volledig, vergelijkbaar en in de tijd gezien consistent zijn;

c) zij moet relevant, betrouwbaar en begrijpelijk zijn.

5. De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten beschikken over passende systemen en structuren om aan de leden 1 tot en met 4 te voldoen, en over een door het leidinggevend of bestuursorgaan van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming goedgekeurde schriftelijk vastgelegde gedragslijn die waarborgt dat de ingediende informatie altijd correct is.

6. De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen aan waarin nadere invulling wordt gegeven aan de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde informatie, teneinde te zorgen voor een passende convergentie van de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

2002/83/EG art. 13 en 2005/68/EG art. 17, lid 4, (aangepast)

De lidstaten kunnen de bevoegde autoriteiten ook de mogelijkheid bieden alle inlichtingen te verkrijgen betreffende overeenkomsten die in het bezit zijn van tussenpersonen.

nieuw

Artikel 36


Controleproces

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de strategieën, processen en rapportageprocedures controleren en evalueren die de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hebben vastgesteld om te voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn worden vastgesteld.

Daarbij worden de kwalitatieve vereisten inzake het governancesysteem beoordeeld, worden de risico´s beoordeeld waarmee de betrokken ondernemingen geconfronteerd worden of geconfronteerd kunnen worden en wordt het vermogen van deze ondernemingen beoordeeld om deze risico´s in te schatten en daarbij rekening te houden met de omgeving waarin zij opereren.

2. De toezichthoudende autoriteiten controleren en evalueren met name of voldaan is aan de vereisten die gesteld worden aan:

a) het governancesysteem als beschreven in hoofdstuk IV, afdeling 2;

b) de technische voorzieningen als beschreven in hoofdstuk VI, afdeling 2;

c) de kapitaalvereisten als beschreven in hoofdstuk VI, afdelingen 4 en 5;

d) de beleggingsvoorschriften als beschreven in hoofdstuk VI, afdeling 6;

e) de kwaliteit en kwantiteit van het eigen vermogen als beschreven in hoofdstuk VI, afdeling 3;

f) wanneer de verzekerings- of herverzekeringsonderneming een geheel of gedeeltelijk intern model gebruikt: of steeds wordt voldaan aan de vereisten die gesteld worden aan geheel of gedeeltelijk interne modellen als beschreven in hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 3.

3. De toezichthoudende autoriteiten beschikken over hulpmiddelen waarmee ze kunnen constateren dat de financiële omstandigheden in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming verslechteren, en waarmee ze kunnen volgen hoe deze verslechtering wordt verholpen.

4. De toezichthoudende autoriteiten beoordelen de deugdelijkheid van de methoden en praktijken van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen om mogelijke gebeurtenissen of toekomstige veranderingen in de economische omstandigheden in kaart te brengen die de algehele financiële positie van de betrokken onderneming zouden kunnen aantasten.

De toezichthoudende autoriteiten beoordelen het vermogen van de ondernemingen om het hoofd te bieden aan dergelijke gebeurtenissen of veranderingen.

5. De toezichthoudende autoriteiten hebben de nodige bevoegdheden om verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te verplichten zwakke punten of tekortkomingen te verhelpen die in het kader van het controleproces zijn geconstateerd.

6. De controle en evaluatie wordt periodiek verricht.

De toezichthoudende autoriteiten stellen de minimale frequentie en de reikwijdte van de in de leden 1, 2 en 4 bedoelde controles, evaluaties en beoordelingen vast, waarbij rekening wordt gehouden met de aard, omvang en complexiteit van de werkzaamheden van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

Artikel 37


Opslagfactor van het kapitaalvereiste

1. Na het controleproces kunnen de toezichthoudende autoriteiten in uitzonderlijke omstandigheden in een met redenen omkleed besluit voor een verzekerings- of herverzekeringsonderneming een opslagfactor van het kapitaalvereiste (capital add-on) vaststellen. Deze mogelijkheid doet zich alleen in de volgende gevallen voor:

a) de toezichthoudende autoriteit komt tot de conclusie dat het risicoprofiel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming duidelijk afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zoals dit met de standaardformule overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 2 is berekend, en het verzoek overeenkomstig artikel 117 is niet doeltreffend gebleken of terwijl gewerkt wordt aan een gedeeltelijk of geheel intern model overeenkomstig dat artikel;

b) de toezichthoudende autoriteit komt tot de conclusie dat het risicoprofiel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming duidelijk afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zoals dit met een intern model of een gedeeltelijk intern model overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 3, is berekend, omdat met bepaalde kwantificeerbare risico´s onvoldoende rekening wordt gehouden en het niet binnen een passend tijdskader gelukt is om het model beter af te stemmen op het gegeven risicoprofiel;

c) de toezichthoudende autoriteit komt tot de conclusie dat het governancesysteem van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming duidelijk afwijkt van de normen van hoofdstuk IV, afdeling 2, dat zij door deze afwijkingen niet in staat is tot een correcte beoordeling en een correct beheer van de risico´s waaraan de onderneming blootstaat of blootgesteld zou kunnen worden, en dat er geen andere maatregelen zijn die binnen een passend tijdskader tot voldoende verbetering zouden leiden.

2 In de in lid 1, onder a) en b), genoemde gevallen wordt de opslagfactor zo berekend dat gewaarborgd is dat de onderneming voldoet aan artikel 101, lid 3.

3. In de in lid 1, onder b) en c), genoemde gevallen zorgt de toezichthoudende autoriteit ervoor dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming alles in het werk stelt om de tekortkomingen te verhelpen die geleid hebben tot de toepassing van een opslagfactor.

4. De opslagfactor als bedoeld in lid 1, wordt ten minste eenmaal per jaar door de toezichthoudende autoriteit geëvalueerd en wordt opgeheven wanneer de onderneming de tekortkomingen heeft verholpen die tot de toepassing van deze factor geleid hebben.

De opslagfactor kan alleen van blijvende aard zijn wanneer de voorwaarden van lid 1, onder a), van toepassing blijven omdat het risicoprofiel van de betrokken onderneming duidelijk blijft afwijken van de aannames die ten grondslag liggen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste als berekend overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 2.

5. Het ontoereikende solvabiliteitskapitaalvereiste wordt vervangen door het solvabiliteitskapitaalvereiste na toepassing van de opslagfactor overeenkomstig lid 1, onder a) en b).

Het ontoereikende solvabiliteitskapitaalvereiste wordt in elk geval door het solvabiliteitskapitaalvereiste na toepassing van de opslagfactor overeenkomstig lid 1, onder a) en b), vervangen teneinde de in artikel 136 bedoelde niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste te bevestigen.

6. De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen aan waarin nadere invulling wordt gegeven aan de omstandigheden waaronder een opslagfactor van het kapitaalvereiste mag worden toegepast, en aan de berekening ervan.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Artikel 38


Toezicht op uitbestede werkzaamheden

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die een activiteit overeenkomstig artikel 148 uitbesteden, voorschriften vaststellen voor het volgende:

a) de dienstverlener moet in verband met de uitbestede activiteit samenwerken met de toezichthoudende autoriteiten van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming;

b) de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, hun accountants en de desbetreffende toezichthoudende autoriteiten moeten daadwerkelijk toegang hebben tot gegevens over de uitbestede activiteiten en tot de bedrijfsruimten van de dienstverlener wanneer deze in de Gemeenschap gelegen zijn, en de toezichthoudende autoriteiten moeten hun toegangsrechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen.

2. De lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd, staat de toezichthoudende autoriteiten van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, na eerst zijn eigen autoriteiten daarvan in kennis te hebben gesteld, toe dat zij zelf of door middel van personen die zij daartoe machtigen, controles in de bedrijfsruimten van de dienstverlener verrichten. Bij een niet onder toezicht staande entiteit is de in kennis te stellen autoriteit de toezichthoudende autoriteit.

De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming mag dergelijke controles ter plaatse delegeren aan de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd.

2002/83/EG art. 14 (aangepast)

nieuw

Artikel 39


Portefeuilleoverdracht

1. Elke lidstaat verleent De lidstaten verlenen , onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden, de verzekeringsondernemingen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waarvan het met hoofdkantoor op zijn hun grondgebied is gevestigd, toestemming om hun portefeuille, ongeacht of deze uit in het kader van het recht van vestiging dan wel in het kader van vrije dienstverrichting gesloten overeenkomsten bestaat, geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een in de Gemeenschap gevestigde overnemende overnemende onderneming verzekeringsonderneming,.

Zo´n overdracht mag alleen worden toegestaan indien de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de overnemende verzekeringsonderneming overnemende onderneming verklaren dat deze overnemende onderneming onderneming, mede gelet op de overdracht, de het vereiste in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste als bedoeld in artikel 100, eerste alinea, solvabiliteitsmarge bezit.

2. Voor verzekeringsondernemingen zijn de leden 3 tot en met 6 van toepassing.

23. Wanneer een bijkantoor voornemens is zijn portefeuille, ongeacht of deze uit in het kader van vestiging dan wel in het kader van vrije dienstverrichting gesloten overeenkomsten bestaat, geheel of gedeeltelijk over te dragen, moet wordt de lidstaat van dit het bijkantoor worden geraadpleegd.

34. In de gevallen bedoeld in de leden 1 en 32 verlenen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de overdragende verzekeringsonderneming toestemming voor de overdracht, nadat zij de instemming hebben verkregen van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten van het risico of van de verbintenis.

45. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de geraadpleegde lidstaten delen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de overdragende verzekeringsonderneming binnen drie maanden na ontvangst van het daartoe strekkende verzoek hun advies of instemming mede;.

iIndien de geraadpleegde autoriteiten niet binnen deze termijn hebben gereageerd, wordt zulks gelijkgesteld met een gunstig advies of met een geldt zulks als stilzwijgende instemming.

56. De overeenkomstig dit artikel de leden 1 tot en met 5 toegestane overdracht wordt in de lidstaat van het risico of in de lidstaat van de verbintenis bekendgemaakt onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden.

Deze overdracht kan van rechtswege worden tegengeworpen aan de verzekeringnemers, aan de verzekerden en aan iedereen die uit de overgedragen overeenkomsten voortvloeiende rechten of verplichtingen heeft.

92/49/EEG art. 12 en 2002/83/EG art. 14

Deze bepaling De eerste twee alinea´s van dit lid doen doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om de verzekeringnemers de mogelijkheid te bieden de overeenkomst binnen een bepaalde termijn na de overdracht op te zeggen.

TITEL III HOOFDSTUK IV - UITOEFENINGSVOORWAARDEN VOOR DE BEDRIJFSUITOEFENING HET VERZEKERINGSBEDRIJF

nieuw

Afdeling 1 – Verantwoordelijkheid van het leidinggevend of bestuursorgaan

nieuw

Artikel 40


Verantwoordelijkheid van het leidinggevend of bestuursorgaan

De lidstaten zorgen ervoor dat het leidinggevend of bestuursorgaan van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming de eindverantwoordelijkheid draagt voor de naleving door de betrokken onderneming van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn worden vastgesteld.

nieuw

AFDELING 2 - GOVERNANCESYSTEEM

Artikel 41


Algemene governancevereisten

1. De lidstaten schrijven voor dat alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten beschikken over een doeltreffend governancesysteem dat voor een gezonde en prudente bedrijfsvoering zorgt.

Dit systeem bevat in elk geval een adequate transparante organisatiestructuur met een duidelijke verdeling en correcte scheiding van verantwoordelijkheden en een doeltreffend systeem voor de overdracht van informatie. Ook zorgt het ervoor dat de artikelen 42 tot en met 48 worden nageleefd.

Het governancesysteem wordt intern periodiek geëvalueerd.

2. Het governancesysteem is evenredig aan de aard, omvang en complexiteit van de transacties van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

3. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beschikken in elk geval voor het risicobeheer, de interne controle, de interne audit en indien van toepassing, voor uitbestedingen over schriftelijk vastgelegde gedragslijnen. Zij zorgen ervoor dat deze gedragslijnen worden toegepast.

Deze schriftelijk vastgelegde gedragslijnen worden ten minste eenmaal per jaar geëvalueerd. Ze worden vooraf door het leidinggevend of bestuursorgaan goedgekeurd en ze worden aangepast bij een duidelijke wijziging van het betrokken systeem of gebied.

4. De toezichthoudende autoriteiten beschikken over passende middelen, methoden en bevoegdheden om het governancesysteem van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te controleren en om opduikende risico´s te evalueren die door deze ondernemingen worden geconstateerd en die hun financiële soliditeit kunnen aantasten.

De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten over de nodige bevoegdheden beschikken om aan te dringen op verbetering of aanscherping van het governancesysteem teneinde naleving van de artikelen 42 tot en met 48 te waarborgen.

Artikel 42


Deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten waaraan personen die de onderneming daadwerkelijk besturen of andere sleutelfuncties vervullen, moeten voldoen

1. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zorgen ervoor dat alle personen die de onderneming daadwerkelijk besturen of andere sleutelfuncties vervullen, te allen tijde aan de volgende vereisten voldoen:

a) hun beroepskwalificaties, -kennis en -ervaring volstaan om een gezond en prudent beheer mogelijk te maken (deskundigheid);

b) ze hebben een zeer goede naam en een zeer grote integriteit (betrouwbaarheid).

2. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen stellen de toezichthoudende autoriteit in kennis van wijzigingen in de identiteit van de personen die de onderneming daadwerkelijk besturen of andere sleutelfuncties vervullen, en verstrekken daarbij alle informatie die nodig is om na te gaan of nieuwe personen die worden aangesteld in de leiding van de onderneming, deskundig en betrouwbaar zijn.

3. Als een van de in de leden 1 en 2 genoemde personen is vervangen omdat deze niet meer aan de vereisten van lid 1, onder b), voldoet, stellen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun toezichthoudende autoriteit daarvan in kennis.

Artikel 43


Risicobeheer

1. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beschikken over een doeltreffend risicobeheersysteem dat bestaat uit strategieën, processen en rapportageprocedures die nodig zijn om op individueel en geaggregeerd niveau de risico´s waaraan zij blootstaan of blootgesteld zouden kunnen worden, alsook de relaties daartussen steeds te volgen, te beheren en daarover te rapporteren.

Dit risicobeheersysteem is goed geïntegreerd in de organisatiestructuur van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming. Het bevat calamiteitenplannen.

2. Het risicobeheersysteem bestrijkt de risico´s waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste als bedoeld in artikel 101, lid 4, alsook de risico´s waarmee bij de berekening ervan niet of onvolledig rekening wordt gehouden.

Het bestrijkt in elk geval de volgende gebieden:

a) aangaan van verzekeringstechnische verplichtingen en reservevorming;

b) afgestemd beheer van activa en passiva (asset-liability management - ALM);

c) beleggingen, met name afgeleide instrumenten en dergelijke verbintenissen;

d) beheer van het liquiditeits- en concentratierisico;

e) herverzekering en andere risicolimiteringstechnieken.

De in artikel 41, lid 3, bedoelde schriftelijk vastgelegde gedragslijn voor het risicobeheer bestaat uit gedragslijnen voor de onder a) tot en met e) genoemde punten.

3. Wat het beleggingsrisico betreft, tonen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan dat zij voldoen aan hoofdstuk VI, afdeling 6.

4. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen voorzien in een risicobeheerfunctie, die zo wordt opgezet dat het risicobeheersysteem gemakkelijker kan worden toegepast.

5. Bij verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die gebruikmaken van een geheel of gedeeltelijk intern model dat goedgekeurd is overeenkomstig de artikelen 110 en 111, krijgt de risicobeheerfunctie de volgende extra taken:

a) zij zet het interne model op en past het toe;

b) zij toetst en valideert het interne model;

c) zij houdt informatie bij over het interne model en wijzigingen daarin;

d) zij verstrekt het leidinggevend of bestuursorgaan informatie over de werking van het interne model en geeft daarbij aan waar verbeteringen noodzakelijk zijn, en zij houdt dit orgaan op de hoogte van de vorderingen die gemaakt zijn bij het verhelpen van eerder geconstateerde zwakke punten;

e) zij analyseert de werking van het interne model en stelt rapporten daarover op.

Artikel 44


Beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit

1. In het kader van haar risicobeheersysteem beoordeelt elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming haar eigen risico en solvabiliteit.

In deze beoordeling wordt in elk geval gekeken naar het volgende:

a) de algehele solvabiliteitsbehoeften, waarbij rekening wordt gehouden met het specifieke risicoprofiel, de goedgekeurde risicotolerantielimieten en de bedrijfsstrategie van de onderneming;

b) of de in hoofdstuk VI, afdelingen 4 en 5, vastgelegde kapitaalvereisten en de in hoofdstuk VI, afdeling 2, vastgelegde vereisten inzake de technische voorzieningen steeds worden nageleefd;

c) de mate waarin het risicoprofiel van de betrokken onderneming duidelijk afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zoals vastgelegd in artikel 101, lid 3, en berekend met de standaardformule overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 2, of met haar geheel of gedeeltelijk interne model overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 3.

2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), beschikt de onderneming over procedures waarmee zij haar korte- en langetermijnrisico´s correct kan vaststellen en meten en waarmee zij ook mogelijke gebeurtenissen of toekomstige veranderingen in de economische omstandigheden in kaart kan brengen die haar algehele financiële positie zouden kunnen aantasten. De onderneming laat zien hoe zij haar algehele solvabiliteitsbehoeften vaststelt.

3. Bij gebruikmaking van een intern model wordt de beoordeling in het in lid 1, onder c), bedoelde geval samen met de rekalibratie verricht waarbij de interne risicocijfers worden omgezet in de risicomaatstaf en de kalibratie van het solvabiliteitskapitaalvereiste.

4. De beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit maakt integraal deel uit van de bedrijfsstrategie en wordt steeds in aanmerking genomen bij de strategische beslissingen van de onderneming.

5. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verrichten de in lid 1 bedoelde beoordeling periodiek en verrichten deze onverwijld na een duidelijke wijziging in hun risicoprofiel.

6. De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen stellen de toezichthoudende autoriteiten in het kader van de informatieverstrekking ingevolge artikel 35 ook in kennis van de resultaten van elke beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit.

Artikel 45


Interne controle

1. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beschikken over een doeltreffend systeem van interne controle.

Dit systeem omvat in elk geval de administratieve en financiële-verslagleggingsprocedures, een interne-controlekader, passende rapportageregelingen op alle niveaus en een vaste compliancefunctie.

2. In de compliancefunctie wordt aan het leidinggevend of bestuursorgaan advies uitgebracht over de naleving van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in het kader van deze richtlijn worden vastgesteld. Ook worden daarin de mogelijke gevolgen van wijzigingen in het rechtskader voor de transacties van de betrokken onderneming beoordeeld en compliancerisico´s vastgesteld en beoordeeld.

Artikel 46


Interne audit

1. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen voorzien in een doeltreffende en vaste interne-auditfunctie.

2. In de interne-auditfunctie wordt getoetst of de werkzaamheden van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming in overeenstemming zijn met al haar interne strategieën, processen en rapportageprocedures.

In deze functie wordt ook geëvalueerd of het interne-controlesysteem van de onderneming toereikend blijft voor en aansluit bij haar activiteiten.

3. De interne-auditfunctie is objectief en onafhankelijk van de operationele functies.

4. Bevindingen en aanbevelingen van de interne audit worden gerapporteerd aan het leidinggevend of bestuursorgaan, dat ervoor zorgt dat ze worden opgevolgd.

Artikel 47


Actuariële functie

1. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen voorzien in een doeltreffende actuariële functie die de volgende taken heeft:

a) zij coördineert de berekening van technische voorzieningen;

b) zij zorgt ervoor dat de gebruikte methodieken en onderliggende modellen en de bij de berekening van technische voorzieningen gehanteerde aannames correct zijn;

c) zij beoordeelt of genoeg gegevens worden gebruikt bij de berekening van technische voorzieningen, en zij beoordeelt de kwaliteit ervan;

d) zij toetst de beste schattingen ("best estimates") aan de praktijkervaring;

e) zij verstrekt het leidinggevend of bestuursorgaan informatie over de betrouwbaarheid en deugdelijkheid van de berekening van technische voorzieningen;

f) zij ziet toe op de berekening van technische voorzieningen in de artikel 81 genoemde gevallen;

g) zij brengt advies uit over de algehele gedragslijn voor het aangaan van verzekeringstechnische verplichtingen;

h) zij brengt advies uit over de deugdelijkheid van herverzekeringsregelingen;

i) zij draagt ertoe bij dat het in artikel 43 bedoelde risicobeheersysteem doeltreffend wordt toegepast, met name wat betreft de risicomodellering die ten grondslag ligt aan de berekening van de kapitaalvereisten als beschreven in hoofdstuk VI, afdelingen 4 en 5, en de in artikel 44 bedoelde beoordeling.

2. De actuariële functie wordt uitgeoefend door personen die voldoende kennis hebben van actuariële en financiële wiskunde en die zo nodig aan de hand van toepasselijke gedrags-, beroeps- en andere normen kunnen aantonen over relevante ervaring en expertise te beschikken.

Artikel 48


Uitbesteding

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij de uitbesteding van kritieke of belangrijke operationele taken of van verzekerings- of herverzekeringswerkzaamheden volledig verantwoordelijk blijven voor de nakoming van al hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn.

2. Uitbesteding van belangrijke operationele werkzaamheden leidt niet tot het volgende:

a) er wordt wezenlijk afbreuk gedaan aan het governancesysteem van de betrokken onderneming;

b) het operationele risico neemt onnodig toe;

c) er wordt afbreuk gedaan aan het vermogen van de toezichthoudende autoriteiten om te controleren of de onderneming haar verplichtingen nakomt;

d) de continuïteit en toereikendheid van de dienstverlening aan de verzekeringnemers wordt ondermijnd.

3. Vóór de uitbesteding van belangrijke werkzaamheden stellen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de toezichthoudende autoriteiten daarvan en van latere wezenlijke ontwikkelingen met betrekking tot deze werkzaamheden tijdig in kennis.

Artikel 49


Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen aan waarin nadere invulling wordt gegeven aan het volgende:

1) de onderdelen van de in artikel 41, artikel 43, en de artikelen 45 en 46 bedoelde systemen, en met name de gebieden die onder het in artikel 43, lid 2, bedoelde ALB en beleggingsbeleid van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen vallen;

2) de in de artikelen 43, 45, 46 en 47 bedoelde functies;

3) de vereisten van artikel 42 en de desbetreffende functies;

4) de voorwaarden waaronder uitbesteding is toegestaan.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Afdeling 3 – Bekendmaking van informatie

Artikel 50


Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: inhoud

1. De lidstaten verplichten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen op basis van de beginselen van artikel 35, leden 3 en 4, jaarlijks een rapport te publiceren over hun solvabiliteit en financiële positie.

Dit rapport bevat hetzij integraal hetzij door verwijzingen naar gelijkwaardige informatie die al op grond van andere wet- of regelgeving is gepubliceerd, de volgende informatie:

a) een beschrijving van de werkzaamheden en resultaten van de onderneming;

b) een beschrijving van het governancesysteem en een beoordeling van de geschiktheid ervan voor het risicoprofiel van de onderneming;

(c) een beschrijving voor elke risicocategorie afzonderlijk van de risicopositie, -concentratie, -limitering en -gevoeligheid;

d) een beschrijving voor de activa, technische voorzieningen en andere verplichtingen afzonderlijk van de voor de waardering ervan gehanteerde grondslagen en methoden, met daarin in voorkomend geval een toelichting op de belangrijkste verschillen met de grondslagen en methoden die in jaarrekeningen voor de waardering ervan zijn gehanteerd;

e) een beschrijving van het kapitaalbeheer, waaronder in elk geval het volgende:

i) de structuur en het bedrag van het eigen vermogen, alsook de kwaliteit ervan;

ii) het bedrag van het minimumkapitaalvereiste en van het solvabiliteitskapitaalvereiste;

iii) informatie waarmee de belangrijkste verschillen tussen de standaardformule en een door de onderneming gehanteerd intern model voor de berekening van haar solvabiliteitskapitaalvereiste inzichtelijk worden;

iv) wanneer in de rapportageperiode het minimumkapitaalvereiste niet is nageleefd of het solvabiliteitskapitaalvereiste duidelijk niet is nageleefd, en zelfs als de problemen inmiddels zijn opgelost: het tekortschietende bedrag met daarbij een toelichting op de oorzaak en gevolgen ervan, waarbij ook wordt gemeld welke corrigerende maatregelen zijn getroffen.

2. De in lid 1, onder e), in punt i, bedoelde beschrijving bevat een analyse van alle duidelijke verschillen ten opzichte van de vorige rapportageperiode en een toelichting op alle belangrijke verschillen met de waarde van deze elementen in jaarrekeningen, alsook een korte beschrijving van de overdraagbaarheid van kapitaal.

In de in lid 1, onder e), in punt ii) bedoelde informatie over het solvabiliteitskapitaalvereiste worden het bedrag dat overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 2 en 3, is berekend, en een eventuele opslagfactor van het kapitaalvereiste die overeenkomstig artikel 37 is toegepast, afzonderlijk vermeld.

Wel mogen de lidstaten, onverminderd publicatieverplichtingen in het kader van andere wet- en regelgeving, bepalen dat de opslagfactor niet apart bekendgemaakt hoeft te worden gedurende een overgangsperiode van niet langer dan vijf jaar na de in artikel 310 genoemde datum.

Ingeval het definitieve bedrag van het solvabiliteitskapitaalvereiste nog onder voorbehoud van het oordeel van de toezichthoudende autoriteit is, wordt dit aangegeven.

Artikel 51


Informatie voor en rapporten van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen

1 De lidstaten verplichten de toezichthoudende autoriteiten om jaarlijks de volgende informatie te verstrekken aan het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen:

a) de gemiddelde opslagfactor van het kapitaalvereiste per onderneming en de verdeling van de opslagfactoren zoals de toezichthoudende autoriteiten deze in het voorgaande jaar hebben toegepast. Ze worden berekend als percentage van het solvabiliteitskapitaalvereiste en als volgt opgevoerd:

i) voor alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen tezamen;

ii) voor levensverzekeringsondernemingen;

iii) voor schadeverzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

b) voor alle onder a) genoemde gegevens: het percentage van de opslagfactoren die respectievelijk op grond van artikel 37, lid 1, onder a), onder b) en onder c), zijn toegepast.

2. Het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen publiceert jaarlijks de volgende informatie:

a) de totale verdeling van de opslagfactoren over de gehele Gemeenschap. Deze worden als percentage van het solvabiliteitskapitaalvereiste berekend voor:

i) alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

ii) levensverzekeringsondernemingen;

iii) schadeverzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

b) voor alle onder a) genoemde gegevens: het percentage van de opslagfactoren die respectievelijk op grond van artikel 37, lid 1, onder a), onder b) en onder c), zijn toegepast.

Voorts publiceert het comité jaarlijks de volgende informatie:

a) de verdeling van de als percentage van het solvabiliteitskapitaalvereiste berekende opslagfactoren over alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in elke lidstaat;

b) voor de onder a) genoemde gegevens: het percentage van de opslagfactoren die respectievelijk op grond van artikel 37, lid 1, onder a), onder b) en onder c), zijn toegepast.

3. Het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen verstrekt de in lid 2 genoemde informatie aan de Commissie, met daarbij een rapport over de mate van convergentie in de toepassing van opslagfactoren tussen de toezichthoudende autoriteiten in de verschillende lidstaten.

Artikel 52


Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: toepasselijke beginselen

1. De toezichthoudende autoriteiten staan verzekerings- en herverzekeringsondernemingen toe om bepaalde informatie niet bekend te maken in de volgende gevallen:

a) door de bekendmaking van de informatie worden de concurrenten van de onderneming duidelijk bevoordeeld;

b) er is sprake van verplichtingen jegens verzekeringnemers of relaties met andere tegenpartijen op grond waarvan een onderneming aan geheimhouding of vertrouwelijkheid gebonden is.

2. Wanneer de toezichthoudende autoriteit ermee heeft ingestemd dat bepaalde informatie niet bekend wordt gemaakt, vermelden ondernemingen dit in het rapport over de solvabiliteit en financiële positie en lichten ze dit toe.

3. De toezichthoudende autoriteiten staan verzekerings- en herverzekeringsondernemingen toe gebruik te maken van of te verwijzen naar informatie die al in het kader van wet- of regelgeving is gepubliceerd, mits deze informatie qua aard en strekking gelijkwaardig is aan die welke vereist is in het kader van artikel 50.

4. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de in artikel 50, lid 1, onder e), bedoelde informatie.

Artikel 53


Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: actualiseringen en vrijwillige verstrekking van aanvullende informatie

1. Bij belangrijke ontwikkelingen die duidelijk van invloed zijn op de relevantie van de informatie die overeenkomstig de artikelen 50 en 52 bekend wordt gemaakt, maken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen informatie bekend over de aard en gevolgen ervan.

Voor de toepassing van lid 1 worden in elk geval als belangrijke ontwikkelingen aangemerkt:

a) er wordt geconstateerd dat het minimumkapitaalvereiste niet wordt nageleefd, en de toezichthoudende autoriteiten achten de onderneming niet in staat om een haalbaar saneringsplan in te dienen óf ontvangen zo´n plan niet binnen een maand;

b) er wordt geconstateerd dat het solvabiliteitskapitaalvereiste niet wordt nageleefd en de toezichthoudende autoriteiten ontvangen niet binnen twee maanden een saneringsplan dat zij haalbaar achten.

In de in de tweede alinea, onder a), genoemde gevallen verplichten de toezichthoudende autoriteiten de betrokken onderneming om onmiddellijk het tekortschietende bedrag bekend te maken en daarbij een toelichting te geven op de oorzaak en gevolgen ervan, waarbij ook wordt gemeld welke corrigerende maatregelen zijn getroffen. Wanneer ondanks een in eerste instantie haalbaar geacht saneringsplan het probleem van niet-naleving van het minimumkapitaalvereiste twee maanden na de constatering ervan nog steeds niet is opgelost, wordt dit aan het eind van deze periode bekendgemaakt en wordt daarbij een toelichting gegeven op de oorzaak en gevolgen ervan, waarbij ook wordt gemeld welke corrigerende maatregelen zijn getroffen.

In het in de tweede alinea, onder b), genoemde geval verplichten de toezichthoudende autoriteiten de betrokken onderneming om onmiddellijk het tekortschietende bedrag bekend te maken en daarbij een toelichting te geven op de oorzaak en gevolgen ervan, waarbij ook wordt gemeld welke corrigerende maatregelen zijn getroffen. Wanneer ondanks het in eerste instantie haalbaar geachte saneringsplan het probleem van een duidelijke niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste vier maanden na de constatering ervan nog steeds niet is opgelost, wordt dit aan het eind van deze periode bekendgemaakt en wordt daarbij een toelichting gegeven op de oorzaak en gevolgen ervan, waarbij ook wordt gemeld welke corrigerende maatregelen zijn getroffen.

2. Naast de al overeenkomstig de artikelen 50 en 52 en lid 1 verplicht bekend te maken informatie over of toelichtingen op hun solvabiliteit en financiële positie mogen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen vrijwillig ook andere informatie en toelichtingen bekendmaken die daarmee verband houden.

Artikel 54


Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: gedragslijn en goedkeuring

1. De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten beschikken over passende systemen en structuren om aan de artikelen 50 en 52 en artikel 53, lid 1, te voldoen, en over een schriftelijk vastgelegde gedragslijn die waarborgt dat de overeenkomstig de artikelen 50 en 52 en artikel 53 bekendgemaakte informatie altijd correct is.

2. Het rapport over de solvabiliteit en financiële positie wordt door het leidinggevend of bestuursorgaan van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming goedgekeurd en pas na deze goedkeuring gepubliceerd.

Artikel 55


Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: uitvoeringsmaatregelen

De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen aan waarin nadere invulling wordt gegeven aan de informatie die bekend moet worden gemaakt, en aan de wijze waarop dit dient te geschieden.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

2002/83/EG art. 15 (aangepast)

Afdeling 2 4 - Gekwalificeerde deelneming

Artikel 56


Verwervingen

2007/44/EG art. 1, punt 2), onder a), art. 2, punt 2), onder a), en art. 4, punt 2) (aangepast)

1. De lidstaten schrijven voor dat iedere natuurlijke of rechtspersoon of dergelijke in onderlinge overeenstemming handelende personen (hierna "kandidaat-verwerver" genoemd), die besloten hebben om rechtstreeks of middellijk een gekwalificeerde deelneming in een verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming te verwerven dan wel rechtstreeks of middellijk een dergelijke gekwalificeerde deelneming verder te vergroten, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal 20%, 30% of 50% bereikt of overschrijdt dan wel de verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming hun dochteronderneming wordt (hierna "voorgenomen verwerving" genoemd), de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming waarin zij een gekwalificeerde deelneming willen verwerven dan wel vergroten, daarvan vooraf schriftelijk kennis moeten geven onder vermelding van de omvang van de beoogde deelneming en de in artikel 15 ter 58, lid 4, bedoelde relevante informatie. De lidstaten hoeven de drempel van 30% niet toe te passen wanneer zij overeenkomstig artikel 9, lid 3, onder a), van Richtlijn 2004/109/EG een drempelwaarde van een derde toepassen.

2007/44/EG art. 1, punt 2), onder c), Art. 2, punt 2, onder c), en art. 4, punt 5) (aangepast)

2. De lidstaten bepalen dat iedere natuurlijke of rechtspersoon die heeft besloten zijn rechtstreekse of middellijke gekwalificeerde deelneming in een verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming af te stoten, de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan vooraf schriftelijk in kennis moet stellen onder vermelding van het bedrag de omvang van de betrokken deelneming. Tot kennisgeving aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten is eveneens gehouden iedere natuurlijke of rechtspersoon die heeft besloten de omvang van zijn gekwalificeerde deelneming zodanig te verkleinen dat het percentage van de door hem gehouden stemrechten of aandelen onder 20%, 30% of 50% daalt of de onderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming ophoudt zijn dochteronderneming te zijn. De lidstaten hoeven de drempel van 30% niet toe te passen wanneer zij overeenkomstig artikel 9, lid 3, onder a), van Richtlijn 2004/109/EG een drempelwaarde van een derde toepassen.

2007/44/EG art. 1, punt 3), art. 2, punt 3), en art. 4, punt 2) (aangepast)

Artikel 57


Beoordelingsperiode

1. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten zenden de kandidaat-verwerver snel en in elk geval binnen twee werkdagen na ontvangst van de ingevolge artikel 1556, lid 1, vereiste kennisgeving, alsook na eventuele ontvangst op een later tijdstip van de in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie, een schriftelijke ontvangstbevestiging.

2007/44/EG art. 4, punt 2) (aangepast)

2. De bevoegde autoriteiten zenden de kandidaat-verwerver snel en in elk geval binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving, alsook na ontvangst op een later tijdstip van de in lid 3 bedoelde informatie, een schriftelijke ontvangstbevestiging.

2007/44/EG art. 1, punt 3), art. 2, punt 3), en art. 4, punt 2) (aangepast)

De bevoegde toezichthoudende autoriteiten hebben vanaf de datum van de schriftelijke ontvangstbevestiging van de kennisgeving en van alle door de lidstaat vereiste documenten van de in artikel 15 ter 58, lid 4, bedoelde lijst die bij de kennisgeving gevoegd moeten worden, een termijn van 60 werkdagen (hierna "beoordelingsperiode" genoemd), om de in artikel 15 ter58, lid 1, bedoelde beoordeling (hierna "beoordeling" genoemd), uit te voeren.

De bevoegde toezichthoudende autoriteiten stellen de kandidaat-verwerver bij de ontvangstbevestiging in kennis van de datum waarop de beoordelingsperiode afloopt.

2. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten mogen, indien nodig, tijdens de beoordelingsperiode, doch niet na de vijftigste werkdag daarvan, om aanvullende informatie verzoeken die noodzakelijk is om de beoordeling af te ronden. Dit verzoek wordt schriftelijk gedaan en vermeldt welke aanvullende informatie nodig is.

Vanaf de datum van het verzoek van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten om informatie tot de ontvangst van een antwoord daarop van de kandidaat-verwerver wordt de beoordelingsperiode onderbroken. De onderbreking duurt ten hoogste 20 werkdagen. Aanvullende verzoeken van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten ter vervollediging of verduidelijking van de informatie staan ter discretie van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten, maar mogen geen onderbreking van de beoordelingsperiode tot gevolg hebben.

3. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten mogen de in lid 2, tweede alinea, bedoelde onderbreking verlengen tot ten hoogste 30 werkdagen:

a) indien de kandidaat-verwerver buiten de Gemeenschap is gevestigd of aan reglementering onderworpen is; of

b) indien de kandidaat-verwerver een natuurlijke of rechtspersoon is en niet onderworpen is aan toezicht uit hoofde van deze richtlijn of Richtlijn 85/611/EEG [56], Richtlijn 2002/83/EG, Richtlijn 2004/39/EG, Richtlijn 2005/68/EG of Richtlijn 2006/48/EG.

4. Indien de bevoegde toezichthoudende autoriteiten na voltooiing van de beoordeling besluiten om zich te verzetten tegen de voorgenomen verwerving, geven zij de kandidaat-verwerver daarvan binnen twee werkdagen en zonder de beoordelingsperiode te overschrijden schriftelijk kennis en delen zij de redenen voor dat besluit mede. Onverminderd het nationale recht kan een passende motivering van het besluit op verzoek van de kandidaat-verwerver voor het publiek toegankelijk worden gemaakt. Dit neemt niet weg dat een lidstaat de bevoegde toezichthoudende autoriteit kan toestaan deze informatie openbaar te maken zonder dat de kandidaat-verwerver daarom heeft verzocht.

5. Indien de bevoegde toezichthoudende autoriteiten zich binnen de beoordelingsperiode niet schriftelijk tegen de voorgenomen verwerving verzetten, wordt deze geacht te zijn goedgekeurd.

6. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten mogen voor de voltooiing van de voorgenomen verwerving een maximumtermijn vaststellen en deze periode zo nodig verlengen.

7. De lidstaten mogen geen voorschriften inzake kennisgeving aan en goedkeuring door de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van rechtstreekse of middellijke verwervingen van stemrechten of kapitaal opleggen die stringenter zijn dan de bepalingen van deze richtlijn.

2007/44/EG art. 2, punt 4), art. 4, punt 6), art. 1, punt 4) (aangepast)

nieuw

8. De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen aan om nadere invulling te geven aan de aanpassingen van de criteria van artikel 15 ter 58, lid 1, om rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen en om te zorgen voor een uniforme toepassing van deze richtlijn de artikelen 56 tot en met 62 .

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

2007/44/EG art. 1, punt 3), art. 2, punt 3), en art. 4, punt 3) (aangepast)

Artikel 58


Beoordeling

1. Bij de beoordeling van de in artikel 15 56, lid 1, bedoelde kennisgeving en de in artikel 15 bis 57, lid 2, bedoelde informatie beoordelen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten, met het oog op de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming die het doelwit van de verwerving is en rekening houdend met de waarschijnlijke invloed van de kandidaat-verwerver op de verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming , de geschiktheid van de kandidaat-verwerver en de financiële soliditeit van de voorgenomen verwerving aan de hand van alle navolgende criteria:

a) de reputatie van de kandidaat-verwerver;

b) de reputatie en ervaring van de personen die het bedrijf van de verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming als gevolg van de voorgenomen verwerving feitelijk gaan leiden;

c) de financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver, met name met betrekking tot de aard van de werkzaamheden die verricht en beoogd worden in de verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming die het doelwit van de verwerving is;

d) of de verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming zal kunnen voldoen en blijven voldoen aan de prudentiële voorschriften op grond van deze richtlijn en, in voorkomend geval, aan de prudentiële voorschriften op grond van andere richtlijnen, met name de Richtlijnen 73/239/EEG, 98/78/EG, 2002/13/EG en 2002/87/EG, en met name of de groep waarvan zij deel gaat uitmaken zo gestructureerd is dat effectief toezicht en effectieve uitwisseling van informatie tussen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten mogelijk zijn en dat de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten kan worden bepaald;

e) of er goede redenen zijn om te vermoeden dat in verband met de voorgenomen verwerving geld wordt of werd witgewassen of terrorisme wordt of werd gefinancierd of dat gepoogd wordt of gepoogd werd geld wit te wassen of terrorisme te financieren in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG, of dat de voorgenomen verwerving het risico daarop zou kunnen vergroten.

2. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten mogen zich alleen tegen de voorgenomen verwerving verzetten indien daarvoor goede redenen zijn op grond van de criteria van lid 1 of indien de door de kandidaat-verwerver verstrekte informatie onvolledig is.

3. De lidstaten verbinden geen voorwaarden vooraf aan de omvang van de deelneming die verworven dient te worden, en staan hun bevoegde toezichthoudende autoriteiten evenmin toe de voorgenomen verwerving te toetsen aan economische marktbehoeften.

4. De lidstaten publiceren een lijst met informatie die nodig is voor de beoordeling en die bij de in artikel 15 56, lid 1, bedoelde kennisgeving aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten moet worden verstrekt. De vereiste informatie staat in verhouding tot en is afgestemd op de aard van de kandidaat-verwerver en van de voorgenomen verwerving. De lidstaten verlangen geen informatie die voor een prudentiële beoordeling niet relevant is.

5. Niettegenstaande artikel 15 bis57, leden 1, 2 en 3, worden, wanneer de bevoegde toezichthoudende autoriteit kennis wordt gegeven van twee of meer voornemens om een gekwalificeerde deelneming in dezelfde verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming te verwerven of te vergroten, de kandidaat-verwervers door deze autoriteit op niet-discriminerende wijze behandeld.

Artikel 59


Verwervingen door gereglementeerde financiële ondernemingen

1. De relevante bevoegde toezichthoudende autoriteiten werken in onderling overleg samen bij de beoordeling indien de kandidaat-verwerver een van de volgende personen betreft:

a) een kredietinstelling, verzekeringsonderneming, verzekerings- of herverzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of beheermaatschappij in de zin van artikel 1 bis, punt 2, van Richtlijn 85/611/EEG (hierna "icbe-beheermaatschappij" genoemd), waaraan vergunning is verleend in een andere lidstaat of in een andere sector dan die van de voorgenomen verwerving;

b) de moederonderneming van een kredietinstelling, verzekeringsonderneming, verzekerings- of herverzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of icbe-beheermaatschappij waaraan vergunning is verleend in een andere lidstaat of in een andere sector dan die van de voorgenomen verwerving,; of

c) een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap uitoefent over een kredietinstelling, verzekeringsonderneming, verzekerings- of herverzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of icbe-beheermaatschappij waaraan vergunning is verleend in een andere lidstaat of in een andere sector dan die van de voorgenomen verwerving.

2. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten verstrekken elkaar zonder onnodige vertraging alle informatie die voor de beoordeling van essentieel belang of relevant is. Daartoe geven zij elkaar op verzoek alle relevante informatie en delen zij uit eigen beweging alle essentiële informatie mee. In een besluit van de bevoegde toezichthoudende autoriteit die aan de verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming welke het doelwit van de verwerving is, vergunning heeft verleend, worden de standpunten en bedenkingen van de voor de kandidaat-verwerver verantwoordelijke bevoegde toezichthoudende autoriteit vermeld.

2005/68/EG art. 21 (aangepast)

Artikel 58


Afstoting van deelnemingen

De lidstaten bepalen dat iedere natuurlijke of rechtspersoon die het voornemen heeft zijn rechtstreekse of middellijke gekwalificeerde deelneming in een herverzekeringsonderneming af te stoten, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan vooraf in kennis moet stellen onder vermelding van de omvang van de betrokken deelneming.

2005/68/EG art. 22 (aangepast)

Artikel 60


Door de verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit te verstrekken informatie

Zodra zij daarvan kennis hebbenheeft, stellenstelt de herverzekeringsondernemingen verzekerings- of herverzekeringsonderneming de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst in kennis van de verwervingen of afstotingen van deelnemingen in hunhaar kapitaal waardoor stijging boven of daling onder een van de drempels zoals bedoeld in de artikelen 19 of 21 respectievelijk artikel 56 en artikel 57, leden 1 tot en met 7, optreedt.

2002/83/EG, 92/49/EEG art. 15 en 2005/68/EG art. 22 (aangepast)

Tevens stellen zij de bevoegde toezichthoudende autoriteiten ten minste eens per jaar in kennis van de identiteit van de aandeelhouders en vennoten die gekwalificeerde deelnemingen bezitten, alsmede van de omvang van de deelnemingen zoals deze bijvoorbeeld blijken uit de gegevens die worden vastgelegd bij de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders of vennoten, of uit informatie die is ontvangen uit hoofde van de verplichtingen van ter beurze genoteerde vennootschappen.

2005/68/EG art. 23 (aangepast)

Artikel 61


Gekwalificeerde deelneming: bevoegdheden van de bevoegde toezichthoudende autoriteit

De lidstaten bepalen dat, indien de door de in artikel 56 en artikel 57, leden 1 tot en met 7, bedoelde personen uitgeoefende invloed een prudente en gezonde bedrijfsvoering van de herverzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming zou kunnen belemmeren, de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de onderneming waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gewenst of vergroot, de passende maatregelen moeten treffen om aan deze toestand een einde te maken. Deze maatregelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit bindende aanwijzingen, sancties tegen bestuurders en schorsing van de uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen welke door de betrokken aandeelhouders of vennoten worden gehouden, omvatten.

Soortgelijke maatregelen zijn van toepassing op natuurlijke of rechtspersonen die de in artikel 19 56 en artikel 57, leden 1 tot en met 7, bedoelde verplichting inzake voorafgaande kennisgeving kennisgevingsverplichting niet naleven.

Wanneer Als een deelneming wordt verworven ondanks het bezwaar van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten, bepalen voorzien de lidstaten, onverminderd andere te treffen sancties, in een van het volgende: .

1) schorsing van dat de uitoefening van de betrokken stemrechten; wordt geschorst

2) of dat nietigheid van de uitgebrachte stemmen nietig zijn of of de mogelijkheid dat ze nietig worden verklaard verklaard kunnen worden.

2007/44/EG art. 1, punt 1), art. 2, punt 1), en art. 4, punt 1) (aangepast)

Artikel 62


Stemrechten

Voor de toepassing van deze definitie afdeling in de context van de artikelen 8 en 15 van deze richtlijn en voor de andere in artikel 15 genoemde deelnemingspercentages worden de in de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2004/109/EG bedoelde stemrechten, alsmede de in artikel 12, leden 4 en 5, van die richtlijn neergelegde voorwaarden voor samenvoeging daarvan, in aanmerking genomen.

De lidstaten houden geen rekening met stemrechten of aandelen die beleggingsondernemingen of kredietinstellingen kunnen houden als gevolg van het overnemen van financiële instrumenten en/of plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie, vermeld in bijlage I, deel A, punt 6, bij Richtlijn 2004/39/EG, tenzij die rechten worden uitgeoefend of anderszins gebruikt om inspraak uit te oefenen in het bestuur van de uitgevende instelling, en mits ze binnen één jaar na de verwerving worden overgedragen.

2007/44/EG art. 6

Artikel 6


Evaluatie

De Commissie voert uiterlijk op 21 maart 2011, in samenwerking met de lidstaten, een onderzoek uit en stelt een verslag op over de toepassing van deze richtlijn, en legt een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad, samen met eventuele passende voorstellen.

2005/68/EG art. 24 (aangepast)

Afdeling 53 – Beroepsgeheim, en uitwisseling van informatie en bevordering van de convergentie van het toezicht

2005/68/EG art. 24 (aangepast)

Artikel 63


Geheimhoudingsplicht

1. De lidstaten bepalen dat alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor de bevoegde toezichthoudende autoriteiten, alsmede accountants en deskundigen die in opdracht van de bevoegde deze autoriteiten handelen, aan het beroepsgeheim gebonden zijn.

Overeenkomstig deze geheimhoudingsplicht mogen, oOnverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen, mogen de vertrouwelijke gegevens waarvan zij deze personen beroepshalve kennis krijgen, aan geen enkele persoon of autoriteit worden bekendgemaakt, behalve in een samengevatte of geaggregeerde vorm zodat individuele herverzekeringsondernemingen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen niet kunnen worden geïdentificeerd.

2. Indien een herverzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming failliet is verklaard of op grond van een rechterlijke beslissing in liquidatie verkeert, mogen evenwel vertrouwelijke gegevens die geen betrekking hebben op derden welke die betrokken zijn bij pogingen om de onderneming te redden, in het kader van civiele of handelsrechtelijke procedures openbaar worden gemaakt.

2005/68/EG art. 25 (aangepast)

Artikel 64


Uitwisseling van informatie tussen bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten

Artikel 2463 belet niet dat tussen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de verschillende lidstaten uitwisseling van gegevens plaatsvindt. zoals bedoeld in de richtlijnen die van toepassing zijn op herverzekeringsondernemingen. Deze gegevens vallen onder de in artikel 2463 vastgestelde voorwaarden inzake het beroepsgeheim neergelegde geheimhoudingsplicht .

2005/68/EG art. 26 (aangepast)

Artikel 65


Samenwerkingsovereenkomsten met derde landen

De lidstaten mogen met de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van derde landen of met de autoriteiten of instanties van derde landen, zoals omschreven in artikel 28, 67, leden 1 en 2, alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van informatie sluiten, indien met betrekking tot de meegedeelde mee te delen informatie ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in deze afdeling bedoelde. De uitwisseling van informatie geschiedt dient te geschieden ten behoeve van het uitoefenen van de toezichthoudende taak van de genoemde deze autoriteiten of instanties.

2002/83/EG, 2000/64/EG art. 2 en 2005/68/EG art. 26 (aangepast)

Informatie die een lidstaat aan een derde land zal meedelen en die afkomstig is van een andere lidstaat, mag alleen worden bekendgemaakt met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van die lidstaat die de informatie hebben meegedeeld en mag in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten hebben ingestemd.

2005/68/EG art. 27 (aangepast)

nieuw

Artikel 66


Gebruik van vertrouwelijke informatie

De bevoegde toezichthoudende autoriteiten die overeenkomstig de artikelen 24 of 25 63 of 64 vertrouwelijke gegevens ontvangen, mogen deze slechts gebruiken bij de uitoefening van hun taken en voor de volgende doeleinden:

a1) om te onderzoeken of aan de voorwaarden voor de toegang tot het verzekerings- of herverzekeringsbedrijf herverzekeringsbedrijf is voldaan en om de controle op de voorwaarden waaronder de werkzaamheden worden uitgeoefend te vergemakkelijken,; in het bijzonder ten aanzien van het toezicht op de technische voorzieningen, het minimumkapitaalvereiste, het solvabiliteitskapitaalvereiste en het governancesysteem; de solvabiliteitsmarge, de administratieve en boekhoudkundige organisatie en de interne controle;

b2) om sancties op te leggen;

c3) in het kader van een administratief beroep tegen een besluit van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten,; of

d4) in rechtzaken die aanhangig zijn gemaakt overeenkomstig artikel 53 dan wel ingevolge bijzondere bepalingen van deze richtlijn en van andere richtlijnen die met betrekking tot verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zijn vastgesteld.

2005/68/EG art. 28 (aangepast)

Artikel 67


Uitwisseling van informatie met andere autoriteiten

1. De artikelen 24 en 27 63 en 66 staan niet in de weg aan vormen geen beletsel voor het volgende:

a) de uitwisseling van informatie binnen eenzelfde lidstaat, wanneer er verscheidene bevoegde autoriteiten zijn, tussen meerdere toezichthoudende autoriteiten in dezelfde lidstaat bij de uitoefening van hun toezichthoudende taak;

b) of tussen lidstaten onderling, de uitwisseling van informatie bij de uitoefening van hun toezichthoudende taak tussen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten en een van de volgende, zich in dezelfde lidstaat bevindende partijen:

ai) autoriteiten aan wie van overheidswege het toezicht op kredietinstellingen en andere financiële instellingen is opgedragen, alsmede autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de financiële markten,;

bii) instanties die betrokken zijn bij de liquidatie en het faillissement van verzekerings- verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen en bij andere soortgelijke procedures,; en

ciii) met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en andere financiële instellingen belaste personen,;

c) voor de uitoefening van hun toezichthoudende taak, en zij vormen evenmin een belemmering voor de verstrekking van de informatie die nodig is voor de vervulling van hun taak aan de instanties die belast zijn met gedwongen liquidaties of het beheer voeren over een gedwongen liquidatieprocedure of over een garantiestelsel, het beheer van van de informatie die nodig is voor de vervulling van hun taak .

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde informatie mag ook tussen verschillende lidstaten worden uitgewisseld.

De door deze autoriteiten, instanties en personen ontvangen informatie valt onder de in artikel 24 63 vastgestelde voorwaarden inzake het beroepsgeheim neergelegde geheimhoudingsplicht .

2005/68/EG art. 28 (aangepast)

2. Onverminderd de De artikelen 24 tot en met 27 63 tot en met 66 kunnen de lidstaten toestaan beletten de lidstaten niet toe te staan dat informatie wordt uitgewisseld dat uitwisseling van informatie plaatsvindt tussen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten en een van de volgende partijen :

a) de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de instanties die betrokken zijn bij de liquidatie en het faillissement van verzekerings- of verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen en bij andere soortgelijke procedures,; of

b) de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekerings- of verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en andere financiële instellingen;, of

c) de van de verzekerings- verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen onafhankelijke actuarissen die wettelijke controle toezicht op deze ondernemingen uitoefenen, en de instanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op deze actuarissen.

De lidstaten die van de in de eerste alinea vervatte mogelijkheid gebruikmaken de eerste alinea toepassen , eisen dat minimaal aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de uitwisseling van informatie is bestemd dient bestemd te zijn voor de uitoefening van de in de eerste alinea bedoelde toezichthoudende taken of controlefuncties;

b) de in dit verband ontvangen informatie valt dient onder hetde in artikel 24 63 bedoelde neergelegde geheimhoudingsplicht beroepsgeheim te vallen ;

c) gegevens informatie die afkomstig zijn is van uit een andere lidstaat, mogen mag alleen worden bekendgemaakt met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten die de gegevens hebben meegedeeld van wie deze afkomstig is, en mag in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten hebben ingestemd.

De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten de identiteit mee van de autoriteiten, personen of instanties die op grond van dit lid de eerste en tweede alinea informatie mogen ontvangen.

3. Onverminderd dDe artikelen 24 tot en met 2763 tot en met 66 kunnen beletten de lidstaten niet om de lidstaten, ter versterking van de stabiliteit en integriteit van het financiële stelsel alsmede de integriteit ervan, toestaan dat toe te staan dat informatie wordt uitgewisseld uitwisseling van informatie plaatsvindt tussen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten en de autoriteiten en instanties die wettelijk belast zijn met de opsporing en het onderzoek van inbreuken op het vennootschapsrecht.

2002/83/EG art. 16, lid 5, 92/49/EEG art. 16, lid 5, onder b), en 2005/68/EG art. 28, lid 3, (aangepast)

nieuw

De lidstaten die van de in de eerste alinea vervatte mogelijkheid gebruikmaken de eerste alinea toepassen , eisen dat minimaal aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de informatie is dient bestemd te zijn voor de uitoefening van de in de eerste alinea bedoelde taken opsporing en onderzoek als bedoeld in de eerste alinea ;

b) de in dit verband ontvangen informatie valt dient onder dehet in artikel 24 63 bedoelde beroepsgeheim neergelegde geheimhoudingsplicht te vallen ;

c) gegevens informatie die afkomstig zijn is van uit een andere lidstaat, mogen mag alleen worden bekendgemaakt met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten die de gegevens hebben meegedeeld van wie deze afkomstig is, en mag in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten hebben ingestemd.

Indien de in de eerste alinea bedoelde autoriteiten of instanties in een lidstaat bij de uitoefening van hun opsporings- of onderzoekstaken een beroep doen op personen die op grond van hun specifieke deskundigheid met een opdracht worden belast en die geen openbaar ambt bekleden, kan de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid tot uitwisseling van informatie tot deze personen worden verruimd op de in de tweede alinea genoemde voorwaarden.

Voor de toepassing van punt c) van de tweede alinea , onder c), delen de in de eerste alinea bedoelde autoriteiten of instanties aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten die de informatie hebben meegedeeld van wie de informatie afkomstig is , de identiteit en de precieze opdracht mee van de personen aan wie deze informatie zal worden doorgegeven.

4. De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten de identiteit mee van de autoriteiten , personen of instanties die op grond van dit lid 3 informatie mogen ontvangen.

2002/83/EG art. 16, lid 7, (aangepast)

De Commissie stelt vóór 31 december 2000 een verslag op over de toepassing van dit lid.

2005/68/EG art. 60, punt 5, onder b)

8. De leden 1 tot en met 7 beletten de bevoegde autoriteiten niet om:

a) centrale banken en andere lichamen met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit,

b) in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op betalingsystemen,

informatie over te brengen met het oog op de uitvoering van hun taak, noch belet het dergelijke autoriteiten of lichamen de bevoegde autoriteiten de informatie mee te delen die zij voor de doeleinden van lid 4 nodig zou kunnen hebben. De in dit verband ontvangen informatie valt onder de in dit artikel vervatte voorwaarden inzake het beroepsgeheim.

2005/68/EG art. 30 (aangepast)

Artikel 68


Bekendmaking van informatie aan overheidsdiensten die met financiële wetgeving zijn belast

Niettegenstaande de De artikelen 24 en 27 63 en 66 mogen de lidstaten beletten de lidstaten niet om op grond van wettelijke bepalingen, de bekendmaking toestaan toe te staan van bepaalde gegevens aan andere centrale overheidsdiensten die bevoegd zijn ter zake van de wetgeving inzake het toezicht op kredietinstellingen, financiële instellingen, beleggingsdiensten en verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, alsmede aan de inspecteurs die in opdracht van deze overheidsdiensten optreden.

Deze gegevens mogen echter alleen worden verstrekt wanneer zulks ter wille van het prudentiële toezicht nodig is. De lidstaten bepalen evenwel dat de informatie die op grond van artikel 25 64 en artikel 28 67, lid 1, is ontvangen, en die informatie welke is verkregen naar aanleiding van de in artikel 16 32 bedoelde verificaties ter plaatse, in geen enkel geval op grond van dit artikel alleen bekend mag worden gemaakt mag worden bekendgemaakt, tenzij met uitdrukkelijke instemming van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten die de informatie hebben verstrekt van wie de informatie afkomstig was, of van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat waar de verificatie ter plaatse is verricht.

2005/68/EG art. 29 (aangepast)

Artikel 69


Overdracht van informatie aan centrale banken en monetaire autoriteiten

Onverminderd deze afdeling mag een toezichthoudende autoriteit Deze afdeling belet een bevoegde autoriteit niet aan de centrale banken en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, en in voorkomend geval, aan andere overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de betalingssystemen, voor de uitoefening van hun taak dienstige informatie gegevens te doen toekomen aan de volgende entiteiten:

1) centrale banken en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit; en

2) , in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de betalingssystemen .,

Evenmin belet zij dDeze autoriteiten of instanties om mogen ook aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten informatie de gegevens toe te zenden toezenden die deze nodig hebben ter uitvoering van artikel 27 66. De in dit verband ontvangen informatie valt onder de in deze afdeling vastgestelde voorwaarden inzake het beroepsgeheim neergelegde geheimhoudingsplicht .

nieuw

Artikel 70


Convergentie van het toezicht

De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig artikel 2, tweede alinea, van Besluit 2004/6/EG van de Commissie [57] deelnemen aan de werkzaamheden van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen.

2005/68/EG art. 31 (aangepast)

Afdeling 4 6 - Accountantstaken

Artikel 71


Accountantstaken

1. De lidstaten bepalen ten minste dat iedere persoon die is personen die zijn toegelaten overeenkomstig in de zin van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad [58] , en die bij een herverzekeringsonderneming een verzekerings- of herverzekeringsonderneming de taken wettelijke controle verrichten zoals bedoeld in artikel 51 van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad [59], artikel 37 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad of artikel 31 van Richtlijn 85/611/EEG, dan wel een andere wettelijke taak, verplicht is zijn aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten snel melding te doen van elk feit of besluit met betrekking tot deze onderneming, waarvan hij zij bij de uitvoering van die taken kennis heeft hebben gekregen en dat van dien aard is tot het volgende kan leiden:

a) dat het een inbreuk ten gronde inhoudt op de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen tot vaststelling van de voorwaarden voor vergunning of van specifieke voorschriften betreffende de uitoefening van de werkzaamheden van verzekerings- of en herverzekeringsondernemingen,; of

b) dat het aantasting van de bedrijfscontinuïteit van de herverzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming aantast,; of

c) dat het leidt tot weigering van de goedkeuring van de jaarrekening of tot het uiten van voorbehouden.

nieuw

d) niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste;

e) niet-naleving van het minimumkapitaalvereiste.

2005/68/EG art. 31 (aangepast)

Dezelfde verplichting rust op deze persoon de in de eerste alinea bedoelde personen ten aanzien van alle feiten en besluiten waarvan hij/zij kennis zouden hebben gekregen bij de uitvoering van taken als beschreven in de eerste alinea, bij een onderneming die uit een zeggenschapsband voortvloeiende nauwe banden heeft met de herverzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming waar deze persoon zij deze taken uitvoerent.

95/26/EG art. 5 (aangepast)

2. Melding te goeder trouw aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten door de personen die zijn toegelaten in de zin van Richtlijn 84/253/EEG, van in lid 1 bedoelde feiten of besluiten vormt geen inbreuk op ongeacht welke op grond van een contract overeenkomst of van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie, en leidt voor de betrokken personen tot geen enkele vorm van aansprakelijkheid.

2002/83/EG art. 18 (aangepast)

HOOFDSTUK V -

GELIJKTIJDIGE UITOEFENING VAN HET LEVENS- EN HET SCHADEVERZEKERINGSBEDRIJF

Artikel 72


Gelijktijdige uitoefening van het levens- en het schadeverzekeringsbedrijf het levens- en het schadeverzekeringsbedrijf

1. Onverminderd de leden 3 en 7 mag aan geen enkele onderneming tegelijkertijd op grond van deze richtlijn en op grond van Richtlijn 73/239/EEG vergunning worden verleend. Verzekeringsondernemingen mag geen vergunning worden verleend om gelijktijdig levens- en schadeverzekeringsactiviteiten uit te oefenen.

2. In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten het volgende bepalen voorschrijven dat:

a) de ondernemingen waaraan op grond van deze richtlijn vergunning is verleend om het levensverzekeringsbedrijf uit te oefenen, kunnen ook tevens overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG een vergunning kunnen verkrijgen voor schadeverzekeringsactiviteiten die betrekking hebben op de risico's bedoeld in de punten branches 1 en 2 in punt A van de bijlage I van die richtlijn;

b) de ondernemingen waaraan op grond van artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG, uitsluitend voor de risico's bedoeld in de punten branches 1 en 2 in punt A van de bijlage I van die richtlijn, vergunning is verleend, kunnen tevens een vergunning kunnen verkrijgen op grond van de onderhavige richtlijn om het levensverzekeringbedrijf uit te oefenen .

Wel wordt overeenkomstig artikel 73 voor elk bedrijf een gescheiden beheer gevoerd.

43. De lidstaten mogen voorschrijven bepalen dat de in lid 2 bedoelde ondernemingen voor hun gehele bedrijf al hun activiteiten de boekhoudkundige regels in acht dienen te moeten nemen die voor de op grond van deze richtlijn toegelaten verzekeringsondernemingen levensverzekeringsondernemingen gelden. Tevens mogen de lidstaten in afwachting van een latere coördinatie op dit gebied verlangen bepalen dat wat betreft de liquidatieregels inzake liquidatie betreft, ten aanzien van de door deze ondernemingen verrichte activiteiten die verband houden met werkzaamheden betreffende de risico's onder de in de punten branches 1 en 2 in punt A van bijlage I van de bijlage van Richtlijn 73/239/EEG, die uitgeoefend worden door de in lid 2 vermelde deze ondernemingen, ook de regels gelden die van toepassing zijn op het levensverzekeringsbedrijflevensverzekeringsactiviteiten.

54. Wanneer een onderneming schadeverzekeringsonderneming die de in de bijlage van Richtlijn 73/239/EEG bedoelde werkzaamheden uitoefent, financiële, commerciële of administratieve banden heeft met een verzekeringsonderneming levensverzekeringsonderneming die de in deze richtlijn bedoelde werkzaamheden uitoefent, zien de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten van herkomst op wier grondgebied zich de hoofdkantoren van deze ondernemingen bevinden, erop toe dat de rekeningen van de betrokken ondernemingen niet worden vervalst ten gevolge van tussen deze ondernemingen gesloten overeenkomsten of door afspraken die de verdeling van de kosten en inkomsten kunnen beïnvloeden.

35. Onder voorbehoud van lid 6 mogen dDe in lid 2 bedoelde ondernemingen en de ondernemingen die op de volgende datums gelijktijdig levens- en schadeverzekeringsactiviteiten uitoefenden die onder deze richtlijn vallen, mogen zulks blijven doen mits zij overeenkomstig artikel 73 voor elk bedrijf een gescheiden beheer voeren:

a) 1 januari 1981, voor ondernemingen waaraan in Griekenland vergunning is verleend,;

b) 1 januari 1986, voor ondernemingen waaraan in Spanje en Portugal vergunning is verleend,;

2004/66/EG art. 1 en bijlage

c) 1 januari 1995, voor ondernemingen waaraan in Oostenrijk, Finland en Zweden vergunning is verleend,;

2006/101/EG art. 1 en bijlage, punt 3, onder b)

d) 1 mei 2004 voor ondernemingen waaraan in Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië vergunning is verleend;

2006/101/EG art. 1 en bijlage, punt 3, onder c) (aangepast)

e) 1 januari 2007 voor ondernemingen waaraan in Bulgarije en Roemenië vergunning is verleend;, en

2002/83/EG (aangepast)

f) 15 maart 1979, voor alle andere ondernemingen,.

de beide werkzaamheden die door de onderhavige richtlijn en door Richtlijn 73/239/EEG worden bestreken, gelijktijdig uitoefenden, zulks blijven doen mits zij overeenkomstig artikel 19 van de onderhavige richtlijn voor elk van die werkzaamheden een gescheiden beheer voeren.

6. Elke lidstaat kan de De lidstaat van herkomst kan verzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor op zijn grondgebied is gevestigd, ertoe verplichten binnen de een door hem bepaalde termijn een einde te maken aan het gelijktijdig uitoefenen van de werkzaamheden levens- en schadeverzekeringsactiviteiten die zij op de in lid 3 de eerste alinea genoemde datums verrichtten.

7. De bepalingen van dit artikel worden aan de hand van een verslag van de Commissie aan de Raad, in het licht van de toekomstige harmonisatie van de liquidatievoorschriften, en in elk geval uiterlijk op 31 december 1999, opnieuw onderzocht.

2002/83/EG art. 19 (aangepast)

Artikel 73


Scheiding van levens- en schadeverzekeringsbeheer

1. Het in artikel 18, lid 3, 72 vermelde gescheiden beheer dient is zodanig te zijn opgezet dat de het levensverzekeringsbedrijf gescheiden is van het schadeverzekeringsbedrijf. in deze richtlijn bedoelde werkzaamheden en die welke worden beoogd in Richtlijn 73/239/EEG gescheiden zijn, opdat:

dDe belangen van onderscheidenlijk hen die uit hoofde van een levensverzekering en hen die uit hoofde van een schadeverzekering verzekerd zijn, mogen niet worden geschaad, en met name opdat komen de winsten uit de levensverzekeringen ten goede aan degenen die een levensverzekering hebben gesloten ten goede komen alsof de verzekeringsonderneming levensverzekeringsonderneming uitsluitend het levensverzekeringsbedrijf uitoefent de levensverzekering beoefent;.

nieuw

2. Onverminderd de artikelen 100 en 126 berekenen de in artikel 72, leden 2 en 5, bedoelde verzekeringsondernemingen het volgende:

a) een theoretisch minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun levensverzekerings- of –herverzekeringsbedrijf. Dit vereiste wordt op basis van de in lid 6 bedoelde gescheiden boekhouding berekend alsof de betrokken onderneming alleen deze werkzaamheden zou verrichten;

b) een theoretisch minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun schadeverzekerings- of –herverzekeringsbedrijf. Dit vereiste wordt op basis van de in lid 6 bedoelde gescheiden boekhouding berekend alsof de betrokken onderneming alleen deze werkzaamheden zou verrichten.

3. De in artikel 72, leden 2 en 5, bedoelde verzekeringsondernemingen dekken ten minste het volgende uit een overeenkomstig bedrag aan in aanmerking komende kernvermogensbestanddelen:

a) het theoretische minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun levensverzekeringsbedrijf;

b) het theoretische minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun schadeverzekeringsbedrijf.

2002/83/EG art. 19 (aangepast)

nieuw

dDe in de eerste alinea bedoelde financiële minimumverplichtingen, met name de solvabiliteitsmarges die voor een werkzaamheid zijn opgelegd hetzij krachtens deze richtlijn, hetzij krachtens Richtlijn 73/239/EEG, het levens- en het schadeverzekeringsbedrijf mogen niet door de andere werkzaamheid het andere bedrijf worden gedragen.

4. Zodra Zolang aan de in lid 3 bedoelde financiële minimumverplichtingen is voldaan overeenkomstig de voorwaarden van de eerste alinea, tweede streepje, en onder voorbehoud van kennisgeving ervan aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit, mag de onderneming ter dekking van het in artikel 100 bedoelde solvabiliteitskapitaalvereiste echter de nog beschikbare expliciete bestanddelen van de solvabiliteitsmarge in aanmerking komende eigenvermogensbestanddelen voor deze of gene werkzaamheid voor het ene of voor het andere bedrijf gebruiken.

5. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten zien er via een analyse van de resultaten van de twee werkzaamheden het levens- en het schadeverzekeringsbedrijf erop toe dat het bepaalde in dit lidde leden 1 tot en met 5 wordt worden nageleefd.

56. a) De boekingen moeten zodanig worden gedaan dat de bronnen van de resultaten van elk der twee werkzaamheden „levensverzekering” en „schadeverzekering” levensverzekeringen en van schadeverzekeringen gescheiden tot uiting komen. Te dien einde worden aAlle inkomsten, (met name premies, uitbetalingen van herverzekeraars, inkomsten uit beleggingen investeringen) en uitgaven, (met name verzekeringsuitkeringen, stortingen in de technische voorzieningen, herverzekeringspremies, en huishoudelijke uitgaven voor de verzekeringsverrichtingen) het verzekeringsbedrijf worden op basis van hun oorsprong onderverdeeld. De bestanddelen welke beide werkzaamheden gemeen hebben, worden geboekt volgens een verdeelsleutel die door de bevoegde autoriteiten toezichthoudende autoriteit moet zijn aanvaard.

b) De verzekeringsondernemingen moeten stellen aan de hand van de boekinghoudingen een document opstellen waarin afzonderlijk is aangegeven welke de in aanmerking komende kernvermogensbestanddelen bestanddelen die behoren tot elk der solvabiliteitsmarges ter dekking van elk van de beide in lid 2 bedoelde theoretische minimumkapitaalvereisten duidelijk zijn onderscheiden, zulks overeenkomstig artikel 98, lid 5 27 van deze richtlijn en artikel 16, lid 1, van Richtlijn 73/239/EEG.

37. Wanneer één van de solvabiliteitsmarges het bedrag aan in aanmerking komende kernvermogensbestanddelen ontoereikend is voor de dekking van de in lid 3, eerste alinea, financiële minimumverplichtingen , passen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten op de werkzaamheid het bedrijf in kwestie de maatregelen van de desbetreffende deze richtlijn toe, ongeacht de resultaten van het de andere bedrijf werkzaamheid.

In afwijking van lid 1, eerste alinea, tweede streepje, lid 3, tweede alinea, kunnen deze maatregelen vergunning tot een overdracht van expliciete in aanmerking komende kernvermogensbestanddelen de van het ene werkzaamheid bedrijf naar de het andere inhouden.

nieuw

Hoofdstuk vi – voorschriften voor de waardering van activa en VERPLICHTINGEN, technische voorzieningen, eigen vermogen, het solvabiliteitskapitaalvereiste, het minimumkapitaalvereiste en beleggingsvoorschriften

Afdeling 1 - Waardering van activa en verplichtingen

Artikel 74


Waardering van activa en verplichtingen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, tenzij anders vermeld, activa en verplichtingen als volgt waarderen:

a) activa worden gewaardeerd tegen het bedrag waarvoor ze kunnen worden verhandeld tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn;

b) verplichtingen worden gewaardeerd tegen het bedrag waarvoor ze kunnen worden overgedragen of afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn.

Bij de waardering van verplichtingen wordt niet gecorrigeerd voor de eigen kredietwaardigheid van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

2. De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen aan tot vaststelling van de methoden en aannames die gebruikt moeten worden bij de waardering van activa en verplichtingen als beschreven in lid 1.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Afdeling 2 – Voorschriften voor technische voorzieningen

Artikel 75


Algemene bepalingen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen technische voorzieningen vormen voor al hun verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen jegens verzekeringnemers en begunstigden van verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten.

2. Bij de berekening van technische voorzieningen wordt uitgegaan van de actuele exitwaarde ervan.

3. De berekening van technische voorzieningen maakt gebruikt van en strookt met informatie van de financiële markten en algemeen beschikbare gegevens over verzekerings- en herverzekeringstechnische risico´s (marktconsistentie).

4. Technische voorzieningen worden op een voorzichtige, betrouwbare en objectieve wijze berekend.

Artikel 76


Berekening van technische voorzieningen

1. De waarde van technische voorzieningen is gelijk aan de som van een beste schatting en een risicomarge zoals beschreven in de leden 2 en 3.

2. De beste schatting is gelijk aan het kansgewogen gemiddelde van toekomstige kasstromen, waarbij rekening wordt gehouden met de tijdswaarde van geld (verwachte contante waarde van toekomstige kasstromen) en gebruik wordt gemaakt van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur.

Bij de berekening van de beste schatting wordt uitgegaan van actuele en betrouwbare informatie en realistische aannames en worden deugdelijke actuariële methoden en statistische technieken gebruikt.

De kasstroomprognose die bij de berekening van de beste schatting wordt gebruikt, houdt rekening met alle instroom en uitstroom van kasmiddelen die nodig zijn voor de afwikkeling van de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen gedurende de looptijd ervan.

De beste schatting wordt bruto berekend, zonder aftrek van de bedragen die van herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles kunnen worden verhaald. Overeenkomstig artikel 80 worden deze bedragen apart berekend.

3. De risicomarge wordt zodanig bepaald dat de waarde van de technische voorzieningen gelijk is aan het bedrag dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen naar verwachting zouden vragen voor de overname en de nakoming van de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen.

4. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ramen de beste schatting en de risicomarge afzonderlijk.

Wanneer de toekomstige kasstroom in verband met verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen echter kan worden gerepliceerd met behulp van financiële instrumenten met een rechtstreeks waarneembare marktwaarde, wordt de waarde van technische voorzieningen bepaald op basis van de marktwaarde van deze financiële instrumenten. In dit geval zijn geen afzonderlijke berekeningen van de beste schatting en de risicomarge vereist.

5. Wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de beste schatting en de risicomarge afzonderlijk ramen, wordt de risicomarge berekend door vaststelling van de kosten om een bedrag aan in aanmerking komend eigen vermogen te verschaffen dat gelijk is aan het solvabiliteitskapitaalvereiste dat nodig is om de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen gedurende de looptijd ervan te dragen.

Voor alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen wordt bij de bepaling van de kosten van dit bedrag hetzelfde percentage gehanteerd (het kapitaalkostenpercentage – Cost-of-Capital rate).

Het kapitaalkostenpercentage is gelijk aan de opslag op de relevante risicovrije rente die een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die overeenkomstig afdeling 3 een bedrag aan in aanmerking komend eigen vermogen aanhoudt dat gelijk is aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, zou betalen om dergelijk vermogen aan te houden.

Artikel 77


Andere elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van technische voorzieningen

Naast hetgeen in artikel 76 is bepaald, nemen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij de berekening van technische voorzieningen het volgende in aanmerking:

1) alle kosten die worden gemaakt bij het nakomen van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen;

2) inflatie, waaronder kosten- en claiminflatie;

3) alle door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verwachte betalingen aan verzekeringnemers en begunstigden, waaronder toekomstige discretionaire winstdelingen, ongeacht of deze betalingen contractueel gegarandeerd zijn, tenzij ze onder artikel 90 vallen.

Artikel 78


Waardering van financiële garanties en contractuele clausules in verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten

Bij de berekening van technische voorzieningen houden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen rekening met de waarde van financiële garanties en contractuele clausules in verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten.

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hanteren met betrekking tot de kans dat verzekeringnemers gebruik zullen maken van bepaalde contractuele clausules, zoals voortijdige beëindiging of afkoop, realistische aannames die uitgaan van actuele en betrouwbare informatie. In de aannames wordt expliciet dan wel impliciet rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van toekomstige veranderingen in de financiële en niet-financiële omstandigheden voor de gebruikmaking van deze clausules.

Artikel 79


Onderverdeling

Bij de berekening van hun technische voorzieningen verdelen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen onder in homogene risicogroepen en ten minste in business lines.

Artikel 80


Bedragen die van herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles kunnen worden verhaald

Wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de bedragen berekenen die van herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles kunnen worden verhaald, worden de artikelen 75 tot en met 79 in acht genomen.

Bij de berekening van de bedragen die van herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles kunnen worden verhaald, houden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen rekening met het tijdsverschil tussen verhaalde bedragen en rechtstreekse betalingen.

De uitkomst van deze berekening wordt gecorrigeerd voor de verwachte verliezen door wanbetaling van de tegenpartij. Deze correctie wordt gebaseerd op een beoordeling van de kans op wanbetaling door de tegenpartij en het daaruit resulterende gemiddelde verlies ("loss-given-default").

Artikel 81


Gegevenskwaliteit en ad-hocbenadering voor technische voorzieningen

De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beschikken over interne processen en procedures om de adequaatheid, volledigheid en juistheid te waarborgen van de gegevens waarvan gebruik wordt gemaakt bij de berekening van hun technische voorzieningen.

Als verzekerings- en herverzekeringsondernemingen over onvoldoende degelijke gegevens beschikken om een betrouwbare actuariële methode toe te passen op een subset van hun verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen of op bedragen die van herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles kunnen worden verhaald, mag een ad-hocbenadering worden gevolgd voor de berekening van de beste schatting.

Artikel 82


Toetsing aan de praktijkervaring

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beschikken over processen en procedures die ervoor zorgen dat de beste schattingen en de aannames voor de berekening van de beste schattingen regelmatig worden getoetst aan de praktijkervaring.

Wanneer bij deze toetsing blijkt dat de door verzekerings- of herverzekeringsonderneming verrichte berekeningen van de beste schatting systematisch afwijken van de praktijkervaring, corrigeert de betrokken onderneming de gehanteerde actuariële methoden of aannames.

Artikel 83


Toereikendheid van technische voorzieningen

Op verzoek van de toezichthoudende autoriteiten tonen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan dat hun technische voorzieningen toereikend zijn, dat de gehanteerde methoden toepasselijk en relevant zijn en dat de onderliggende statistische gegevens deugdelijk zijn.

Artikel 84


Verhoging van technische voorzieningen

Wanneer de berekening van technische voorzieningen door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen niet voldoet aan de artikelen 75 tot en met 82, mogen de toezichthoudende autoriteiten deze ondernemingen verplichten om de technische voorzieningen zodanig te verhogen dat deze overeenkomen met het overeenkomstig deze artikelen vastgestelde niveau.

Artikel 85


Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen tot vaststelling van het volgende:

a) actuariële en statistische technieken voor de berekening van de in artikel 76, lid 2, bedoelde beste schatting;

b) de relevante risicovrije rentetermijnstructuur die moet worden gehanteerd bij de berekening van de in artikel 76, lid 2, bedoelde beste schatting;

c) de omstandigheden waaronder technische voorzieningen als geheel worden berekend of als som van een beste schatting en een risicomarge, en de te hanteren methoden wanneer technische voorzieningen als geheel worden berekend;

d) de methoden en aannames die gehanteerd moeten worden bij de berekening van de risicomarge, waaronder de bepaling van het bedrag aan in aanmerking komend eigen vermogen dat nodig is voor de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen en de kalibratie van het kapitaalkostenpercentage;

e) de business lines op basis waarvan verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen voor de berekening van technische voorzieningen moeten worden onderverdeeld;

f) de normen waaraan moet worden voldaan om de adequaatheid, volledigheid en juistheid te waarborgen van de gegevens die gebruikt worden bij de berekening van technische voorzieningen, alsmede de situaties waarin een ad-hocbenadering voor de berekening van technische voorzieningen toelaatbaar is;

g) de methoden die moeten worden gehanteerd bij de berekening van de in artikel 80 bedoelde correctie voor wanbetaling van een tegenpartij om rekening te houden met de verwachte verliezen die daarvan het gevolg van zijn;

h) zo nodig vereenvoudigde methoden en technieken voor de berekening van technische voorzieningen, om ervoor te zorgen dat de onder a) bedoelde actuariële methoden en statistische technieken evenredig zijn aan de aard, omvang en complexiteit van de risico´s die door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden gedragen.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Afdeling 3 - Eigen vermogen

Onderafdeling 1 – Bepaling van het eigen vermogen

Artikel 86


Eigen vermogen

Het eigen vermogen is de som van het in artikel 87 bedoelde kernvermogen en het in artikel 88 bedoelde aanvullend vermogen.

Artikel 87


Kernvermogen

Kernvermogen bestaat uit de volgende bestanddelen:

1) het positieve verschil van activa ten opzichte van verplichtingen, die gewaardeerd zijn overeenkomstig artikel 74 en afdeling 2;

2) achtergestelde verplichtingen.

Het in punt 1) bedoelde verschil wordt verminderd met het bedrag van de eigen aandelen die rechtstreeks door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming worden gehouden.

Artikel 88


Aanvullend vermogen

1. Aanvullend vermogen bestaat uit bestanddelen die geen kernvermogen vormen en die kunnen worden opgevraagd om bepaalde verliezen te compenseren.

Aanvullend vermogen kan bestaan uit de volgende bestanddelen, voor zover deze geen kernvermogen vormen:

a) het niet-gestorte of niet-opgevraagde gedeelte van het aandelenkapitaal of van het waarborgkapitaal als bedoeld in artikel 91;

b) kredietbrieven;

c) andere verbintenissen jegens de verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

Bij in de verzekeringsbranche werkzame onderlinge waarborgmaatschappijen c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappijen en vennootschappen met een dienovereenkomstige rechtsvorm met variabele premies kan het aanvullend vermogen ook de suppletiebijdragen omvatten die zij van hun leden kunnen eisen uit hoofde van het boekjaar.

2. Wanneer een aanvullendvermogensbestanddeel gestort of opgevraagd is, wordt het behandeld als een actief en maakt het geen deel meer uit van het aanvullend vermogen.

Artikel 89


Goedkeuring van de toezichthoudende autoriteit voor aanvullend vermogen

1. Het bedrag aan aanvullend vermogen dat bij de bepaling van het eigen vermogen in aanmerking mag worden genomen, wordt vooraf door de toezichthoudende autoriteit goedgekeurd.

2. Bij elk aanvullendvermogensbestanddeel baseren de toezichthoudende autoriteiten hun goedkeuring op een beoordeling van het volgende:

a) de positie van de betrokken tegenpartijen, en met name of zij kunnen en willen betalen;

b) de invorderbaarheid van het vermogen, waarbij rekening wordt gehouden met de rechtsvorm van het bestanddeel en met de omstandigheden waaronder het bestanddeel niet zal kunnen worden opgevraagd;

c) informatie over de afloop van eerdere opvragingen door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van dergelijk aanvullend vermogen.

3. Het bedrag van elk aanvullendvermogensbestanddeel is gelijk aan de nominale waarde ervan, tenzij aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) het bestanddeel heeft geen nominale waarde of heeft een nominale maximumwaarde;

b) in de nominale waarde wordt geen rekening gehouden met het vermogen van het bestanddeel om verliezen te compenseren.

In deze gevallen wordt het bedrag van het bestanddeel dat bij de bepaling van het aanvullend vermogen in aanmerking mag worden genomen, gebaseerd op voorzichtige en realistische aannames.

4. De toezichthoudende autoriteiten geven goedkeuring voor een van het volgende:

a) een financieel bedrag voor elk aanvullendvermogensbestanddeel;

b) een methode om het bedrag van elk aanvullendvermogensbestanddeel te bepalen. In dit geval verleent de toezichthoudende autoriteit slechts voor een bepaalde periode goedkeuring voor het bedrag dat overeenkomstig deze methode is vastgesteld.

Artikel 90


Reserves

Voor zover de nationale wetgeving het toestaat, worden gerealiseerde winsten die als reserve in de wettelijke jaarrekening zijn opgenomen, niet als verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen beschouwd wanneer deze kunnen worden gebruikt ter dekking van eventuele verliezen en wanneer zij niet aan de polishouders en begunstigden zijn toegekend.

Artikel 91


Niet-gestort aandelen- of waarborgkapitaal

Wanneer niet-gestort aandelen- of waarborgkapitaal is opgevraagd, wordt het als actief behandeld.

Wanneer niet-gestort aandelen- of waarborgkapitaal niet is opgevraagd, wordt het als verbintenis behandeld en valt het onder artikel 88.

Artikel 92


Uitvoeringsmaatregelen

1. De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen aan waarin nadere invulling wordt gegeven aan:

a) de criteria voor goedkeuring van de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 89;

b) de behandeling van deelnemingen in de zin van artikel 210, lid 2, derde alinea, in financiële en kredietinstellingen bij de bepaling van het eigen vermogen.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

2. Deelnemingen in financiële en kredietinstellingen als bedoeld in lid 1, onder b), bestaan uit:

a) deelnemingen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in:

i) kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van artikel 4, punten (1) en (5) van Richtlijn 2006/48/EG;

ii) beleggingsondernemingen in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1), van Richtlijn 2004/39/EG;

b) de in artikel 63 en artikel 64, lid 3, van Richtlijn 2006/48/EG bedoelde achtergestelde vorderingen en instrumenten van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met betrekking tot de onder a) genoemde entiteiten waarin zij een deelneming hebben.

Onderafdeling 2 – Indeling van het eigen vermogen

Artikel 93


Kenmerken voor de indeling van eigen vermogen in tiers

Eigenvermogensbestanddelen worden op basis van de volgende kenmerken in drie tiers ingedeeld:

1) bij liquidatie wordt de terugbetaling van het bestanddeel aan de houder ervan geweigerd totdat alle andere verplichtingen, waaronder verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen jegens verzekeringnemers en begunstigden van verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten, zijn nagekomen (achterstelling);

2) bij liquidatie kunnen verliezen worden gecompenseerd met het gehele bedrag van het bestanddeel, en niet slechts met een deel ervan (vermogen om verliezen te compenseren);

3) het bestanddeel blijft, ook bij liquidatie, beschikbaar of kan op verzoek altijd opgevraagd worden om verliezen te compenseren (permanentie);

4) het bestanddeel is niet gedateerd of heeft een looptijd die voldoende rekening houdt met de duur van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen van de onderneming (onbepaaldheid van de looptijd);

5) het bestanddeel is vrij van verplichte vermogenskosten en -vereisten of stimulansen om de nominale som terug te betalen, en is niet bezwaard (afwezigheid van verplichte inherente kosten).

Artikel 94


Belangrijkste criteria voor de indeling in tiers

1. Kernvermogen wordt ingedeeld in Tier 1 wanneer het de kenmerken van de punten 1), 2) en 3) van artikel 93 en in hoge mate die van de punten 4) en 5) van dat artikel bezit.

2. Kernvermogen wordt ingedeeld in Tier 2 wanneer het de kenmerken van de punten 1) en 2) van artikel 93 en in hoge mate die van de punten 4) en 5) van dat artikel bezit.

Aanvullend vermogen wordt ingedeeld in Tier 2 wanneer het de kenmerken van de punten 1), 2) en 3) van artikel 93 en in hoge mate die van de punten 4) en 5) van dat artikel bezit.

3. Kern- en aanvullendvermogensbestanddelen die niet onder de leden 1 en 2 vallen, worden ingedeeld in Tier 3.

Artikel 95


Indeling van het eigen vermogen in tiers

De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun eigenvermogensbestanddelen op basis van de criteria van artikel 94 indelen.

Daartoe verwijzen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in voorkomend geval naar het in artikel 97, lid 1, onder c), bedoelde overzicht van het eigen vermogen.

Wanneer een eigenvermogensbestanddeel niet in dit overzicht voorkomt, wordt het overeenkomstig de eerste alinea beoordeeld en ingedeeld. Deze beoordeling wordt door de toezichthoudende autoriteit goedgekeurd.

Artikel 96


Indeling van bepaalde eigenvermogensbestanddelen van verzekeringsondernemingen

Onverminderd artikel 95 en artikel 97, lid 1, onder c), gelden voor de toepassing van deze richtlijn de volgende indelingen:

1) reserves die onder artikel 90 vallen, worden ingedeeld in Tier 1;

2) kredietbrieven en garanties die afgegeven zijn door kredietinstellingen waaraan overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG vergunning is verleend, en die door een onafhankelijke trustee ten behoeve van de crediteuren van de onderneming in trust worden gehouden, worden ingedeeld in Tier 2;

3) suppletiebijdragen welke onderlinge waarborgmaatschappijen van reders van hun leden kunnen eisen uit hoofde van het boekjaar, worden ingedeeld in Tier 2.

Artikel 97


Uitvoeringsmaatregelen

1. De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen tot vaststelling van het volgende:

a) wanneer het nodig is om de algehele kwaliteit van het eigen vermogen en de samenhang tussen de verschillende sectoren te waarborgen: een verdeling van tiers in subtiers;

b) de criteria voor de onder a) bedoelde indeling van eigenvermogensbestanddelen in subtiers op basis van de kenmerken van artikel 93;

c) een overzicht van eigenvermogensbestanddelen die geacht worden aan de criteria van artikel 94 en van punt b) te voldoen. Het bevat voor elk eigenvermogensbestanddeel een nauwkeurige beschrijving van de kenmerken die de indeling ervan hebben bepaald;

d) de methoden die de toezichthoudende autoriteiten moeten hanteren bij de verlening van goedkeuring voor de beoordeling en indeling van eigenvermogensbestanddelen die niet in het onder c) bedoelde overzicht voorkomen.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

2. De Commissie toetst het in lid 1, onder c), bedoelde overzicht periodiek aan de marktontwikkelingen en werkt deze zo nodig bij.

Onderafdeling 3 – In aanmerking komend eigen vermogen

Artikel 98


In aanmerking komend eigen vermogen en bovengrenzen met betrekking tot Tier 1, Tier 2 en Tier 3

1. Wat het solvabiliteitskapitaalvereiste betreft, gelden voor de bedragen van de bestanddelen van Tier 2 en Tier 3 de volgende bovengrenzen:

a) om ervoor te zorgen dat het aandeel van Tier 1-bestanddelen in het in aanmerking komend eigen vermogen meer is dan een derde van het totale in aanmerking komend eigen vermogen, blijft het in aanmerking komend bedrag van Tier 2 samen met het in aanmerking komend bedrag van Tier 3 beperkt tot tweemaal het totale bedrag van Tier 1-bestanddelen;

b) om ervoor te zorgen dat het aandeel van Tier 3-bestanddelen in het in aanmerking komend eigen vermogen minder is dan een derde van het totale in aanmerking komend eigen vermogen, blijft het in aanmerking komend bedrag van Tier 3 beperkt tot de helft van het totale bedrag van de Tier 1-bestanddelen en het in aanmerking komend bedrag van de Tier 2-bestanddelen.

2. Wat het minimumkapitaalvereiste betreft, blijft het bedrag van de in Tier 2 ingedeelde, in aanmerking komende kernvermogensbestanddelen ter dekking van het minimumkapitaalvereiste beperkt tot het totale bedrag van Tier 1-bestanddelen, dit om ervoor te zorgen dat het aandeel van Tier 1-bestanddelen in het in aanmerking komend kernvermogen meer is dan de helft van het totale in aanmerking komend kernvermogen.

3. Wanneer overeenkomstig artikel 97, lid 1, onder a), subtiers zijn ingevoerd, gelden specifieke bovengrenzen voor het bedrag van de eigenvermogensbestanddelen die in deze subtiers zijn ingedeeld.

4. Het in aanmerking komend bedrag van het eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste overeenkomstig artikel 100 is gelijk aan de som van het bedrag van Tier 1, het in aanmerking komend bedrag van Tier 2 en het in aanmerking komend bedrag van Tier 3.

5. Het in aanmerking komend bedrag van het kernvermogen ter dekking van het minimumkapitaalvereiste overeenkomstig artikel 126 is gelijk aan de som van het bedrag van Tier 1 en het in aanmerking komend bedrag van de in Tier 2 ingedeelde kernvermogensbestanddelen.

Artikel 99


Uitvoeringsmaatregelen

Wanneer subtiers zijn ingevoerd, neemt de Commissie uitvoeringsmaatregelen aan tot vaststelling van de specifieke bovengrenzen voor deze subtiers.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Afdeling 4 – Solvabiliteitskapitaalvereiste

Onderafdeling 1 – Algemene voorschriften voor de bepaling van het solvabiliteitskapitaalvereiste met de standaardformule of met een intern model

Artikel 100


Algemene voorschriften

De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in aanmerking komend eigen vermogen aanhouden ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste.

Het solvabiliteitskapitaalvereiste wordt hetzij overeenkomstig de standaardformule van onderafdeling 2 hetzij met een in onderafdeling 3 beschreven intern model berekend.

Artikel 101


Berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste

1. Het solvabiliteitskapitaalvereiste wordt overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 berekend.

2 Het solvabiliteitskapitaalvereiste wordt berekend op basis van de vooronderstelling dat de onderneming haar bedrijf continu zal uitoefenen.

3. Het solvabiliteitskapitaalvereiste wordt zo gekalibreerd dat rekening gehouden wordt met alle kwantificeerbare risico´s waaraan een verzekerings- of herverzekeringsonderneming blootstaat. Bij de bestaande activiteiten dekt het onverwachte verliezen.

Het stemt overeen met de Value at Risk (VaR) van het kernvermogen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming met een betrouwbaarheidsgraad van 99,5% over een periode van één jaar.

4. Het solvabiliteitskapitaalvereiste omvat ten minste de volgende risico´s:

a) het schadeverzekeringstechnisch risico;

b) het levensverzekeringstechnisch risico;

c) het ziektekostenverzekeringstechnisch risico;

d) het marktrisico;

e) het kredietrisico;

f) het operationeel risico.

Tot de in de eerste alinea, onder f), bedoelde operationele risico´s worden ook juridische risico´s gerekend, maar risico´s die voortvloeien uit strategische beslissingen en reputatierisico´s niet.

5 Bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste houden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen rekening met het effect van risicolimiteringstechnieken, mits in het solvabiliteitskapitaalvereiste naar behoren rekening wordt gehouden met krediet- en andere risico´s die voortvloeien uit het gebruik van dergelijke technieken.

Artikel 102


Berekeningsfrequentie

1. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen berekenen het solvabiliteitskapitaalvereiste ten minste eenmaal per jaar en melden de toezichthoudende autoriteiten de uitkomst van deze berekening.

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zorgen ervoor dat zij in aanmerking komend eigen vermogen aanhouden dat het laatst gemelde solvabiliteitskapitaalvereiste dekt.

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen controleren het bedrag van het in aanmerking komend eigen vermogen en het solvabiliteitskapitaalvereiste continu.

Indien het risicoprofiel van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming duidelijk afwijkt van de aannames die ten grondslag lagen aan het laatst gemelde solvabiliteitskapitaalvereiste, berekent de betrokken onderneming het solvabiliteitskapitaalvereiste onverwijld opnieuw en meldt zij het aan de toezichthoudende autoriteiten.

2. Wanneer er aanwijzingen zijn dat het risicoprofiel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming duidelijk veranderd is sinds de datum waarop het solvabiliteitskapitaalvereiste voor het laatst is gemeld, mogen de toezichthoudende autoriteiten de betrokken onderneming verplichten het solvabiliteitsvereiste opnieuw te berekenen.

Onderafdeling 2 – Solvabiliteitskapitaalvereiste - standaardformule

Artikel 103


Samenstelling van de standaardformule

1. Het solvabiliteitskapitaalvereiste is de som van de volgende bestanddelen:

a) het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste zoals beschreven in artikel 104;

b) het kapitaalvereiste voor het operationele risico, zoals beschreven in artikel 106;

c) de correctie voor het verliescompensatievermogen van technische voorzieningen en uitgestelde belastingen, zoals beschreven in artikel 107.

2. Voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste neemt de Commissie uitvoeringsmaatregelen aan waarin een standaardformule overeenkomstig de beginselen van de artikelen 104 tot en met 108 wordt vastgesteld.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Artikel 104


Opzet van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste

1. Het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste bestaat uit afzonderlijke risicomodules die overeenkomstig punt 1 van bijlage IV geaggregeerd worden.

Het bestaat uit ten minste de volgende modules:

a) schadeverzekeringstechnisch risico;

b) levensverzekeringstechnisch risico;

c) bijzondere-ziektekostenverzekeringstechnisch risico;

d) marktrisico;

e) tegenpartijrisico.

2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), b) en c), worden verzekerings- en herverzekeringstransacties ondergebracht in de verzekeringstechnische risicomodule die het best rekening houdt met de technische aard van de onderliggende risico´s.

3. De correlatiecoëfficiënten voor de in lid 1 bedoelde aggregatie van de risicomodules, alsook de kalibratie van de kapitaalvereisten voor elke risicomodule afzonderlijk resulteert in een algeheel solvabiliteitskapitaalvereiste dat voldoet aan de beginselen van artikel 101.

4. Elk van de in lid 1 genoemde risicomodules wordt gekalibreerd aan de hand van een VaR-maatstaf met een betrouwbaarheidsgraad van 99,5% over een periode van één jaar.

In voorkomend geval wordt bij de opzet van een risicomodule rekening gehouden met diversificatie-effecten.

5. Voor alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden voor de risicomodules dezelfde opzet en dezelfde specificaties gebruikt, zowel wat het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste als de in artikel 108 bedoelde vereenvoudigde berekeningen betreft.

6. Wat de rampenrisico´s betreft, mogen geografische specificaties in voorkomend geval worden gebruikt voor de berekening van de modules voor levens-, schade- en bijzondere-ziektekostenverzekeringstechnische risico´s.

7. Mits de toezichthoudende autoriteiten ermee instemmen, mogen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij de berekening van de levens-, schade- en bijzondere-ziektekostenverzekeringstechnische risicomodules binnen de standaardformule een subset van de parameters ervan vervangen door parameters die kenmerkend zijn voor de betrokken onderneming.

Dergelijke parameters worden gekalibreerd op basis van de interne gegevens van de betrokken onderneming of van gegevens die rechtstreeks van belang zijn voor de transacties van de desbetreffende onderneming die gebruikmaakt van standaardmethoden.

Bij de verlening van goedkeuring controleren de toezichthoudende autoriteiten de volledigheid, juistheid en adequaatheid van de gebruikte gegevens.

Artikel 105


Berekening van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste

1. Het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste wordt overeenkomstig de leden 2 tot en met 6 berekend.

2. De module schadeverzekeringstechnisch risico houdt rekening met het risico dat voortvloeit uit het aangaan van schadeverzekeringsovereenkomsten en dat betrekking heeft op de gedekte gevaren en de processen die in het kader van de bedrijfsuitoefening worden toegepast.

Er wordt rekening mee gehouden dat de resultaten van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met betrekking tot de bestaande verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen onzeker blijven.

Overeenkomstig punt 2 van bijlage IV wordt de module berekend als een combinatie van de kapitaalvereisten voor ten minste de volgende submodules:

a) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door schommelingen in het tijdstip, de frequentie en de ernst van verzekerde gebeurtenissen en in het tijdstip en het bedrag van schaderegelingen (premie- en reserverisico in de schadeverzekeringsbranche);

b) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door duidelijke onzekerheid over de prijsstelling en de aannames voor de voorzieningen in verband met extreme of uitzonderlijke gebeurtenissen (rampenrisico in de schadeverzekeringsbranche);

3. De module levensverzekeringstechnisch risico houdt rekening met het risico dat voortvloeit uit het aangaan van levensverzekeringsovereenkomsten en dat betrekking heeft op de gedekte gevaren en de processen die in het kader van de bedrijfsuitoefening worden toegepast.

Overeenkomstig punt 3 van bijlage IV wordt de module berekend als een combinatie van de kapitaalvereisten voor ten minste de volgende submodules:

a) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door veranderingen in het niveau, de trend of de volatiliteit van sterftecijfers wanneer een stijging van het sterftecijfer leidt tot een stijging van de waarde van verzekeringsverplichtingen (sterfterisico);

b) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door veranderingen in het niveau, de trend of de volatiliteit van sterftecijfers wanneer een daling van het sterftecijfer leidt tot een stijging van de waarde van verzekeringsverplichtingen (langlevenrisico);

c) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door veranderingen in het niveau, de trend of de volatiliteit van invaliditeits-, ziekte- en morbiditeitscijfers (invaliditeits- en morbiditeitsrisico);

d) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door veranderingen in het niveau, de trend of de volatiliteit van de kosten voor het nakomen van verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten (kostenrisico in de levensverzekeringsbranche);

e) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door schommelingen in het niveau, de trend of de volatiliteit van de op lijfrenteverzekeringen toegepaste herzieningspercentages als gevolg van veranderingen in het wettelijk kader of in de gezondheidstoestand van de verzekerden (herzieningsrisico);

f) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door veranderingen in het niveau of de volatiliteit van beëindiging of afkoop van de overeenkomst (beëindigingsrisico);

g) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door duidelijke onzekerheid over de prijsstelling en de aannames voor de voorzieningen in verband met extreme of onregelmatige gebeurtenissen (rampenrisico in de levensverzekeringsbranche).

4. Wanneer ziektekostenverzekeringen een soortgelijke technische grondslag hebben als die van levensverzekeringen als bedoeld in artikel 204, houdt de module bijzondere-ziektekostenverzekeringstechnisch risico rekening met het risico dat voortvloeit uit het aangaan van ziektekostenverzekeringsovereenkomsten en betrekking heeft op zowel de gedekte gevaren als de processen die in het kader van de bedrijfsuitoefening worden toegepast.

Overeenkomstig punt 4 van bijlage IV wordt de module berekend als een combinatie van de kapitaalvereisten voor ten minste de volgende submodules:

a) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door veranderingen in het niveau, de trend of de volatiliteit van de kosten voor het nakomen van verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten (kostenrisico in de ziektekostenverzekeringsbranche);

b) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door schommelingen in het tijdstip, de frequentie en de ernst van verzekerde gebeurtenissen en in het tijdstip en het bedrag van schaderegelingen ten tijde van de vorming van de voorzieningen (premie- en reserverisico in de ziektekostenverzekeringsbranche);

c) het risico op verliezen of op een ongunstige verandering in de waarde van verzekeringsverplichtingen door duidelijke onzekerheid over de prijsstelling en de aannames voor de voorzieningen in verband met de uitbraak van grote epidemieën en door een ongebruikelijke accumulatie van risico´s onder dergelijke extreme omstandigheden (epidemierisico in de ziektekostenverzekeringsbranche).

5. De module marktrisico houdt rekening met het risico dat voortvloeit uit het niveau of de volatiliteit van de marktprijzen van financiële instrumenten die van invloed zijn op de activa en verplichtingen van de onderneming. Het houdt naar behoren rekening met de structurele mismatch tussen activa en verplichtingen, met name wat betreft de duration ervan.

Overeenkomstig punt 5 van bijlage IV wordt de module berekend als een combinatie van de kapitaalvereisten voor ten minste de volgende submodules:

a) de gevoeligheid van de waarde van activa, verplichtingen en financiële instrumenten voor veranderingen in de rentetermijnstructuur of in de volatiliteit van de rente (renterisico);

b) de gevoeligheid van de waarde van activa, verplichtingen en financiële instrumenten voor veranderingen in het niveau of in de volatiliteit van de marktprijzen van aandelen (aandelenrisico);

c) de gevoeligheid van de waarde van activa, verplichtingen en financiële instrumenten voor veranderingen in het niveau of in de volatiliteit van de marktprijzen van vastgoed (vastgoedrisico);

d) de gevoeligheid van de waarde van activa, verplichtingen en financiële instrumenten voor veranderingen in het niveau of in de volatiliteit van de kredietspreiding over de risicovrije rentetermijnstructuur (spreadrisico);

e) de gevoeligheid van de waarde van activa, verplichtingen en financiële instrumenten voor veranderingen in het niveau of in de volatiliteit van wisselkoersen (valutarisico);

f) extra risico´s die een verzekerings- of herverzekeringsonderneming loopt hetzij door een gebrek aan diversificatie in de activaportefeuille hetzij door een sterke blootstelling aan het risico van wanbetaling van een enkele emittent van effecten of een groep van verbonden emittenten (marktrisicoconcentraties).

6. De module tegenpartijrisico houdt rekening met potentiële verliezen als gevolg van onverwachte wanbetaling of een verslechtering van de kredietwaardigheid van de tegenpartijen en debiteuren van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de volgende twaalf maanden. Zij omvat risicolimiteringsovereenkomsten, zoals herverzekeringsovereenkomsten, securitisaties en afgeleide instrumenten, alsook kortlopende vorderingen op tussenpersonen en andere kredietvorderingen die niet onder de submodule spreadrisico vallen.

De module tegenpartijrisico houdt voor elke tegenpartij rekening met de algehele blootstelling van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan dit tegenpartijrisico, ongeacht de rechtsvorm van diens contractuele verplichtingen jegens deze onderneming.

Artikel 106


Kapitaalvereiste voor het operationele risico

1. Het kapitaalvereiste voor het operationele risico houdt rekening met de operationele risico´s voor zover daarmee al geen rekening is gehouden in de risicomodules die in artikel 104 worden genoemd. Dit vereiste wordt gekalibreerd overeenkomstig artikel 101, lid 3.

2. Bij levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico wordt gedragen door de verzekeringnemers, wordt in de berekening van het kapitaalvereiste voor het operationele risico rekening gehouden met het bedrag aan jaarlijkse kosten dat voor deze verzekeringsverplichtingen wordt gemaakt.

3. Bij andere dan de in lid 2 bedoelde verzekerings- en herverzekeringstransacties wordt in de berekening van het kapitaalvereiste voor het operationele risico rekening gehouden met het volume van deze transacties wat betreft verdiende premies en technische voorzieningen die in verband met deze verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen worden aangehouden. In dit geval bedraagt het kapitaalvereiste voor de operationele risico´s niet meer dan 30% van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste in verband met deze verzekerings- en herverzekeringstransacties.

Artikel 107


Correctie voor het vermogen van technische voorzieningen en uitgestelde belastingen om verliezen te compenseren

Bij de in artikel 103, lid 1, onder c), bedoelde correctie voor het vermogen van technische voorzieningen en uitgestelde belastingen om verliezen te compenseren, wordt rekening gehouden met de potentiële compensatie van onverwachte verliezen door middel van een gelijktijdige verlaging van de technische voorzieningen en uitgestelde belastingen.

Bij deze correctie wordt rekening gehouden met het risicolimiteringseffect van toekomstige discretionaire uitkeringen uit hoofde van levensverzekeringsovereenkomsten voor zover verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kunnen bepalen dat dergelijke uitkeringen mogen worden verlaagd om eventuele onverwachte verliezen te dekken. Het risicolimiteringseffect van toekomstige discretionaire uitkeringen bedraagt niet meer dan de som van de technische voorzieningen en uitgestelde belastingen in verband met deze toekomstige beschikbare uitkeringen.

Voor de toepassing van de tweede alinea wordt de waarde van de toekomstige discretionaire uitkeringen onder ongunstige omstandigheden vergeleken met de waarde van dergelijke uitkeringen bij de aannames die aan de berekening van de beste schatting ten grondslag liggen.

Artikel 108


Vereenvoudigingen in de standaardformule

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen mogen voor een bepaalde submodule of risicomodule een vereenvoudigde berekening toepassen wanneer dit op grond van de aard, omvang en complexiteit van hun risico´s billijk is en het onevenredig zou zijn om alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te verplichten om de standaardberekening toe te passen.

Vereenvoudigde berekeningen worden gekalibreerd overeenkomstig artikel 101, lid 3.

Artikel 109


Uitvoeringsmaatregelen

1. Om ervoor te zorgen dat alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die het solvabiliteitskapitaalvereiste op basis van de standaardformule berekenen, gelijk worden behandeld, of om rekening te houden met marktontwikkelingen neemt de Commissie uitvoeringsmaatregelen aan tot vaststelling van het volgende:

a) submodules die nodig zijn voor een nauwkeurigere dekking van de risico´s die onder de risicomodules van artikel 104 vallen, en latere bijwerkingen ervan;

b) de methodes, aannames en standaardparameters die gebruikt moeten worden bij de berekening van elk van de risicomodules of submodules van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste zoals beschreven in de artikelen 104 en 105;

c) de correlatieparameters;

d) wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen risicolimiteringstechnieken hanteren: de methoden en aannames die gebruikt moeten worden voor de beoordeling van de veranderingen in het risicoprofiel van de betrokken onderneming en voor de correctie van de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste;

e) de kwalitatieve criteria waaraan de onder d) bedoelde risicolimiteringstechnieken moeten voldoen om er zeker van te zijn dat het risico daadwerkelijk is overgedragen aan een derde partij;

f) de methoden en parameters die gebruikt moeten worden voor de beoordeling van het kapitaalvereiste voor operationele risico zoals beschreven in artikel 106;

g) de methode die gebruikt moeten worden bij de berekening van de correctie voor het vermogen van technische voorzieningen om verliezen te compenseren, zoals vastgelegd in artikel 107;

h) de subset van standaardparameters in de modules voor levens-, schade- en bijzondere-ziektekostenverzekeringstechnische risico´s die vervangen mogen worden door ondernemingsspecifieke parameters zoals beschreven in artikel 104, lid 7;

i) de standaardmethoden die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming moet gebruiken voor de berekening van de ondernemingsspecifieke parameters als bedoeld onder h), en de criteria voor de volledigheid, juistheid en adequaatheid van de gebruikte gegevens waaraan moet worden voldaan voordat de toezichthoudende autoriteiten goedkeuring verlenen;

j) de vereenvoudigde berekeningen voor specifieke submodules en risicomodules, alsook de criteria die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in acht moeten nemen om een van de in artikel 108 bedoelde vereenvoudigingen te mogen toepassen.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

2. De Commissie mag uitvoeringsmaatregelen aannemen tot vaststelling van kwantitatieve bovengrenzen en criteria voor de bepaling van de in aanmerking komende activa om te voorkomen dat bepaalde risico´s niet voldoende worden gedekt door een submodule. Dergelijke uitvoeringsmaatregelen zijn van toepassing op tegenover technische voorzieningen staande activa, met uitzondering van activa die aangehouden worden voor levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het risico wordt gedragen door de verzekeringnemer.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Onderafdeling 3 – Solvabiliteitskapitaalvereiste – Geheel en gedeeltelijk interne modellen

Artikel 110


Algemene voorschriften voor de goedkeuring van geheel en gedeeltelijk interne modellen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het solvabiliteitskapitaalvereiste mogen berekenen met behulp van een geheel of gedeeltelijk intern model dat goedgekeurd is door de toezichthoudende autoriteiten.

2. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen mogen gedeeltelijk interne modellen gebruiken voor de berekening van:

a) een of meer risicomodules of submodules van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste als genoemd in de artikelen 104 en 105;

b) het kapitaalvereiste voor het operationele risico, zoals beschreven in artikel 106;

c) de in artikel 107 bedoelde correctie.

Voorts mogen deelmodellen worden gebruikt voor het gehele bedrijf van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of voor slechts een of meer belangrijke bedrijfsonderdelen.

3. Bij een aanvraag voor goedkeuring dienen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ten minste gegevens in waaruit blijkt dat het interne model voldoet aan de vereisten van de artikelen 118 tot en met 123.

Wanneer zo´n aanvraag betrekking heeft op een gedeeltelijk intern model, worden de vereisten van de artikelen 118 tot en met 123 aangepast om rekening te houden met het beperkte toepassingsgebied van het model.

4. De toezichthoudende autoriteiten nemen binnen zes maanden na ontvangst van de volledige aanvraag een beslissing over de aanvraag.

5. De toezichthoudende autoriteiten verlenen alleen goedkeuring voor de aanvraag, als zij ervan overtuigd zijn dat de risicobewakings- en –beheersystemen van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming deugdelijk zijn, en zij er met name van overtuigd zijn dat het interne model aan de vereisten van lid 3 voldoet.

6. Een beslissing van de toezichthoudende autoriteiten om de aanvraag voor het gebruik van een intern model af te wijzen, wordt met redenen omkleed.

7. Na van de toezichthoudende autoriteit goedkeuring te hebben gekregen voor het gebruik van een intern model, verstrekken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun nog twee jaar lang een schatting van het solvabiliteitskapitaalvereiste volgens de standaardformule van onderafdeling 2.

Artikel 111


Specifieke voorschriften voor de goedkeuring van gedeeltelijk interne modellen

1. Bij een gedeeltelijk intern model verlenen de toezichthoudende autoriteiten alleen goedkeuring als dit model voldoet aan de vereisten van artikel 110 en aan de volgende aanvullende voorwaarden:

a) de onderneming geeft een goede verklaring voor het beperkte toepassingsgebied van het model;

b) het resulterende solvabiliteitskapitaalvereiste vormt een betere afspiegeling van het risicoprofiel van de onderneming en voldoet met name aan de grondslagen van onderafdeling 1;

c) de opzet ervan sluit zodanig aan bij de grondslagen van onderafdeling 1 dat het gedeeltelijk interne model volledig kan worden geïntegreerd in de standaardformule voor het solvabiliteitskapitaalvereiste.

2. Bij de beoordeling van een aanvraag voor het gebruik van een gedeeltelijk intern model dat slechts bepaalde submodules van een bepaalde risicomodule, een aantal bedrijfsonderdelen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of delen van beide bestrijkt, mogen de toezichthoudende autoriteiten de betrokken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verplichten tot de indiening van een realistisch overgangsplan om het toepassingsgebied van het model uit te breiden.

Het overgangsplan vermeldt hoe verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het toepassingsgebied van het model zodanig denken uit te breiden tot andere submodules of bedrijfsonderdelen dat daarmee het belangrijkste deel van hun verzekeringstransacties met betrekking tot deze specifieke risicomodule wordt bestreken.

Artikel 112


Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen aan waarin nadere invulling wordt gegeven aan:

1) de procedure voor de goedkeuring van een intern model;

2) de aanpassingen in de normen van de artikelen 118 tot en met 123 om rekening te houden met het beperkte toepassingsgebied van het gedeeltelijk interne model.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Artikel 113


Gedragslijn voor de wijziging van geheel of gedeeltelijk interne modellen

In het kader van de eerste goedkeuringsprocedure voor hun interne model komen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met de toezichthoudende autoriteiten een gedragslijn voor de wijziging van het model overeen. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen mogen hun interne model overeenkomstig deze gedragslijn wijzigen.

In de gedragslijn wordt aangegeven welke wijzigingen in het interne model ingrijpend en welke niet-ingrijpend zijn.

Ingrijpende wijzigingen in het interne model en wijzigingen in de gedragslijn worden altijd vooraf door de toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig artikel 110 goedgekeurd.

Niet-ingrijpende wijzigingen in het interne model worden niet vooraf door de toezichthoudende autoriteiten goedgekeurd voor zover deze in overeenstemming zijn met de gedragslijn.

Artikel 114


Verantwoordelijkheden van het leidinggevend of bestuursorgaan

Het leidinggevend of bestuursorgaan van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verleent goedkeuring voor de indiening bij de toezichthoudende autoriteiten van de in artikel 110 bedoelde aanvraag voor goedkeuring van het interne model en de aanvraag voor goedkeuring van latere ingrijpende wijzigingen in dit model.

Het leidinggevend of bestuursorgaan draagt de verantwoordelijkheid voor de invoering van systemen die ervoor zorgen dat het interne model naar behoren blijft werken.

Artikel 115


Terugkeer naar de standaardformule

Na overeenkomstig artikel 110 goedkeuring te hebben gekregen, vallen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste niet terug op de standaardformule van onderafdeling 2, tenzij daarvoor goede redenen worden aangevoerd en de bevoegde autoriteiten ermee akkoord gaan.

Artikel 116


Niet-naleving van de vereisten inzake het interne model

1. Als verzekerings- en herverzekeringsondernemingen nadat ze van de toezichthoudende autoriteiten goedkeuring hebben gekregen voor het gebruik van een intern model, de vereisten van de artikelen 118 tot en met 123 niet meer naleven, dienen zij bij de toezichthoudende autoriteiten hetzij een plan in om de oude situatie binnen een redelijke termijn te herstellen, hetzij informatie in waaruit blijkt dat dit geen noemenswaardige gevolgen heeft.

2. Ingeval verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het in lid 1 bedoelde plan niet uitvoeren, mogen de toezichthoudende autoriteiten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verplichten om het solvabiliteitskapitaalvereiste weer volgens de standaardformule van onderafdeling 2 te berekenen.

Artikel 117


Duidelijke afwijkingen van de aannames die aan het solvabiliteitskapitaalvereiste ten grondslag liggen

Wanneer het solvabiliteitskapitaalvereiste beter niet kan worden berekend volgens de standaardformule van onderafdeling 2, omdat het risicoprofiel van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen duidelijk afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, mogen de toezichthoudende autoriteiten de betrokken ondernemingen in een met redenen omklede beslissing verplichten om een intern model voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste of de relevante risicomodules daarvan te gebruiken.

Artikel 118


Gebruikstest

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen tonen aan dat het interne model algemeen wordt gebruikt in en een belangrijke rol speelt bij:

1) hun governancesysteem als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 49, en met name

a) hun risicobeheersysteem als beschreven in artikel 43 en hun besluitvormingsprocedures;

b) hun procedures voor de beoordeling en allocatie van het economisch en solvabiliteitskapitaal, waaronder de in artikel 44 bedoelde beoordeling.

Voorts tonen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan dat de frequentie waarmee het solvabiliteitskapitaalvereiste met het interne model wordt berekend, aansluit bij de frequentie waarmee zij hun interne model gebruiken voor de andere in de eerste alinea vermelde doeleinden.

Het leidinggevend of bestuursorgaan is er verantwoordelijk voor dat de opzet en werking van het interne model correct blijft en dat het risicoprofiel van de betrokken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen correct tot uiting blijft komen in het interne model.

Artikel 119


Statistische kwaliteitsnormen

1. Het interne model, en met name de berekening van de kansverdelingsprognose die eraan ten grondslag ligt, voldoet aan de criteria van de leden 2 tot en met 9.

2. De methoden die gebruikt worden voor de berekening van de kansverdelingsprognose, berusten op deugdelijke actuariële en statistische technieken en sluiten aan bij de methoden die gebruikt worden voor de berekening van technische voorzieningen.

De methoden die gebruikt worden voor de berekening van de kansverdelingsprognose, berusten op actuele en betrouwbare informatie en op realistische aannames.

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kunnen tegenover de toezichthoudende autoriteiten de juistheid aantonen van de aannames die aan hun interne model ten grondslag liggen.

3. Voor het interne model worden juiste, volledige en adequate gegevens gebruikt.

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen werken de bij de berekening van de kansverdelingsprognose gebruikte gegevensbestanden ten minste eenmaal per jaar bij.

4. Er wordt geen specifieke methode voor de berekening van de kansverdelingsprognose voorgeschreven.

Ongeacht de gekozen berekeningsmethode is het interne model voldoende in staat om risico´s zodanig te classificeren dat gewaarborgd is dat het overeenkomstig artikel 118 algemeen gebruikt wordt in en een belangrijke rol speelt in het governancesysteem van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, en met name in hun risicobeheersysteem en besluitvormingsprocedures en bij hun allocatie van kapitaal.

Het interne model bestrijkt alle materiële risico´s waaraan verzekerings- en herverzekeringsondernemingen blootstaan. Geheel interne modellen bestrijken in elk geval de risico´s die in artikel 101, lid 4, worden genoemd.

5. Wat de diversificatie-effecten betreft, mogen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in hun interne model rekening houden met afhankelijkheden binnen risicocategorieën en over risicocategorieën heen, mits de toezichthoudende autoriteiten overtuigd zijn van de deugdelijkheid van het systeem dat gebruikt wordt voor de meting van deze effecten.

6. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen mogen volledig rekening houden met het effect van risicolimiteringstechnieken, zolang krediet- en andere risico´s die voortvloeien uit het gebruik van deze technieken correct tot uiting komen in het interne model.

7. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beoordelen in hun model de bijzondere risico´s die verbonden zijn aan financiële garanties en contractuele clausules, wanneer deze van wezenlijk belang zijn. Ook beoordelen zij de risico die verbonden zijn aan clausules waarvan de verzekeringnemer gebruik kan maken, en aan contractuele clausules voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen. Daartoe houden zij rekening met de mogelijke gevolgen van toekomstige veranderingen in de financiële en niet-financiële positie voor de gebruikmaking van deze clausules.

8. In hun interne model mogen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen rekening houden met beheeractiviteiten waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij die onder bepaalde omstandigheden zullen verrichten.

In het in de eerste alinea bedoelde geval houdt de betrokken onderneming rekening met de tijd die nodig is voor de uitvoering van dergelijke activiteiten.

9. In hun interne model houden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen rekening met alle door hen verwachte betalingen aan verzekeringnemers en begunstigden, ongeacht of deze contractueel gegarandeerd zijn.

Artikel 120


Kalibratienormen

1. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen mogen voor de interne modellering een andere periode of risicomaatstaf hanteren dan die welke in artikel 101, lid 3, worden genoemd, zolang deze ondernemingen de output van het interne model maar kunnen gebruiken voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste op een wijze die verzekeringnemers en begunstigden een bescherming biedt die gelijkwaardig is aan die van artikel 101.

2. Waar dit doenbaar is, leiden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan de hand van de VaR-maatstaf van artikel 101, lid 3, het solvabiliteitskapitaalvereiste rechtstreeks af uit de kansverdelingsprognose die hun interne model oplevert.

3. Wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het solvabiliteitskapitaalvereiste niet rechtstreeks kunnen afleiden uit de kansverdelingsprognose die hun interne model oplevert, mogen de toezichthoudende autoriteiten toestaan dat bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste benaderingen gebruikt worden, zolang deze ondernemingen maar tegenover de toezichthoudende autoriteiten kunnen aantonen dat verzekeringnemers een bescherming wordt geboden die gelijkwaardig is aan die van artikel 101.

4. De toezichthoudende autoriteiten mogen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verplichten om binnen hun interne model gebruik te maken van relevante benchmarkportefeuilles en van aannames die niet zozeer berusten op interne als wel op externe gegevens, teneinde de kalibratie van het interne model te controleren en na te gaan of de specificatie ervan in overeenstemming is met de vaste marktpraktijk.

Artikel 121


Verklaring van winsten en verliezen

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen evalueren ten minste eenmaal per jaar voor elk bedrijfsonderdeel de oorzaken en bronnen van winsten en verliezen.

Zij tonen aan op welke wijze de categorisatie van risico´s in hun interne model de oorzaken en bronnen van winsten en verliezen verklaart. In de categorisatie van risico´s en de verklaring van winsten en verliezen wordt rekening gehouden met het risicoprofiel van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.

Artikel 122


Valideringsnormen

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen voorzien in een regelmatige modelvalideringscyclus waarbij de prestatie van het interne model wordt bewaakt, de deugdelijkheid van de specificatie ervan wordt herbeoordeeld en de uitkomsten ervan aan de praktijkervaring worden getoetst.

Het modelvalideringsproces omvat ook een doeltreffende statistische procedure voor de validering van het interne model waarmee verzekerings- en herverzekeringsondernemingen tegenover de toezichthoudende autoriteiten kunnen aantonen dat de resulterende kapitaalvereisten correct zijn.

De toegepaste statistische methoden toetsen niet alleen de deugdelijkheid van de kansverdelingsprognose aan de feitelijke verlieservaring, maar ook aan alle nieuwe gegevens en desbetreffende informatie.

Het modelvalideringsproces omvat voorts een analyse van de stabiliteit van het interne model en met name een toetsing van de gevoeligheid van de uitkomsten van het interne model voor wijzigingen in de voornaamste onderliggende aannames. Tot slot worden de juistheid, volledigheid en adequaatheid van de gegevens waarvan het interne model gebruikmaakt, beoordeeld.

Artikel 123


Documentatienormen

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen documenteren de opzet en operationele bijzonderheden van hun moderne model.

Uit de documentatie blijkt dat de artikelen 118 tot en met 122 worden nageleefd.

Er wordt een gedetailleerd beeld geschetst van de theorie, de aannames en de wiskundige en empirische grondslagen van het interne model.

Eventuele omstandigheden waaronder het interne model niet doeltreffend werkt, worden vermeld.

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen documenteren alle in artikel 113 bedoelde ingrijpende wijzigingen in hun interne model.

Artikel 124


Externe modellen en gegevens

Het gebruik van een model of gegevens van een derde partij wordt geen goede reden geacht om af te wijken van de in de artikelen 118 tot en met 123 beschreven vereisten waaraan het interne model moet voldoen.

Artikel 125


Uitvoeringsmaatregelen

Om te zorgen voor een geharmoniseerde aanpak voor het gebruik van interne modellen in de gehele Gemeenschap en om de beoordeling van het risicoprofiel en de uitoefening van het bedrijf van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te verbeteren, neemt de Commissie voor de artikelen 118 tot en met 124 uitvoeringsmaatregelen aan.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Afdeling 5 – Minimumkapitaalvereiste

Artikel 126


Algemeen

De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in aanmerking komend kernvermogen aanhouden ter dekking van het minimumkapitaalvereiste.

Artikel 127


Berekening van het minimumkapitaalvereiste

1. Het minimumkapitaalvereiste wordt berekend overeenkomstig de volgende grondslagen:

a) het wordt op een duidelijke en eenvoudige wijze berekend, en wel zodanig dat de berekening kan worden gecontroleerd;

b) het minimumkapitaalvereiste komt overeen met een bedrag aan in aanmerking komend kernvermogen beneden welk verzekeringnemers en begunstigden blootstaan aan een ontoelaatbaar risiconiveau, indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun activiteiten zouden mogen voortzetten;

c) de hoogte van het minimumkapitaalvereiste wordt gekalibreerd aan de VaR van het kernvermogen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming met een betrouwbaarheidsgraad van 80% tot 90% over een periode van één jaar;

d) het heeft een absolute ondergrens van 1 000 000 EUR voor schadeverzekeringsondernemingen en 2 000 000 EUR voor levensverzekeringsondernemingen.

2. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen berekenen het minimumkapitaalvereiste ten minste eenmaal per kwartaal en melden de toezichthoudende autoriteiten de uitkomsten van deze berekening.

Artikel 128


Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie stelt uitvoeringsmaatregelen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de berekening van het in de artikelen 126 en 127 bedoelde minimumkapitaalvereiste.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Artikel 129


Overgangsregeling voor de naleving van het minimumkapitaalvereiste

In afwijking van artikel 137 voldoen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, wanneer zij op de in artikel 310, lid 1, genoemde datum voldoen aan de vereiste solvabiliteitsmarge als bedoeld in artikel 28 van Richtlijn 2002/83/EG, artikel 16 bis van Richtlijn 73/239/EG of de artikelen 37, 38 of 39 van Richtlijn 2005/68/EG, maar niet beschikken over voldoende in aanmerking komend kernvermogen ter dekking van het minimumkapitaalvereiste, binnen een jaar na de in artikel 310, lid 1, genoemde datum aan artikel 126.

Indien de betrokken onderneming binnen de in de eerste alinea genoemde periode niet voldoet aan artikel 126, wordt haar vergunning volgens de nationale wettelijke procedures ingetrokken.

Afdeling 6 - Beleggingen

Artikel 130


"Prudent person"-beginsel

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen al hun activa beleggen overeenkomstig het in de leden 2, 3 en 4 beschreven "prudent person"-beginsel.

2. Wat de gehele activaportefeuille betreft, beleggen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen alleen in activa en instrumenten waarvan de betrokken onderneming de risico´s goed kan bewaken, beheren en beheersen.

Voorts worden alle activa, en met name die ter dekking van het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste, zodanig belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel gewaarborgd zijn.

Activa die tegenover technische voorzieningen staan, worden belegd op een wijze die strookt met de aard en duur van de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen. Deze activa worden belegd in het belang van de verzekeringnemers en begunstigden.

Bij een belangenconflict zorgen verzekeringsondernemingen of de entiteit die hun activaportefeuille beheert, ervoor dat de belegging in het belang van verzekeringnemers en begunstigden wordt gedaan.

3. In afwijking van lid 2 zijn de tweede, derde en vierde alinea van dit lid van toepassing op activa die aangehouden worden voor levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico door de verzekeringnemers wordt gedragen.

Indien de uitkeringen waarin een overeenkomst voorziet, rechtstreeks gekoppeld zijn aan de waarde van rechten van deelneming in een icbe zoals omschreven in Richtlijn 85/611/EEG, of aan de waarde van activa die zijn opgenomen in een door de verzekeringsondernemingen gehouden intern fonds, dat gewoonlijk in fracties is verdeeld, moeten de technische voorzieningen met betrekking tot deze uitkeringen zo exact mogelijk gedekt worden door deze rechten van deelneming of fracties, dan wel, indien geen fracties zijn gecreëerd, door deze activa.

Indien de uitkeringen waarin een overeenkomst voorziet, rechtstreeks gekoppeld zijn aan een aandelenindex of aan een andere referentiewaarde dan die bedoeld in de tweede alinea, moeten de technische voorzieningen met betrekking tot deze uitkeringen zo exact mogelijk gedekt worden door de fracties die geacht worden de referentiewaarde te vertegenwoordigen of, indien geen fracties zijn gecreëerd, door activa met een toereikende veiligheid en verhandelbaarheid die zo nauw mogelijk aansluiten bij die waarop de betrokken referentiewaarde is gebaseerd.

Wanneer de uitkeringen als bedoeld in de tweede en derde alinea een gegarandeerd rendement of een ander gegarandeerd uitkeringsniveau behelzen, is lid 4 van toepassing op de activa die tegenover de desbetreffende aanvullende technische voorzieningen staan.

4. In afwijking van lid 2 zijn de tweede tot en met vijfde alinea van dit lid van toepassing op andere activa dan die welke onder lid 3 vallen.

Het gebruik van afgeleide instrumenten is toegestaan, voor zover deze bijdragen tot een vermindering van de risico´s of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken.

Beleggingen in activa die niet zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde financiële markt, worden tot een prudent niveau beperkt.

De activa worden naar behoren gediversifieerd zodat een bovenmatige afhankelijkheid van een bepaald actief, een bepaalde emittent of groep van ondernemingen, of een bepaalde geografische ruimte en bovenmatige risicoaccumulatie in de portefeuille als geheel worden vermeden.

Beleggingen in activa uitgegeven door dezelfde emittent of door emittenten die tot dezelfde groep behoren, stellen de verzekeringsondernemingen niet bloot aan bovenmatige risicoconcentratie.

Artikel 131


Beleggingsvrijheid

1. De lidstaten verplichten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen niet te beleggen in bepaalde categorieën activa.

2. Lidstaten onderwerpen de beleggingsbeslissingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of haar vermogensbeheerder niet aan enige vorm van voorafgaande goedkeuring of systematische kennisgeving.

Artikel 132


Lokalisatie van activa en verbod op verstrekking van activa als zekerheden

1. Met betrekking tot verzekeringsrisico´s in de Gemeenschap zorgen de lidstaten ervoor dat de activa die worden aangehouden en tegenover technische voorzieningen voor deze risico´s staan, binnen de Gemeenschap gelokaliseerd zijn. De lidstaten verplichten verzekeringsondernemingen niet deze activa in een bepaalde lidstaat te lokaliseren.

Met betrekking tot bedragen die uit hoofde van herverzekeringsovereenkomsten kunnen worden verhaald van ondernemingen waaraan overeenkomstig deze richtlijn vergunning is verleend of die hun hoofdkantoor hebben in een derde land met een solvabiliteitsregeling die overeenkomstig artikel 170 gelijkwaardig wordt geacht, schrijven de lidstaten echter niet voor dat de activa die deze verhaalbare bedragen vertegenwoordigen, binnen de Gemeenschap gelokaliseerd moeten zijn.

2002/83/EG art. 1, lid 1, (aangepast)

"lokalisatie van de activa": aanwezigheid van roerende of onroerende Het vereiste inzake de lokalisatie van activa binnen een lidstaat zonder , als bedoeld in de eerste alinea, wordt niet zodanig uitgelegd dat de roerende activa gedeponeerd moeten behoeven te zijn en zonder dat ten aanzien van onroerende activa beperkende maatregelen zoals vermelding in de openbare registers van toepassing moeten behoeven te zijn.; Dde activa, bestaande uit schuldvorderingen, worden geacht zich te bevinden in de lidstaat waar zij realiseerbaar zijn.;

2005/68/EG art. 32, lid 2, (aangepast)

2. De lidstaten mogen voor de vorming van technische voorzieningen geen systeem met brutovoorzieningen handhaven of invoeren waarbij activa als zekerheden moeten worden verstrekt ter dekking van de voorziening voor niet-verdiende premies en van de voorzieningen voor te betalen schaden indien de herverzekeraar herverzekeringsonderneming een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is waaraan overeenkomstig de onderhavige richtlijn een vergunning is verleend hof een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG een vergunning is verleend.

nieuw

Artikel 133


Uitvoeringsmaatregelen

Om een uniforme toepassing van deze richtlijn te waarborgen, mag de Commissie uitvoeringsmaatregelen vaststellen waarin nadere invulling wordt gegeven aan:

a) de constatering, meting en beheersing van risico´s die voortvloeien uit beleggingen met betrekking tot de eerste alinea van artikel 130, lid 2;

b) de constatering, meting en beheersing van risico´s die voortvloeien uit beleggingen in afgeleide instrumenten en in de in de tweede alinea van artikel 130, lid 4, bedoelde activa.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

2002/83/EG

HOOFDSTUK 2

REGELS BETREFFENDE TECHNISCHE VOORZIENINGEN EN HUN BELICHAMING

92/49/EEG art. 17

Artikel 15

1. De lidstaat van herkomst verplicht elke verzekeringsonderneming toereikende technische voorzieningen te vormen met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden.

De omvang van deze voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de regels van Richtlijn 91/674/EEG.

2005/68/EG art. 57, punt 3)

2. De lidstaat van oorsprong eist van elke verzekeringsonderneming een voldoende dekking voor de technische voorzieningen en de egalisatievoorziening, zoals bedoeld in artikel 15 bis door congruente activa overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 88/357/EEG. Met betrekking tot risico's gelegen in de Gemeenschap, moeten deze activa in de Gemeenschap worden gelokaliseerd. Lidstaten mogen niet van verzekeringsondernemingen vereisen hun activa in een bepaalde lidstaat te lokaliseren. De lidstaat van oorsprong mag echter toestaan dat de voorschriften betreffende de lokalisatie van activa worden versoepeld.

3. De lidstaten mogen, met het oog op de vorming van technische voorzieningen, geen systeem met brutovoorzieningen handhaven of invoeren waarbij door de herverzekeraar activa als zekerheden moeten worden verstrekt ter dekking van de voorzieningen voor niet-verdiende premies en van de voorzieningen voor te betalen schaden, indien de herverzekeraar een herverzekeringsonderneming is waaraan overeenkomstig Richtlijn 2005/68/EG betreffende herverzekering vergunning is verleend, of een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig deze richtlijn of Richtlijn 2002/83/EG vergunning is verleend.

Indien de lidstaat van herkomst toestaat dat technische voorzieningen worden gedekt door vorderingen op een herverzekeraar die geen herverzekeringsonderneming is waaraan overeenkomstig Richtlijn 2005/68/EG betreffende herverzekering vergunning is verleend noch een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig deze richtlijn of Richtlijn 2002/83/EG een vergunning is verleend, stelt hij de voorwaarden voor het aanvaarden van dergelijke vorderingen vast.

2002/83/EG

HOOFDSTUK 2

REGELS BETREFFENDE TECHNISCHE VOORZIENINGEN EN HUN BELICHAMING

Artikel 20

Aanleggen van technische voorzieningen

1. De lidstaat van herkomst verplicht elke verzekeringsonderneming toereikende technische voorzieningen, wiskundige voorzieningen daaronder begrepen, te vormen met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden.

2002/83/EG

De omvang van deze voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de volgende beginselen:

A.

i) De technische voorzieningen betreffende de levensverzekering moeten worden berekend aan de hand van een voldoende voorzichtige prospectieve actuariële methode, rekening houdend met alle toekomstige verplichtingen volgens de voor iedere lopende verzekeringsovereenkomst gestelde voorwaarden, met inbegrip van:

– alle gegarandeerde uitkeringen, met inbegrip van gegarandeerde afkoopwaarden,

– de winstdelingen waarop de verzekerden reeds collectief dan wel individueel recht hebben, ongeacht of die winstdelingen verkregen, bestemd of toegekend zijn,

– alle keuzemogelijkheden waarover de verzekerde volgens de voorwaarden van de overeenkomst beschikt,

– de bedrijfskosten, met inbegrip van provisies,

daarbij rekening houdend met de in de toekomst te ontvangen premies.

ii) Er mag gebruik worden gemaakt van een retrospectieve methode indien kan worden aangetoond dat de op grond van deze methode berekende technische voorzieningen niet lager zijn dan die welke het resultaat zouden zijn van een voldoende voorzichtige prospectieve methode, of indien het gebruik van een prospectieve methode voor het betrokken type van overeenkomst niet mogelijk is.

iii) Een voorzichtige berekening betekent niet dat de waardering plaatsvindt op basis van de meest waarschijnlijk geachte hypothesen, doch dat een redelijke marge in acht wordt genomen voor negatieve afwijkingen in de verschillende betrokken factoren.

iv) De methode voor de waardering van de technische voorzieningen dient niet enkel op zich voorzichtig te zijn, maar dient dat ook te zijn wanneer rekening wordt gehouden met de methode voor de waardering van de tegenover deze voorzieningen staande activa.

v) De technische voorzieningen moeten voor elke overeenkomst afzonderlijk worden berekend. Het gebruik van redelijke approximaties of veralgemeningen is echter toegestaan wanneer mag worden aangenomen dat zij nagenoeg dezelfde resultaten zullen opleveren als afzonderlijke berekeningen. Het beginsel van de afzonderlijke berekening sluit de vorming van aanvullende voorzieningen voor algemene risico's die niet afzonderlijk worden behandeld, geenszins uit.

vi) Wanneer de afkoopwaarde van een overeenkomst gegarandeerd is, moet het bedrag van de wiskundige voorzieningen voor deze overeenkomst te allen tijde ten minste gelijk zijn aan de op dat tijdstip gegarandeerde waarde.

B. Het toegepaste rentepercentage moet op voorzichtige wijze worden bepaald. Het wordt volgens de voorschriften van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst vastgesteld met toepassing van de volgende beginselen:

a) voor alle overeenkomsten stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming één of meer maximumrentepercentages vast, met name volgens onderstaande regels:

i) wanneer de overeenkomsten voorzien in een rentepercentagegarantie stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de onderneming één enkel maximumrentepercentage vast. Het mag verschillend zijn naar gelang van de valuta waarin de overeenkomst luidt, mits het niet hoger is dan 60 % van de rentevoet van de obligatieleningen van de staat in de valuta waarvan de overeenkomst luidt.

Indien de lidstaat besluit om overeenkomstig de tweede zin van de eerste alinea een maximumrentepercentage vast te stellen voor de in de valuta van een lidstaat luidende overeenkomsten, raadpleegt hij vooraf de bevoegde autoriteiten van de lidstaat in de valuta waarvan de overeenkomst luidt;

ii) indien de activa van de verzekeringsonderneming niet tegen aanschaffingswaarde worden gewaardeerd, kan een lidstaat evenwel voorschrijven dat één of meer maximumrentepercentages kunnen worden vastgesteld met inachtneming van het rendement van de op dat moment in portefeuille aanwezige overeenkomstige activa, verminderd met een voorzichtigheidsmarge en, wat in het bijzonder de overeenkomsten met periodieke premies betreft, tevens rekening houdend met het verwachte rendement van de toekomstige activa. De voorzichtigheidsmarge alsmede het/de maximumpercentage(s) toegepast op het verwachte rendement van de toekomstige activa worden vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst;

b) de vaststelling van een maximumrentepercentage impliceert niet dat de verzekeringsonderneming gehouden is dat hoge percentage toe te passen;

c) de lidstaat van herkomst kan besluiten het onder a) bedoelde maximumpercentage niet toe te passen op de volgende categorieën overeenkomsten:

– overeenkomsten in rekeneenheden,

– overeenkomsten met eenmalige premie met een looptijd tot en met acht jaar,

– overeenkomsten zonder winstdeling, alsmede lijfrenteovereenkomsten zonder afkoopwaarde.

In de in het tweede en het derde streepje van de eerste alinea genoemde gevallen kan men, een voorzichtig rentepercentage kiezend, rekening houden met de valuta waarin de overeenkomst luidt en met de op dat tijdstip in portefeuille zijnde daartegenover staande activa, alsmede, indien de activa van de onderneming tegen hun actuele waarde worden gewaardeerd, met het verwachte rendement van de toekomstige activa.

In geen geval mag het toegepaste rentepercentage hoger zijn dan het rendement van de activa, berekend volgens de boekhoudkundige regels in de lidstaat van herkomst, onder aftrek van een passend percentage;

d) de lidstaat verlangt dat de verzekeringsonderneming in haar rekeningen een voorziening vormt om de tegenover de verzekerden aangegane renteverbintenissen te kunnen nakomen, wanneer het huidige of verwachte rendement van de activa van de onderneming niet voldoende is om die verbintenissen te dekken;

e) van de op grond van punt a) vastgestelde maximumrentepercentages wordt mededeling gedaan aan de Commissie en aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die daarom verzoeken.

C. De statistische elementen voor de berekening en de elementen die met de kosten overeenkomen, moeten met de nodige voorzichtigheid worden gekozen, rekening houdende met de staat van de verbintenis, het type verzekeringsovereenkomst, alsmede de voorziene administratieve kosten en provisies.

D. Voor overeenkomsten met winstdeling moet bij de methode voor berekening van de technische voorzieningen impliciet of expliciet rekening worden gehouden met toekomstige winstdelingen van welke aard ook, en wel op een wijze die consistent is met de andere hypothesen inzake toekomstige ontwikkelingen en met de huidige winstdelingsmethode.

E. De voorziening voor toekomstige kosten kan impliciet zijn, bijvoorbeeld door op de toekomstige premies een opslag voor beheerskosten in mindering te brengen. De totale impliciete of expliciete voorziening mag evenwel niet geringer zijn dan een voorzichtige schatting van die toekomstige kosten.

F. De methode van waardering van de technische voorzieningen mag niet van jaar tot jaar zodanig veranderen dat afbreuk wordt gedaan aan de continuïteit, ten gevolge van arbitraire wijzigingen in de methode of de elementen voor de berekening, en moet van dien aard zijn dat de winstdeling gedurende de looptijd van de overeenkomst op een redelijke wijze wordt vrijgemaakt.

2. De verzekeringsonderneming moet de grondslagen en methodes die worden gehanteerd voor de berekening van de technische voorzieningen, met inbegrip van de voorzieningen voor winstdeling, ter beschikking van het publiek stellen.

3. De lidstaat van herkomst verlangt van elke verzekeringsonderneming dat tegenover de technische voorzieningen met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden congruente activa staan overeenkomstig artikel 26. Wat de in de Gemeenschap uitgeoefende werkzaamheden betreft, moeten deze activa aldaar zijn gelokaliseerd. De lidstaten mogen verzekeringsondernemingen niet verplichten hun activa in een welbepaalde lidstaat te lokaliseren. De lidstaat van herkomst kan evenwel een versoepeling toestaan van de regels inzake de lokalisatie van de activa.

2005/68/EG art. 60, punt 6)

4. De lidstaten mogen, met het oog op de vorming van technische voorzieningen, geen systeem met brutovoorzieningen handhaven of invoeren waarbij activa als zekerheden moeten worden verstrekt ter dekking van de voorzieningen voor niet-verdiende premies en van de voorzieningen voor te betalen schaden indien de herverzekeraar een herverzekeringsonderneming is waaraan overeenkomstig Richtlijn 2005/68/EG vergunning is verleend of een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig Richtlijn 73/239/EEG of de onderhavige richtlijn vergunning is verleend.

2005/68/EG art. 60, punt 6)

Indien de lidstaat van herkomst toestaat dat technische voorzieningen worden gedekt door vorderingen op een herverzekeraar die geen herverzekeringsonderneming is waaraan overeenkomstig Richtlijn 2005/68/EG vergunning is verleend noch een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig Richtlijn 73/239/EEG of overeenkomstig onderhavige richtlijn een vergunning is verleend, stelt hij de voorwaarden voor het aanvaarden van dergelijke vorderingen vast.

92/49/EEG art. 18

Artikel 15 bis

1. De lidstaten verplichten verzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor op hun grondgebied is gevestigd en die onder A, punt 14, van de bijlage vermelde risico's verzekeren, hierna „kredietverzekering” genoemd, een egalisatievoorziening te vormen ter dekking van eventuele technische verliezen en boven het gemiddelde liggende schadequoten die tijdens een boekjaar in deze branche optreden.

2. De egalisatievoorziening moet volgens de door de lidstaat van herkomst vastgestelde voorschriften worden berekend, overeenkomstig een van de vier methodes in punt D van de bijlage die gelijkwaardig worden geacht.

3. De egalisatievoorziening wordt tot de volgens de methodes van punt D van de bijlage berekende bedragen niet aan de solvabiliteitsmarge toegerekend.

4. De lidstaten kunnen verzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor op hun grondgebied is gevestigd en waarvan de geïnde premies of bijdragen voor de kredietverzekeringsbranche minder dan 4 % van het totale bedrag aan premies of bijdragen en minder dan 2500000 ecu belopen, vrijstellen van de verplichting tot vorming van een egalisatievoorziening voor deze branche.

2002/83/EG

Artikel 22

Tegenover technische voorzieningen staande activa

Met betrekking tot de tegenover de technische voorzieningen staande activa moet rekening worden gehouden met de aard van de door de verzekeringsonderneming verrichte transacties, teneinde de veiligheid, het rendement en de liquiditeit van de beleggingen van de verzekeringsonderneming te waarborgen; de verzekeringsonderneming dient zorg te dragen voor een adequate diversificatie en spreiding van deze beleggingen.

92/49/EEG art. 20

Met betrekking tot de tegenover de technische voorzieningen staande activa moet rekening worden gehouden met de aard van de door de verzekeringsonderneming verrichte transacties, ten einde de veiligheid, het rendement en de liquiditeit van de beleggingen van de verzekeringsonderneming te waarborgen; de verzekeringsonderneming dient zorg te dragen voor een adequate diversificatie en spreiding van deze beleggingen.

2002/83/EG

Artikel 23

Categorieën van toegestane activa

1. De lidstaat van herkomst mag verzekeringsondernemingen alleen toestaan tegenover hun technische voorzieningen de volgende categorieën van activa te stellen:

2005/68/EG art. 58, punt 3), onder a)

1. De lidstaat van oorsprong mag verzekeringsondernemingen geen toestemming geven hun technische voorzieningen en egalisatievoorzieningen te dekken met andere activa dan in de volgende categorieën worden genoemd:

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 21

A. Beleggingen

a) obligaties en andere geld- en kapitaalmarktinstrumenten;

b) leningen;

c) aandelen en andere niet-vastrentende deelnemingen;

d) rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) en deelnemingen in andere beleggingsfondsen;

e) terreinen en gebouwen, alsmede zakelijke rechten op onroerende zaken;

B. Vorderingen

2005/68/EG art. 58, punt 3), onder b), en art. 60, punt 7), onder a)

f) vorderingen op herverzekeraars, met inbegrip van het aandeel van herverzekeraars in de technische voorzieningen, en verhaalbare bedragen op de in artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG genoemde special purpose vehicles;

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 21

g) deposito's bij en vorderingen op cederende ondernemingen;

2002/83/EG

h) vorderingen op verzekeringnemers en tussenpersonen uit hoofde van directe verzekeringstransacties en herverzekeringstransacties;

92/49/EEG art. 21

h) vorderingen op verzekeringnemers en tussenpersonen uit hoofde van directe verzekeringstransacties en herverzekeringstransacties;

i) vorderingen uit hoofde van verhaal of subrogatie;

2002/83/EG

i) voorschotten op verzekeringspolissen;

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 21

j) belastingtegoeden;

k) vorderingen op garantiefondsen;

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 21

C. Andere activa

l) materiële vaste activa, andere dan terreinen en gebouwen, op grond van een voorzichtige afschrijving;

m) kasmiddelen en bank- en girosaldi, deposito's bij kredietinstellingen of bij andere instellingen die vergunning hebben om deposito's te ontvangen;

n) overlopende acquisitiekosten;

o) lopende interest en huur, en andere overlopende posten.

2002/83/EG

p) zakelijke rechten waarvan het genot is uitgesteld.

2. Voor de „association of underwriters known as Lloyd's” omvatten de categorieën activa eveneens de garanties en „letters of credit” die zijn afgegeven door kredietinstellingen in de zin van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad [60] of door verzekeringsondernemingen, alsook de aantoonbare bedragen die voortkomen uit levensverzekeringspolissen voor zover zij aan de leden toebehorende fondsen vertegenwoordigen.

92/49/EEG

Voor „Lloyd's underwriters” omvatten de categorieën activa eveneens de garanties en „letters of credit” die zijn afgegeven door kredietinstellingen in de zin van Richtlijn 77/780/EEG [61] of door verzekeringsondernemingen, alsook de aantoonbare bedragen die voortkomen uit levensverzekeringspolissenovereenkomsten voor zover zij aan de leden toebehorende fondsen vertegenwoordigen.

2005/68/EG art. 58, punt 3), onder c), en art. 60, punt 7), onder b)

3. Opname van activa of van een categorie activa in de lijst van de eerste alinea betekent niet dat al deze activa automatisch moeten worden toegestaan als dekking van de technische voorzieningen. De lidstaat van herkomst werkt meer gedetailleerde regels uit waarin de voorwaarden voor het gebruik van de toelaatbare activa worden vastgelegd.

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 21

De lidstaat van herkomst neemt bij het vaststellen en toepassen van deze regels in het bijzonder de volgende beginselen in acht:

i) activa die als dekking van de technische voorzieningen fungeren, worden gewaardeerd met aftrek van de voor de acquisitie van deze activa aangegane schulden;

ii) alle activa moeten met de nodige voorzichtigheid worden gewaardeerd, rekening houdend met het risico van niet-realisatie. In het bijzonder mogen materiële vaste activa, andere dan terreinen en gebouwen, alleen als dekking van de technische voorzieningen dienen als zij worden gewaardeerd op basis van een voorzichtige afschrijving;

2002/83/EG

iii) leningen aan ondernemingen, een staat, een internationale instelling, een lokaal of regionaal bestuur, dan wel aan natuurlijke personen, kunnen alleen worden aanvaard als dekking van de technische voorzieningen indien er sprake is van voldoende sterke garanties, die kunnen berusten op de hoedanigheid van de kredietnemer, hypotheken, garanties van kredietinstellingen of verzekeringsondernemingen dan wel andere zekerheden;

92/49/EEG art. 21

iii) leningen aan ondernemingen, een Staat, een internationale instelling, een lokaal of regionaal bestuur dan wel aan natuurlijke personen, kunnen alleen worden aanvaard als dekking van de technische voorzieningen indien er sprake is van voldoende sterke garanties, die kunnen berusten op de hoedanigheid van de kredietnemer, hypotheken, garanties van kredietinstellingen of verzekeringsondernemingen dan wel andere zekerheden;

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 21

iv) afgeleide instrumenten als opties, "futures" en "swaps" ten aanzien van tegenover de technische voorzieningen staande activa, kunnen worden gebruikt voor zover zij het beleggingsrisico helpen beperken of een efficiënt portefeuillebeheer mogelijk maken. Deze instrumenten moeten op voorzichtige grondslag worden gewaardeerd en kunnen in aanmerking worden genomen bij de waardering van de onderliggende activa;

2002/83/EG

v) effecten die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld, worden alleen als dekking van de technische voorzieningen aanvaard wanneer zij op korte termijn kunnen worden gerealiseerd, of indien het gaat om deelnemingen in kredietinstellingen, in verzekeringsondernemingen, voor zover toegestaan bij artikel 6, en in beleggingsondernemingen die in een lidstaat gevestigd zijn;

92/49/EEG art. 21

v) effecten die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld, worden alleen als dekking van de technische voorzieningen aanvaard wanneer zij op korte termijn kunnen worden gerealiseerd;

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 21

vi) vorderingen op een derde mogen alleen tegenover de technische voorzieningen worden gesteld na aftrek van de schulden op die derde;

2002/83/EG

vii) het bedrag van de vorderingen die tegenover de technische voorzieningen mogen worden gesteld, moet met de nodige voorzichtigheid worden berekend, rekening houdend met het risico van niet-realisatie. In het bijzonder zijn vorderingen op verzekeringnemers en tussenpersonen uit hoofde van directe verzekeringstransacties en herverzekeringstransacties slechts toegestaan voor zover zij sedert minder dan drie maanden daadwerkelijk opeisbaar zijn;

92/49/EEG art. 21

vii) het bedrag van de vorderingen die tegenover de technische voorzieningen mogen worden gesteld moet met de nodige voorzichtigheid worden berekend, rekening houdend met het risico van niet-realisatie. In het bijzonder zijn vorderingen op verzekeringnemers en tussenpersonen uit hoofde van directe verzekeringstransacties en herverzekeringstransacties slechts toegestaan voor zover zij sedert minder dan drie maanden daadwerkelijk opeisbaar zijn;

2002/83/EG

viii) wanneer de activa betrekking hebben op een belegging in een dochteronderneming die, voor rekening van de verzekeringsonderneming, alle of een deel van de beleggingen van deze verzekeringsonderneming beheert, houdt de lidstaat van herkomst voor de toepassing van de regels en de beginselen van dit artikel rekening met de onderliggende activa in het bezit van de dochteronderneming; hij mag dezelfde behandeling toepassen op de door andere dochterondernemingen gehouden activa;

92/49/EEG art. 21

viii) wanneer de activa betrekking hebben op een belegging in een dochteronderneming die, voor rekening van de verzekeringsonderneming, alle of een deel van de beleggingen van deze verzekeringsonderneming beheert, houdt de lidstaat van herkomst voor de toepassing van de regels en de beginselen van dit artikel rekening met de onderliggende activa in het bezit van de dochteronderneming; hij mag dezelfde behandeling toepassen op de door andere dochterondernemingen gehouden activa;

ix) overlopende acquisitiekosten worden alleen als dekking van de technische voorzieningen toegestaan indien zulks strookt met de methoden voor berekening van de voorzieningen voor lopende risico's.

2002/83/EG

ix) overlopende acquisitiekosten worden alleen als dekking van de technische voorzieningen toegestaan indien zulks strookt met de methoden voor berekening van de wiskundige voorzieningen.

4. Onverminderd het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 kan de lidstaat van herkomst bij een naar behoren met redenen omkleed besluit in uitzonderlijke omstandigheden op verzoek van de verzekeringsonderneming gedurende een bepaalde periode andere categorieën van activa toestaan voor het dekken van de technische voorzieningen, mits artikel 22 in acht wordt genomen.

92/49/EEG art. 21

2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan de lidstaat van herkomst bij een naar behoren met redenen omkleed besluit in uitzonderlijke omstandigheden op verzoek van de verzekeringsonderneming gedurende een bepaalde periode andere categorieën van activa toestaan voor het dekken van de technische voorzieningen, mits artikel 20 in acht wordt genomen.

2002/83/EG

Artikel 24

Regels voor investeringsdiversificatie

1. De lidstaat van herkomst bepaalt dat elke verzekeringsonderneming van de tegenover haar technische voorzieningen staande activa niet meer mag beleggen dan:

2005/68/EG art. 58, punt 4)

1. Met betrekking tot de activa die tegenover de technische voorzieningen en de egalisatievoorzieningen staan, eist de lidstaat van oorsprong van elke verzekeringsonderneming dat zij niet meer belegt dan:

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 22

a) 10 % van het totaal van de bruto technische voorzieningen in één bepaald terrein of gebouw dan wel in verscheidene terreinen of gebouwen die zich voldoende dicht bij elkaar bevinden om de facto als één belegging te worden beschouwd;

b) 5 % van het totaal van de bruto technische voorzieningen in aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen verhandelbare waardepapieren, obligaties en andere geldmarkt- en kapitaalmarktinstrumenten van één bepaalde emittent of in leningen aan één bepaalde kredietnemer, tezamen genomen, waarbij niet als leningen in aanmerking worden genomen leningen aan een centrale, regionale of lokale overheid, dan wel aan een internationale organisatie waarvan een of meer lidstaten deel uitmaken. Dit plafond kan tot 10 % worden verhoogd, mits de verzekeringsonderneming niet meer dan 40 % van haar bruto technische voorzieningen belegt in leningen aan of waardepapieren van emittenten en kredietnemers waarin zij meer dan 5 % van haar activa belegt;

2002/83/EG

c) 5 % van het totaal van de bruto technische voorzieningen in niet-gegarandeerde leningen, waarvan 1 % in één enkele niet-gegarandeerde lening, andere dan die welke zijn toegekend aan kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, voor zover artikel 6 dit toestaat, en beleggingsondernemingen die in een lidstaat zijn gevestigd. Deze limieten kunnen, krachtens een per geval door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst genomen besluit, worden verhoogd tot respectievelijk 8 % en 2 %;

92/49/EEG art. 22

c) 5 % van het totaal van de bruto technische voorzieningen in niet-gegarandeerde leningen, waarvan 1 % in één enkele niet-gegarandeerde lening, andere dan die welke zijn toegekend aan kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, voor zover artikel 8 van Richtlijn 73/239/EEG dit toestaat, en beleggingsondernemingen die in een lidstaat zijn gevestigd;

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 22

d) 3 % van het totaal van de bruto technische voorzieningen in kasmiddelen;

e) 10 % van het totaal van de bruto technische voorzieningen in aandelen, andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, en obligaties die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld.

2. Dat er in lid 1 geen beperkingen worden gesteld aan het beleggen in een bepaalde categorie van activa, betekent niet dat de activa van deze categorie onbeperkt moeten worden toegestaan als dekking van de technische voorzieningen. De lidstaat van herkomst stelt nadere regels vast waarin de voorwaarden voor het gebruik van de toelaatbare activa worden bepaald. Hij neemt bij het vaststellen en toepassen van deze regels in het bijzonder de volgende beginselen in acht:

i) de activa die als dekking fungeren van de technische voorzieningen moeten voldoende gediversifieerd en gespreid zijn om te waarborgen dat er geen buitensporige afhankelijkheid van een bepaalde categorie van activa, een specifieke beleggingssector of een specifieke belegging optreedt;

ii) beleggingen in activa die een hoog risico dragen, hetzij vanwege hun intrinsieke kenmerken, hetzij vanwege de hoedanigheid van de emittent, dienen tot een voorzichtig niveau beperkt te blijven;

2002/83/EG

iii) bij de beperkingen met betrekking tot specifieke categorieën van activa moet rekening worden gehouden met de behandeling van de herverzekering voor het berekenen van de technische voorzieningen;

92/49/EEG art. 22

iii) bij de beperkingen met betrekking tot specifieke categorieën van activa moet rekening worden gehouden met de behandeling van de herverzekering voor het berekenen van de technische voorzieningen;

2002/83/EG

iv) wanneer de activa betrekking hebben op een belegging in een dochteronderneming die, voor rekening van de verzekeringsonderneming, alle of een deel van de beleggingen van deze verzekeringsonderneming beheert, houdt de lidstaat van herkomst voor de toepassing van de regels en beginselen van dit artikel rekening met de onderliggende activa in het bezit van de dochteronderneming; hij mag dezelfde behandeling toepassen op de door andere dochterondernemingen gehouden activa;

92/49/EEG art. 22

iv) wanneer de activa betrekking hebben op een belegging in een dochteronderneming die, voor rekening van de verzekeringsonderneming, alle of een deel van de beleggingen van deze verzekeringsonderneming beheert, houdt de lidstaat van herkomst voor de toepassing van de regels en de beginselen van dit artikel rekening met de onderliggende activa in het bezit van de dochteronderneming; hij mag dezelfde behandeling toepassen op de door andere dochterondernemingen gehouden activa;

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 22

v) het percentage van de tegenover de technische voorzieningen te stellen activa die voor niet-liquide beleggingen zijn aangewend, dient tot een voorzichtig niveau te worden beperkt;

vi) wanneer de activa ten dele bestaan uit leningen aan of obligaties uitgegeven door bepaalde kredietinstellingen, mag de lidstaat van herkomst bij de toepassing van de in dit artikel vervatte regels en beginselen rekening houden met de door deze kredietinstellingen gehouden onderliggende activa. Deze behandeling mag slechts worden toegepast voor zover de kredietinstelling haar hoofdkantoor heeft in een lidstaat, exclusief in handen is van die lidstaat en/of van de lokale overheden van die lidstaat, en haar werkzaamheden statutair bestaan in het door haar tussenkomst verstrekken van leningen aan de staat of de lokale overheden of van door deze staat of overheden gegarandeerde leningen, dan wel het verstrekken van leningen aan nauw met de staat of de lokale overheden verbonden instanties.

3. In het kader van de nadere regels waarin de voorwaarden voor het gebruik van de toelaatbare activa worden vastgesteld, past de lidstaat een strengere behandeling toe op:

2002/83/EG

– leningen die niet voorzien zijn van een bankgarantie, een garantie toegekend door een verzekeringsonderneming, een hypotheek of een andere vorm van zekerheid, dan op leningen die daar wel van zijn voorzien;

92/49/EEG art. 22

– leningen die niet voorzien zijn van een bankgarantie, een garantie toegekend door een verzekeringsonderneming, een hypotheek of een andere vorm van zekerheid, dan op leningen die daar wel van zijn voorzien;

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 22

– icbe's die niet zijn onderworpen aan de coördinatie van Richtlijn 85/611/EEG en andere beleggingsfondsen, dan op icbe's die wel aan die coördinatie zijn onderworpen;

– waardepapieren die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld, dan op waardepapieren die wel op een gereglementeerde markt worden verhandeld;

2002/83/EG

– obligaties en andere geldmarkt- en kapitaalmarktinstrumenten van andere emittenten dan staten, regionale of lokale overheden van die staten of ondernemingen die behoren tot zone A als bedoeld in Richtlijn 2000/12/EG, of waarvan de emittenten internationale organisaties zijn waartoe geen lidstaat van de Gemeenschap behoort, dan op die zelfde financiële instrumenten uitgegeven door emittenten die wel deze kenmerken vertonen.

92/49/EEG art. 22

– obligaties en andere geldmarkt- en kapitaalmarktinstrumenten van andere emittenten dan Staten, regionale of lokale overheden van die Staten of ondernemingen die behoren tot zone A als bedoeld in Richtlijn 89/647/EEG [62], of waarvan de emittenten internationale organisaties zijn waartoe geen lidstaat van de Gemeenschap behoort, dan op die zelfde financiële instrumenten uitgegeven door emittenten die wel deze kenmerken vertonen.

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 22

4. De lidstaten mogen het maximum van lid 1, onder b), op 40 % stellen voor bepaalde obligaties die zijn uitgegeven door een kredietinstelling die haar hoofdkantoor in een lidstaat heeft en krachtens de wet onderworpen is aan bijzonder overheidstoezicht ter bescherming van de houders van deze obligaties. Meer bepaald moeten de bedragen die uit de emissie van deze obligaties worden verkregen overeenkomstig de wet worden belegd in activa die gedurende de gehele looptijd van deze obligaties voldoende dekking bieden voor de daaruit voortvloeiende verplichtingen en die bij voorrang bestemd worden voor de aflossing van de hoofdsom en de betaling van de lopende rente in geval de emittent ophoudt te betalen.

92/49/EEG art. 1

5. De lidstaten mogen van verzekeringsondernemingen niet verlangen dat zij beleggingen in bepaalde categorieën van activa verrichten.

92/49/EEG art. 22

5. De lidstaten mogen van verzekeringsondernemingen niet verlangen dat zij beleggingen in bepaalde categorieën van activa verrichten.

6. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan de lidstaat van herkomst bij een naar behoren met redenen omkleed besluit in uitzonderlijke omstandigheden op verzoek van de verzekeringsonderneming gedurende een bepaalde periode afwijkingen toestaan op de regels van lid 1, onder a) tot en met e), mits artikel 20 in acht wordt genomen.

2002/83/EG

6. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan de lidstaat van herkomst bij een naar behoren met redenen omkleed besluit in uitzonderlijke omstandigheden op verzoek van de verzekeringsonderneming gedurende een bepaalde periode afwijkingen toestaan op de regels van lid 1, onder a) tot en met e), mits artikel 22 in acht wordt genomen.

HOOFDSTUK 3

REGELS BETREFFENDE DE SOLVABILITEITSMARGE EN HET GARANTIEFONDS

Artikel 27

Beschikbare solvabiliteitsmarge

1. Iedere lidstaat verplicht elke verzekeringsonderneming waarvan het hoofdkantoor op zijn grondgebied is gevestigd, te allen tijde te beschikken over een voldoende beschikbare solvabiliteitsmarge met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden, die ten minste gelijk is aan hetgeen in deze richtlijn als vereiste is gesteld.

2002/13/EG art. 1, punt 2

1. Iedere lidstaat verplicht elke verzekeringsonderneming waarvan het hoofdkantoor op zijn grondgebied is gevestigd, te allen tijde te beschikken over een voldoende beschikbare solvabiliteitsmarge met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden, die ten minste gelijk is aan hetgeen in deze richtlijn als vereiste is gesteld.

2002/83/EG

2. De beschikbare solvabiliteitsmarge bestaat uit het vermogen van de verzekeringsonderneming dat niet dient ter dekking van enige voorzienbare verplichting, na aftrek van de onlichamelijke bestanddelen, met inbegrip van:

2002/13/EG art. 1, punt 2

2. De beschikbare solvabiliteitsmarge bestaat uit het vermogen van de verzekeringsonderneming dat niet dient ter dekking van enige voorzienbare verplichting, na aftrek van de onlichamelijke bestanddelen, met inbegrip van:

a) het gestorte maatschappelijk kapitaal of, wat onderlinge waarborgmaatschappijen, c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappijen betreft, het gestorte gedeelte van het waarborgkapitaal plus de ledenrekeningen die aan alle volgende criteria voldoen:

2002/83/EG

a) het gestorte maatschappelijk kapitaal of, wat onderlinge waarborgmaatschappijen, c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappijen betreft, het gestorte gedeelte van het waarborgkapitaal plus de ledenrekeningen die aan de volgende criteria voldoen:

2002/83/EG en 2002/13/EG art. 1, punt 2

i) de statuten bepalen dat er langs deze rekeningen alleen betalingen aan leden mogen worden verricht indien zulks geen daling van de beschikbare solvabiliteitsmarge tot onder het vereiste niveau veroorzaakt of, na ontbinding van de onderneming, indien alle andere schulden zijn voldaan;

ii) de statuten bepalen dat de bevoegde autoriteiten ten minste een maand van tevoren in kennis moeten worden gesteld van de onder i) bedoelde betalingen voor andere doeleinden dan de individuele opzegging van het lidmaatschap en dat zij gedurende deze termijn de voorgenomen betaling kunnen verbieden;

iii) de relevante bepalingen in de statuten kunnen pas worden gewijzigd wanneer de bevoegde autoriteiten, onverminderd de onder i) en ii) genoemde criteria, hebben verklaard geen bezwaar tegen deze wijziging te hebben;

2002/83/EG

b) de (wettelijke of vrije) reserves die niet tegenover verplichtingen staan;

2005/68/EG art. 57, punt 4), onder a)

b) reserves (wettelijke en vrije reserves) die niet tegenover verplichtingen staan of geklasseerd zijn als egalisatievoorzieningen;

2002/83/EG en 2002/13/EG art. 1, punt 2

c) de overgebrachte winst of het overgebrachte verlies, na aftrek van de uit te keren dividenden;

2002/83/EG

d) voor zover de nationale wetgeving zulks toestaat, uit de op de balans opgenomen winstreserves, wanneer deze kunnen worden gebruikt tot dekking van eventuele verliezen en wanneer zij niet beschikbaar zijn gesteld voor uitkering aan de verzekeringnemers.

De beschikbare solvabiliteitsmarge wordt verminderd met het bedrag van de eigen aandelen die rechtstreeks door de verzekeringsonderneming worden aangehouden.

2002/13/EG art. 1, punt 2

De beschikbare solvabiliteitsmarge wordt verminderd met het bedrag van de eigen aandelen die rechtstreeks door de verzekeringsonderneming worden gehouden.

Voor de verzekeringsondernemingen die overeenkomstig artikel 60, lid 1, onder g), van Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen [63] tot discontering of vermindering van hun technische voorzieningen voor te betalen schaden overgaan om met de opbrengst van beleggingen rekening te houden, wordt de beschikbare solvabiliteitsmarge verminderd met het verschil tussen de niet-gedisconteerde technische voorzieningen of de technische voorzieningen vóór vermindering zoals deze in de toelichting zijn vermeld, en de gedisconteerde of verminderde technische voorzieningen. Deze correctie wordt toegepast op alle sub A van de bijlage vermelde risico's, met uitzondering van de onder de punten 1 en 2 bedoelde risico's. Voor andere risico's dan de onder de punten 1 en 2 vermelde behoeft geen correctie te worden toegepast met betrekking tot de discontering van in de technische voorzieningen opgenomen annuïteiten.

2005/68/EG art. 60, punt 8)

De beschikbare solvabiliteitsmarge wordt ook verminderd met:

a) deelnemingen van de verzekeringsonderneming in:

– verzekeringsondernemingen in de zin van artikel 4 van deze richtlijn, artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG, of artikel 1, onder b), van Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep [64],

– herverzekeringsondernemingen in de zin van artikel 3 van Richtlijn 2005/68/EG of herverzekeringsondernemingen van derde landen in de zin van artikel 1, onder l), van Richtlijn 98/78/EG,

– verzekeringsholdings in de zin van artikel 1, onder i), van Richtlijn 98/78/EG;

– kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van artikel 1, punten 1 en 5, van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen [65],

– beleggingsondernemingen en financiële instellingen in de zin van artikel 1, punt 2, van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten [66] en van artikel 2, leden 4 en 7, van Richtlijn 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen [67];

b) elk van de volgende bestanddelen die de verzekeringsonderneming houdt met betrekking tot de onder a) omschreven entiteiten waarin zij een deelneming heeft:

– de in lid 3 bedoelde instrumenten,

– de in artikel 16, lid 3, van Richtlijn 73/239/EEG bedoelde instrumenten,

– achtergestelde schuldvorderingen en instrumenten zoals bedoeld in artikel 35 en artikel 36, lid 3, van Richtlijn 2000/12/EG.

Indien aandelen in een andere kredietinstelling, beleggingsonderneming, financiële instelling, verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming of verzekeringsholding tijdelijk worden gehouden met het oog op een financiële bijstandsoperatie, bedoeld om die entiteit te saneren en te redden, kan de bevoegde autoriteit ontheffing verlenen van de bepalingen inzake aftrek zoals bedoeld in de derde alinea, onder a) en b).

Als alternatief voor de aftrek van de in de derde alinea, onder a) en b), bedoelde bestanddelen die de verzekeringsonderneming in kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen houdt, mogen de lidstaten hun verzekeringsondernemingen toestaan mutatis mutandis de methoden 1, 2, of 3 van bijlage I bij Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat [68] toe te passen. Methode 1 ("consolidatie van jaarrekeningen") wordt alleen toegepast indien de bevoegde autoriteit overtuigd is van het niveau van geïntegreerd beheer en interne controle van de entiteiten die onder de consolidatie zouden vallen. De gekozen methode wordt in de loop van de tijd consequent toegepast.

Voor de berekening van de solvabiliteitsmarge als voorgeschreven bij deze richtlijn, kunnen de lidstaten bepalen dat verzekeringsondernemingen die onderworpen zijn aan het aanvullende toezicht overeenkomstig Richtlijn 98/78/EG dan wel aan het aanvullende toezicht overeenkomstig Richtlijn 2002/87/EG, de in de derde alinea, onder a) en b), bedoelde bestanddelen die worden gehouden in kredietinstellingen, financiële instellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings die onder het aanvullende toezicht vallen, niet hoeven af te trekken. Voor de aftrek van deelnemingen zoals bedoeld in dit lid wordt onder deelneming verstaan een deelneming in de zin van artikel 1, onder f), van Richtlijn 98/78/EG.

2005/68/EG art. 57, punt 4), onder b)

De beschikbare solvabiliteitsmarge wordt ook verminderd met:

a) deelnemingen van de verzekeringsonderneming in:

– verzekeringsondernemingen in de zin van artikel 6 van deze richtlijn, artikel 4 van Richtlijn 2002/83/EG, of artikel 1, onder b), van Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad,

– herverzekeringsondernemingen in de zin van artikel 3 van Richtlijn 2005/68/EG betreffende herverzekeringsondernemingen van derde landen in de zin van artikel 1, onder l), van Richtlijn 98/78/EG,

– verzekeringsholdings in de zin van artikel 1, onder i), van Richtlijn 98/78/EG;

– kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van artikel 1, punten 1 en 5, van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad,

– beleggingsondernemingen en financiële instellingen in de zin van artikel 1, punt 2, van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad en artikel 2, punten 4 en 7, van Richtlijn 93/6/EEG van de Raad;

2002/87/EG art. 22, punt 2

b) elk van de volgende bestanddelen die de verzekeringsonderneming houdt met betrekking tot de onder a) omschreven entiteiten waarin zij een deelneming heeft:

– de in lid 3 bedoelde instrumenten,

– de in artikel 18, lid 3, van Richtlijn 79/267/EEG bedoelde instrumenten,

– achtergestelde schuldvorderingen en instrumenten zoals bedoeld in artikel 35 en artikel 36, lid 3, van Richtlijn 2000/12/EG.

Indien aandelen in een andere kredietinstelling, beleggingsonderneming, financiële instelling, verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming of verzekeringsholding tijdelijk worden gehouden met het oog op een financiële bijstandsoperatie, bedoeld om die entiteit te saneren en te redden, kan de bevoegde autoriteit ontheffing verlenen van de bepalingen inzake aftrek als bedoeld in de vierde alinea, onder a) en b).

Als alternatief voor de aftrek van de in de vierde alinea, onder a) en b), bedoelde bestanddelen die de verzekeringsonderneming in kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen houdt, mogen de lidstaten hun verzekeringsondernemingen toestaan mutatis mutandis de methoden 1, 2, of 3 van bijlage I bij Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat [69] toe te passen. Methode 1 ("consolidatie van jaarrekeningen") wordt alleen toegepast indien de bevoegde autoriteit overtuigd is van het niveau van geïntegreerd beheer en interne controle van de entiteiten die onder de consolidatie zouden vallen. De gekozen methode wordt in de loop van de tijd consequent toegepast.

Voor de berekening van de solvabiliteitsmarge als voorgeschreven bij deze richtlijn, kunnen de lidstaten bepalen dat verzekeringsondernemingen die onderworpen zijn aan het aanvullende toezicht overeenkomstig Richtlijn 98/78/EG dan wel aan het aanvullende toezicht overeenkomstig Richtlijn 2002/87/EG, de in de vierde alinea, onder a) en b), bedoelde bestanddelen die worden gehouden in kredietinstellingen, financiële instellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings die onder het aanvullende toezicht vallen, niet hoeven af te trekken.

Voor de aftrek van deelnemingen zoals bedoeld in dit lid wordt onder deelneming verstaan een deelneming in de zin van artikel 1, onder f), van Richtlijn 98/78/EG.

2002/83/EG

3. De beschikbare solvabiliteitsmarge kan ook bestaan uit:

a) het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal en de achtergestelde leningen tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge — naargelang welk bedrag het laagst is —, waarvan niet meer dan 25 % in de vorm van achtergestelde leningen met vaste looptijd, of het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal met vaste termijn, mits bindende overeenkomsten gelden op grond waarvan, in geval van faillissement of liquidatie van de verzekeringsonderneming, de achtergestelde leningen of preferente aandelen achtergesteld worden bij de vorderingen van alle andere crediteuren en pas worden terugbetaald nadat alle andere op dat tijdstip uitstaande schulden zijn voldaan.

Achtergestelde leningen moeten tevens aan de volgende voorwaarden voldoen:

i) alleen de daadwerkelijk gestorte bedragen worden in aanmerking genomen;

ii) voor leningen met een vaste looptijd dient de oorspronkelijke looptijd ten minste vijf jaar te bedragen. Uiterlijk een jaar voor de vervaldag legt de verzekeringsonderneming de bevoegde autoriteiten een plan ter goedkeuring voor waarin wordt uiteengezet op welke wijze de beschikbare solvabiliteitsmarge zal worden gehandhaafd of op het vereiste niveau gebracht op de vervaldag, tenzij de mate waarin de lening als bestanddeel van de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking mag worden genomen, gedurende minimaal de laatste vijf jaren voor de vervaldag geleidelijk wordt verlaagd. De bevoegde autoriteiten kunnen toestemming verlenen voor vervroegde terugbetaling van dergelijke leningen, mits het initiatief hiertoe uitgaat van de emitterende verzekeringsonderneming en haar beschikbare solvabiliteitsmarge niet onder het vereiste niveau daalt;

iii) leningen waarvan de looptijd niet bepaald is, kunnen slechts worden terugbetaald met een opzeggingstermijn van vijf jaar, tenzij de leningen niet langer als bestanddelen van de beschikbare solvabiliteitsmarge worden aangemerkt of uitdrukkelijk de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten vereist is voor vervroegde terugbetaling. In dit laatste geval dient de verzekeringsonderneming de bevoegde autoriteiten ten minste zes maanden van tevoren in kennis te stellen van de voorgenomen terugbetaling, onder vermelding van de beschikbare en de vereiste solvabiliteitsmarge zowel vóór als na deze terugbetaling. De bevoegde autoriteiten verlenen alleen toestemming voor de terugbetaling indien de beschikbare solvabiliteitsmarge van de verzekeringsonderneming niet onder het vereiste niveau dreigt te dalen;

iv) de leningsovereenkomst bevat geen bepalingen op grond waarvan de lening in andere omstandigheden dan bij liquidatie van de verzekeringsonderneming vóór de overeengekomen datum moet worden terugbetaald;

v) de leningsovereenkomst kan alleen worden gewijzigd nadat de bevoegde autoriteiten verklaard hebben geen bezwaar te hebben tegen de wijziging;

b) effecten met onbepaalde looptijd en andere instrumenten, met inbegrip van andere gecumuleerde preferente aandelen dan de onder a) bedoelde, ten belope van maximaal 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge — naargelang welk bedrag het laagst is — voor het totaal van deze effecten en van de onder a) vermelde achtergestelde leningen, mits deze aan de volgende voorwaarden voldoen:

i) zij kunnen niet worden terugbetaald op initiatief van de houder of zonder voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit;

ii) de emissie-overeenkomst moet de verzekeringsonderneming de mogelijkheid bieden de betaling van de rente over de lening uit te stellen;

iii) de vorderingen van de kredietverlener op de verzekeringsonderneming moeten volledig worden achtergesteld bij de vorderingen van alle niet-achtergestelde crediteuren;

iv) in de documenten met betrekking tot de effectenemissie moet worden bepaald dat de verliezen gecompenseerd kunnen worden door de schuld en de niet-betaalde rente, terwijl de verzekeringsonderneming haar activiteiten kan voortzetten;

v) alleen de daadwerkelijk gestorte bedragen worden in aanmerking genomen.

2002/13/EG art. 1, punt 2

3. De beschikbare solvabiliteitsmarge kan ook bestaan uit:

a) het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal en de achtergestelde leningen tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge - naargelang welk bedrag het laagst is -, waarvan niet meer dan 25 % in de vorm van achtergestelde leningen met vaste looptijd, of het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal met vaste termijn, mits in geval van faillissement of liquidatie van de verzekeringsonderneming bindende overeenkomsten gelden op grond waarvan de achtergestelde leningen of preferente aandelen achtergesteld worden bij de vorderingen van alle andere crediteuren en pas worden terugbetaald nadat alle andere op dat tijdstip uitstaande schulden zijn voldaan.

Achtergestelde leningen moeten tevens aan de volgende voorwaarden voldoen:

i) alleen de daadwerkelijk gestorte bedragen worden in aanmerking genomen;

ii) voor leningen met een vaste looptijd dient de oorspronkelijke looptijd ten minste vijf jaar te bedragen. Uiterlijk een jaar voor de vervaldag legt de verzekeringsonderneming de bevoegde autoriteiten een plan ter goedkeuring voor waarin wordt uiteengezet op welke wijze de beschikbare solvabiliteitsmarge zal worden gehandhaafd of op het vereiste niveau gebracht op de vervaldag, tenzij de mate waarin de lening als bestanddeel van de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking mag worden genomen, gedurende minimaal de laatste vijf jaren voor de datum van terugbetaling geleidelijk wordt verlaagd. De bevoegde autoriteiten kunnen toestemming verlenen voor vervroegde terugbetaling van dergelijke leningen, mits het initiatief hiertoe uitgaat van de emitterende verzekeringsonderneming en haar beschikbare solvabiliteitsmarge niet onder het vereiste niveau daalt;

iii) leningen waarvan de looptijd niet bepaald is, kunnen slechts worden terugbetaald met een opzeggingstermijn van vijf jaar, tenzij de leningen niet langer als bestanddelen van de beschikbare solvabiliteitsmarge worden aangemerkt of uitdrukkelijk de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten vereist is voor vervroegde terugbetaling. In dit laatste geval dient de verzekeringsonderneming de bevoegde autoriteiten ten minste zes maanden van tevoren in kennis te stellen van de voorgenomen terugbetaling, onder vermelding van de beschikbare en de vereiste solvabiliteitsmarge zowel vóór als na deze terugbetaling. De bevoegde autoriteiten verlenen alleen toestemming voor de terugbetaling indien de beschikbare solvabiliteitsmarge van de verzekeringsonderneming niet onder het vereiste niveau dreigt te dalen;

iv) de leningsovereenkomst bevat geen bepalingen op grond waarvan de lening in andere omstandigheden dan bij liquidatie van de verzekeringsonderneming vóór de overeengekomen datum moet worden terugbetaald;

v) de leningsovereenkomst kan alleen worden gewijzigd nadat de bevoegde autoriteiten verklaard hebben geen bezwaar te hebben tegen de wijziging;

b) effecten met onbepaalde looptijd en andere instrumenten, met inbegrip van andere gecumuleerde preferente aandelen dan de onder a) bedoelde, ten belope van maximaal 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge — naargelang welk bedrag het laagst is — voor het totaal van deze effecten en van de onder a) vermelde achtergestelde leningen, mits deze aan de volgende voorwaarden voldoen:

i) zij kunnen niet worden terugbetaald op initiatief van de houder of zonder voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit;

ii) de emissieovereenkomst moet de verzekeringsonderneming de mogelijkheid bieden de betaling van de rente over de lening uit te stellen;

iii) de vorderingen van de kredietverlener op de verzekeringsonderneming moeten volledig worden achtergesteld bij de vorderingen van alle niet-achtergestelde crediteuren;

iv) in de documenten met betrekking tot de effectenemissie moet worden bepaald dat de verliezen gecompenseerd kunnen worden door de schuld en de niet-betaalde rente, terwijl de verzekeringsonderneming haar activiteiten kan voortzetten;

v) alleen de daadwerkelijk gestorte bedragen worden in aanmerking genomen.

4. Op een met bewijzen gestaafd verzoek van de onderneming aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en met de instemming van deze bevoegde autoriteit kan de beschikbare solvabiliteitsmarge ook bestaan uit:

a) de helft van het niet-gestorte gedeelte van het maatschappelijk kapitaal of van het waarborgkapitaal, zodra het gestorte gedeelte 25 % van dit kapitaal bedraagt, tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge; naargelang welk bedrag het laagst is;

b) de suppletiebijdragen die onderlinge waarborgmaatschappijen c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappijen met variabele premies van hun leden kunnen eisen uit hoofde van het boekjaar, tot een bedrag gelijk aan de helft van het verschil tussen de maximumbijdragen en de werkelijk ingevorderde bijdragen; De bevoegde nationale autoriteiten stellen richtsnoeren vast waarin wordt bepaald onder welke voorwaarden suppletiebijdragen kunnen worden aanvaard;

c) de latente nettomeerwaarden die voortvloeien uit de waardering van de activa, voor zover deze nettoreserves geen uitzonderlijk karakter hebben.

5. De wijzigingen die in de leden 2, 3 en 4 moeten worden aangebracht om rekening te houden met ontwikkelingen die een technische aanpassing van de voor opneming in de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking komende bestanddelen vergen, worden vastgesteld volgens de in artikel 2 van Richtlijn 91/675/EEG van de Raad [70] neergelegde procedure.

2002/83/EG

4. Op een met bewijzen gestaafd verzoek van de onderneming aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en met de instemming van deze bevoegde autoriteit kan de beschikbare solvabiliteitsmarge ook bestaan uit:

a) tot 31 december 2009 een bedrag dat gelijk is aan 50 % van de toekomstige winsten van de onderneming, maar niet hoger is dan 25 % van de beschikbare solvabiliteitsmarge of van de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is. Het bedrag van de toekomstige winsten wordt verkregen door de geschatte jaarwinst te vermenigvuldigen met een factor die de gemiddelde resterende looptijd van de overeenkomsten vertegenwoordigt. Deze factor mag ten hoogste 6 bedragen. De geschatte jaarwinst mag niet hoger zijn dan het rekenkundig gemiddelde van de winsten die de laatste vijf boekjaren zijn gemaakt op de in artikel 2, punt 1, bedoelde werkzaamheden.

De bevoegde autoriteiten mogen alleen toestaan dat dit bedrag in de beschikbare solvabiliteitsmarge wordt meegeteld indien:

i) hun een actuarieel verslag is overgelegd waaruit blijkt dat deze winsten in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid ook daadwerkelijk zullen worden gerealiseerd, en

ii) en niet reeds voor een deel rekening is gehouden met de toekomstige winsten die voortvloeien uit de onder c) bedoelde latente netto meerwaarden;

b) in geval van niet-zillmeren of in geval van zillmeren waarbij de in de premie begrepen afsluitkosten niet worden bereikt, het verschil tussen de niet-gezillmerde of gedeeltelijk gezillmerde wiskundige voorziening en een gezillmerde wiskundige voorziening waarbij het percentage van het zillmeren gelijk is aan de in de premie begrepen afsluitkosten; dit bedrag mag voor alle overeenkomsten waarbij zillmeren mogelijk is, echter niet groter zijn dan 3,5 % van de som van de verschillen tussen het kapitaal van de branche „levensverzekering” en de wiskundige voorzieningen; dit verschil wordt eventueel verminderd met het bedrag van de niet afgeschreven afsluitkosten die als een debetpost worden opgenomen;

c) de latente netto meerwaarden die voortvloeien uit de waardering van de activa, voor zover deze nettoreserves geen uitzonderlijk karakter hebben;

d) de helft van het niet-gestorte gedeelte van het maatschappelijk kapitaal of van het waarborgkapitaal, zodra het gestorte gedeelte 25 % van dit kapitaal bedraagt, tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is.

5. De wijzigingen die in de leden 2, 3 en 4 moeten worden aangebracht om rekening te houden met ontwikkelingen die een technische aanpassing van de voor opneming in de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking komende bestanddelen vergen, worden vastgesteld volgens de in artikel 65, lid 2, neergelegde procedure.

2002/13/EG art. 1, punt 3

Artikel 16 bis

1. De vereiste solvabiliteitsmarge wordt bepaald ten opzichte van het jaarlijkse totaal van premies of bijdragen, dan wel ten opzichte van de gemiddelde schadelast van de laatste drie boekjaren.

Wanneer verzekeringsondernemingen evenwel in hoofdzaak slechts één of meer van de risico's van krediet-, storm-, hagel- en vorstschade dekken, wordt voor de referentieperiode voor de gemiddelde betaalde schaden rekening gehouden met de laatste zeven boekjaren.

2. Onverminderd artikel 17 moet het bedrag van de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk zijn aan de hoogste uitkomst van de in de leden 3 en 4 omschreven berekeningen.

3. Voor de berekening ten opzichte van de premies of bijdragen wordt uitgegaan van hetzij het bedrag van de uitgegeven brutopremies of -bijdragen, zoals hieronder berekend, hetzij het bedrag van de verdiende brutopremies of -bijdragen, naargelang welk van beide bedragen het hoogst is.

De premies of bijdragen die verband houden met de onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage vermelde branches, worden met 50 % verhoogd.

De premies of bijdragen die in het kader van het directe verzekeringsbedrijf gedurende het laatste boekjaar zijn uitgegeven, met inbegrip van bijkomende kosten, worden samengeteld.

Daaraan wordt het bedrag toegevoegd van de premies welke gedurende het laatste boekjaar uit hoofde van herverzekering werden ontvangen.

Daarvan worden afgetrokken het totaalbedrag van de gedurende het laatste boekjaar geannuleerde premies of bijdragen, alsmede het totaalbedrag van de belastingen en rechten op de samengetelde premies of bijdragen.

Nadat het aldus verkregen bedrag in twee gedeelten is gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van 50 miljoen EUR en een tweede gedeelte dat het restant omvat, wordt van deze gedeelten respectievelijk 18 % en 16 % genomen en vervolgens opgeteld.

2005/68/EG art. 57, punt 5), onder a)

De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van herverzekering invorderbare bedragen ten laste van de onderneming blijven, en het bedrag van de brutoschaden; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %. Na een met bewijs gestaafde aanvraag van de verzekeringsonderneming bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong en na goedkeuring door deze autoriteit, kunnen bedragen die van een special purpose vehicle kunnen worden verhaald, zoals bedoeld in artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG worden beschouwd als aftrekbare bedragen uit hoofde van herverzekering.

2002/13/EG art. 1, punt 3

Met de instemming van de bevoegde autoriteiten mogen statistische methoden worden toegepast om de premies of de bijdragen aan de onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage vermelde branches toe te wijzen.

4. Voor de berekening ten opzichte van de schaden wordt uitgegaan van de met de onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage vermelde branches verband houdende schaden, voorzieningen en verhaalde bedragen, vermeerderd met 50 %.

Eerst worden de bedragen van de schaden welke gedurende de in lid 1 bedoelde perioden op grond van de directe zaken zijn betaald, bij elkaar opgeteld, zonder aftrek van de ten laste van de cessionarissen en retrocessionarissen komende schaden.

Daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de schaden die gedurende dezelfde perioden uit hoofde van geaccepteerde herverzekeringen of retrocessies zijn betaald, en het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het einde van het laatste boekjaar voor zowel het directe verzekeringsbedrijf als geaccepteerde herverzekeringen zijn gevormd.

Daarvan worden de gedurende de in lid 1 bedoelde perioden voor het uitoefenen van verhaalsrecht ontvangen bedragen afgetrokken.

Van deze uitkomst wordt eveneens het bedrag afgetrokken van de voorzieningen voor te betalen schaden welke aan het begin van het tweede boekjaar, voorafgaande aan het laatste afgesloten boekjaar, zijn gevormd, zulks zowel voor directe zaken als voor geaccepteerde herverzekeringen. Indien de overeenkomstig lid 1 in aanmerking genomen referentieperiode gelijk is aan zeven jaar, wordt het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het begin van het zesde boekjaar voorafgaande aan het laatst afgesloten boekjaar zijn gevormd, afgetrokken.

Een derde of een zevende van het aldus verkregen bedrag, al naargelang van de overeenkomstig lid 1 in aanmerking genomen referentieperiode, wordt in twee gedeelten gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van 35 miljoen EUR en een tweede gedeelte dat het restant omvat; van deze gedeelten wordt respectievelijk 26 % en 23 % genomen en vervolgens opgeteld.

2005/68/EG art. 57, punt 5), onder b)

De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van herverzekering invorderbare bedragen ten laste van de onderneming blijven, en het bedrag van de brutoschaden; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %. Na een met bewijs gestaafde aanvraag van de verzekeringsonderneming bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong en na goedkeuring door deze autoriteit, kunnen bedragen die van een special purpose vehicle kunnen worden verhaald, zoals bedoeld in artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG worden beschouwd als aftrekbare bedragen uit hoofde van herverzekering.

2002/13/EG art. 1, punt 3

Met de instemming van de bevoegde autoriteiten mogen statistische methoden worden toegepast om de schaden, voorzieningen en verhaalde bedragen aan de onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage vermelde branches toe te wijzen. In het geval van onder A, punt 18, van de bijlage vallende risico's dient het bedrag van de betaalde schaden waarvan bij de berekening ten opzichte van de schaden moet worden uitgegaan, overeen te komen met de voor de verzekeringsonderneming uit de verleende bijstand voortvloeiende kosten. Deze kosten worden berekend overeenkomstig de nationale bepalingen van de lidstaat van herkomst.

5. Indien de vereiste solvabiliteitsmarge zoals berekend overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 lager is dan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, moet de vereiste solvabiliteitsmarge ten minste gelijk zijn aan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, vermenigvuldigd met het verhoudingsgetal van het bedrag van de technische voorzieningen voor te betalen schaden aan het einde van het laatste boekjaar en het bedrag van de technische voorzieningen voor te betalen schaden aan het begin van het laatste boekjaar. Bij deze berekeningen worden de technische voorzieningen berekend verminderd met de herverzekering, maar het quotiënt mag in geen geval meer dan 1 bedragen.

6. De percentages die moeten worden berekend van de in lid 3, zesde alinea, en lid 4, zesde alinea, bedoelde gedeelten, worden tot een derde verminderd voor de ziekteverzekering die op analoge wijze als de levensverzekering wordt beheerd, indien:

a) de geheven premies volgens de verzekeringswiskundige methoden worden berekend aan de hand van ziektetafels;

b) een ouderdomsvoorziening wordt gevormd;

c) een aanvullende premie wordt geheven om een passende veiligheidsmarge te vormen;

d) de verzekeringsonderneming de overeenkomst uiterlijk voor het einde van het derde verzekeringsjaar kan opzeggen;

e) in de overeenkomst de mogelijkheid is vastgesteld om ook voor lopende overeenkomsten de premies te verhogen of de uitkeringen te verminderen.

2002/83/EG

Artikel 28

Vereiste solvabiliteitsmarge

1. Onverminderd artikel 29, wordt de vereiste solvabiliteitsmarge bepaald als aangegeven in de leden 2 tot en met 7, al naargelang de uitgeoefende branches.

2. Voor de verzekeringen bedoeld in artikel 2, punt 1, onder a) en b), behalve de verzekeringen die verbonden zijn met beleggingsfondsen, en voor de verrichtingen bedoeld in artikel 2, punt 3, is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan de som van de uitkomsten van de volgende twee berekeningen:

2005/68/EG art. 60, punt 9), onder a)

a) Eerste berekening:

een component van 4 % van de wiskundige voorzieningen met betrekking tot het directe verzekeringsbedrijf en tot de geaccepteerde herverzekeringen zonder aftrek van de overdrachten uit hoofde van herverzekering wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding aangeeft tussen de wiskundige voorzieningen onder aftrek van de overdrachten uit hoofde van herverzekering en het brutobedrag van de wiskundige voorzieningen; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 85 %. Na een met bewijs gestaafde aanvraag van de verzekeringsonderneming bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong en na goedkeuring door deze autoriteit, kunnen bedragen die van een special purpose vehicle kunnen worden verhaald, zoals bedoeld in artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG worden beschouwd als aftrekbare bedragen uit hoofde van herverzekering;

2005/68/EG art. 60, punt 9), onder b)

b) Tweede berekening:

voor overeenkomsten waarbij het risicokapitaal niet negatief is, wordt een component van 0,3 % van dit kapitaal dat ten laste komt van de verzekeringsonderneming, vermenigvuldigd met het getal dat de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding aangeeft tussen het risicokapitaal dat ten laste van de onderneming blijft, na overdracht en retrocessie uit hoofde van herverzekering, en het risicokapitaal zonder aftrek van de herverzekering; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %. Na een met bewijs gestaafde aanvraag van de verzekeringsonderneming bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong en na goedkeuring door deze autoriteit, kunnen bedragen die van een special purpose vehicle kunnen worden verhaald, zoals bedoeld in artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG worden beschouwd als aftrekbare bedragen uit hoofde van herverzekering.

2002/83/EG

Voor de tijdelijke verzekeringen bij overlijden, met een looptijd van ten hoogste drie jaar, bedraagt deze component 0,1 %; voor verzekeringen met een looptijd van meer dan drie, doch niet meer dan vijf jaar, bedraagt deze component 0,15 %.

3. Voor de aanvullende verzekeringen bedoeld in artikel 2, punt 1, onder c), is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan de vereiste solvabiliteitsmarge voor schadeverzekeringsondernemingen zoals vastgesteld bij artikel 16 bis van Richtlijn 73/239/EEG, waarbij het bepaalde in artikel 17 van genoemde richtlijn niet van toepassing is.

4. Voor de niet-opzegbare ziekteverzekering van lange duur bedoeld in artikel 2, punt 1, onder d), is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan:

a) een component van 4 % van de wiskundige voorzieningen, berekend overeenkomstig lid 2, onder a), van dit artikel, plus

b) de vereiste solvabiliteitsmarge voor schadeverzekeringsondernemingen zoals vastgesteld bij artikel 16 bis van Richtlijn 73/239/EEG, waarbij het bepaalde in artikel 17 van genoemde richtlijn niet van toepassing is. De in artikel 16 bis, lid 6, onder b), van die richtlijn gestelde voorwaarde dat een ouderdomsvoorziening wordt gevormd, kan echter worden vervangen door een bepaling dat de activiteit in het kader van een groep wordt uitgeoefend.

5. Voor de kapitalisatieverrichtingen bedoeld in artikel 2, punt 2, onder b), is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan 4 % van de wiskundige voorzieningen, berekend overeenkomstig lid 2, onder a), van dit artikel.

6. Voor de tontineverrichtingen bedoeld in artikel 2, punt 2, onder a), is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan 1 % van het vermogen van de deelgenootschappen.

7. Voor de in artikel 2, punt 1, onder a) en b), bedoelde verzekeringen die verbonden zijn met beleggingsfondsen en voor de verrichtingen als bedoeld in artikel 2, punt 2, onder c), d) en e), is de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk aan de som van:

a) voor zover de verzekeringsonderneming een beleggingsrisico draagt, een component van 4 % van de technische voorzieningen, berekend overeenkomstig lid 2, onder a), van dit artikel;

b) voor zover de onderneming geen beleggingsrisico draagt maar het bedrag ter dekking van de beheerslasten vast is voor een periode van meer dan vijf jaar, een component van 1 % van de technische voorzieningen, berekend overeenkomstig lid 2, onder a), van dit artikel;

c) voor zover de onderneming geen beleggingsrisico draagt en het bedrag ter dekking van de beheerslasten vast is voor een periode van vijf jaar of minder, een bedrag dat gelijk is aan 25 % van de nettobeheerskosten in verband met dergelijke verrichtingen in het voorgaande boekjaar;

d) voor zover de verzekeringsonderneming een overlijdensrisico dekt, een component van 0,3 % van het risicokapitaal, berekend overeenkomstig lid 2, onder b), van dit artikel.

2005/68/EG art. 60, punt 10)

Artikel 28 bis

Solvabiliteitsmarge voor verzekeringsondernemingen die herverzekeringsactiviteiten uitoefenen

1. Elke lidstaat past op verzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor op zijn grondgebied is gevestigd de bepalingen van de artikelen 35 tot en met 39 van Richtlijn 2005/68/EG toe ten aanzien van hun werkzaamheden op het gebied van geaccepteerde herverzekeringen, wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) het bedrag aan geïnde herverzekeringspremies is hoger dan 10 % van het totale premiebedrag;

b) het bedrag aan geïnde herverzekeringspremies is hoger dan 50 miljoen EUR;

c) de technische voorzieningen als gevolg van geaccepteerde herverzekering zijn hoger dan 10 % van de totale technische voorzieningen.

2. Elke lidstaat kan besluiten op de in het eerste lid bedoelde verzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor op zijn grondgebied is gevestigd de bepalingen van artikel 34 van Richtlijn 2005/68/EG ten aanzien van hun werkzaamheden op het gebied van geaccepteerde herverzekeringen toe te passen, wanneer aan een van de in lid 1, genoemde voorwaarden is voldaan.

In dit geval eist de lidstaat in kwestie dat alle activa die door de verzekeringsonderneming ter dekking van de technische voorzieningen, die overeenkomen met haar geaccepteerde herverzekeringen, worden aangewend, van de rechtstreekse verzekeringsactiviteiten van de verzekeringsonderneming gescheiden beheerd, georganiseerd en omsloten worden, zonder dat een overdracht mogelijk is. In dit geval en alleen wat hun geaccepteerde herverzekeringen betreft, vallen verzekeringsondernemingen niet onder de bepalingen van de artikelen 22 tot en met 26.

De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten de in de tweede alinea genoemde scheiding controleren.

2002/83/EG

Artikel 29

Garantiefonds

1. Het garantiefonds bestaat uit een derde deel van de in artikel 28 bedoelde vereiste solvabiliteitsmarge. Het wordt gevormd door de in artikel 27, lid 2, lid 3, en - met goedkeuring van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst - lid 4, onder c), vermelde bestanddelen.

2002/13/EG art. 1, punt 4

1. Het garantiefonds bestaat uit een derde deel van de in artikel 16 bis bedoelde vereiste solvabiliteitsmarge. Het wordt gevormd door de in artikel 16, lid 2, lid 3, en - met goedkeuring van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst - lid 4, onder c), vermelde bestanddelen.

2002/83/EG

2. Het garantiefonds mag niet minder bedragen dan minimaal 3 miljoen EUR.

2002/13/EG art. 1, punt 4

2. Het garantiefonds mag echter niet minder bedragen dan 2 miljoen EUR. Indien het echter gaat om de risico's of een gedeelte van de risico's die onder een van de onder A, punten 10 tot en met 15, van de bijlage vermelde branches vallen, moet het garantiefonds 3000000 EUR bedragen.

Iedere lidstaat kan bepalen dat het minimumgarantiefonds voor onderlinge waarborgmaatschappijen c.q. onderlinge verzekeringsmaatschappijen met een vierde wordt verminderd.

2002/83/EG

Iedere lidstaat kan bepalen dat het minimumgarantiefonds voor onderlinge waarborgmaatschappijen, onderlinge verzekeringsmaatschappijen en tontinedeelgenootschappen met een vierde wordt verminderd.

2005/68/EG art. 57, punt 6)

Artikel 17 ter

1. Iedere lidstaat eist dat een verzekeringsonderneming waarvan het hoofdkantoor op zijn grondgebied is gevestigd en die herverzekeringsactiviteiten ontplooit, met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden, een minimumgarantiefonds overeenkomstig artikel 40 van Richtlijn 2005/68/EG vormt, wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) het bedrag aan geïnde herverzekeringspremies is hoger dan 10 % van het totale premiebedrag;

b) het bedrag aan geïnde herverzekeringspremies is hoger dan 50 miljoen EUR;

c) de technische voorzieningen als gevolg van geaccepteerde herverzekering zijn hoger dan 10 % van de totale technische voorzieningen.

2. Elke lidstaat kan besluiten op de in lid 1 bedoelde verzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor op zijn grondgebied is gevestigd de bepalingen van artikel 34 van Richtlijn 2005/68/EG ten aanzien van hun werkzaamheden op het gebied van geaccepteerde herverzekeringen toe te passen, wanneer aan een van de in lid 1 genoemde voorwaarden is voldaan.

In dit geval eist de lidstaat in kwestie dat alle activa die door de verzekeringsonderneming ter dekking van de technische voorzieningen, die overeenkomen met haar geaccepteerde herverzekeringen, worden aangewend, van de rechtstreekse verzekeringsactiviteiten van de verzekeringsonderneming gescheiden beheerd, georganiseerd en omsloten worden, zonder dat een overdracht mogelijk is. In dit geval en alleen wat hun geaccepteerde herverzekeringen betreft, vallen verzekeringsondernemingen niet onder de bepalingen van de artikelen 20, 21 en 22 van Richtlijn 92/49/EEG [71] en bijlage I bij Richtlijn 88/357/EEG.

De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten de in de tweede alinea genoemde scheiding controleren.

3. Als de Commissie overeenkomstig artikel 56, onder c), van Richtlijn 2005/68/EG besluit de voor de berekening van de vereiste solvabiliteitsmarge zoals bedoeld in artikel 37, leden 3 en 4, van die richtlijn te verhogen, past iedere lidstaat op deze verzekeringsondernemingen, zoals bedoeld in lid 1, de voorschriften van de artikelen 35 tot en met 39 van die richtlijn met betrekking tot hun geaccepteerde herverzekeringen toe.

2002/83/EG

Artikel 30

Aanpassing van het bedrag van het garantiefonds

1. Het in euro luidende bedrag genoemd in artikel 29, lid 2, wordt jaarlijks en voor de eerste maal op 20 september 2003 aangepast aan de veranderingen in het door Eurostat bekendgemaakte Europese indexcijfer van de consumentenprijzen dat alle lidstaten bestrijkt.

2002/13/EG art. 1, punt 5

1. De in euro luidende bedragen genoemd in artikel 16 bis, leden 3 en 4, en in artikel 17, lid 2, worden jaarlijks en voor de eerste maal op 20 september 2003 aangepast aan de veranderingen in het door Eurostat bekendgemaakte Europese indexcijfer van de consumptieprijzen dat alle lidstaten bestrijkt.

2002/83/EG

Het bedrag wordt automatisch aangepast door het basisbedrag in euro te verhogen met de procentuele wijziging van het indexcijfer gedurende de periode tussen 20 maart 2002 en de actualiseringsdatum, en afgerond op een veelvoud van 100 000 EUR.

2002/13/EG art. 1, punt 5

De bedragen worden automatisch aangepast door het basisbedrag in euro te verhogen met de procentuele wijziging van het indexcijfer gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van deze richtlijn en de actualiseringsdatum, en afgerond op een veelvoud van 100 000 EUR.

2002/83/EG

Indien deze wijziging sinds de laatste aanpassing minder dan 5 % bedraagt, blijft actualisering achterwege.

2002/13/EG art. 1, punt 5

Indien deze wijziging sinds de laatste aanpassing minder dan 5 % bedraagt, blijft actualisering achterwege.

2. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad jaarlijks in kennis van de actualisering, alsmede van de aangepaste bedragen als bedoeld in lid 1.

2002/83/EG

2. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad jaarlijks in kennis van de actualisering, alsmede van de aangepaste bedragen, zoals vermeld in lid 1.

2002/83/EG

Artikel 31

Activa die geen technische voorzieningen dekken

1. De lidstaten stellen geen enkel voorschrift vast met betrekking tot de aard van de activa welke aanwezig zijn boven de activa die de in artikel 20 bedoelde technische voorzieningen dekken.

92/49/EEG art. 26

1. De lidstaten stellen geen enkel voorschrift vast met betrekking tot de aard van de activa welke aanwezig zijn boven de activa die de in artikel 15 bedoelde technische voorzieningen dekken.

2002/83/EG

2. De vrije beschikking over de roerende of onroerende activa die deel uitmaken van het vermogen van de toegelaten verzekeringsondernemingen wordt, onverminderd artikel 20, lid 3, artikel 37, leden 1, 2, 3 en 5, en artikel 39, lid 1, tweede alinea, door de lidstaten niet beperkt.

92/49/EEG art. 26

2. De vrije beschikking over de roerende of onroerende activa die deel uitmaken van het vermogen van de toegelaten verzekeringsondernemingen wordt, onverminderd artikel 15, lid 2, artikel 20, leden 1, 2, 3 en 5, en artikel 22, lid 1, laatste alinea, door de lidstaten niet beperkt.

3. De leden 1 en 2 laten onverlet de maatregelen welke de lidstaten als eigenaar van of deelnemer in de betrokken ondernemingen kunnen nemen, onder volledige waarborging van de belangen van de verzekerden.

2002/83/EG

3. De leden 1 en 2 laten onverlet de maatregelen welke de lidstaten als eigenaar van of deelnemer in de betrokken verzekeringsondernemingen kunnen nemen, onder volledige waarborging van de belangen van de verzekerden.

2002/83/EG art. 37 (aangepast)

HOOFDSTUK 5 VII - IN MOEILIJKHEDEN OF IN EEN ONREGELMATIGE SITUATIE VERKERENDE VERZEKERINGSONDERNEMINGEN VERZEKERINGS- EN HERVERZEKERINGSONDERNEMINGEN

2002/83/EG art. 37 (aangepast)

Verzekeringsondernemingen in moeilijkheden

nieuw

Artikel 134


Constatering en kennisgeving door de verzekerings- en herverzekeringsonderneming van een verslechtering van de financiële omstandigheden

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beschikken over procedures om een verslechtering van de financiële omstandigheden te constateren en de toezichthoudende autoriteiten daarvan in kennis te stellen wanneer zo´n verslechtering zich daadwerkelijk voordoet.

2002/83/EG art. 37 (aangepast)

nieuw

Artikel 135


Niet-naleving van vereisten inzake technische voorzieningen

Indien een verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming zich niet voegt naar de bepalingen van artikel 20 hoofdstuk VI, afdeling 2, artikel 20 kunnen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de onderneming haar de vrije beschikking over de activa verbieden, na de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten van de verbintenis van ontvangst van hun voornemen op de hoogte te hebben gebracht gesteld. De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst maken daarbij bekend op welke activa deze maatregelen van toepassing zullen zijn.

nieuw

Artikel 136


Niet naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste

1. Zodra verzekerings- en herverzekeringsondernemingen constateren dat het solvabiliteitskapitaalvereiste niet meer wordt nageleefd, of wanneer het gevaar dreigt dat het in de drie volgende maanden niet wordt nageleefd, stellen zij de toezichthoudende autoriteit daarvan in kennis.

2. Binnen twee maanden na de constatering dat het solvabiliteitskapitaalvereiste niet wordt nageleefd, legt de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming de toezichthoudende autoriteit een realistisch saneringsplan ter goedkeuring voor.

3. De toezichthoudende autoriteit verplicht de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming om de nodige maatregelen te treffen om binnen zes maanden na de constatering dat het solvabiliteitskapitaalvereiste niet wordt nageleefd, het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste weer op peil te brengen of haar risicoprofiel zodanig te verlagen dat het solvabiliteitskapitaalvereiste weer wordt nageleefd.

De toezichthoudende autoriteit mag deze periode zo nodig met drie maanden verlengen.

2005/68/EG art. 42 (aangepast)

nieuw

2. Met het oog op het herstel van de financiële situatie van een herverzekeringsonderneming waarvan de solvabiliteitsmarge niet meer het in de artikelen 37, 38 en 39 voorgeschreven minimum bereikt, eisen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst een saneringsplan dat aan hun goedkeuring moet worden onderworpen.

4. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de bevoegde kan de toezichthoudende autoriteiten, indien zij van oordeel zijn is dat de financiële positie van de herverzekeringsonderneming betrokken onderneming nog verder zal verslechteren, eveneens de vrije beschikking over de activa van de herverzekeringsonderneming deze onderneming beperken of verbieden. Zij Deze toezichthoudende autoriteit stelt in dait geval de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten van ontvangst op het grondgebied waarvan de herverzekeringsonderneming haar werkzaamheden uitoefent, in kennis van alle genomen maatregelen;. dDeze autoriteiten treffen op hun verzoek verzoek van de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst dezelfde maatregelen. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst maakt daarbij bekend op welke activa deze maatregelen van toepassing zullen zijn.

3. Indien de solvabiliteitsmarge niet meer het in artikel 40 omschreven garantiefonds bereikt, eisen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de herverzekeringsonderneming een plan inzake financiering op korte termijn dat aan hun goedkeuring moet worden onderworpen.

nieuw

Artikel 137


Niet-naleving van het minimumkapitaalvereiste

1. Zodra verzekerings- en herverzekeringsondernemingen constateren dat het minimumkapitaalvereiste niet meer wordt nageleefd, of wanneer het gevaar dreigt dat het in de drie volgende maanden niet wordt nageleefd, stellen zij de toezichthoudende autoriteit daarvan in kennis.

2. Binnen een maand na de constatering dat het minimumkapitaalvereiste niet meer wordt nageleefd, legt de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming de toezichthoudende autoriteit ter goedkeuring een realistisch financieel kortetermijnplan voor om het in aanmerkend komend kernvermogen binnen drie maanden na deze constatering op het niveau van het minimumkapitaalvereiste terug te brengen of haar risicoprofiel zodanig te verlagen dat het minimumkapitaalvereiste weer wordt nageleefd.

2002/83/EG art. 37 (aangepast)

nieuw

3. Voorts kunnen zij kan de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst de vrije beschikking over de activa van de verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming beperken of verbieden. Zij stellen brengt de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten van ontvangst de autoriteiten van de lidstaten op het grondgebied waarvan de verzekeringsonderneming werkzaamheden uitoefent, hiedaarvan op de hoogte;. dDeze autoriteiten treffen op hun verzoek van de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst dezelfde maatregelen. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst maakt daarbij bekend op welke activa deze maatregelen van toepassing zullen zijn.

2002/83/EG art. 37 (aangepast)

nieuw

Artikel 138


Verbod op de vrije beschikking over de op het grondgebied van een lidstaat gelokaliseerde activa

5. Wanneer de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming in de in de leden 1, 2 en 3 artikelen 135, 136 en 137, artikel 142, lid 2, en artikel 240, lid 1, bedoelde gevallen daarom verzoekt, treft elke lidstaat treffen de lidstaten overeenkomstig zijn nationale wetgeving tevens de nodige maatregelen om de vrije beschikking over de op zijn hun grondgebied gelokaliseerde activa te kunnen verbieden. De lidstaat van herkomst dient maakt daarbij bekend te maken op welke activa deze maatregelen van toepassing zullen zijn.

2002/83/EG art. 37 (aangepast)

Artikel 139


Bevoegdheden van toezichthoudende autoriteiten bij de verslechtering van financiële omstandigheden

2002/83/EG art. 37

4. In de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde gevallen kunnen de bevoegde autoriteiten voorts alle passende maatregelen nemen om de belangen van de verzekerden te beschermen.

nieuw

Onverminderd de artikelen 136 en 137 hebben de toezichthoudende autoriteiten bij een aanhoudende verslechtering van de solvabiliteitspositie van de onderneming de bevoegdheid om alle nodige maatregelen te treffen om in het geval van verzekeringsovereenkomsten de belangen van verzekeringnemers, alsook de verplichtingen uit hoofde van herverzekeringsovereenkomsten te beschermen.

Bij deze maatregelen wordt rekening gehouden met de omvang en duur van de verslechtering van de solvabiliteitspositie van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

2002/83/EG art. 38 en 2005/68/EG, art. 43

nieuw

Artikel 140


Saneringsplan en financieel plan

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten van verzekeringsondernemingen bij welke de rechten van de verzekeringnemers naar hun oordeel in het gedrang komen, een financieel saneringsplan kunnen verlangen.

Het financiële saneringsplan moet ten minste voor de volgende drie boekjaren gegevens of bewijsstukken bevatten betreffende:

nieuw

1. Het in artikel 136, lid 2, bedoelde saneringsplan en het in artikel 137, lid 2, bedoelde financieel plan bevatten ten minste de volgende gegevens of bewijsstukken:

2002/83/EG art. 38, 2002/13/EG art. 1, punt 7, en 2005/68/EG art. 43

a) de te verwachten beheerskosten, met name lopende algemene kosten en provisies;

2002/83/EG art. 38

b) een gedetailleerde prognose van de vermoedelijke ontvangsten en uitgaven, zowel wat het directe verzekeringsbedrijf en de geaccepteerde herverzekeringen als de overdrachten cessies uit hoofde van herverzekering betreft;

2002/83/EG art. 38, 2002/13/EG art. 1, punt 7, en 2005/68/EG art. 43

nieuw

c) de te verwachten balanspositie;

d) een raming van de financiële middelen ter dekking van de verplichtingen en van de vereiste solvabiliteitsmarge technische voorzieningen en het solvabiliteits- en het minimumkapitaalvereiste ;.

2002/83/EG art. 38, 2002/13/EG art. 1, punt 7, en 2005/68/EG art. 43, lid 2, onder e)

e) het algemene herverzekeringsbeleid.

2005/68/EG art. 60, punt 11)

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de op herverzekering gebaseerde reductie van de solvabiliteitsmarge, als vastgesteld in overeenstemming met artikel 28, kunnen verlagen, wanneer:

a) de aard of de kwaliteit van de herverzekeringsovereenkomsten in aanzienlijke mate is veranderd sinds het laatste boekjaar;

b) er sprake is van geen, of een beperkte risico-overdracht krachtens de herverzekeringsovereenkomsten.

2002/83/EG art. 38 en 2005/68/EG art. 43

2. Wanneer de rechten van de verzekeringnemers door de verslechterde financiële positie van de onderneming in het gedrang komen, dragen de lidstaten er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten de verzekeringsondernemingen kunnen verplichten een hogere vereiste solvabiliteitsmarge aan te houden, teneinde te waarborgen dat de verzekeringsonderneming in staat is in de nabije toekomst aan de solvabiliteitsvereisten te voldoen. Bij de vaststelling van het niveau van deze hogere vereiste solvabiliteitsmarge wordt uitgegaan van het in lid 1 bedoelde financiële saneringsplan.

2002/83/EG art. 38, 2002/13/EG art. 1, punt 7, en 2005/68/EG art. 43 (aangepast)

nieuw

32. De lidstaten dragen er zorg zorgen ervoor dat de bevoegde toezichthoudende autoriteiten alle voor opneming in de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking komende bestanddelen eigenvermogensbestanddelen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste lager kunnen waarderen, met name wanneer zich sinds het einde van het laatste boekjaar een belangrijke wijziging in de marktwaarde van deze bestanddelen heeft voorgedaan.

2002/83/EG art. 38

4. De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten de op herverzekering gebaseerde verlaging van de overeenkomstig artikel 28 bepaalde solvabiliteitsmarge kunnen beperken wanneer:

2002/83/EG art. 38 en 2005/68/EG art. 57, punt 7)

a) de aard of de kwaliteit van de herverzekeringsovereenkomsten in aanzienlijke mate is veranderd sinds het laatste boekjaar;

2005/68/EG art. 57, punt 7)

b) er sprake is van geen, of een beperkte risico-overdracht krachtens de herverzekeringsovereenkomsten.

2005/68/EG art. 43 (aangepast)

nieuw

63. Indien de bevoegde toezichthoudende autoriteiten op grond van lid 1 van dit artikel van een herverzekeringsonderneming een financieel saneringsplan als bedoeld in artikel 136, lid 2, of een financieel plan als bedoeld in artikel 137, lid 2, hebben verlangd, onthouden zij zich van de afgifte van een certificaat overeenkomstig artikel 18 39, zolang zij van mening zijn dat de rechten van de verzekeringnemers of de contractuele verplichtingen van de herverzekeringsonderneming verplichtingen uit hoofde van herverzekeringsovereenkomsten in het gedrang komen in de zin van lid 1.

nieuw

Artikel 141


Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie mag uitvoeringsmaatregelen aannemen waarin nadere invulling wordt gegeven aan het in artikel 136, lid 2, bedoelde saneringsplan en het in artikel 137, lid 2, bedoelde financieel plan.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

73/239/EEG

Artikel 21

1. Elke lidstaat staat de toegelaten ondernemingen toe hun verzekeringsportefeuille geheel of gedeeltelijk over te dragen indien de cessionaris, mede gelet op de overdracht, de vereiste solvabiliteitsmarge bezit.

De betrokken toezichthoudende autoriteiten plegen onderling overleg alvorens deze overdracht goed te keuren.

2. Zodra de bevoegde toezichthoudende autoriteit deze overdracht heeft toegestaan, kan zij rechtens aan de betrokken verzekeringnemers worden tegengeworpen.

2002/83/EG art. 39 (aangepast)

nieuw

Artikel 142


Intrekking van de vergunning

1. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst kunnen de trekken door hen een aan een verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming verleende vergunning in de volgende gevallen intrekken, wanneer de onderneming:

2002/83/EG art. 39, 92/49/EEG art. 14 en 2005/68/EG art. 44 (aangepast)

a) de betrokken onderneming maakt geen gebruik van de vergunning van de vergunning geen gebruik maakt binnen twaalf maanden, doet uitdrukkelijk afstand doet van de vergunning of heeft gedurende meer dan zes maanden haar werkzaamheden heeft gestaakt, tenzij de vergunning volgens de bepalingen van de betrokken lidstaat in deze gevallen vervalt;

b) de betrokken onderneming voldoet niet meer aan de toegangsvoorwaarden vergunningsvoorwaarden voldoet;

nieuw

c) de onderneming leeft het minimumkapitaalvereiste niet na en de toezichthoudende autoriteit acht het financieel plan duidelijk onvoldoende, of de betrokken onderneming slaagt er niet in om binnen drie maanden na de constatering dat het minimumkapitaalvereiste niet meer wordt nageleefd, het goedgekeurde financieel plan te volgen.

2002/83/EG art. 39

c) de betrokken onderneming is er niet in geslaagd is om binnen de gestelde termijn de maatregelen te treffen waarin het in artikel 37 bedoelde sanerings- of financieringsplan voorziet;

2002/83/EG art. 39, 92/49/EEG art. 14 en 2005/68/EG art. 44 (aangepast)

d) de betrokken onderneming schiet ernstig tekort in op ernstige wijze faalt te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de op haar van toepassing zijnde regelgeving.

92/49/EEG art. 14 (aangepast)

2. Wanneer de vergunning wordt ingetrokken of vervalt, steltlen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten daarvan in kennis;. dDeze autoriteiten moeten treffen passende maatregelen treffen om te beletten dat de betrokken verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming op hun grondgebied nieuwe werkzaamheden aanvangt, hetzij in het kader van het recht van vestiging, hetzij in het kader van vrije dienstverrichting.

Zij De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst neemt samen met nemen voorts in samenwerking met deze autoriteiten alle passende maatregelen om de belangen van de verzekerden te beschermen, en beperkten met name de vrije beschikking over de activa van de verzekeringsonderneming overeenkomstig artikel 138 20, lid 1, lid 2, tweede alinea, of lid 3, tweede alinea.

23. Elk Een besluit tot intrekking van de vergunning moet is nauwkeurig met redenen zijn omkleed en wordt ter kennis van de betrokken verzekeringsonderneming verzekerings- of herverzekeringsonderneming worden gebracht.

2002/83/EG art. 40 (aangepast)

TITEL IV HOOFDSTUK VIII -

BEPALINGEN BETREFFENDE HET RECHT TOT VRIJE VAN VESTIGING EN HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN

Afdeling 1 – vestiging van verzekeringsondernemingen

Artikel 143


Voorwaarden voor het vestigen van een bijkantoor

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een Iedere verzekeringsonderneming die op het grondgebied van een andere lidstaat een bijkantoor wenst te vestigen, stelt de bevoegde de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis stelt .

88/357/EG art. 3 (aangepast)

Voor de toepassing van de eerste richtlijn en van deze richtlijn wordt mMet een agentschap of bijkantoor wordt gelijkgesteld,: elke duurzame aanwezigheid van een onderneming op het grondgebied van een lidstaat, ook indien die aanwezigheid niet de vorm heeft van een bijkantoor of een agentschap, maar enkel bestaat uit een bureau, beheerd door eigen personeel van de onderneming of door een zelfstandig persoon die echter gemachtigd is duurzaam voor die onderneming op te treden zoals een agentschap zou doen.

92/49/EEG art. 32

2. De lidstaten verlangen dat de een verzekeringsonderneming die op het grondgebied van een andere lidstaat een bijkantoor wenst te vestigen, de in lid 1 bedoelde kennisgeving vergezeld doet gaan van de volgende gegevens:

2002/83/EG art. 40 en 92/49/EEG art. 32

nieuw

a) de naam van de lidstaat op het grondgebied waarvan zij voornemens is het bijkantoor wenst te vestigen;

b) haar programma van werkzaamheden, waarin met name ten minste de aard van de voorgenomen verrichtingen werkzaamheden en de organisatiestructuur van het bijkantoor worden vermeld;

2002/83/EG art. 40 (aangepast)

dc) de naam van de algemeen gevolmachtigde van het bijkantoor, een persoon aan wie voldoende bevoegdheden moeten zijn verleend om de verzekeringsonderneming of, in het geval van Lloyd´s, de betrokken "underwriters" ten opzichte van derden te verbinden ten opzichte van derden en te vertegenwoordigen en om haar of hen en om haar tegenover de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de lidstaat van het bijkantoor ontvangst te vertegenwoordigen. In het geval van Lloyd's mogen zich bij eventuele geschillen in de lidstaat van het bijkantoor welke voortvloeien uit aangegane verbintenissen, voor de verzekerden geen grotere moeilijkheden voordoen dan bij vergelijkbare geschillen met klassieke verzekeraars. Te dien einde moet onder de bevoegdheden van de algemeen gevolmachtigde in het bijzonder de bekwaamheid vallen om in zijn hoedanigheid van algemeen gevolmachtigde op voor de betrokken "underwriters" van Lloyd's bindende wijze te worden gedagvaard. (hierna "algemeen gevolmachtigde" genoemd);

2002/83/EG art. 40 en 92/49/EEG art. 32 (aangepast)

nieuw

cd) het adres in de lidstaat van het bijkantoor van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd en afgeleverd, met dien verstande dat dit hetzelfde adres is als datgene waaraan waaronder de mededelingen voor aan de algemeen gevolmachtigde worden gericht;

92/49/EEG art. 32 (aangepast)

de naam en het adres van de algemeen gevolmachtigde van het bijkantoor, aan wie voldoende bevoegdheden moeten zijn verleend om de onderneming ten opzichte van derden te verbinden en om haar tegenover de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de lidstaat van het bijkantoor te vertegenwoordigen. IIn het geval van Lloyd's mogen zich bij eventuele geschillen in de lidstaat van het bijkantoor van ontvangst welke voortvloeien uit aangegane verbintenissen, voor de verzekerden geen grotere moeilijkheden voordoen dan bij vergelijkbare geschillen met klassieke verzekeraars. Te dien einde moet onder de bevoegdheden van de algemeen gevolmachtigde in het bijzonder de bekwaamheid vallen, om in zijn hoedanigheid van algemeen gevolmachtigde op voor de betrokken „underwriters” van Lloyd's bindende wijze te worden gedagvaard.

3. Ingeval de verzekeringsonderneming een schadeverzekeringsonderneming haar bijkantoor de risico's wil laten dekken die zijn ingedeeld in branche 10 in punt A van van punt A van de bijlage I, met uitzondering van de wettelijke aansprakelijkheid van de vervoerder, moet zij een verklaring overleggen waarin staat dat zij is toegetreden tot het nationale bureau en het nationale garantiefonds van de lidstaat van ontvangst van het bijkantoor.

92/49/EEG art. 32 (aangepast)

64. In geval van wijziging van de inhoud van een van de overeenkomstig lid 2, onder b), c) en d), verstrekte gegevens, stelt de verzekeringsonderneming de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst en van de lidstaat van het bijkantoor schriftelijk van de betreffende wijziging in kennis, zulks ten minste een maand vóór de toepassing van de wijziging, opzodat de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van het bijkantoor overeenkomstig lid 3, respectievelijk lid 4, artikel 144, leden 1 en 2, en artikel 144, lid 3, eerste alinea, hun taak kunnen vervullen.

2002/83/EG art. 40

Artikel 144


Mededeling van informatie

92/49/EEG art. 32 en 2002/83/EG art. 40 (aangepast)

nieuw

31. Tenzij de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst, gelet op het betrokken project, redenen hebben om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de administratieve structuur het governancesysteem of aan de financiële positie van de verzekeringsonderneming of aan de goede reputatie en de beroepskwalificaties of -ervaring van de verantwoordelijke bestuurders en van de algemeen gevolmachtigde, doen zij binnen drie maanden na ontvangst van alle in lid 2 artikel 143, lid 2, bedoelde informatiegegevens, mededeling van deze gegevens informatie aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van het bijkantoor van ontvangst en stellen zij de betrokken onderneming verzekeringsonderneming hiervan daarvan in kennis.

De bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst verklaren tevens dat de verzekeringsonderneming de vereiste solvabiliteitsmarge bezit het vereiste solvabiliteitskapitaalvereiste en minimumkapitaalvereiste dekt zoals , berekend overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 16 en 17 100 en 127 .

2. Wanneer de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst weigeren de in lid 2 artikel 143, lid 2, bedoelde gegevens informatie mee te delen aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van het bijkantoor, delen zij de redenen van deze weigering binnen drie maanden na ontvangst van alle gegevens informatie aan de betrokken verzekeringsonderneming mee.

Tegen deze weigering of het uitblijven van een antwoord staat beroep open bij de rechter in de lidstaat van herkomst.

43. Voordat het bijkantoor van de verzekeringsonderneming met zijn werkzaamheden aanvangt, beschikken de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in voorkomend geval van het bijkantoor over twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de in lid 31 bedoelde informatie mededeling, om in voorkomend geval aan de bevoegde autoriteiten toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst de voorwaarden, verband houdende met het algemeen belang, aan te geven mede te delen waaronder deze werkzaamheden in de lidstaat van het bijkantoor van ontvangst moeten worden uitgeoefend. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst geeft deze informatie door aan de betrokken verzekeringsonderneming.

2002/83/EG art. 40 en 92/49/EEG art. 32 (aangepast)

5. Vanaf de dag waarop de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst deze informatie heeft ontvangen of, wanneer een reactie uitblijft, zodra een mededeling van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van het bijkantoor is binnengekomen of, wanneer deze niet reageren, zodra de in lid 4 bedoelde termijn is verstreken, na afloop van de in lid 1 bedoelde termijn mag de verzekeringsonderneming het bijkantoor vestigen mag het bijkantoor worden gevestigd en met zijn haar werkzaamheden aanvangen.

2002/83/EG art. 41 en 92/49/EEG art. 34 (aangepast)

AFDELING 2 -VRIJHEID VAN DIENSTVERRICHTING VERRICHTEN VAN DIENSTEN DOOR VERZEKERINGSONDERNEMINGEN

Onderafdeling 1 - Algemeen

Artikel 145

vVoorafgaande kennisgeving aan de lidstaat van herkomst

Elkeen verzekeringsonderneming die voornemens is haar werkzaamheden voor het eerst in het kader van het vrij verrichten van diensten in één of meer lidstaten uit te oefenen, is gehouden de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst hierdaarvan vooraf in kennis te stellen, met opgave van de aard van de risico´s of verbintenissen die zij voornemens is wenst aan te gaan.

2002/83/EG art. 42 en 92/49/EEG art. 35 (aangepast)

nieuw

Artikel 146

Vrijheid van dienstverrichting: kKennisgeving door de lidstaat van herkomst

1. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst delen doen binnen één maand na de in artikel 41 […] bedoelde kennisgeving aan de lidstaat of lidstaten op het grondgebied waarvan de een verzekeringsonderneming voornemens is in het kader van het vrij verrichten van diensten werkzaamheden uit te oefenen, de volgende informatie meetoekomen:

a) een verklaring waaruit blijkt dat de verzekeringsonderneming de vereiste solvabiliteitsmarge bezit het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste dekt zoals , berekend overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 28 en 29 100 en 127 ;

b) de branches verzekeringsbranches die de verzekeringsonderneming mag uitoefenen;

c) de aard van de risico´s of verbintenissen die de verzekeringsonderneming voornemens is aan te gaan in de lidstaat van dienstverrichting van ontvangst .

De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst zenden deze informatie tegelijkertijd toe aan stellen tegelijkertijd de betrokken verzekeringsonderneming daarvan in kennis.

92/49/EEG art. 35 (aangepast)

2. Elke lidstaat De lidstaten op wier op wiens grondgebied een verzekeringsonderneming schadeverzekeringsonderneming voornemens is, in het kader van het vrij verrichten van diensten, de in branche 10 in punt A van van punt A van de bijlage I bij Richtlijn 73/239/EEG ingedeelde risico's te dekken, met uitzondering van de wettelijke aansprakelijkheid van de vervoerder, kan mogen eisen dat de verzekeringsonderneming het volgende toezendt betrokken onderneming:

(a) de naam en het adres bekend maakt van de vertegenwoordiger van de verzekeringsonderneming als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder h) 12 bis, lid 4, van deze richtlijn;

(b) een verklaring overlegt waarin staat dat de onderneming zij is toegetreden tot het nationale bureau en het nationale garantiefonds van de lidstaat van ontvangst dienstverrichting.

23. Wanneer de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst de in lid 1 bedoelde gegevens informatie niet meedelen binnen de daarin gestelde termijn, delen zij de redenen van deze weigering binnen diezelfde termijn aan de verzekeringsonderneming mee.

Tegen deze weigering of het uitblijven van een antwoord staat beroep open bij de rechter in de lidstaat van herkomst.

34. De verzekeringsonderneming kan mag haar werkzaamheden aanvangen vanaf de officieel bevestigde datum waarop haar bericht is gegeven van de in lid 1, eerste alinea, bedoelde mededeling.

2002/83/EG art. 43 en 92/49/EEG art. 36 (aangepast)

Artikel 147

Vrijheid van dienstverrichting: wWijzigingen vain de aard van de risico´s of verbintenissen

Wanneer de een verzekeringsonderneming voornemens is in de in artikel 41 145 bedoelde gegevens informatie een wijziging aan te brengen, volgt zij daartoe de procedure van in de artikelen 145 en 146 41 en 42 bepaalde procedure.

90/618/EEG art. 6 (aangepast)

Onderafdeling 2 – wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen

Artikel 148


Verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

1. Dit artikel is van toepassing wWanneer een schadeverzekeringsonderneming onderneming vanuit een vestiging in een een bepaalde lidstaat dekking verleent voor een onder in branche 10 in punt A van bijlage I onder nummer 10 van punt A van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG begrepen ingedeeld risico in een andere lidstaat, met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, dat in een andere lidstaat gelegen is.,

2. De lidstaat van dienstverrichting eist verlangt de lidstaat van ontvangst van deze van de onderneming dat zij toetreedt tot, en deelneemt in de financiering van het zijn nationale bureau en het nationale garantiefonds van die staat.

2. Van de onderneming kan evenwel met betrekking tot in het kader van dienstverrichting gedekte risico's geen andere betaling of De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage wordt alleen verleend voor de in het kader van de dienstverrichting gedekte risico´s van branche 10 in punt A van bijlage I bijdrage aan het bureau of het fonds van de lidstaat van dienstverrichting worden geëist, dan een die, op dezelfde grondslag als geldt voor ondernemingen welke voor risico's van branche 10, met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, vanuit een vestiging in die Staat dekking verlenen, is berekend op basis van haar premie-inkomsten of het aantal door haar in de betrokken branche in die Staat gedekte risico's. Deze bijdrage wordt berekend op dezelfde grondslag als geldt voor schadeverzekeringsondernemingen die voor deze risico´s vanuit een vestiging in deze lidstaat dekking verlenen. De berekening geschiedt op basis van de premie-inkomsten van de verzekeringsonderneming uit die branche in de lidstaat van ontvangst of het aantal daar gedekte risico´s in deze branche.

3. Deze richtlijn vormt geen beletsel om te bepalen dat een De lidstaat van ontvangst mag van een verzekeringsonderneming verlangen dat haar diensten voldoen dienstverrichtende verzekeringsonderneming zich moet houden aan de voorschriften van de lidstaat deze lidstaat van dienstverrichting inzake dekking van verzwaarde risico's, voor zover die voorschriften ook van toepassing zijn op de aldaar gevestigde ondernemingen schadeverzekeringsondernemingen .

Artikel 149


Non-discriminatie van personen die een vordering indienen

4. De lidstaat van dienstverrichting lidstaat van ontvangst verplicht de schadeverzekeringsonderneming onderneming ervoor zorg voor te dragen te zorgen dat het feit dat zij in het kader van dienstverrichting dekking voor een risico van branche 10 in punt A van bijlage I verleent, met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, er niet toe leidt dat personen die een vordering, ontstaan uit voorvallen die zich op het grondgebied van dieeze staat hebben voorgedaan, indienen, in een nadeliger positie verkeren dan wanneer de onderneming vanuit een vestiging bijkantoor aldaar werkzaam zou zijn.

Artikel 150


Vertegenwoordiger

1. Voor de in artikel 149 genoemde doeleinden verlangt de lidstaat van ontvangst van de schadeverzekeringsonderneming Daartoe eist de lidstaat van dienstverrichting van de onderneming dat zij een op zijn grondgebied woonachtige of gevestigde vertegenwoordiger aanstelt, die alle nodige informatie met betrekking tot over vorderingen vergaart, en over voldoende bevoegdheidden beschikt om de onderneming te vertegenwoordigen tegenover personen die schade hebben geleden en een vordering kunnen indienen - met inbegrip van de vergoeding betaling van dergelijke vorderingen - en deze onderneming te vertegenwoordigen of zo nodig te laten vertegenwoordigen voor de rechter en de autoriteiten van die lidstaat in verband met deze vorderingen.

Ook kan mag de vertegenwoordiger worden verplicht de onderneming schadeverzekeringsonderneming bij de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de staat van dienstverrichting lidstaat van ontvangst te vertegenwoordigen wanneer het gaat om de controle op het bestaan van geldige verzekeringspolissenovereenkomsten wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen.

2. De lidstaat van dienstverrichting lidstaat van ontvangst mag de vertegenwoordiger niet verplichten zich namens de onderneming schadeverzekeringsonderneming die hem heeft aangesteld, bezig te houden met andere dan de in de tweede en derde alinea lid 1 genoemde werkzaamheden.

3. De aanwijzing aanstelling van de vertegenwoordiger wordt niet beschouwd als de opening van een bijkantoor of agentschap in de zin van artikel 143 6, lid 2, onder b ), van Richtlijn 73/239/EEG, noch als een vestiging in de zin van artikel 2, onder c), van deze richtlijn.

2000/26/EG art. 9 (aangepast)

4. Indien dDe verzekeringsonderneming heeft nagelaten een vertegenwoordiger aan te wijzen, kunnen de lidstaten toestaan mag met instemming van de lidstaat van herkomst de in dat de krachtens artikel 4 van Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad [72] aangewezen bedoelde schaderegelaar belasten met de functie van een krachtens dit lid aangewezen taak van de in lid 1 bedoelde vertegenwoordiger vervult.

2002/83/EG art. 44 (aangepast)

Afdeling 3 – Bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst

Onderafdeling 1 - verzekering

Artikel 151


Taal

De bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van het bijkantoor van ontvangst of van de lidstaat van dienstverrichting kunnen mogen voorschrijven verlangen dat de gegevens informatie die zij op grond van de bepalingen van deze richtlijn kunnen mogen verlangen vragen over met betrekking tot de activiteit het bedrijf van de verzekeringsondernemingen die op het grondgebied van die deze lidstaat werkzaam zijn, hun in de officiële taal (of talen) van dieeze lidstaat wordten verstrekt.

92/49/EEG art. 39 (aangepast)

Artikel 152


Voorafgaande kennisgeving en voorafgaande goedkeuring

12. De lidstaat van het bijkantoor of de lidstaat van dienstverrichting lidstaat van ontvangst stelt geen bepalingen vast waarin de voorafgaande goedkeuring of de systematische mededeling wordt geëist van de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringsovereenkomstenpolissen, de tarieven, of, in het geval van levensverzekeringen, de met name voor de berekening van de tarieven en de technische voorzieningen gehanteerde technische grondslagen en de formulieren en andere documenten waarvan een verzekeringsonderneming gebruik wil maken in haar betrekkingen met de verzekeringnemers.

2. Voor het toezicht op de naleving van zijn nationale bepalingen betreffende verzekeringsovereenkomsten kan hij mag de lidstaat van ontvangst van een verzekeringsonderneming die op zijn grondgebied in het kader van het recht van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten het verzekeringsbedrijf wenst uit te oefenen, slechts een niet-systematische mededeling eisen van deze voorwaarden of andere documenten verlangen waarvan zij gebruik wenst te maken, zonder dat dit vereiste voor de verzekeringsonderneming een voorwaarde vooraf voor de uitoefening van haar werkzaamheden vormt mag vormen.

3. De lidstaat van het bijkantoor of de lidstaat van dienstverrichting van ontvangst mag niet vasthouden aan of overgaan tot invoering van kan de voorafgaande kennisgeving of de goedkeuring van voorgenomenstelde tariefverhogingen, alleen behalve dan als onderdeel van een algemeen prijscontrolesysteem handhaven of invoeren.

2002/83/EG art. 46 (aangepast)

1 2005/1/EG art. 8, punt 1),

nieuw

Artikel 153


Verzekeringsondernemingen Verzekeringsondernemingen die niet aan de wettelijke voorschriften voldoen

21. Indien de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van een lidstaat vaststellen dat een verzekeringsonderneming die een bijkantoor op het grondgebied van die deze lidstaat heeft of aldaar in het kader van het vrij verrichten van diensten werkzaam is, zich niet houdt aan de rechtsvoorschriften van die lidstaat die in deze lidstaat op haar van toepassing zijn, verzoeken zij de betrokken verzekeringsonderneming een einde te maken aan deze onregelmatigheid.

32. Indien de betrokken verzekeringsonderneming niet het nodige doet, stellen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de betrokken lidstaat de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst hiervan daarvan in kennis.

Deze laatsten toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst treffen onverwijld alle passende maatregelen opdat om ervoor te zorgen dat de betrokken verzekeringsonderneming een einde maakt aan de onregelmatigheid.

De aard van deze maatregelen wordt ter kennis van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst brengen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst op de hoogte van de getroffen maatregelen .gebracht

43. Indien de verzekeringsonderneming, ondanks de door de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn of die lidstaat geen maatregelen treft, inbreuk blijft maken op de in de betrokken lidstaat de lidstaat van ontvangst geldende rechtsregels, of indien deze maatregelen ontoereikend blijken, kan deze laatste, kunnen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst , na de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan op de hoogte te hebben gebracht, passende maatregelen nemen om verdere onregelmatigheden te voorkomen of te beteugelen en, voor zover zulks volstrekt noodzakelijk is, de onderneming te beletten op zijn grondgebied op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst nog nieuwe verzekeringsovereenkomsten te sluiten.

De lidstaten dragen er zorg voor zorgen ervoor dat de voor die dergelijke maatregelen noodzakelijke kennisgevingen op hun grondgebied aan de verzekeringsondernemingen kunnen worden betekend.

54. De leden 21, 32 en 43 laten de bevoegdheid van de betrokken lidstaten onverlet om in dringende gevallen passende maatregelen noodmaatregelen te treffen om inbreuken op hun grondgebied te voorkomen. Zo kunnen zij onder meer een verzekeringsonderneming beletten op hun grondgebied nog nieuwe verzekeringsovereenkomsten te sluiten.

65. De leden 21, 32 en 43 laten de bevoegdheid van de lidstaten onverlet om inbreuken overtredingen op hun grondgebied te bestraffen.

76. Indien de verzekeringsonderneming die de een inbreuk heeft gepleegd, in de betrokken lidstaat een vestiging bijkantoor heeft of er goederen bezit, kunnen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van deze lidstaat, overeenkomstig de nationale wetgeving, de voor deze inbreuk vastgestelde nationale administratieve sancties ten uitvoer leggen ten aanzien van deze vestiging dit bijkantoor of deze goederen.

87. Elkeen op grond van de leden 32 tot en met 76 genomen maatregel die sancties en beperkingen van de uitoefening van het verzekeringsbedrijf inhoudt, moet met redenen worden omkleed en ter kennis van de betrokken verzekeringsonderneming worden gebracht.

18. Iedere verzekeringsonderneming die in het kader van het recht van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten werkzaamheden uitoefent, moet Een verzekeringsonderneming legt aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van het bijkantoor van ontvangst en/of van de lidstaat van dienstverrichting op hun verzoek alle voor de toepassing van dit artikel de leden 1 tot en met 7 gevraagde documenten overleggen, voor zover ook de verzekeringsondernemingen die hun met hoofdkantoor in deze lidstaten lidstaat hebben, daartoe zijn gehouden.

9. De lidstaten verstrekken de Commissie informatie over het aantal en de aard van de gevallen die hebben geleid tot een weigering in de zin van artikel 144 of artikel 146 of waarin maatregelen zijn genomen overeenkomstig lid 4.

Op basis van deze informatie De Commissie 1 verstrekt de Commissie om de twee jaar 1 informatie aan het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen van het aantal en de aard van de gevallen waarin in elke lidstaat in de zin van artikel 40 of van artikel 42 weigering heeft plaatsgevonden of maatregelen zijn genomen overeenkomstig lid 4 van het onderhavige artikel.

2002/83/EG art. 47 (aangepast)

Artikel 154

AdverterenReclame

Deze richtlijn belet vVerzekeringsondernemingen die hun met hoofdkantoor in een lidstaat hebben niet, mogen hun diensten met alle beschikbare communicatiemiddelen te adverteren in de lidstaat van het bijkantoor of in de lidstaat van dienstverrichting van ontvangst reclame maken voor hun diensten , mits zij alle eventuele de om redenen van algemeen belang vastgestelde voorschriften inzake vorm en inhoud van dit adverteren dergelijke reclame in acht nemen die zijn vastgesteld om redenen van algemeen belang.

2002/83/EG art. 50 (aangepast)

Artikel 155


Belastingen en heffingen op premies

1. Onverminderd een latere harmonisatie is eenlke verzekeringsovereenkomst uitsluitend onderworpen aan de indirecte belastingen en parafiscale heffingen op verzekeringspremies die bestaan in de lidstaat van de verbintenis, van het risico of de verbintenis.

92/49/EEG art. 46 (aangepast)

In afwijking van artikel 2, onder d), eerste streepje, van Richtlijn 88/357/EEG, en mMet het oog op de toepassing van dit lid de eerste alinea, vormen worden de roerende zaken die zich bevinden in een op het grondgebied van een lidstaat gelegen onroerende zaak, met uitzondering van commerciële transitogoederen, aangemerkt als een risico in die deze lidstaat gelegen risico, ook al worden de onroerende zaak en de inhoud daarvan niet door dezelfde verzekeringsovereenkomstpolis gedekt.

2002/83/EG art. 50 (aangepast)

en wat In het geval van Spanje betreft, is een verzekeringsovereenkomst ook onderworpen aan de extra heffingen die bij wet zijn ingesteld ten behoeve van het Spaanse "Consorcio de compensación de seguros" voor het vervullen van zijn taak met betrekking tot de compensatie van verliezen die het gevolg zijn van uitzonderlijke gebeurtenissen die zich in deze lidstaat voordoen.

2. Het recht dat krachtens artikel 32 de artikelen 176 tot en met 182 en 184 tot en met 187 op de overeenkomst van toepassing is, is niet van invloed op de belastingregeling die van toepassing is.

3. Behoudens een latere harmonisatie past eElke lidstaat past wat betreft de maatregelen met het oog op de inning van om de verschuldigde indirecte belastingen en parafiscale heffingen in de zin van lid 1 als bedoeld in lid 1, te innen zijn eigen nationale bepalingen toe op de verzekeringsondernemingen die op zijn grondgebied verbintenissen aangaan op zijn grondgebied risico´s dekken of verbintenissen aangaan , zijn nationale bepalingen toe betreffende.

2005/68/EG art. 47 (aangepast)

Onderafdeling 2 - Herverzekering

Artikel 156

Herverzekeringsondernemingen die niet aan de wettelijke voorschriften voldoen

1. Indien de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst een lidstaat vaststellen dat een herverzekeringsonderneming die een bijkantoor op het grondgebied van dieeze lidstaat heeft of aldaar in het kader van het vrij verrichten van diensten werkzaam is, zich niet houdt aan de wettelijke rechtsvoorschriften van die lidstaat die in deze lidstaat op haar van toepassing zijn, verzoeken zij de betrokken herverzekeringsonderneming een einde te maken aan deze onregelmatigheid. Tegelijkertijd stellen zij de bevoegde toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis.

2. Indien de herverzekeringsonderneming, ondanks de door de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn of die lidstaat geen maatregelen treft, inbreuk blijft maken op de in de betrokken lidstaat de lidstaat van ontvangst geldende rechtsregels, of indien deze maatregelen ontoereikend blijken, kan deze laatste, kunnen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst , na de bevoegde toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan op de hoogte te hebben gebracht, passende maatregelen nemen om verdere onregelmatigheden te voorkomen of te beteugelen en, voor zover zulks volstrekt noodzakelijk is, de onderneming te beletten op zijn grondgebied op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst nog nieuwe verzekeringsovereenkomsten te sluiten. De lidstaten dragen er zorg voor zorgen ervoor dat de voor die dergelijke maatregelen noodzakelijke kennisgevingen op hun grondgebied aan de herverzekeringsondernemingen kunnen worden betekend.

23. Elkeen op grond van de leden 1 en 2 genomen maatregel die sancties en beperkingen van de uitoefening van het herverzekeringsbedrijf inhoudt, wordt met redenen omkleed en ter kennis van de betrokken herverzekeringsonderneming gebracht.

2002/83/EG art. 49 (aangepast)

Afdeling 4 - Statistische informatie

Artikel 157

Statistische informatie betreffende over grensoverschrijdende werkzaamheden

92/49/EEG art. 44 (aangepast)

2. Iedere Elke verzekeringsonderneming moet, stelt afzonderlijk voor in het kader van het recht van vestiging en in het kader van het vrij verrichten van diensten tot stand gekomen verzekeringen en verrichtingen transacties afzonderlijk de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de haar lidstaat van herkomst in kennis stellen van de per lidstaat en per branchegroep geboekte het bedrag aan premies, schadegevallen en provisies, telkens zonder aftrek van herverzekering , en wel als volgt:

a) voor schadeverzekeringen: per branchegroep zoals vermeld in punt B van bijlage I;

b) voor levensverzekeringen: voor elk van de branches I tot en met IX zoals vermeld in bijlage II.

alsmede voor Wat betreft branche 10 van in punt A van de bijlage I bij Richtlijn 73/239/EEG, met uitzondering van de wettelijke aansprakelijkheid van de vervoerder, brengt de betrokken onderneming deze toezichthoudende autoriteit ook op de hoogte van de frequentie en de gemiddelde kosten van de schadegevallen.

De bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst delen deelt de in de eerste en de tweede alinea bedoelde gegevens informatie binnen een redelijke termijn in geaggregeerde vorm mee aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van eenlke betrokken lidstaat die als zij daarom verzoeken.

2002/83/EG art. 48 (aangepast)

Afdeling 5 – Behandeling van overeenkomsten van bijkantoren die in een liquidatieprocedure verwikkeld zijn

Artikel 158


Liquidatie van verzekeringsondernemingen

In geval van liquidatie van een verzekeringsonderneming worden de verbintenissen die voortvloeien uit overeenkomsten die door een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten zijn gesloten, op dezelfde wijze nagekomen als de verbintenissen die voortvloeien uit de andere verzekeringsovereenkomsten van deze onderneming, zonder onderscheid naar nationaliteit van verzekerden en begunstigden.

2005/68/EG art. 48 (aangepast)

Artikel 159


Liquidatie van herverzekeringsondernemingen

In geval van liquidatie van een herverzekeringsonderneming worden de verbintenissen die voortvloeien uit overeenkomsten die door een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten zijn gesloten, op dezelfde wijze nagekomen als de verbintenissen die voortvloeien uit de andere herverzekeringsovereenkomsten van deze onderneming.

2002/83/EG art. 51 (aangepast)

TITEL V HOOFDSTUK IX

REGELS TOEPASSELIJK OP BINNEN DE GEMEENSCHAP GEVESTIGDE AGENTSCHAPPEN OF BIJKANTOREN VAN ONDERNEMINGEN VERZEKERINGS- OF HERVERZEKERINGSONDERNEMINGEN WAARVAN HET HOOFDKANTOOR BUITEN DE GEMEENSCHAP IS GEVESTIGD

Afdeling 1 – Toegang tot het bedrijf

Artikel 160


Vergunningbeginselen en -voorwaarden

1. Voor iedere onderneming waarvan het hoofdkantoor buiten de Gemeenschap is gevestigd, stelt elke lidstaat stellen de lidstaten de toegang op zijn hun grondgebied tot de het in artikel 2, lid 1, eerste alinea, bedoelde werkzaamheden bedrijf afhankelijk van een vergunning.

2002/83/EG art. 51 en 73/239/EEG art. 23

2. De Een lidstaat mag een vergunning verlenen, indien de onderneming ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:

73/239/EEG art. 23 (aangepast)

a) zij moet is bevoegd zijn tot het sluiten van verzekeringen de uitoefening van het verzekeringsbedrijf krachtens de nationale wetgeving waaronder zij ressorteert;

2002/83/EG art. 51 en 73/239/EEG art. 23 (aangepast)

b) zij moet richt een agentschap of bijkantoor op het grondgebied van deze lidstaat oprichten;

73/239/EEG art. 23 (aangepast)

c) zij moet zich verbinden verbindt zich ertoe , ter zetel van het agentschap of het bijkantoor een specifieke boekhouding te voeren voor de werkzaamheden die het bedrijf dat zij aldaar uitoefent en er alle bescheiden met betrekking tot de behandelde zaken te bewaren;

d) zij moet wijst een algemeen gevolmachtigde aanwijzen, die door de bevoegde toezichthoudende autoriteiten moet worden toegelaten;

2002/83/EG art. 51 (aangepast)

nieuw

d) zij moet een algemeen gevolmachtigde aanwijzen, die door de bevoegde autoriteit moet worden toegelaten;

e) zij moet beschikt in de lidstaat van bedrijfsuitoefening over activa beschikken, welke ten minste de helft van het de in artikel 127, lid 1, onder d), 29, lid 2, eerste alinea, voor het garantiefonds minimumkapitaalvereiste aangegeven absolute ondergrens minimum dienen te bedragen, en een vierde gedeelte van dit minimum deze absolute ondergrens bij wijze van waarborg deponeren;

73/239/EEG art. 23 (aangepast)

nieuw

f) zij moet zich verbinden verbindt zich ertoe het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste te dekken een solvabiliteitsmarge te handhaven overeenkomstig artikel 25 de artikelen 100 en 126 ;

2000/26/EG art. 8, onder b) (aangepast)

hg) zij moet deelt naam en adres mededelen van de schaderegelaar die is aangewezen in iedere andere lidstaat dan de lidstaat waar de vergunning wordt aangevraagd, wanneer de te dekken risico's zijn ingedeeld bij branche 10 in punt A van de bijlage I, uitgezonderd de aansprakelijkheid van de vervoerder.;

73/239/EEG art. 23 (aangepast)

gh) zij moet legt een programma van werkzaamheden overeenkomstig artikel 11, lid 1 en 2, 161 overleggen;.

nieuw

i) zij voldoet aan de governancevereisten van hoofdstuk IV, deel 2.

2002/83/EG art. 51, lid 1, en 73/239/EEG art. 23

nieuw

13. Voor In de zin van dit hoofdstuk wordt onder "bijkantoor" verstaan elke duurzame aanwezigheid op het grondgebied van een iedere onderneming waarvan het hoofdkantoor buiten de Gemeenschap is gevestigd, stelt elke lidstaat de toegang op zijn grondgebied tot de in artikel2 bedoelde werkzaamheden afhankelijk van een in lid 1 bedoelde verzekeringsonderneming waaraan in deze lidstaat vergunning is verleend en die het verzekeringsbedrijf uitoefent .

2002/83/EG (aangepast)

Artikel 161


Programma van werkzaamheden van het bijkantoor

31. Het in lid 2, onder g), artikel 160, lid 2, onder h), genoemde programma van werkzaamheden van het agentschap of bijkantoor moet bevat gegevens of bewijsstukken het volgende bevatten betreffende:

a) de aard van de risico's of verbintenissen die de onderneming voornemens is aan te gaan;

b) de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering;

nieuw

c) ramingen van het toekomstige solvabiliteitskapitaalvereiste als bedoeld in hoofdstuk VI, afdeling 4, op basis van een te verwachten balanspositie, alsook de berekeningsmethode die is gehanteerd om deze ramingen te bepalen;

d) ramingen van het toekomstige minimumkapitaalvereiste als bedoeld in hoofdstuk VI, afdeling 5, op basis van een te verwachten balanspositie, alsook de berekeningsmethode die is gehanteerd om deze ramingen te bepalen;

2002/83/EG (aangepast)

nieuw

ce) de omvang van de solvabiliteitsmarge en van het garantiefonds het in aanmerking komend eigen vermogen en het in aanmerking komend kernvermogen van de onderneming ten opzichte van het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste als bedoeld in artikel 55 hoofdstuk VI, afdelingen 4 en 5;

df) de te verwachten inrichtingskosten van de administratieve diensten en van het productienet, alsmede de financiële middelen ter dekking daarvan en, wanneer de te dekken risico's zijn ingedeeld bij branche 18 in punt A van bijlage I, de beschikbare middelen voor het verlenen van de bijstand .

nieuw

g) informatie over de structuur van het governancesysteem.

2002/83/EG (aangepast)

nieuw

en, 2. Naast de in lid 1 opgesomde elementen moet bevat het programma van werkzaamheden voor de eerste drie boekjaren voorts het volgende bevatten:

e) een gedetailleerde prognose van de vermoedelijke uitgaven en ontvangsten, zowel wat de directe verrichtingen en de geaccepteerde herverzekeringen als de overdrachten uit hoofde van herverzekering betreft;

fa) een opgave van de te verwachten balanspositie;

gb) een raming betreffende van de financiële middelen ter dekking van de verbintenissen en de solvabiliteitsmarge technische voorzieningen, het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste .;

c) met betrekking tot schadeverzekering:

i) een raming van de kosten van beheer met uitzondering van de inrichtingskosten, met name de algemene lopende kosten en de provisies;

ii) een raming van de premies of bijdragen, alsmede een raming betreffende de schadegevallen;

d) met betrekking tot levensverzekering, een gedetailleerde prognose van de vermoedelijke uitgaven en ontvangsten, zowel wat de directe verrichtingen transacties en de geaccepteerde herverzekeringen als de overdrachten cessies uit hoofde van herverzekering betreft.

43. Een lidstaat mag De lidstaten mogen van een levensverzekeringsonderneming systematische mededeling eisen van de voor de berekening van de tarieven en de technische voorzieningen gehanteerde technische grondslagen, zonder dat dit vereiste voor een verzekeringsonderneming de betrokken onderneming een voorwaarde vooraf voor de uitoefening van haar werkzaamheden mag vormen.

2002/83/EG art. 53 (aangepast)

nieuw

Artikel 162


Portefeuilleoverdracht

1. Elke lidstaat verleent De lidstaten verlenen , onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden, aan de op zijn hun grondgebied gevestigde agentschappen en bijkantoren, als bedoeld in deze titel dit hoofdstuk, toestemming om hun verzekeringsportefeuille geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een in dezelfde lidstaat gevestigde overnemer, indien de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van die lidstaat, of in voorkomend geval die van de in artikel 56 165 bedoelde lidstaat, verklaren dat de overnemende onderneming overnemer , mede gelet op de overdracht, de vereiste solvabiliteitsmarge het vereiste in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het in artikel 100, eerste alinea, bedoelde solvabiliteitskapitaalvereiste bezit.

92/49/EEG art. 53 (aangepast)

nieuw

2. Elke lidstaat verleent De lidstaten verlenen , onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden, aan de op zijn hun grondgebied gevestigde agentschappen en bijkantoren, als bedoeld in deze titel dit hoofdstuk, toestemming om hun verzekeringsportefeuille geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een verzekeringsonderneming die haar hoofdkantoor in een andere lidstaat heeft, indien de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van die lidstaat verklaren dat de overnemer, mede gelet op de overdracht, de vereiste solvabiliteitsmarge het vereiste in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het in artikel 100, eerste alinea, bedoelde solvabiliteitskapitaalvereiste bezit.

3. Indien een lidstaat, onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden, aan de op zijn grondgebied gevestigde agentschappen en bijkantoren, als bedoeld in deze titel dit hoofdstuk, toestemming verleent om hun verzekeringsportefeuille geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigd agentschap of bijkantoor, als bedoeld in deze titel dit hoofdstuk, overtuigt hij zich ervan dat de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van de overnemer, of in voorkomend geval die van de in artikel 26 165 bedoelde lidstaat, het volgende verklaren:

a) dat de overnemer, mede gelet op de overdracht, de vereiste solvabiliteitsmarge het vereiste in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste bezit,;

b) dat de wetgeving van de lidstaat van de overnemer in de mogelijkheid van een dergelijke overdracht voorziet;

c) en dat die lidstaat met de overdracht instemt.

4. In de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde gevallen verleent de lidstaat waar het overdragende agentschap of bijkantoor is gevestigd, toestemming voor de overdracht na de instemming te hebben verkregen van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van het risico of van de lidstaat van de verbintenis , wanneer deze niet de lidstaat is waar het overdragende agentschap of bijkantoor is gevestigd.

5. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de geraadpleegde lidstaten delen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de overdragende verzekeringsonderneming hun advies of hun instemming mede binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek;. iIndien de geraadpleegde autoriteiten niet binnen die termijn hebben gereageerd, geldt zulks als een gunstig advies of een stilzwijgende instemming.

6. De overeenkomstig dit artikel de leden 1 tot en met 5 toegestane overdracht wordt in de lidstaat waar van het risico is gelegen of in de lidstaat van de verbintenis bekendgemaakt onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden.

Deze overdracht kan van rechtswege worden tegengeworpen aan de verzekeringnemers, aan de verzekerden en aan allen voor wie uit de overgedragen overeenkomsten rechten of verplichtingen voortvloeien.

2002/83/EG en 92/49/EEG art. 53

Deze bepaling doet De eerste en de tweede alinea doen geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om de verzekeringnemers de mogelijkheid te bieden de overeenkomst binnen een bepaalde termijn na de overdracht op te zeggen.

2002/83/EG art. 54 (aangepast)

nieuw

Artikel 163


Technische voorzieningen

De lidstaten leggen de ondernemingen de verplichting op voldoende technische voorzieningen, als bedoeld in artikel 20, te vormen, welke overeenkomen met de op hun grondgebied aangegane verplichtingen verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen , berekend overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 2. Zij schrijven tevens voor dat de ondernemingen hun activa en passiva overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 1, moeten waarderen en hun eigen vermogen overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 3, moeten bepalen . Zij zien erop toe dat het agentschap of bijkantoor tegenover deze voorzieningen gelijkwaardige en congruente activa stelt overeenkomstig bijlage II.

Ten aanzien van het berekenen van deze voorzieningen, het bepalen van de categorieën van beleggingen en het waarderen van de activa alsmede, in voorkomend geval, het bepalen van het eigen vermogen de grenzen waarbinnen de activa als dekking van deze voorzieningen kunnen worden aanvaard, zijn de wetgevingen van de lidstaten van toepassing.

De betrokken lidstaat eist dat de activa welke deze voorzieningen dekken, op zijn grondgebied zijn gelokaliseerd. Artikel 20, lid 4, is echter van toepassing.

2002/83/EG art. 55 (aangepast)

nieuw

Artikel 164


Solvabiliteitsmarge en garantiefonds Solvabiliteitskapitaalvereiste en minimumkapitaalvereiste

1. Iedere lidstaat verplicht de op zijn grondgebied opgerichte agentschappen of bijkantoren over een solvabiliteitsmarge in aanmerking komend eigen vermogen te beschikken die dat bestaat uit de in artikel 27 98, lid 4, genoemde bestanddelen.

Het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste worden minimum van de marge wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 hoofdstuk VI, afdelingen 4 en 5 .

Voor deze de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste worden wordt echter uitsluitend de verrichtingen van het agentschap of het bijkantoor het volgende in aanmerking genomen:

a) wat schadeverzekering betreft, de transacties van het betrokken bijkantoor;

b) wat levensverzekering betreft, de transacties van het betrokken bijkantoor .

2. Het garantiefonds bestaat uit een derde deel van het minimum van de solvabiliteitsmarge.

Het bedrag van dit fonds mag echter niet kleiner zijn dan de helft van het in artikel 29, lid 2, eerste alinea, bedoelde minimum. Het in artikel 51, lid 2, onder e), bedoelde aanvangsdepot wordt daartoe gerekend.

Het vereiste in aanmerking komend kernvermogen ter dekking van het minimumkapitaalvereiste garantiefonds en het minimum de absolute ondergrens van dit fonds dit minimumkapitaalvereiste worden gevormd overeenkomstig artikel 29 artikel 98, lid 5 .

73/239/EEG art. 25 (aangepast)

nieuw

23. Het in aanmerking komend kernvermogen garantiefonds bestaat uit een derde deel van de solvabiliteitsmarge. Dit fonds mag niet kleiner zijn dan de helft van het de in artikel 17, lid 2, 127, lid 1, onder d), bedoelde absolute ondergrens minimum.

Het in artikel 23, lid 2, sub e), 160, lid 2, onder e), bedoelde aanvangsdepot wordt daaronder het in aanmerking komend kernvermogen ter dekking van het minimumkapitaalvereiste gerekend.

2002/83/EG art. 55

nieuw

34. De activa die tegenover het solvabiliteitskapitaalvereiste minimum van de solvabiliteitsmarge staan, moeten gelokaliseerd zijn binnen de lidstaat van bedrijfsuitoefening ten belope van het garantiefonds minimumkapitaalvereiste , en, voor het resterende gedeelte, binnen de Gemeenschap.

2002/83/EG art. 56 en 84/641/EEG art. 12

Artikel 165


Voordelen voor ondernemingen met een vergunning in meer dan één lidstaat

1. Ondernemingen die in verscheidene lidstaten een vergunning aangevraagd of verkregen hebben, kunnen om de volgende voordelen verzoeken, die slechts gezamenlijk kunnen worden toegekend:

2002/83/EG art. 56 (aangepast)

nieuw

a) de het in artikel 55 164 bedoelde solvabiliteitsmarge solvabiliteitskapitaalvereiste wordt berekend op basis van het geheel van de werkzaamheden die zij binnen de Gemeenschap uitoefenen; in dit geval worden uitsluitend de verrichtingen van alle binnen de Gemeenschap gevestigde agentschappen of bijkantoren bij deze berekeningen in aanmerking genomen;

b) de in artikel 51, lid 2, onder e), 160, lid 2, onder e), bedoelde waarborg wordt in slechts één van deze lidstaten gestort;

c) de activa die tegenover het garantiefonds minimumkapitaalvereiste staan, zijn overeenkomstig artikel 132 gelokaliseerd in één van de lidstaten waar zij werkzaam zijn.

In de in de eerste alinea, onder a), bedoelde gevallen worden bij deze berekeningen uitsluitend de transacties van alle binnen de Gemeenschap gevestigde bijkantoren in aanmerking genomen.

2. De aanvraag om in aanmerking te komen voor de in lid 1 bedoelde voordelen dient wordt bij de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de betrokken lidstaten te worden ingediend. In deze aanvraag moet wordt de autoriteit worden aangegeven die in de toekomst toezicht op de solvabiliteit voor het geheel van de werkzaamheden van de bijkantoren of agentschappen binnen de Gemeenschap dient te houden. De keuze van de autoriteit moet met redenen worden omkleed.

De in artikel 160, lid 2, onder e), bedoelde waarborg moet wordt bij de betrokken lidstaat worden gestort.

84/641/EEG art. 12 (aangepast)

3. De voordelen van lid 1 mogen slechts worden toegekend wanneer de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van alle lidstaten waar de aanvraag is ingediend, hun toestemming verlenen.

Zij worden van kracht op het tijdstip waarop de gekozen toezichthoudende autoriteit zich tegenover de andere toezichthoudende autoriteiten bereid heeft verklaard, de controle van de solvabiliteit voor het geheel van de werkzaamheden van de in de Gemeenschap gevestigde bijkantoren of agentschappen op zich te nemen.

De gekozen toezichthoudende autoriteit ontvangt van de andere lidstaten de nodige inlichtingen om de totale solvabiliteit van de op hun grondgebied gevestigde agentschappen en bijkantoren te kunnen controleren.

4. De krachtens dit artikel de leden 1, 2 en 3 toegekende voordelen dienen worden op verzoek van één of meer betrokken lidstaten door alle betrokken lidstaten gelijktijdig te worden ingetrokken.

2002/83/EG art. 52 (aangepast)

Artikel 166


Regels betreffende bijkantoren van ondernemingen van derde landen Verslaglegging, prudentiële en statistische informatie en ondernemingen in moeilijkheden

2. In het kader van deze afdeling zijn De artikelen 13 en 37 artikel 33, artikel 34, artikel 137, lid 3, artikel 138 en artikel 139 zijn van overeenkomstige toepassing op de in deze titel bedoelde agentschappen en bijkantoren.

Voor de toepassing van artikel 37 wordt de bevoegde autoriteit die de totale solvabiliteit van deze agentschappen of bijkantoren controleert, gelijkgesteld met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor.

84/641/EEG art. 13 (aangepast)

Voor de toepassing van artikel 20 de artikelen 135, 136 en 137 in het geval van een onderneming die de in artikel 26, lid 1, 165, leden 1, 2 en 3, voorziene voordelen geniet, wordt de toezichthoudende autoriteit die de solvabiliteit controleert van de in de Gemeenschap gevestigde agentschappen of bijkantoren voor het geheel van hun werkzaamheden, gelijkgesteld met de toezichthoudende autoriteit van de Staat lidstaat op wiens grondgebied het hoofdkantoor van de communautaire onderneming zich bevindt.

2002/83/EG art. 52 (aangepast)

Artikel 167


Scheiding van schade- en levensverzekeringsbedrijf

1. a) Behoudens onder b) mogen de De in deze titel afdeling bedoelde agentschappen en bijkantoren mogen het schade- en het levensverzekeringsbedrijf de in de bijlage van Richtlijn 73/239/EEG bedoelde werkzaamheden op het grondgebied van een lidstaat niet gelijktijdig in dezelfde lidstaat uitoefenen met de onder de onderhavige richtlijn vallende werkzaamheden.

b)2. Behoudens onder c) In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten bepalen dat de in deze titel afdeling bedoelde agentschappen en bijkantoren die op de voor hen geldende datum als bedoeld in artikel 18, lid 3, 72, lid 5, eerste alinea, deze twee werkzaamheden op het grondgebied van een lidstaat gelijktijdig uitoefenden, deze daar kunnen blijven uitoefenen, mits zij overeenkomstig artikel 19 73 een gescheiden beheer voeren voor elk van deze werkzaamheden.

c)3. Elke lidstaat die uit hoofde van de tweede alinea van artikel 18, lid 6, 72, lid 5, de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen verplicht heeft een einde te maken aan het gelijktijdig uitoefenen van de werkzaamheden die zij op de voor hen geldende datum, bedoeld in de eerste alinea van artikel 18, lid 3, 72, lid 5, verrichtten, moet deze verplichting ook opleggen aan de in deze titel afdeling bedoelde agentschappen en bijkantoren die op zijn grondgebied zijn gevestigd en aldaar de twee werkzaamheden gelijktijdig uitoefenen.

d) De lidstaten mogen bepalen dat de in deze titel afdeling bedoelde agentschappen en bijkantoren waarvan het hoofdkantoor de twee werkzaamheden gelijktijdig uitoefent en die op de voor hen geldende datum, bedoeld in de eerste alinea van artikel 18, lid 3, 72, lid 5, op het grondgebied van een lidstaat uitsluitend de in deze richtlijn bedoelde werkzaamheden het levensverzekeringsbedrijf uitoefenden, hun werkzaamheden kunnen blijven verrichten. Indien de onderneming de in Richtlijn 73/239/EEG bedoelde werkzaamheden het schadeverzekeringsbedrijf op dit grondgebied wil uitoefenen, mag zij de in deze richtlijn genoemde werkzaamheden het levensverzekeringsbedrijf nog slechts verrichten via een dochteronderneming.

Artikel 168


Intrekking van de vergunning van ondernemingen waaraan in meerdere lidstaten vergunning is verleend

73/239/EEG art. 28

Bij intrekking van de vergunning door de in artikel 26, lid 2, 165, lid 2, bedoelde autoriteit, stelt deze de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten waar de onderneming werkzaam is, hiervan in kennis; deze autoriteiten treffen de nodige maatregelen.

Wanneer het besluit tot intrekking is gebaseerd op ontoereikendheid van de algemene solvabiliteit zoals deze is vastgesteld in de in artikel 26 165 bedoelde instemming, trekken ook de lidstaten die partij zijn bij die instemming hun vergunning in.

2002/83/EG art. 57

Artikel 169


Overeenkomsten met derde landen

73/239/EEG art. 29 en 2002/83/EG art. 57 (aangepast)

De Gemeenschap kan, in overeenkomstig het Verdrag met één of meer derde landen gesloten overeenkomsten, besluiten tot toepassing van bepalingen welke afwijken van die van deze titel afdeling, teneinde, op basis van wederkerigheid, aan de verzekeringnemers en verzekerden van de lidstaten een voldoende bescherming te waarborgen.

nieuw

Afdeling 2 – Herverzekering

Artikel 170


Gelijkwaardigheid

1. De Commissie besluit volgens de raadplegingsprocedure van artikel 304, lid 2, of de solvabiliteitsregeling van een derde land die wordt toegepast op herverzekeringsactiviteiten van ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in dat derde land is gelegen, gelijkwaardig is aan die van deze richtlijn.

Deze besluiten worden regelmatig aan een nieuw onderzoek onderworpen.

2. Ingeval de solvabiliteitsregeling van een derde land overeenkomstig lid 1 gelijkwaardig is geacht aan die van deze richtlijn, worden herverzekeringsovereenkomsten met ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in dat derde land is gelegen, op dezelfde wijze behandeld als herverzekeringsovereenkomsten met een onderneming waaraan overeenkomstig deze richtlijn vergunning is verleend.

2005/68/EG art. 32 (aangepast)

nieuw

Artikel 171


Verbod op het verstrekken van activa als zekerheden

2. De lidstaten mogen voor de vorming van technische voorzieningen geen systeem met brutovoorzieningen handhaven of invoeren waarbij activa als zekerheden moeten worden verstrekt ter dekking van de voorziening voor niet-verdiende premies en van de voorzieningen voor te betalen schaden indien de herverzekeraar herverzekeringsonderneming een verzekerings- of een herverzekeringsonderneming is waaraan overeenkomstig de onderhavige richtlijn een vergunning is verleend of een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG een vergunning is verleend met hoofdkantoor in een derde land waarvan de solvabiliteitsregeling overeenkomstig artikel 170 gelijkwaardig wordt geacht aan die van deze richtlijn.

2005/68/EG art. 49 (aangepast)

Artikel 172


Beginsel en voorwaarden voor de uitoefening van het herverzekeringsbedrijf herverzekeringsactiviteiten

Een lidstaat past op herverzekeringsondernemingen van derde landen die hun hoofdkantoor buiten de Gemeenschap hebben en die herverzekeringsactiviteiten op zijn grondgebied aanvangen of reeds verrichten, geen bepalingen toe die leiden tot een gunstiger behandeling dan die welke geldt voor herverzekeringsondernemingen die hun hoofdkantoor in die lidstaat hebben.

2005/68/EG art. 50 (aangepast)

Artikel 173


Overeenkomsten met derde landen

1. De Commissie kan bij de Raad voorstellen indienen voor onderhandelingen over overeenkomsten met een of meer derde landen over de middelen voor de uitoefening van aanvullend toezicht op:

a) herverzekeringsondernemingen van derde landen waarvan het hoofdkantoor in een derde land gevestigd is en die herverzekeringsactiviteiten uitoefenen in de Gemeenschap,;

b) herverzekeringsondernemingen van de Gemeenschap waarvan het hoofdkantoor zich in de Gemeenschap bevindt en die herverzekeringsactiviteiten uitoefenen op het grondgebied van een derde land.

2. De in lid 1 bedoelde overeenkomsten beogen in het bijzonder, onder voorwaarden van gelijkwaardige prudentiële regelgeving, een doeltreffende markttoegang te waarborgen voor herverzekeringsondernemingen op het grondgebied van elke partij bij de overeenkomst en te zorgen voor de wederzijdse erkenning van toezichtregels en -gewoonten op het gebied van herverzekering. Zij beogen tevens het volgende :

a) dat de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten de informatie kunnen verkrijgen die nodig is voor het toezicht op herverzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor zich in de Gemeenschap bevindt en die activiteiten uitoefenen op het grondgebied van de betrokken derde landen,;

b) dat de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van derde landen de informatie kunnen verkrijgen die nodig is voor het toezicht op herverzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor op hun grondgebied is gevestigd en die activiteiten in de Gemeenschap uitoefenen.

3. Onverminderd artikel 300, leden 1 en 2, van het Verdrag onderzoekt de Commissie met het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen het resultaat van de in lid 1 van dit artikel bedoelde onderhandelingen en de daaruit voortvloeiende situatie.

2002/83/EG (aangepast)

TITEL VI HOOFDSTUK X

REGELS TOEPASSELIJK OP DOCHTERONDERNEMINGEN VAN MOEDERONDERNEMINGEN VERZEKERINGS- EN HERVERZEKERINGSONDERNEMINGEN WAAROP HET RECHT VAN EEN DERDE LAND VAN TOEPASSING IS EN OP DE VERWERVING VAN DEELNEMINGEN DOOR ZULKE MOEDERONDERNEMINGEN

2005/1/EG art. 8, punt 2), (aangepast)

Artikel 174


Informatieverstrekking aan de Commissie door de lidstaten

De bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten stellen de Commissie en de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van: a) elke vergunningverlening voor een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming waarvan één of meer moederondernemingen onder het recht van een derde land vallen.

In deze kennisgeving wordt ook melding gemaakt van de structuur van de betrokken groep.

b) elke deelneming van een dergelijke moederonderneming Telkens als een onderneming die onder het recht van een derde land valt, een deelneming verwerft in een verzekeringsonderneming van de Gemeenschap verzekerings- of herverzekeringsonderneming waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend, waardoor laatstgenoemde deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming de een dochteronderneming van eerstgenoemde wordt deze onderneming van het derde land wordt, stellen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst de Commissie en de toezichthoudende autoriteiten van de overige lidstaten daarvan in kennis .

Wanneer een vergunning zoals bedoeld onder a) wordt verleend aan een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming van één of meer moederondernemingen die onder het recht van een derde land vallen, wordt de structuur van de groep vermeld in de kennisgeving van de bevoegde autoriteiten aan de Commissie en aan de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten.

2005/68/EG art. 52 (aangepast)

Artikel 175


Behandeling van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van de Gemeenschap door derde landen

1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de algemene moeilijkheden die hun verzekerings- of herverzekeringsondernemingen ondervinden bij de vestiging en bedrijfsuitoefening van hun werkzaamheden in een derde land of bij de uitoefening van hun activiteiten in een derde land.

2. De Commissie stelt dient periodiek een verslag op in bij de Raad waarin de in lid 3 bedoelde behandeling van herverzekeringsondernemingen van de Gemeenschap in derde landen van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend wordt onderzocht met betrekking tot het volgende:

a) de vestiging van herverzekeringsondernemingen van de Gemeenschap in derde landen van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend ,;

b) de verwerving van deelnemingen in verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van derde landen,;

c) de uitoefening van verzekerings- of herverzekeringsactiviteiten door deze gevestigde ondernemingen;

d) en de grensoverschrijdende verrichting van verzekerings- of herverzekeringsactiviteiten van de Gemeenschap naar derde landen.

De Commissie legt deze verslagen, in voorkomend geval vergezeld van passende voorstellen of aanbevelingen, voor aan de Raad.

90/618/EEG art. 4

3. Indien de Commissie vaststelt, hetzij op grond van de in lid 2 bedoelde verslagen, hetzij op basis van andere informatie, dat een derde land de verzekeringsondernemingen van de Gemeenschap geen daadwerkelijke toegang tot de markt verleent die vergelijkbaar is met die welke de Gemeenschap toekent aan verzekeringsondernemingen van dat derde land, kan zij aan de Raad voorstellen doen om een passend onderhandelingsmandaat te verkrijgen ten einde voor de verzekeringsondernemingen van de Gemeenschap vergelijkbare concurrentiemogelijkheden te verkrijgen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

2002/83/EG

3. Indien de Commissie vaststelt, hetzij op grond van de in lid 2 bedoelde verslagen, hetzij op basis van andere informatie, dat een derde land de verzekeringsondernemingen van de Gemeenschap geen daadwerkelijke toegang tot de markt verleent die vergelijkbaar is met die welke de Gemeenschap toekent aan verzekeringsondernemingen van dat derde land, kan zij aan de Raad voorstellen doen om een passend onderhandelingsmandaat te verkrijgen teneinde voor de verzekeringsondernemingen van de Gemeenschap vergelijkbare concurrentiemogelijkheden te verkrijgen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

2005/68/EG art. 52

3. Wanneer de Commissie, hetzij op grond van de in lid 2 bedoelde verslagen, hetzij op basis van andere informatie, vaststelt dat een derde land de herverzekeringsondernemingen van de Gemeenschap geen daadwerkelijke toegang tot de markt verleent, kan zij aan de Raad aanbevelingen doen om een passend onderhandelingsmandaat te verkrijgen teneinde voor de herverzekeringsondernemingen van de Gemeenschap betere markttoegang te verkrijgen.

2002/83/EG

4. Indien de Commissie vaststelt, hetzij op grond van de in lid 2 bedoelde verslagen, hetzij op basis van andere informatie, dat in een derde land verzekeringsondernemingen van de Gemeenschap geen nationale behandeling krijgen die dezelfde concurrentiemogelijkheden biedt als die welke aan binnenlandse verzekeringsondernemingen worden geboden, en dat de voorwaarden voor daadwerkelijke toegang tot de markt niet zijn vervuld, kan zij onderhandelingen openen om dit euvel te verhelpen.

90/618/EEG art. 4

4. Indien de Commissie vaststelt, hetzij op grond van de in lid 2 bedoelde verslagen, hetzij op basis van andere informatie, dat in een derde land verzekeringsondernemingen van de Gemeenschap geen nationale behandeling krijgen die dezelfde concurrentiemogelijkheden biedt als die welke aan binnenlandse verzekeringsondernemingen worden geboden, en dat de voorwaarden voor daadwerkelijke toegang tot de markt niet zijn vervuld, kan zij onderhandelingen openen om die situatie te verhelpen.

2005/1/EG art. 4, punt 2)

In de in de eerste alinea bedoelde omstandigheden kan ook, naast het openen van onderhandelingen, overeenkomstig de in artikel 5 van Besluit 1999/468/EG [73] bedoelde procedure en in overeenstemming met artikel 7, lid 3, en artikel 8 daarvan worden besloten dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten hun beslissingen moeten beperken of opschorten inzake:

2002/83/EG

In de in de eerste alinea bedoelde omstandigheden kan ook, naast het openen van onderhandelingen overeenkomstig de procedure van artikel 65, lid 2, worden besloten dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten hun beslissingen moeten beperken of opschorten inzake:

– op het tijdstip van het besluit of later ingediende vergunningsaanvragen, en

2005/1/EG art. 4, punt 2)

a) op het tijdstip van het besluit of later ingediende vergunningaanvragen;

b) het verwerven van deelnemingen van rechtstreekse of middellijke moederondernemingen die onder het recht van het betrokken derde land vallen.

2002/83/EG

– het verwerven van deelnemingen door rechtstreekse of middellijke moederondernemingen die onder het recht van het betrokken derde land vallen.

2002/83/EG en 90/618/EEG art. 4

De bedoelde maatregelen zijn ten hoogste drie maanden geldig.

2002/83/EG

Vóór het verstrijken van deze termijn van drie maanden kan de Raad in het licht van het resultaat van de onderhandelingen op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten of de genomen maatregelen van toepassing blijven.

90/618/EEG art. 4

Voor het verstrijken van deze termijn van drie maanden kan de Raad in het licht van het resultaat van de onderhandelingen, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten of de genomen maatregelen van toepassing blijven.

Een dergelijke beperking of opschorting geldt niet voor de oprichting van dochterondernemingen door verzekeringsondernemingen of dochterondernemingen daarvan die een vergunning hebben gekregen in de Gemeenschap, noch voor het verwerven van deelnemingen door dergelijke ondernemingen of dochterondernemingen in een verzekeringsonderneming van de Gemeenschap.

2002/83/EG

Een dergelijke beperking of opschorting geldt niet voor de oprichting van dochterondernemingen door verzekeringsondernemingen of dochterondernemingen daarvan die een vergunning hebben gekregen in de Gemeenschap, noch voor het verwerven van deelnemingen door dergelijke ondernemingen of dochterondernemingen in een verzekeringsonderneming van de Gemeenschap.

2002/83/EG en 90/618/EEG art. 4

5. Indien de Commissie één van de in de leden 3 en 4 bedoelde vaststellingen doet, stellen de lidstaten haar desgevraagd in kennis van:

a) elke vergunningaanvraag door een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming waarvan één of meer moederondernemingen onder het recht van het betrokken derde land vallen;

2002/83/EG

b) elk door een dergelijke onderneming voorgelegd project voor verwerving van een deelneming in een verzekeringsonderneming van de Gemeenschap, waardoor laatstgenoemde de dochteronderneming van eerstgenoemde wordt.

90/618/EEG art. 4

b) elk door een dergelijke onderneming voorgelegd project inzake verwerving van een deelneming in een verzekeringsonderneming van de Gemeenschap waardoor laatstgenoemde de dochteronderneming van eerstgenoemde wordt.

Deze kennisgevingsplicht vervalt zodra met een derde land als bedoeld in lid 3 of 4 een overeenkomst is gesloten of wanneer de in lid 4, tweede en derde alinea, bedoelde maatregelen niet meer van toepassing zijn.

6. De krachtens dit artikel getroffen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de verplichtingen die de Gemeenschap heeft uit hoofde van bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verzekeringsondernemingen.

2002/83/EG

Deze kennisgevingsverplichting vervalt zodra met een derde land als bedoeld in lid 3 of lid 4 een overeenkomst is gesloten of wanneer de in lid 4, tweede en derde alinea, bedoelde maatregelen niet meer van toepassing zijn.

2005/68/EG art. 51

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten stellen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van:

a) elke verlening van een vergunning aan een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming waarvan één of meer moederondernemingen onder het recht van een derde land vallen;

b) elke deelneming van een dergelijke moederonderneming in een herverzekeringsonderneming van de Gemeenschap waardoor laatstgenoemde de dochteronderneming van eerstgenoemde wordt.

Wanneer een vergunning zoals bedoeld onder a) wordt verleend aan een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming van één of meer moederondernemingen die onder het recht van een derde land vallen, wordt de structuur van de groep vermeld in de kennisgeving van de bevoegde autoriteiten aan de Commissie.

2002/83/EG

6. De krachtens dit artikel getroffen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de verplichtingen die de Gemeenschap heeft uit hoofde van bilaterale of multilaterale internationale overeenkomsten inzake de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verzekeringsondernemingen.

2005/68/EG art. 52

4. De krachtens dit artikel getroffen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de verplichtingen die uit hoofde van internationale overeenkomsten, met name in het kader van de wereldhandelsorganisatie, op de Gemeenschap rusten.

90/618/EEG art. 4 (aangepast)

6. De krachtens dit artikel getroffen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de verplichtingen die de Gemeenschap heeft uit hoofde van bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verzekeringsondernemingen.

TITEL II - SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR VERZEKERING EN HERVERZEKERING

HOOFDSTUK I - TOEPASSELIJK RECHT EN VOORWAARDEN VAN DIRECTE VERZEKERINGSOVEREENKOMSTEN

Afdeling 1 – Toepasselijk recht

nieuw

Artikel 176


Toepasselijk recht

Lidstaten waar Verordening [Rome I] niet van toepassing is, passen de bepalingen van genoemde verordening toe om te bepalen welk recht van toepassing is op verzekeringsovereenkomsten die binnen de werkingssfeer van artikel 7 van deze verordening vallen.

88/357/EEG art. 7

Artikel 7

1. Het recht dat van toepassing is op de in deze richtlijn bedoelde verzekeringsovereenkomsten ter dekking van in de lidstaten gelegen risico's, wordt vastgesteld overeenkomstig de volgende bepalingen:

a) Wanneer de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur heeft op het grondgebied van de lidstaat waar het risico is gelegen, is op de verzekeringsovereenkomst het recht van deze lidstaat van toepassing . Indien zulks volgens het recht van deze staat mogelijk is, kunnen de partijen evenwel het recht van een ander land kiezen.

b) Wanneer de verzekeringnemer niet zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur heeft in de lidstaat waar het risico is gelegen, kunnen de partijen bij de verzekeringsovereenkomst kiezen tussen toepassing van het recht van de lidstaat waar het risico is gelegen of van dat van het land waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur heeft .

c) Wanneer de verzekeringnemer in het kader van een bedrijf of beroep een commerciële of industriële activiteit dan wel een vrij beroep uitoefent en de overeenkomst twee of meer risico's dekt die met deze activiteit verband houden en in verschillende lidstaten zijn gelegen, strekt de vrijheid van keuze van het op de overeenkomst toepasselijke recht zich uit tot het recht van deze lidstaten en van het land waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur heeft.

d) Niettegenstaande het bepaalde onder b ) en c ), kunnen de partijen, wanneer de in die onderdelen bedoelde Lid-Staten een grotere vrijheid voor de keuze van het op de overeenkomst toepasselijke recht toestaan, zich op deze vrijheid beroepen.

e) Niettegenstaande het bepaalde onder a ), b ) en c ), kunnen de partijen, wanneer de door de overeenkomst gedekte risico's beperkt zijn tot schadegevallen die zich kunnen voordoen in een andere lidstaat dan de lidstaat waar het risico is gelegen, als omschreven in artikel 2, onder d ), altijd het recht van eerstgenoemde lidstaat kiezen.

92/49/EEG art. 27

f) Voor de risico's bedoeld in artikel 5, onder d), van Richtlijn 73/239/EEG, kunnen de partijen vrij kiezen welk recht van toepassing is.

88/357/EEG art. 5

90/618/EEG art. 2

nieuw

d) "grote risico's":

i) de risico's die behoren tot de in de bijlage onder A, 4, 5, 6, 7, 11 en 12, vermelde branches;

ii) de risico's die behoren tot de in de bijlage onder A, 14 en 15, vermelde branches wanneer de verzekeringnemer in het kader van een bedrijf of beroep een industriële of commerciële activiteit dan wel een vrij beroep uitoefent en het risico daarop betrekking heeft;

iii) de risico's die behoren tot de in de bijlage onder A, 3, 8, 9, 10, 13 en 16, vermelde branches voor zover de verzekeringnemer ten minste twee van de drie volgende criteria overschrijdt:

1e fase: tot en met 31 december 1992:

- balanstotaal: 12,4 miljoen Ecu,

- netto-omzet: 24 miljoen Ecu,

- gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar: 500.

2e fase: vanaf 1 januari 1993:

- balanstotaal: 6,2 miljoen Ecu

- netto-omzet: 12,8 miljoen Ecu

- gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar: 250.

Wanneer de verzekeringnemer deel uitmaakt van een groep maatschappijen waarvan de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG wordt opgesteld, worden de bovengenoemde criteria op basis van de geconsolideerde rekening toegepast.

Iedere lidstaat kan aan de onder iii) genoemde categorie de risico's toevoegen die door beroepsverenigingen, joint ventures of tijdelijke verenigingen worden verzekerd.

88/357/EEG art. 7

g) De rechtskeuze door partijen in de onder a ) en f ) bedoelde gevallen laat, wanneer alle overige elementen van het geval op het tijdstip van deze keuze met een enkele lidstaat zijn verbonden, onverlet de dwingende bepalingen van deze lidstaat, te weten de bepalingen waarvan volgens het recht van deze lidstaat niet bij overeenkomst mag worden afgeweken.

h) De in de vorige onderdelen bedoelde rechtskeuze moet uitdrukkelijk zijn gedaan of voldoende duidelijk blijken uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval.

Zo niet, of indien geen keuze is gedaan, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden van alle volgens de vorige onderdelen in aanmerking komende landen. Indien evenwel een deel van de overeenkomst kan worden afgescheiden en dit deel nauwer verbonden is met een ander van de volgens de vorige onderdelen in aanmerking komende landen, kan hierop bij wijze van uitzondering het recht van dat andere land worden toegepast. Aangenomen wordt dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met de lidstaat waar het risico is gelegen.

i) Indien een staat uit meer dan een territoriale eenheid bestaat en elke eenheid daarvan eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst bezit, wordt voor de vaststelling van het overeenkomstig deze richtlijn, toe te passen recht iedere eenheid als een land beschouwd.

Een lidstaat waarbinnen verschillende territoriale eenheden eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst bezitten, is niet verplicht de bepalingen van deze richtlijn toe te passen op conflicten tussen het recht van deze eenheden.

2. Dit artikel laat de toepassing onverlet van de bepalingen van het land van de rechter die, ongeacht het op de overeenkomst toepasselijke recht, het geval dwingend beheersen.

Indien het recht van een lidstaat daarin voorziet, kan gevolg worden toegekend aan de dwingende bepalingen van het recht van de lidstaat waar het risico is gelegen of van een lidstaat die de verzekeringsplicht oplegt, indien en voor zover die bepalingen volgens het recht van deze landen toepasselijk zijn, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst.

Wanneer de overeenkomst risico's dekt die gelegen zijn in meer dan één lidstaat, wordt voor de toepassing van dit lid de overeenkomst beschouwd als bestaande uit verscheidene overeenkomsten waarvan elk betrekking heeft op één lidstaat.

3. Behoudens het in de voorgaande leden bepaalde, passen de lidstaten op de in deze richtlijn bedoelde verzekeringsovereenkomsten de algemene bepalingen van hun internationaal privaatrecht inzake verbintenissen uit overeenkomst toe.

88/357/EEG art. 8

Artikel 8

3. Wanneer bij verplichte verzekering het recht van de lidstaat waar het risico is gelegen, strijdig is met het recht van de lidstaat die de verplichting tot verzekering oplegt, heeft dit laatste voorrang.

92/49/EEG art. 30, lid 1

4. a) Onverminderd het hierna onder c) bepaalde is artikel 7, lid 2, derde alinea, van toepassing wanneer de verzekeringsovereenkomst dekking geeft in verscheidene lidstaten waarvan ten minste één een verplichting tot verzekering oplegt.

88/357/EEG art. 8

c) Een lidstaat kan, in afwijking van artikel 7, voorschrijven dat het recht dat van toepassing is op de overeenkomst inzake een verplichte verzekering het recht is van de staat die de verzekeringsplicht oplegt.

88/357/EEG (aangepast)

Afdeling 2 – Verplichte verzekering

OVEREENKOMSTENRECHT EN VERZEKERINGSVOORWAARDEN

Artikel 177


Aanverwante verplichtingen


88/357/EEG art. 8 (aangepast)

1. Onder de in dit artikel omschreven voorwaarden kunnen de verzekeringsondernemingen Schadeverzekeringsondernemingen kunnen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn en van de eerste richtlijn overeenkomsten voor verplichte verzekeringen aanbieden en sluiten onder de in dit artikel omschreven voorwaarden .

2. Wanneer een lidstaat de verplichting tot verzekering oplegt, voldoet de overeenkomst een verzekeringsovereenkomst slechts aan deze verplichting indien zij strookt met voldoet aan de specifieke bepalingen met betrekking tot die verzekering die deze lidstaat heeft vastgesteld.

3.d) Wanneer de verzekeraar verzekeringsonderneming in een lidstaat die een verzekeringsplicht oplegt, verplicht is het beëindigen van de dekking aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten moet te melden, kan deze beëindiging aan benadeelde derden slechts worden tegengeworpen onder de door de wetgeving van deze lidstaat bepaalde voorwaarden.

45. a) Elke lidstaat deelt de Commissie de risico's mee waarvoor zijn wetgeving een verzekeringsplicht oplegt, en geeft daarbij het volgende aan:

a) de specifieke bepalingen betreffende deze verzekering;

b) de gegevens die moeten voorkomen in de verklaring die de verzekeraar schadeverzekeringsonderneming aan de verzekerde moet afgeven, wanneer deze lidstaat een bewijs verlangt dat aan de verzekeringsplicht is voldaan. Elke lidstaat kan eisen dat onder die gegevens, inclusief, indien de lidstaat dit verlangt, de een verklaring van de verzekeraar verzekeringsonderneming voorkomt, dat de overeenkomst in overeenstemming is met de specifieke bepalingen betreffende deze verzekering.

b) De Commissie maakt de onder a) in de eerste alinea bedoelde gegevens bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Unie.

c) 5. Iedere lidstaat aanvaardt als Als verklaring dat aan de verzekeringsplicht is voldaan, een document waarvan de inhoud overeenstemt met het bepaalde onder a), tweede streepje aanvaarden de lidstaten de in lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde verklaring .

2002/83/EG art. 32

HOOFDSTUK 4

OVEREENKOMSTENRECHT EN VERZEKERINGSVOORWAARDEN

Artikel 32


Toepasselijk recht

1. Het recht dat van toepassing is op de overeenkomsten met betrekking tot de in deze richtlijn bedoelde werkzaamheden is het recht van de lidstaat van de verbintenis.

Indien zulks volgens het recht van deze staat mogelijk is, kunnen de partijen evenwel het recht van een ander land kiezen.

2. Wanneer de verzekeringnemer een natuurlijke persoon is en zijn gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan die waarvan hij onderdaan is, kunnen de partijen het recht kiezen van de lidstaat waarvan hij onderdaan is.

3. Indien een lidstaat uit meer dan één territoriale eenheid bestaat en elke eenheid daarvan eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst bezit, wordt voor de vaststelling van het overeenkomstig deze richtlijn toe te passen recht iedere eenheid als een lidstaat beschouwd.

Een lidstaat waarbinnen verschillende territoriale eenheden eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst bezitten, is niet verplicht de bepalingen van deze richtlijn toe te passen op conflicten tussen het recht van deze eenheden.

4. Dit artikel laat de toepassing onverlet van de bepalingen van het land van de rechter die, ongeacht het op de overeenkomst toepasselijke recht, het geval dwingend beheersen.

Indien het recht van een lidstaat daarin voorziet, kan gevolg worden toegekend aan de dwingende bepalingen van het recht van de lidstaat van de verbintenis, indien en voorzover die bepalingen volgens het recht van deze lidstaat toepasselijk zijn, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst.

5. Behoudens het in de leden 1 tot en met 4 bepaalde, passen de lidstaten op de in deze richtlijn bedoelde verzekeringsovereenkomsten de algemene bepalingen van hun internationaal privaatrecht inzake verbintenissen uit overeenkomst toe.

2002/83/EG art. 33 (aangepast)

Afdeling 3 – Algemeen belang

Artikel 178


Algemeen belang

De lidstaat van het risico of de lidstaat van de verbintenis kan mogen de verzekeringnemer niet beletten een overeenkomst te sluiten met een verzekeringsonderneming die volgens de voorwaarden van artikel 4 14 een vergunning heeft verkregen, voor zover deze sluiting van de overeenkomst niet in strijd is met de wettelijke bepalingen van algemeen belang die in de lidstaat van het risico of in de lidstaat van de verbintenis gelden.

92/49/EEG art. 29 (aangepast)

Afdeling 4 – Voorwaarden van verzekeringsovereenkomsten en tarifering

Artikel 179


Schadeverzekering

1. De lidstaten stellen geen bepalingen vast waarin de eisen geen voorafgaande goedkeuring of de systematische mededeling wordt geëist van de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen verzekeringsovereenkomsten, de tarieven, en de formulieren en andere documenten waarvan een verzekeringsonderneming gebruik wil maken in haar betrekkingen met de verzekeringnemers.

Voor het toezicht op de naleving van de nationale bepalingen betreffende de verzekeringsovereenkomsten kunnen zij de lidstaten alleen een niet-systematische mededeling van deze voorwaarden en andere documenten eisen,. zonder dat dit vereiste Deze vereisten mogen voor de verzekeringsonderneming een geen voorwaarde vooraf voor de uitoefening van haar werkzaamheden mag vormen.

92/49/EEG art. 30 (aangepast)

2. Niettegenstaande elke strijdige bepaling, kan eEen lidstaat die bepaalde verzekeringen verplicht stelt, kan eisen dat verzekeringsondernemingen hun toezichthoudende autoriteit in kennis stellen van de algemene en bijzondere voorwaarden van de verplichte dergelijke verzekeringen aan zijn bevoegde autoriteiten kennisgeving wordt gedaan, voordat van deze voorwaarden gebruik wordt gemaakt.

92/49/EEG art. 29 (aangepast)

3. De lidstaten kunnen de verplichting van voorafgaande kennisgeving of de van goedkeuring van voorgestelde tariefverhogingen alleen als onderdeel van een algemeen prijscontrolesysteem handhaven of invoeren.

2002/83/EG art. 34 (aangepast)

Artikel 180


Regels betreffende contractuele voorwaarden en tarifering Levensverzekering

De lidstaten stellen geen bepalingen vast waarin de eisen geen voorafgaande goedkeuring of de systematische mededeling wordt geëist van de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen verzekeringsovereenkomsten, de tarieven, de met name voor de berekening van de tarieven en de technische voorzieningen gehanteerde technische grondslagen en de formulieren en andere documenten waarvan de verzekeringsonderneming levensverzekeringsonderneming gebruik wil maken in haar betrekkingen met de verzekeringnemers.

Niettegenstaande de eerste alinea, en uUitsluitend voor het toezicht op de naleving van de nationale bepalingen betreffende de actuariële beginselen, kan de lidstaat van herkomst evenwel een systematische mededeling van de voor de berekening van de tarieven en de technische voorzieningen gehanteerde technische grondslagen eisen,. zonder dat dit vereiste voor de verzekeringsonderneming een voorwaarde vooraf voor de uitoefening van haar werkzaamheden mag vormen. Deze vereisten mogen geen voorwaarde vooraf vormen opdat een verzekeringsonderneming haar werkzaamheden mag uitoefenen.

Uiterlijk op 1 juli 1999 legt de Commissie aan de Raad een verslag voor over de toepassing van deze bepalingen.

92/49/EEG art 31 (aangepast)

Afdeling 5 – Aan verzekeringnemers te verstrekken informatie

Onderafdeling 1 - Schadeverzekering

Artikel 181


Algemene informatie aan verzekeringnemers

1. Alvorens een verzekeringsovereenkomst schadeverzekeringsovereenkomst af te sluiten moet wordt de verzekeringnemer door de verzekeringsonderneming schadeverzekeringsonderneming in kennis worden gesteld van het volgende :

a) het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, hetzij wanneer de partijen geen vrijheid van rechtskeuze hebben;

b) hetzij ten gevolge van het feit dat de partijen het toepasselijk recht vrij kunnen kiezen, en de keuze die de verzekeraar voorstelt als zulks wel het geval is;.

De verzekeringsonderneming stelt de verzekeringnemer tevens in kennis van de regelingen voor het behandelen van klachten van verzekeringnemers over de overeenkomst, met inbegrip, in voorkomend geval, van het bestaan van een instantie die belast is met het onderzoeken van klachten, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid voor de verzekeringnemer een gerechtelijke procedure aan te spannen.

2. De in lid 1 bedoelde verplichtingen geldten enkel wanneer de verzekeringnemer een natuurlijke persoon is.

3. De toepassingsmodaliteiten van dit artikel gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden vastgesteld door worden geregeld volgens de wetgeving van de lidstaat waar van het risico is gelegen.

92/49/EEG art. 43 (aangepast)

Artikel 182


Aanvullende informatie ingeval de schadeverzekering wordt aangeboden op grond van het recht van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten

21. Wanneer een verzekering schadeverzekering wordt aangeboden op grond van het recht van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten, moet wordt aan de verzekeringnemer vóór het aangaan van enige verbintenis worden meegedeeld in welke lidstaat het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het bijkantoor waarmee de overeenkomst wordt gesloten, is gevestigd.

Wanneer aan de verzekeringnemer documenten worden verstrekt, moet daarin de in de eerste alinea bedoelde informatie worden vermeld.

De in de eerste twee en de tweede alinea's van dit lid bedoelde verplichtingen gelden niet voor de in artikel 5, onder d), van Richtlijn 73/239/EEG 7, lid 2, van Verordening [ROME I] bedoelde grote risico's.

32. In de overeenkomst of andere documenten waarbij de dekking wordt verleend, alsmede in het verzekeringsvoorstel wanneer de verzekeringnemer daardoor wordt gebonden, moet wordt het adres worden vermeld van het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, van het bijkantoor van de verzekeringsonderneming schadeverzekeringsonderneming dat de dekking verleent.

Elke lidstaat kan De lidstaten kunnen eisen dat de naam en het adres van de vertegenwoordiger van de verzekeringsonderneming schadeverzekeringsonderneming als bedoeld in artikel 12 bis, lid 4, van Richtlijn 88/357/EEG 146, lid 2, onder a), ook in de in de eerste alinea van dit lid bedoelde documenten zijn opgenomen.

2002/83/EG art. 36 (aangepast)

Onderafdeling 2 - Levensverzekering

Artikel 183


Informatie aan verzekeringnemers

1. Vóór de sluiting van de verzekeringsovereenkomst levensverzekeringsovereenkomst dienen worden aan de verzekeringnemer ten minste de in bijlage III, onder A de leden 2 en 3 vermelde gegevens te worden medegedeeld.

2002/83/EG bijlage III (aangepast)

nieuw

A. Vóór de sluiting van de overeenkomst

2. De volgende Iinlichtingen betreffende de verzekeringsonderneming levensverzekeringsonderneming worden medegedeeld:

a) 1 Nnaam of firmanaam, rechtsvorm;

ab) 2 Nnaam van de lidstaat waar het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het agentschap of bijkantoor waarmee de overeenkomst zal worden gesloten, is gevestigd;

ac) 3 Aadres van het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, van het agentschap of bijkantoor waarmee de overeenkomst zal worden gesloten.

3. De volgende Iinlichtingen betreffende de verbintenis worden medegedeeld:

a) 4 Oomschrijving van elke verzekeringsdekking en keuzemogelijkheid;

b) 5 Llooptijd van de overeenkomst;

c) 6 Wwijze van beëindiging van de overeenkomst;

d) 7 Wwijze en duur van betaling van de premies;

e) 8 Wwijze van berekening en toewijzing van winstdelingen;

f) 9 Ggegevens over de afkoop- en premievrije waarden en in hoeverre deze zijn gegarandeerd;

g) 10 Iinlichtingen over de premies voor iedere verzekeringsdekking, zowel de hoofddekking als de aanvullende dekkingen, indien zulke inlichtingen dienstig blijken;

h) 11 Oopsomming van de gebruikte referentiewaarden (rekeneenheden) fracties in fractieverzekeringen;

i) 12 Ggegevens over de aard van de tegenover de fractieverzekeringen staande activa;

j) 13 Wwijze van uitoefening van het recht van opzegging;

k) 14 Aalgemene indicatie betreffende de op het type polis overeenkomst toepasselijke belastingregeling;

l) 15 Rregelingen voor het behandelen van klachten van verzekeringnemers, verzekerden of begunstigden over de overeenkomst, met inbegrip, in voorkomend geval, van het bestaan van een instantie die belast is met het onderzoeken van klachten, onverminderd de mogelijkheid voor de verzekeringnemer een gerechtelijke procedure aan te spannen;

m) 16 Hhet recht dat op de overeenkomst van toepassing is, hetzij wanneer de partijen geen vrijheid van rechtskeuze hebben, hetzij ten gevolge van de keuze die de verzekeraar voorstelt als zulks wel het geval is.

2002/83/EG Art. 36 (aangepast)

4. De verzekeringnemer dient wordt gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te worden ingelicht over elke wijziging van de in bijlage III, onder B, vermelde volgende gegevens:.

2002/83/EG bijlage III (aangepast)

BIJLAGE III

Aan de verzekeringnemer te verstrekken inlichtingen

B. Gedurende de looptijd

a) Naast de algemene en bijzondere voorwaarden die aan de verzekeringnemer moeten worden meegedeeld, dienen aan deze laatste ook de onderstaande inlichtingen te worden verstrekt gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst;.

Inlichtingen betreffende de verzekeringsonderneming

b)1 Iedere wijziging van de naam of firmanaam, de rechtsvorm of het adres van het hoofdkantoor van de levensverzekeringsonderneming en, in voorkomend geval, van het agentschap of bijkantoor waarmede de overeenkomst is gesloten;

Inlichtingen betreffende de verbintenis

bc)2 Aalle in lid 3, onder d) tot en met j), bedoelde inlichtingen betreffende de punten A.a.4 tot en met A.a.12 in het geval van aanhangsels bij de overeenkomst of wijzing van de daarop van toepassing zijnde wetgeving;

bd)3 Eelk jaar inlichtingen betreffende de situatie van de winstdeling.

5. De volgende in de leden 2, 3 en 4 bedoelde inlichtingen, die hetzij vóór de sluiting van de overeenkomst (A) hetzij gedurende de looptijd ervan (B) aan de verzekeringnemer moeten worden meegedeeld, moeten worden duidelijk, nauwkeurig en schriftelijk worden verstrekt in een officiële taal van de lidstaat van de verbintenis.

Deze inlichtingen mogen evenwel ook in een andere taal worden gesteld indien de verzekeringnemer daarom verzoekt en de wetgeving van de lidstaat zulks toestaat, dan wel indien de verzekeringnemer vrij het toepasselijke recht kan kiezen.

2002/83/EG art. 36 (aangepast)

36. De lidstaat van de verbintenis mag van de verzekeringsondernemingen levensverzekeringsondernemingen niet verlangen dat zij aanvullende gegevens naast de in de leden 2, 3 en 4 in bijlage III vermelde gegevens verstrekken, tenzij deze nodig zijn voor een goed begrip door de verzekeringnemer van de wezenlijke bestanddelen van de verbintenis.

47. De gedetailleerde toepassingsvoorschriften voor de toepassing van betreffende dit artikel de leden 1 tot en met 6 en bijlage III worden door de lidstaat van de verbintenis vastgesteld.

2002/83/EG art. 35 (aangepast)

Artikel 184


Opzegtermijn

1. Elke lidstaat schrijft De lidstaten schrijven voor dat de verzekeringnemer verzekeringnemers die een individuele levensverzekering aangaat, levensverzekeringsovereenkomst aangaan , beschiktken over een termijn van 14 tot 30 dagen, te rekenen vanaf het tijdstip waarop hij zij ervan in kennis wordt zijn gesteld dat de overeenkomst is gesloten, om deze overeenkomst op te zeggen.

De kennisgeving van de verzekeringnemer verzekeringnemers waarin hij zij de overeenkomst opzegtgen, heeft ten gevolge dat hij zij voor de toekomst wordten ontheven van alle uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen.

De andere rechtsgevolgen en de voorwaarden van de opzegging worden beheerst door het op de overeenkomst toepasselijke recht, als gedefinieerd in artikel 32, met name voor wat betreft de wijze waarop de verzekeringnemer ervan in kennis wordt gesteld dat de overeenkomst gesloten is.

2. De lidstaten behoeven beschikken in de volgende gevallen over de mogelijkheid lid 1 niet toe te passen:

a) ingeval een op overeenkomsten met een looptijd van ten hoogste zes maanden heeft ;

b) of in gevallen waarin ingeval de verzekeringnemer, vanwege zijn positie of de omstandigheden waarin de overeenkomst is gesloten, deze geen bijzondere bescherming niet nodig heeft.

Ingeval De lidstaten van de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid gebruikmaken, specificeren zij dat feit in hun wetgeving voorschriften in welke gevallen lid 1 niet van toepassing is.

88/357/EEG art. 4 (aangepast)

HOOFDSTUK II - SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE SCHADEVERZEKERING

Afdeling 1 – Algemene bepalingen

Artikel 185


Overeenkomstvoorwaarden

In de zin van deze richtlijn en van de eerste richtlijn omvatten dDe algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen verzekeringsovereenkomsten omvatten niet de specifieke geen voorwaarden die bestemd zijn om in een afzonderlijk geval rekening te houden met de bijzondere aspecten van het te dekken risico.

92/49/EEG art. 3 (aangepast)

Artikel 186


Afschaffing van monopolies

Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 2 nemen dDe lidstaten zien de nodige maatregelen opdat erop toe dat de monopolies die voor de toegang tot bepaalde branches van het verzekeringsbedrijf aan de op hun grondgebied gevestigde en in artikel 4 van Richtlijn 73/239/EEG 8 bedoelde instellingen zijn verleend, uiterlijk op 1 juli 1994 ophouden te bestaan.

92/49/EEG art. 45 (aangepast)

Artikel 187


Deelneming aan nationale garantieregelingen

2. Deze richtlijn houdt geen beperking in van het recht van dDe lidstaten van ontvangst mogen schadeverzekeringsondernemingen om de verzekeringsondernemingen die op hun grondgebied op grond van het recht van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten werkzaam zijn, te verplichten om te zijn aangesloten bij, en om onder dezelfde voorwaarden als de in de betreffende lidstaat toegelaten verzekeringsondernemingen op hun grondgebied toegelaten schadeverzekeringsondernemingen deel te nemen aan, elke regeling die bedoeld is om de betaling van schadevergoeding aan verzekerden en benadeelde derden te garanderen.

78/473/EEG art. 1 (aangepast)

Afdeling 2 - Communautaire co-assurantie

Artikel 188


Communautaire co-assurantietransacties

1. Deze richtlijn afdeling is van toepassing op de in artikel 2 bedoelde communautaire co-assurantietransacties die betrekking hebben op de risico's, vermeld onder nrs. 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13 en 16 van punt A van de bijlage bij de eerste richtlijn van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan [74], hierna "eerste coördinatierichtlijn" te noemen.

2. Deze richtlijn heeft betrekking op de in lid 1, eerste alinea, bedoelde risico's waarvan de aard of de omvang zodanig is dat voor de verzekering ervan de deelneming van verscheidene verzekeraars nodig is.

De moeilijkheden die zich bij de toepassing van dit beginsel kunnen voordoen, worden onderzocht op grond van het bepaalde in artikel 8.

78/473/EEG art. 2 (aangepast)

1. Deze richtlijn is alleen van toepassing op communautaire co-assurantietransacties die op een of meer in de branches 3 tot en met 16 van punt A van bijlage I ingedeelde risico's betrekking hebben en die voldoen aan de volgende voorwaarden:

a) het risico is een groot risico als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Verordening [ROME I];

ab) het risico in de zin van artikel 1, lid 1, wordt gedekt door verscheidene, als "co-assuradeuren" optredende verzekeringsondernemingen, hierna "co-assuradeuren" te noemen, zonder hoofdelijke aansprakelijkheid, door middel van één enkele overeenkomst tegen één premie voor het gehele risico, en voor dezelfde tijdsduur; één van deze ondernemingen hen is de eerste verzekeraar verzekeringsonderneming ;

bc) dit het risico is binnen de Gemeenschap gelegen;

cd) voor de dekking van dit het risico is wordt de eerste verzekeraar toegelaten onder de bij de eerste coördinatierichtlijn bepaalde voorwaarden, wat inhoudt dat hij wordt verzekeringsonderneming behandeld als ware hij zij de verzekeraar verzekeringsonderneming die het volledige risico dekt;

de) ten minste een van de co-assuradeuren neemt deel aan de overeenkomst via zijn hoofdkantoor, een agentschap of een bijkantoor, gevestigd in een andere lidstaat dan die van de eerste verzekeraar verzekeringsonderneming ;

ef) de eerste verzekeraar verzekeringsonderneming neemt volledig de taak op zich die volgens de geldende gebruiken inzake co-assurantie de zijne hare is; hij zij stelt met name de verzekerings- en tariferingscondities vast.

78/473/EEG art. 1, lid 1, (aangepast)

2. Deze afdeling Zij is evenwel niet van toepassing op communautaire co-assurantietransacties die betrekking hebben op de in branche 13 van punt A van bijlage I ingedeelde risico's, vermeld onder nr. 13, voor zover het door atoomkernreacties of door geneesmiddelen veroorzaakte schade betreft. De Raad zal binnen 5 jaar na de kennisgeving van deze richtlijn de uitsluiting van de verzekering tegen door geneesmiddelen veroorzaakte schade opnieuw bezien.

nieuw

3. De artikelen 145 tot en met 150 zijn alleen op de eerste verzekeringsonderneming van toepassing.

78/473/EEG art. 2 (aangepast)

nieuw

2 4. Op co-assurantietransacties die niet aan de in lid 1 gestelde voorwaarden voldoen of die betrekking hebben op andere risico's dan die bedoeld in artikel 1blijven de bij de inwerkingtreding bepalingen van deze richtlijn bestaande nationale wettelijke regelingen van toepassing met uitzondering van die van deze afdeling .

78/473/EEG art. 3 (aangepast)

Artikel 189


Deelneming aan communautaire co-assurantie

Het recht tot deelneming aan communautaire co-assurantie mag wordt voor ondernemingen verzekeringsondernemingen die hun hoofdkantoor in een lidstaat hebben en die onderworpen zijn en voldoen aan de voorschriften van de eerste coördinatierichtlijn, van geen andere voorwaarden dan die van deze richtlijn afdeling afhankelijk worden gesteld.

78/473/EEG art. 4 (aangepast)

nieuw

Artikel 190


Technische voorzieningen

De omvang van de technische reserves voorzieningen wordt door de verschillende co-assuradeuren bepaald volgens de regels die zijn vastgesteld door de hun lidstaat waar zij gevestigd zijn van herkomst of, bij gebreke daarvan, volgens de in die staat geldende gebruiken.

De reserve voor te betalen schaden technische voorzieningen moet zijn echter ten minste gelijk zijn aan die welke door de eerste verzekeraar verzekeringsonderneming is zijn bepaald volgens de regels of gebruiken die gelden in de staat waar deze gevestigd is haar lidstaat van herkomst .

2. Tegenover de door de verschillende co-assuradeuren gevormde technische reserves moeten congruente activa staan.

De lidstaten waar de co-assuradeuren zijn gevestigd, kunnen evenwel versoepelingen van de congruentieregel toestaan teneinde rekening te houden met de eisen van een goed beheer van de verzekeringsondernemingen.

De activa zijn gelokaliseerd hetzij in de lidstaten waardeco-assuradeuren zijn gevestigd, hetzij in de lidstaat waar de eerste verzekeraar is gevestigd, zulks naar keuze van de verzekeraar.

78/473/EEG art. 5 (aangepast)

Artikel 191


Statistische gegevens

De lidstaten van herkomst zien erop toe dat de op hun grondgebied gevestigde co-assuradeuren over statistische gegevens beschikken waaruit de omvang van de communautaire co-assurantietransacties waaraan zij deelnemen, alsmede de betrokken landen lidstaten, blijken.

78/473/EEG art. 7 (aangepast)

Artikel 192


Behandeling van co-assurantieovereenkomsten bij liquidatieprocedures

In geval van liquidatie van een verzekeringsonderneming worden de verbintenissen verplichtingen die voortvloeien uit de deelneming aan een communautaire co-assurantieovereenkomst op dezelfde wijze nagekomen als de verbintenissen verplichtingen die voortvloeien uit de andere verzekeringsovereenkomsten van deze onderneming, zonder onderscheid naar nationaliteit van verzekerden en begunstigden.

78/473/EEG art. 6 (aangepast)

Artikel 193


Uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten

Voor de toepassing van deze afdeling verstrekken Dde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten werken nauw samen bij de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn en verstrekken elkaar daartoe alle nodige inlichtingen in het kader van de in titel I, hoofdstuk IV, afdeling 5, bedoelde samenwerking .

78/473/EEG art. 8 (aangepast)

Artikel 194


Samenwerking bij de toepassing

De Commissie en de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten werken nauw samen teneinde de mogelijkheden moeilijkheden te onderzoeken welke bij de toepassing van deze richtlijn afdeling mochten rijzen.

In het kader van deze samenwerking worden met name eventuele handelwijzen onderzocht die aan het licht zouden brengen dat de doelstellingen van de bepalingen van deze richtlijn, met name van artikel 1, lid 2, en artikel 2, worden omzeild doordat de eerste verzekeraar verzekeringsonderneming niet de taak op zich neemt die volgens de geldende gebruiken inzake co-assurantie de zijne hare is of de dekking van de risico's kennelijk niet de deelneming van verscheidene verzekeraars behoeft.

84/641/EEG art. 15 (aangepast)

Afdeling 3 – Hulpverlening

Artikel 195


Met hulpverlening op reis gelijk te stellen activiteiten

Elke lidstaat kan De lidstaten kunnen het stelsel van de eerste deze richtlijn op zijn grondgebied van toepassing verklaren op hulpverlening aan in moeilijkheden verkerende personen onder andere omstandigheden dan bedoeld in artikel 1 2, lid 2.

Indien een lidstaat gebruikmaakt van deze mogelijkheid, worden deze activiteiten voor deze toepassing gelijkgesteld met de activiteiten van branche 18 van punt A van de bijlage I van de eerste richtlijn, onverminderd punt C van die bijlage.

De vorige tweede alinea doet geen afbreuk aan de indelingsmogelijkheden waarin de bijlage I bij de eerste richtlijn voorziet voor activiteiten die duidelijk tot andere branches behoren.

De voor een bijkantoor of agentschap aangevraagde vergunning kan niet worden geweigerd enkel omdat de in dit artikel bedoelde activiteiten anders zijn ingedeeld in de lidstaat op het grondgebied waarvan het hoofdkantoor van de onderneming is gelegen.

87/344/EEG (aangepast)

Afdeling 4 – Rechtsbijstandverzekering

Artikel 1

Deze richtlijn strekt tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering, vermeld onder A, 17, van de bijlage van Richtlijn 73/239/EEG, teneinde de daadwerkelijke uitoefening van de vrijheid van vestiging te vergemakkelijken en elk belangenconflict met name als gevolg van het feit dat de verzekeraar een derde persoon heeft verzekerd of dat hij de verzekerde zowel voor rechtsbijstand als voor een andere in deze bijlage genoemde branche heeft verzekerd, zoveel mogelijk te voorkomen en, als een dergelijk conflict zich voordoet, de oplossing ervan mogelijk te maken.

87/344/EEG art. 2 (aangepast)

Artikel 196


Toepassingsgebied van deze afdeling

1. Deze richtlijn afdeling is van toepassing op de in branche 17 van punt A van bijlage I bedoelde verzekering voor rechtsbijstand,. Deze verzekering bestaat erin dat waarbij een verzekeringsonderneming tegen betaling van een premie de verbintenis wordt aangegaan aangaat om de kosten van gerechtelijke procedures te dragen en andere diensten te verlenen die voortvloeien uit de door de verzekering geboden dekking, met name met het oog op:

a) het verhaal van door de verzekerde geleden schade, door middel van een minnelijke schikking of van een civielrechtelijke of strafrechtelijke procedure;

b) de verdediging of vertegenwoordiging van de verzekerde in een civielrechtelijke, strafrechtelijke, administratieve of andere procedure of in geval van een tegen hem deze persoon gerichte vordering.

2. Deze richtlijn afdeling is evenwel niet van toepassing op:

a) de rechtsbijstandverzekering indien deze betrekking heeft op geschillen of risico's die voortvloeien uit of verband houden met het gebruik van zeeschepen;

b) de door de wettelijke-aansprakelijkheidsverzekeraar uitgeoefende activiteit die wordt uitgeoefend door een verzekeringsonderneming die dekking biedt tegen wettelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de verdediging of vertegenwoordiging van zijn de verzekerde in gerechtelijke of administratieve procedures voor zover die activiteit krachtens die verzekering tegelijkertijd in zijn belang het eigenbelang van de betrokken verzekeringsonderneming wordt uitgeoefend;

c) indien een lidstaat hiervoor opteert, de rechtsbijstandactiviteit die wordt uitgeoefend door de een verzekeraar van hulpverlening die aan de volgende voorwaarden voldoet:

i) indien deze de activiteit wordt verricht in een andere staat lidstaat dan die waar de gewone verblijfplaats van de verzekerde gewoonlijk verblijf houdt, zich bevindt;

ii) indien zij de activiteit maakt deel uitmaakt van een overeenkomst die alleen betrekking heeft op het bieden van hulp aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats of vaste gewone verblijfplaats bevinden.

In dat geval het in de eerste alinea, onder c), bedoelde geval moet wordt in de overeenkomst afzonderlijk worden verklaard dat de betrokken dekking beperkt is tot de in de vorige zin dat punt bedoelde omstandigheden en slechts een aanvulling is van de hulpverlening.

87/344/EEG art. 3 (aangepast)

Artikel 197


Afzonderlijke overeenkomsten

1.Voor de rechtsbijstandverzekering moet wordt een afzonderlijke overeenkomst worden opgemaakt, die los staat van overeenkomsten die andere branches betreffen, of moet wordt in de polis overeenkomst een afzonderlijk hoofdstuk worden opgenomen waarin de inhoud van de rechtsbijstandsdekking en, indien de lidstaat zulks verlangt, de daarmee overeenkomende premie worden vermeld.

Artikel 198


Schaderegeling

21. Elke De lidstaat van herkomst doet het nodige om ervoor te zorgen ziet erop toe dat de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen verzekeringsondernemingen , overeenkomstig de door de lidstaat gemaakte keuze, of naar eigen keuze indien de lidstaat zulks toestaat, ten minste een van de volgende alternatieve oplossingen aannemen: in de leden 2, 3 en 4 beschreven schaderegelingsmethoden toepassen.

3 Ongeacht de gekozen oplossing worden personen die voor rechtsbijstand zijn verzekerd, geacht gelijkwaardige dekking uit hoofde van deze richtlijn afdeling te genieten.

a)2. de onderneming Verzekeringsondernemingen dragen draagt er zorg voor dat geen enkel lid van het personeel dat zich bezighoudt met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze regeling, terzelfder tijd een soortgelijke werkzaamheid uitoefent - voor een door dezelfde onderneming beoefende andere branche, indien het om een meerbrancheonderneming gaat, - in een andere onderneming die met de eerste onderneming verzekeringsonderneming financiële, commerciële of administratieve banden heeft en die één of meer andere branches van Richtlijn 73/239/EEG bijlage I uitoefent, ongeacht of het om een meerbranche- dan wel een gespecialiseerde onderneming gaat;.

Meerbrancheverzekeringsondernemingen dragen er zorg voor dat geen enkel lid van het personeel dat zich bezighoudt met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze regeling, terzelfder tijd een soortgelijke werkzaamheid uitoefent voor een door hen beoefende andere branche.

b)3. dDe onderneming verzekeringsonderneming vertrouwt de schaderegeling van de branche rechtsbijstand toe aan een juridisch zelfstandige onderneming. Deze onderneming wordt vermeld in de afzonderlijke overeenkomst of het afzonderlijke hoofdstuk bedoeld in lid 1 artikel 197 .

Wanneer deze juridisch zelfstandige onderneming banden heeft met een onderneming verzekeringsonderneming die één of meer andere branches genoemd onder A van de bijlage van Richtlijn 73/239/EEG I beoefent, mogen de medewerkers van deze de juridisch zelfstandige onderneming die zich bezighouden met de regeling van schadegevallen of met het geven van juridische adviezen betreffende de regeling van schadegevallen, niet terzelfder tijd voor de andere onderneming verzekeringsonderneming dezelfde of een soortgelijke werkzaamheid uitoefenen. De lidstaten kunnen voorts dezelfde beperking opleggen aan de leden van het leidinggevend of bestuursorgaan orgaan;.

c)4. de onderneming neemt iIn de overeenkomst neemt de verzekeringsonderneming de bepaling op dat de verzekerde, zodra hij uit hoofde van de polis overeenkomst het recht heeft het optreden van de verzekeraar te eisen, de behartiging van zijn belangen mag toevertrouwen aan een advocaat van zijn keuze of, voor zover het nationale recht zulks toestaat, een ander gekwalificeerd persoon.

87/344/EEG art. 4 (aangepast)

Artikel 199


Vrije keuze van een advocaat

1. In elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering moet wordt uitdrukkelijk worden bepaald dat:

a) indien een advocaat of andere persoon die volgens het nationaal recht gekwalificeerd is, wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze advocaat of andere persoon te kiezen;

b) de verzekerde verzekerden vrij is zijn om een advocaat of, indien hij zij daar de voorkeur aan geeft geven en voor zover het nationale recht zulks toestaat, een andere gekwalificeerde persoon te kiezen om zijn hun belangen te behartigen wanneer zich een belangenconflict voordoet.

2. In de zin van deze afdeling wordt Oonder "advocaat" wordt verstaan ieder die gerechtigd is zijn beroepswerkzaamheden uit te oefenen onder een van de benamingen bedoeld in Richtlijn 77/249/EEG van de Raad [75] van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten.

87/344/EEG art. 5 (aangepast)

Artikel 200


Uitzondering op de vrije keuze van een advocaat

1. Elke lidstaat kan De lidstaten kunnen de rechtsbijstandverzekering van de toepassing van artikel 4, lid 1, 199, lid 1, vrijstellen indien aan elk van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

a) de verzekering is beperkt tot zaken die voortvloeien uit het gebruik van wegvoertuigen op het grondgebied van de betrokken lidstaat;

b) de verzekering is verbonden met een overeenkomst voor hulpverlening in geval van een ongeval of pech waarbij een wegvoertuig betrokken is;

c) noch de rechtsbijstandverzekeraar noch de verzekeraar van hulpverlening verzekeren een aansprakelijkheidsbranche;

d) er worden maatregelen genomen om te verzekeren dat de rechtsbijstand en de vertegenwoordiging van elk van de partijen bij een geschil door volkomen onafhankelijke advocaten geschiedt indien deze partijen door dezelfde verzekeraar voor rechtsbijstand verzekeringsonderneming zijn verzekerd.

2. De Een door een lidstaat krachtens lid 1 van dit artikel aan een onderneming verleende vrijstelling laat de toepassing van artikel 3, lid 2,) 198 onverlet.

87/344/EEG art. 6 (aangepast)

Artikel 201


Scheidsrechterlijke procedure

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om te verzekeren dat er, onverminderd de eventueel bij het nationale recht geboden mogelijkheid om een rechtsvordering in te stellen, wordt voorzien in een scheidsrechterlijke procedure of een andere procedure welke vergelijkbare garanties inzake objectiviteit biedt, om te bepalen welke gedragslijn er bij verschil van mening tussen de rechtsbijstandverzekeraar en zijn verzekerde, zal worden gevolgd voor de regeling van het een geschil tussen de rechtsbijstandverzekeraar en de verzekerde, onverminderd de eventueel bij het nationale recht geboden mogelijkheid om een rechtsvordering in te stellen .

De verzekeringsovereenkomst moet het recht van verleent de verzekerde vermelden het recht om van een dergelijke procedure gebruik te maken.

87/344/EEG art. 7 (aangepast)

Artikel 202


Belangenconflict

Telkens wanneer zich een belangenconflict voordoet of er een verschil van mening bestaat over de regeling van het geschil, moet brengt de rechtsbijstandverzekeraar, of in voorkomend geval het schaderegelingskantoor de verzekerde op de hoogte brengen van - het in artikel 4 199, lid 1, bedoelde recht; - en van de mogelijkheid om gebruik te maken van de in artikel 6201 bedoelde procedure.

87/344/EEG art. 8 (aangepast)

Artikel 203


Afschaffing van het verbod op cumulering

De lidstaten heffen alle bepalingen op waarbij een verzekeringsonderneming wordt verboden op hun grondgebied de rechtsbijstandverzekering met andere branches te cumuleren.

92/49/EEG art. 54 (aangepast)

Afdeling 5 - Ziektekostenverzekering

Artikel 204


Ziektekostenverzekering als alternatief voor sociale zekerheid

1. Onverminderd andersluidende bepalingen kan een lidstaat Lidstaten waar overeenkomsten tot dekking van risico's van branche 2 van punt A van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG I de door het wettelijk stelsel van sociale zekerheid geboden dekking geheel of gedeeltelijk kunnen vervangen, kunnen verlangen:

a) dat deze overeenkomsten voldoetn aan de door die lidstaat vastgestelde bijzondere wettelijke bepalingen ter bescherming van het algemeen belang waarop deze verzekering betrekking heeft,;

b) en dat de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van deze lidstaat in kennis worden gesteld van de algemene en bijzondere voorwaarden van deze verzekering, alvorens deze in omloop wordt gebracht.

2. De lidstaten kunnen eisen dat de ziektekostenverzekering in de zin van lid 1 – wat de technische aspecten betreft – op een met levensverzekeringen vergelijkbare wijze wordt behandeld waarbij: aan elk van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

a) de premies worden berekend op basis van ziektetafelstabellen en andere relevante statistische gegevens van de lidstaat waar van het risico is gelegen volgens de bij verzekeringen gehanteerde wiskundige methode,;

b) er wordt een ouderdomsreserve voor veroudering wordt aangelegd,;

c) de verzekeringsonderneming mag de overeenkomst slechts mag opzeggen binnen een door de lidstaat waar van het risico is gelegen, vastgestelde periode,;

d) de overeenkomst voorziet in de mogelijkheid dat ook bij lopende contracten overeenkomsten premies kunnen worden verhoogd en de uitbetalingen verlaagd,;

e) de overeenkomst voorziet in de mogelijkheid dat de verzekeringnemer zijn lopende overeenkomst wijzigt in een nieuwe overeenkomst die in overeenstemming is met lid 1 en die door dezelfde verzekeringsonderneming of hetzelfde bijkantoor wordt aangeboden en waarbij met zijn verkregen rechten rekening wordt gehouden.

Inzonderheid dient In het onder e) van de eerste alinea bedoelde geval wordt de voor veroudering aangelegde ouderdomsreserve in aanmerking te worden genomen, en mag een nieuw medisch onderzoek mag slechts worden verlangd wanneer de dekking wordt uitgebreid.

In dit geval maken de bevoegde De toezichthoudende autoriteiten van deze lidstaten maken de onder a) van de eerste alinea bedoelde ziektetafelstabellen en andere in de eerste alinea bedoelde relevante statistische gegevens bekend en zenden zij die toe aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

De premies moeten op basis van redelijke actuariële hypothesen voldoende zijn om de verzekeringsondernemingen in staat te stellen om, gelet op alle aspecten van hun financiële situatie, aan al hun verplichtingen te voldoen. De lidstaat van herkomst eist dat de technische grondslag voor de premieberekening aan de bevoegde zijn toezichthoudende autoriteiten van die lidstaat wordt meegedeeld, alvorens het product in omloop wordt gebracht.

Het bepaalde in dit lid de derde en de vierde alinea is eveneens van toepassing, wanneer bestaande verzekeringspolissen overeenkomsten worden gewijzigd.

92/49/EEG art. 55 (aangepast)

Afdeling 6 – Arbeidsongevallenverzekering

Artikel 205


Verplichte arbeidsongevallenverzekering

De lidstaten kunnen van de verzekeringsondernemingen die op hun grondgebied voor eigen risico de verplichte arbeidsongevallenverzekering uitoefenen, verlangen dat zij de specifieke voorschriften naleven die in hun nationale wetgeving ten aanzien van deze verzekering zijn opgenomen, met uitzondering van de bepalingen inzake het financieel toezicht, die onder de uitsluitende bevoegdheid van de lidstaat van herkomst vallen.

2002/83/EG art. 12 (aangepast)

HOOFDSTUK III - SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE LEVENSVERZEKERING

Artikel 206


Verbod op verplichte overdracht van een deel van de afgesloten verzekeringen

De lidstaten mogen aan verzekeringsondernemingen levensverzekeringsondernemingen niet de verplichting opleggen aan één of meer door de nationale wetgeving aangewezen lichamen een deel van de door hen afgesloten verzekeringen die betrekking hebben op de in artikel 2 genoemde werkzaamheden over te dragen.

2002/83/EG art. 21 (aangepast)

Artikel 207


Premies voor nieuwe zaken

De premies voor nieuwe zaken moeten zijn voldoende zijn om de verzekeringsonderneming levensverzekeringsonderneming volgens redelijke actuariële hypothesen in staat te stellen aan al haar verplichtingen te voldoen en met name toereikende technische voorzieningen te vormen.

Hiertoe kan rekening worden gehouden met alle aspecten van de financiële positie van de verzekeringsonderneming, levensverzekeringsonderneming, zonder dat de inbreng van aan de premies en de opbrengst daarvan vreemde middelen een systematisch en permanent karakter heeft, waardoor de solvabiliteit van de betrokken onderneming op termijn in gevaar zou kunnen komen.

2002/83/EG

Artikel 25


Aan icbe's of aan een aandelenindex gekoppelde overeenkomsten

1. Indien de uitkeringen waarin een overeenkomst voorziet, rechtstreeks gekoppeld zijn aan de waarde van rechten van deelneming in een icbe of aan de waarde van activa die zijn opgenomen in een door de verzekeringsonderneming gehouden intern fonds, dat gewoonlijk in fracties is verdeeld, moeten de technische voorzieningen met betrekking tot deze uitkeringen zo exact mogelijk gedekt worden door deze rechten van deelneming of fracties, dan wel, indien geen fracties zijn gecreëerd, door deze activa.

2. Indien de uitkeringen waarin een overeenkomst voorziet, rechtstreeks gekoppeld zijn aan een aandelenindex of aan een andere referentiewaarde dan die bedoeld in lid 1, moeten de technische voorzieningen met betrekking tot deze uitkeringen zo exact mogelijk gedekt worden door de "units" die geacht worden de referentiewaarde te vertegenwoordigen of, indien geen "units" zijn gecreëerd, door activa met een toereikende veiligheid en verhandelbaarheid die zo nauw mogelijk aansluiten bij die waarop de betrokken referentiewaarde is gebaseerd.

3. De artikelen 22 en 24 zijn niet van toepassing op activa die worden gehouden ter dekking van verplichtingen die rechtstreeks verband houden met de in de leden 1 en 2 bedoelde uitkeringen. Onder "technische voorzieningen" in de zin van artikel 24 worden de technische voorzieningen exclusief die met betrekking tot dergelijke verplichtingen verstaan.

4. Indien de uitkeringen als bedoeld in de leden 1 en 2 een gegarandeerd rendement of een ander gegarandeerd uitkeringsniveau behelzen, zijn op de daarmee overeenstemmende aanvullende technische voorzieningen de artikelen 22, 23 en 24 van toepassing.

Artikel 26


Congruentieregels

1. Voor de toepassing van artikel 20, lid 3, en artikel 54 dienen de lidstaten zich ten aanzien van de congruentieregels te voegen naar bijlage II.

2. Dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 25 bedoelde verbintenissen.

2005/68/EG (aangepast)

HOOFDSTUK 2 IV - REGELS BETREFFENDE TECHNISCHE VOORZIENINGEN SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE HERVERZEKERING

Artikel 32

Vorming van technische voorzieningen

1. De lidstaat van herkomst verplicht elke herverzekeringsonderneming toereikende technische voorzieningen te vormen met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden.

De omvang van deze voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de regels van Richtlijn 91/674/EEG. In voorkomend geval kan de lidstaat van herkomst meer specifieke voorschriften vaststellen overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn 2002/83/EG.

2. De lidstaten mogen geen systeem met brutovoorzieningen handhaven of invoeren waarbij activa als zekerheden moeten worden verstrekt ter dekking van de voorziening voor niet-verdiende premies en van de voorzieningen voor te betalen schaden indien de herverzekeraar een herverzekeringsonderneming is waaraan overeenkomstig de onderhavige richtlijn een vergunning is verleend of een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG een vergunning is verleend.

3. Indien de lidstaat van herkomst toestaat dat technische voorzieningen worden gedekt door vorderingen op herverzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend overeenkomstig de onderhavige richtlijn of op verzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend overeenkomstig de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG, stelt hij de voorwaarden voor het aanvaarden van dergelijke vorderingen vast.

Artikel 33

Egalisatievoorzieningen

1. De lidstaat van herkomst verplicht herverzekeringsondernemingen die onder A, punt 14, van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG vermelde risico's herverzekeren, een egalisatievoorziening te vormen ter dekking van eventuele technische verliezen en boven het gemiddelde liggende schadequoten die tijdens een boekjaar in deze branche optreden.

2. De egalisatievoorziening voor kredietherverzekering moet volgens de door de lidstaat van herkomst vastgestelde voorschriften worden berekend, overeenkomstig een van de vier methodes van punt D van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG, die gelijkwaardig worden geacht.

3. De lidstaat van herkomst kan herverzekeringsondernemingen waarvan de geïnde premies of bijdragen voor de herverzekering van kredietverzekering minder dan 4% van het totale bedrag aan premies of bijdragen en minder dan 2 500 000 EUR belopen, vrijstellen van de verplichting tot vorming van een egalisatievoorziening voor deze branche.

4. De lidstaat van herkomst kan elke herverzekeringsonderneming verplichten egalisatievoorzieningen te vormen voor andere branches dan kredietherverzekering. De egalisatievoorzieningen worden berekend overeenkomstig de door de lidstaat van herkomst vastgestelde voorschriften.

Artikel 34

Tegenover technische voorzieningen staande activa

1. Het land van oorsprong eist van elke herverzekeringsonderneming dat zij de activa die tegenover de technische voorzieningen staan en de in artikel 33 bedoelde egalisatievoorziening overeenkomstig de volgende voorschriften belegt:

a) met betrekking tot de activa wordt rekening gehouden met de aard van de door de herverzekeringsonderneming verrichte werkzaamheden en met name met de aard, het bedrag en de duur van de verwachte betalingen in verband met de schaden, teneinde de toereikendheid, de liquiditeit, de veiligheid, de kwaliteit, het rendement en de congruentie van de beleggingen van de herverzekeringsonderneming te waarborgen;

b) de herverzekeringsonderneming zorgt ervoor dat de activa gediversifieerd en toereikend gespreid zijn en de onderneming in staat stellen adequaat te reageren op veranderde economische omstandigheden, met name ontwikkelingen op de financiële en vastgoedmarkten of rampen met grote gevolgen. De onderneming houdt bij de waardering van haar activa rekening met de gevolgen van buitengewone marktomstandigheden en moet de activa zodanig diversifiëren dat deze gevolgen worden verzacht;

c) beleggingen in activa die niet zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde financiële markt moeten in elk geval tot een prudent niveau worden beperkt;

d) beleggingen in derivaten zijn toegestaan, voor zover deze bijdragen tot een vermindering van het beleggingsrisico of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken. Dergelijke beleggingen moeten op een prudente basis worden gewaardeerd, met inachtneming van de onderliggende activa, en moeten mede in aanmerking genomen worden bij de waardering van de activa van de instelling. De instelling vermijdt voorts een bovenmatig risico met betrekking tot één en dezelfde tegenpartij en tot andere derivatenverrichtingen;

e) de activa worden naar behoren gediversifieerd zodat een bovenmatige afhankelijkheid van een bepaald actief, of een bepaalde emittent of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille als geheel worden vermeden. Beleggingen in activa uitgegeven door dezelfde emittent of door emittenten die tot dezelfde groep behoren, mogen de onderneming niet blootstellen aan bovenmatige risicoconcentratie.

Lidstaten kunnen besluiten de in punt e) bedoelde vereisten niet toe te passen op beleggingen in staatsobligaties.

2. Lidstaten verplichten herverzekeringsondernemingen die op hun grondgebied zijn gevestigd niet tot beleggingen in bepaalde soorten activa.

3. Lidstaten onderwerpen de beleggingsbeslissingen van een herverzekeringsonderneming die op hun grondgebied gevestigd is of van haar vermogensbeheerder niet aan enige vorm van voorafgaande goedkeuring of systematische kennisgeving.

4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3, kan het land van oorsprong voor elke herverzekeringsonderneming waarvan het hoofdkantoor op haar grondgebied is gevestigd, de volgende kwantitatieve voorschriften vaststellen, mits deze prudentieel gerechtvaardigd zijn:

a) beleggingen van de bruto technische voorzieningen in andere valuta dan die waarin de technische voorzieningen luiden, worden tot 30% beperkt;

b) belegging van de bruto technische voorzieningen in aandelen en in andere met aandelen gelijk te stellen verhandelbare waardepapieren, obligaties, schuldinstrumenten die niet toegelaten zijn tot de handel op een gereglementeerde markt worden tot 30% beperkt;

c) de lidstaat van oorsprong mag eisen dat elke herverzekeringsonderneming niet meer dan 5% van haar bruto technische voorzieningen belegt in aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen verhandelbare waardepapieren, obligaties, pandbrieven en andere geld- en kapitaalmarktinstrumenten van eenzelfde onderneming, en niet meer dan 10% van het totaal van haar technische voorzieningen in aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, obligaties, pandbrieven en andere geld- en kapitaalmarktinstrumenten van ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep.

5. Voorts stelt de lidstaat van oorsprong meer gedetailleerde voorschriften vast waarin de voorwaarden voor het gebruik van uitstaande bedragen van een special purpose vehicle als activa ter dekking van technische voorzieningen overeenkomstig dit artikel worden vastgelegd.

HOOFDSTUK 3

Regels betreffende de solvabiliteitsmarge en het garantiefonds

Afdeling 1

Beschikbare solvabiliteitsmarge

Artikel 35

Algemene regel

Iedere lidstaat verplicht elke herverzekeringsonderneming waarvan het hoofdkantoor op zijn grondgebied is gevestigd, te allen tijde te beschikken over een voldoende beschikbare solvabiliteitsmarge met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden, die ten minste gelijk is aan hetgeen in deze richtlijn als vereiste is gesteld.

Artikel 36

In aanmerking komende bestanddelen

1. De beschikbare solvabiliteitsmarge bestaat uit het vermogen van de herverzekeringsonderneming dat niet dient ter dekking van enige voorzienbare verplichting, na aftrek van de onlichamelijke bestanddelen, met inbegrip van:

a) het gestorte maatschappelijk kapitaal of, wat onderlinge herverzekeringsondernemingen betreft, het gestorte gedeelte van het waarborgkapitaal plus de ledenrekeningen die aan de volgende criteria voldoen:

i) de statuten bepalen dat er langs deze rekeningen alleen betalingen aan leden mogen worden verricht indien zulks geen daling van de beschikbare solvabiliteitsmarge tot onder het vereiste niveau veroorzaakt of, na ontbinding van de onderneming, indien alle andere schulden zijn voldaan;

ii) de statuten bepalen dat de bevoegde autoriteiten ten minste een maand van tevoren in kennis moeten worden gesteld van in punt i) bedoelde betalingen voor andere doeleinden dan de individuele opzegging van het lidmaatschap en dat zij gedurende deze termijn de voorgenomen betaling kunnen verbieden;

iii) de relevante bepalingen in de statuten kunnen pas worden gewijzigd wanneer de bevoegde autoriteiten, onverminderd de onder i) en ii) genoemde criteria, hebben verklaard geen bezwaar tegen deze wijziging te hebben;

b) de (wettelijke of vrije) reserves die niet tegenover verplichtingen staan of geklasseerd zijn als egalisatievoorzieningen;

c) de overgebrachte winst of het overgebrachte verlies, na aftrek van de uit te keren dividenden.

2. De beschikbare solvabiliteitsmarge wordt verminderd met het bedrag van de eigen aandelen die rechtstreeks door de herverzekeringsonderneming worden gehouden.

Voor de herverzekeringsondernemingen die overeenkomstig artikel 60, lid 1, onder g), van Richtlijn 91/674/EEG tot discontering of vermindering van hun technische voorzieningen voor te betalen schaden uit de schadeherverzekeringsbranche overgaan, wordt de beschikbare solvabiliteitsmarge verminderd met het verschil tussen de niet-gedisconteerde technische voorzieningen of de technische voorzieningen vóór vermindering zoals deze in de toelichting zijn vermeld, en de gedisconteerde of verminderde technische voorzieningen. Deze correctie wordt toegepast op alle onder A van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG vermelde risico's, met uitzondering van de onder A, punten 1 en 2, van die bijlage bedoelde risico's. Voor andere risico's dan de onder A, punten 1 en 2, van die bijlage vermelde hoeft geen correctie te worden toegepast met betrekking tot de discontering van de in de technische voorzieningen opgenomen renten.

Naast de in de eerste en twee alinea bedoelde verminderingen wordt de beschikbare solvabiliteitsmarge verminderd met:

a) deelnemingen van de herverzekeringsonderneming in de volgende entiteiten:

i) verzekeringsondernemingen in de zin van artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2002/83/EG, of artikel 1, onder b), van Richtlijn 98/78/EG,

ii) herverzekeringsondernemingen in de zin van artikel 3, van deze richtlijn of herverzekeringsondernemingen van derde landen in de zin van artikel 1, onder l), van Richtlijn 98/78/EG,

iii) verzekeringsholdings in de zin van artikel 1, onder i), van Richtlijn 98/78/EG,

iv) kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van artikel 1, punten 1 en 5, van Richtlijn 2000/12/EG,

v) beleggingsondernemingen en financiële instellingen in de zin van artikel 1, punt 2, van Richtlijn 93/22/EEG [76] en van artikel 2, punten 4 en 7, van Richtlijn 93/6/EEG [77];

b) elk van de volgende bestanddelen die de herverzekeringsonderneming houdt met betrekking tot de onder a) omschreven entiteiten waarin zij een deelneming heeft:

i) de in lid 4 bedoelde instrumenten,

ii) de in artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2002/83/EG bedoelde instrumenten,

iii) achtergestelde schuldvorderingen en instrumenten zoals bedoeld in artikel 35 en artikel 36, lid 3, van Richtlijn 2000/12/EG.

Indien aandelen in een andere kredietinstelling, beleggingsonderneming, financiële instelling, verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming of verzekeringsholding tijdelijk worden gehouden met het oog op een financiële bijstandsoperatie, bedoeld om die entiteit te saneren en te redden, kan de bevoegde autoriteit ontheffing verlenen van de bepalingen inzake aftrek zoals bedoeld in de derde alinea, onder a) en b).

Als alternatief voor de aftrek van de in de derde alinea, onder a) en b), bedoelde bestanddelen die de herverzekeringsonderneming in kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen houdt, mogen de lidstaten hun herverzekeringsondernemingen toestaan mutatis mutandis de methoden 1, 2 of 3 van bijlage I bij Richtlijn 2002/87/EG toe te passen. Methode 1 ("consolidatie van jaarrekeningen") wordt alleen toegepast indien de bevoegde autoriteit overtuigd is van het niveau van geïntegreerd beheer en interne controle van de entiteiten die onder de consolidatie zouden vallen. De gekozen methode wordt in de loop van de tijd consequent toegepast.

Voor de berekening van de solvabiliteitsmarge als voorgeschreven bij deze richtlijn, kunnen de lidstaten bepalen dat herverzekeringsondernemingen die onderworpen zijn aan het aanvullende toezicht overeenkomstig Richtlijn 98/78/EG dan wel aan het aanvullende toezicht overeenkomstig Richtlijn 2002/87/EG, de in de derde alinea onder a) en b), bedoelde bestanddelen die worden gehouden in kredietinstellingen, financiële instellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings die onder het aanvullende toezicht vallen, niet hoeven af te trekken.

Voor de aftrek van deelnemingen zoals bedoeld in dit lid wordt onder deelneming verstaan een deelneming in de zin van artikel 1, onder f), van Richtlijn 98/78/EG.

3. De beschikbare solvabiliteitsmarge kan ook bestaan uit:

a) het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal en de achtergestelde leningen tot een maximum van 50% van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge – naargelang welk bedrag het laagst is –, waarvan niet meer dan 25% in de vorm van achtergestelde leningen met vaste looptijd, of het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal met vaste termijn, mits bindende overeenkomsten gelden op grond waarvan, in geval van faillissement of liquidatie van de herverzekeringsonderneming, de achtergestelde leningen of preferente aandelen achtergesteld worden bij de vorderingen van alle andere crediteuren en pas worden terugbetaald nadat alle andere op dat tijdstip uitstaande schulden zijn voldaan.

Achtergestelde leningen voldoen tevens aan de volgende voorwaarden:

i) alleen de daadwerkelijk gestorte bedragen worden in aanmerking genomen;

ii) voor leningen met een vaste looptijd bedraagt de oorspronkelijke looptijd ten minste vijf jaar. Uiterlijk een jaar voor de vervaldag legt de herverzekeringsonderneming de bevoegde autoriteiten een plan ter goedkeuring voor waarin wordt uiteengezet op welke wijze de beschikbare solvabiliteitsmarge zal worden gehandhaafd of op het vereiste niveau gebracht op de vervaldag, tenzij de mate waarin de lening als bestanddeel van de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking mag worden genomen, gedurende minimaal de laatste vijf jaren voor de vervaldag geleidelijk wordt verlaagd. De bevoegde autoriteiten kunnen toestemming verlenen voor vervroegde terugbetaling van dergelijke leningen, mits het initiatief hiertoe uitgaat van de emitterende herverzekeringsonderneming en haar beschikbare solvabiliteitsmarge niet onder het vereiste niveau daalt;

iii) leningen waarvan de looptijd niet bepaald is, worden slechts terugbetaald met een opzeggingstermijn van vijf jaar, tenzij de leningen niet langer als bestanddelen van de beschikbare solvabiliteitsmarge worden aangemerkt of uitdrukkelijk de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten vereist is voor vervroegde terugbetaling. In dit laatste geval dient de herverzekeringsonderneming de bevoegde autoriteiten ten minste zes maanden van tevoren in kennis te stellen van de voorgenomen terugbetaling, onder vermelding van de beschikbare en de vereiste solvabiliteitsmarge zowel vóór als na deze terugbetaling. De bevoegde autoriteiten verlenen alleen toestemming voor de terugbetaling indien de beschikbare solvabiliteitsmarge van de herverzekeringsonderneming niet onder het vereiste niveau dreigt te dalen;

iv) de leningsovereenkomst bevat geen bepalingen op grond waarvan de lening in bepaalde omstandigheden, andere dan de liquidatie van de herverzekeringsonderneming, voor de overeengekomen datum moet worden terugbetaald;

v) de leningsovereenkomst kan alleen worden gewijzigd nadat de bevoegde autoriteiten verklaard hebben geen bezwaar te hebben tegen de wijziging;

b) effecten met onbepaalde looptijd en andere instrumenten, met inbegrip van andere gecumuleerde preferente aandelen dan de onder a) bedoelde, ten belope van maximaal 50% van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge – naargelang welk bedrag het laagst is – voor het totaal van deze effecten en van de onder a) vermelde achtergestelde leningen, mits deze aan de volgende voorwaarden voldoen:

i) zij kunnen niet worden terugbetaald op initiatief van de houder of zonder voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit;

ii) de emissieovereenkomst biedt de herverzekeringsonderneming de mogelijkheid de betaling van de rente over de lening uit te stellen;

iii) de vorderingen van de kredietverlener op de herverzekeringsonderneming moeten volledig worden achtergesteld bij de vorderingen van alle niet-achtergestelde crediteuren;

iv) in de documenten met betrekking tot de effectenemissie wordt bepaald dat de verliezen gecompenseerd kunnen worden door de schuld en de niet-betaalde rente, terwijl de herverzekeringsonderneming haar activiteiten kan voortzetten;

v) alleen de daadwerkelijk gestorte bedragen worden in aanmerking genomen.

4. Op een met bewijzen gestaafd verzoek van de herverzekeringsonderneming aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en met instemming van deze bevoegde autoriteit kan de beschikbare solvabiliteitsmarge ook bestaan uit:

a) de helft van het niet gestorte gedeelte van het maatschappelijk kapitaal of van het waarborgkapitaal, zodra het gestorte gedeelte 25% van dit kapitaal bedraagt, tot een maximum van 50% van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is;

b) de suppletiebijdragen welke in de schadeherverzekeringsbranche werkzame onderlinge waarborgmaatschappijen c.q. onderlinge schadeherverzekeringsmaatschappijen en vennootschappen met een dienovereenkomstige rechtsvorm met variabele premies van hun leden kunnen eisen uit hoofde van het boekjaar, tot een bedrag gelijk aan de helft van het verschil tussen de maximumbijdrage en de werkelijk ingevorderde bijdragen; deze mogelijke suppletiebijdragen mogen evenwel niet meer dan 50% van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge bedragen, waarbij het laagste bedrag in aanmerking wordt genomen. De bevoegde nationale autoriteiten stellen richtsnoeren vast waarin wordt bepaald onder welke voorwaarden suppletiebijdragen kunnen worden aanvaard;

c) de latente nettomeerwaarden die voortvloeien uit de waardering van de activa, voor zover deze nettoreserves geen uitzonderlijk karakter hebben.

5. Bovendien kan de beschikbare solvabiliteitsmarge voor levensherverzekeringsactiviteiten op een met bewijzen gestaafd verzoek van de herverzekeringsonderneming aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en met de instemming van deze bevoegde autoriteit ook bestaan uit:

a) tot 31 december 2009, een bedrag dat gelijk is aan 50% van de toekomstige winsten van de onderneming, maar dat niet hoger is dan 25% van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is; het bedrag van de toekomstige winsten wordt verkregen door de geschatte jaarwinst te vermenigvuldigen met een factor die de gemiddelde resterende looptijd van de overeenkomsten vertegenwoordigt; deze factor mag ten hoogste zes bedragen; de geschatte jaarwinst mag niet hoger zijn dan het rekenkundig gemiddelde van de winsten die de laatste vijf boekjaren zijn gemaakt op de in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2002/83/EG vermelde werkzaamheden.

De bevoegde autoriteiten mogen alleen toestaan dat dit bedrag in de beschikbare solvabiliteitsmarge wordt meegeteld indien:

i) hun een actuarieel verslag is overgelegd waaruit blijkt dat deze winsten in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid ook daadwerkelijk zullen worden gerealiseerd, en

ii) niet reeds voor een deel rekening is gehouden met de toekomstige winsten die voortvloeien uit de in lid 4, onder c), bedoelde latente nettomeerwaarden;

b) in geval van niet-zillmeren of in geval van zillmeren waarbij de in de premie begrepen afsluitkosten niet worden bereikt, het verschil tussen de niet-gezillmerde of gedeeltelijk gezillmerde wiskundige voorziening en een gezillmerde wiskundige voorziening waarbij het percentage van het zillmeren gelijk is aan de in de premie begrepen afsluitkosten; dit bedrag mag voor alle overeenkomsten waarbij zillmeren mogelijk is, echter niet groter zijn dan 3,5% van de som van de verschillen tussen het kapitaal van de branche "levensherverzekering" en de wiskundige voorzieningen; dit verschil wordt eventueel verminderd met het bedrag van de niet afgeschreven afsluitkosten die als een debetpost worden opgenomen.

6. De wijzigingen die in de leden 1 tot en met 5 moeten worden aangebracht om rekening te houden met ontwikkelingen die een technische aanpassing van de voor opneming in de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking komende bestanddelen vergen, worden vastgesteld volgens de in artikel 55, lid 2, van de onderhavige richtlijn neergelegde procedure.

Afdeling 2

Vereiste solvabiliteitsmarge

Artikel 37

Vereiste solvabiliteitsmarge voor schadeherverzekeringsactiviteiten

1. De vereiste solvabiliteitsmarge wordt bepaald ten opzichte van het jaarlijkse totaal van premies of bijdragen, dan wel ten opzichte van de gemiddelde schadelast van de laatste drie boekjaren.

Wanneer herverzekeringsondernemingen evenwel in hoofdzaak slechts een of meer van de risico's van krediet, storm, hagel of vorst dekken, wordt voor de referentieperiode voor de gemiddelde schadelast rekening gehouden met de laatste zeven boekjaren.

2. Onverminderd artikel 40 moet het bedrag van de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk zijn aan de hoogste uitkomst van de in de leden 3 en 4 omschreven berekeningen.

3. Voor de berekening ten opzichte van de premies of bijdragen wordt uitgegaan van hetzij het bedrag van de uitgegeven brutopremies of -bijdragen, zoals hieronder berekend, hetzij het bedrag van de verdiende brutopremies of -bijdragen, naargelang welk van beide bedragen het hoogst is.

De premies of bijdragen die verband houden met de onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG vermelde branches, worden met 50% verhoogd.

De premies of bijdragen die verband houden met andere branches dan die welke onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG worden vermeld, kunnen met ten hoogste 50% worden verhoogd voor bijzondere herverzekeringsactiviteiten of categorieën overeenkomsten, teneinde rekening te houden met de bijzondere kenmerken van deze activiteiten of overeenkomsten, overeenkomstig de in artikel 55, lid 2, van de onderhavige richtlijn bedoelde procedure. De premies of bijdragen die in het kader van het herverzekeringsbedrijf gedurende het laatste boekjaar zijn uitgegeven, met inbegrip van bijkomende kosten, worden samengeteld.

Daarvan worden afgetrokken het totaalbedrag van de gedurende het laatste boekjaar geannuleerde premies of bijdragen, alsmede het totaalbedrag van de belastingen en rechten op de samengetelde premies of bijdragen.

Nadat het aldus verkregen bedrag in twee gedeelten is gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van maximaal 50 000 000 EUR en een tweede gedeelte dat het restant omvat, worden deze gedeelten respectievelijk vermenigvuldigd met 18% en 16% en vervolgens opgeteld.

De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van retrocessie invorderbare bedragen ten laste van de herverzekeringsonderneming blijven, en het bedrag van de brutoschaden; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50%. Na een met bewijzen gestaafde aanvraag van de herverzekeringsonderneming bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong en na goedkeuring door deze autoriteit kunnen bedragen die van een special purpose vehicle kunnen worden verhaald, zoals bedoeld in artikel 46, ook worden beschouwd als aftrekbare bedragen uit hoofde van retrocessie.

Met de instemming van de bevoegde autoriteiten mogen statistische methoden worden toegepast om de premies of de bijdragen toe te wijzen.

4. Voor de berekening ten opzichte van de schaden wordt uitgegaan van de met de onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG vermelde branches verband houdende schaden, voorzieningen en verhaalde bedragen, vermeerderd met 50%.

Schaden, voorzieningen en verhaalde bedragen die verband houden met andere branches dan die welke onder A, punten 11, 12 en 13 van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG worden vermeld, kunnen met ten hoogste 50% worden verhoogd voor bijzondere herverzekeringsactiviteiten of categorieën overeenkomsten, teneinde rekening te houden met bijzondere kenmerken van deze activiteiten of overeenkomsten, overeenkomstig de in artikel 55, lid 2, van de onderhavige richtlijn bedoelde procedure.

Eerst worden de bedragen van de schaden die gedurende de in lid 1 bedoelde perioden zijn betaald, bij elkaar opgeteld, zonder aftrek van de ten laste van de retrocessionarissen komende schaden.

Daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het einde van het laatste boekjaar zijn gevormd.

Daarvan worden de gedurende de in lid 1 bedoelde perioden voor het uitoefenen van verhaalsrecht ontvangen bedragen afgetrokken.

Van deze uitkomst wordt eveneens afgetrokken het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het begin van het tweede boekjaar voorafgaande aan het laatste afgesloten boekjaar, zijn gevormd. Indien de overeenkomstig lid 1 in aanmerking genomen referentieperiode gelijk is aan zeven jaar, wordt het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het begin van het zesde boekjaar voorafgaande aan het laatst afgesloten boekjaar zijn gevormd, afgetrokken.

Een derde of een zevende van het aldus verkregen bedrag, al naargelang van de overeenkomstig lid 1 in aanmerking genomen referentieperiode, wordt in twee gedeelten gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van 35 000 000 EUR en een tweede gedeelte dat het restant omvat; van deze gedeelten wordt respectievelijk 26% en 23% genomen en vervolgens opgeteld.

De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van retrocessie invorderbare bedragen ten laste van de onderneming blijven, en het bedrag van de brutoschaden; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50%. Na een met bewijzen gestaafde aanvraag van de herverzekeringsonderneming bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong en na goedkeuring door deze autoriteit kunnen bedragen die door een special purpose vehicle kunnen worden vergoed, zoals bedoeld in artikel 46, ook worden beschouwd als aftrekbare bedragen uit hoofde van retrocessie.

Met de instemming van de bevoegde autoriteiten mogen statistische methoden worden toegepast om de schaden, voorzieningen en teruggekregen bedragen toe te wijzen.

5. Indien de vereiste solvabiliteitsmarge zoals berekend overeenkomstig leden 2, 3 en 4 lager is dan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, moet de vereiste solvabiliteitsmarge ten minste gelijk zijn aan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, vermenigvuldigd met het verhoudingsgetal van het bedrag van de technische voorzieningen voor te betalen schaden aan het einde van het laatste boekjaar en het bedrag van de technische voorzieningen voor te betalen schaden aan het begin van het laatste boekjaar. Bij deze berekeningen worden de technische voorzieningen berekend verminderd met de retrocessie, maar het quotiënt mag in geen geval meer dan 1 bedragen.

6. De percentages die moeten worden berekend van de in lid 3, vijfde alinea, en lid 4, zevende alinea, bedoelde gedeelten, worden tot een derde verminderd voor de herverzekering van ziekteverzekering die op analoge wijze als de levensverzekering wordt beheerd, indien:

a) de geheven premies volgens de verzekeringswiskundige methoden worden berekend aan de hand van ziektetafels;

b) een ouderdomsvoorziening wordt gevormd;

c) een aanvullende premie wordt geheven om een passende veiligheidsmarge te vormen;

d) de verzekeringsonderneming de overeenkomst uiterlijk voor het einde van het derde verzekeringsjaar kan opzeggen;

e) in de overeenkomst de mogelijkheid is vastgesteld om ook voor lopende overeenkomsten de premies te verhogen of de uitkeringen te verminderen.

Artikel 38

Vereiste solvabiliteitsmarge voor levensherverzekeringsactiviteiten

1. De vereiste solvabiliteitsmarge voor levensherverzekeringsactiviteiten wordt bepaald overeenkomstig artikel 37.

2. Onverminderd lid 1 kan de lidstaat van oorsprong bepalen dat voor de herverzekeringsbranches van verzekeringsbedrijven in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), van Richtlijn 2002/83/EG die verbonden zijn met beleggingsfondsen of in verband staan met overeenkomsten met winstdeling en voor de operaties zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), en artikel 2, lid 2, onder b), c), d) en e) van Richtlijn 2002/83/EG de vereiste solvabiliteitsmarge vastgesteld wordt overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 2002/83/EG.

Artikel 39

Vereiste solvabiliteitsmarge voor herverzekeringsondernemingen die zowel op het gebied van schadeherverzekering als op dat van levensherverzekering werkzaam zijn

1. De lidstaat van herkomst verplicht elke herverzekeringsonderneming die zowel op het gebied van schadeherverzekering als op dat van levensherverzekering werkzaam is, om over een toereikende beschikbare solvabiliteitsmarge te beschikken ter dekking van de totale som van de vereiste solvabiliteitsmarges met betrekking tot haar werkzaamheden op het gebied van schadeherverzekering alsook op dat van levensherverzekering, welke respectievelijk overeenkomstig de artikelen 37 en 38 van de onderhavige richtlijn wordt vastgesteld.

2. Indien de beschikbare solvabiliteitsmarge het in lid 1 vereiste niveau niet bereikt, leggen de bevoegde autoriteiten de in de artikelen 42 en 43 van de onderhavige richtlijn vastgestelde maatregelen ten uitvoer.

Afdeling 3

Garantiefonds

Artikel 40

Bedrag van het garantiefonds

1. Het garantiefonds bestaat uit een derde deel van de in de artikelen 37, 38 en 39 bedoelde vereiste solvabiliteitsmarge. Het wordt gevormd door de in artikel 36, leden 1, 2 en 3, en – met goedkeuring van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst – de in artikel 36, lid 4, onder c), vermelde bestanddelen.

2. Het garantiefonds mag niet minder bedragen dan minimaal 3 000 000 EUR.

Iedere lidstaat kan bepalen dat het minimumgarantiefonds voor herverzekeringscaptives niet minder mag bedragen dan 1 000 000 EUR.

Artikel 41

Aanpassing van het bedrag van het garantiefonds

1. De in euro luidende bedragen genoemd in artikel 40, lid 2, worden jaarlijks en voor de eerste maal op 10 december 2007 aangepast aan de veranderingen in het door Eurostat bekendgemaakte Europese indexcijfer van de consumentenprijzen dat alle lidstaten bestrijkt.

De bedragen worden automatisch aangepast door het basisbedrag in euro te verhogen met de procentuele wijziging van het indexcijfer gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van deze richtlijn en de actualiseringsdatum, en afgerond op een veelvoud van 100 000 EUR.

Indien deze wijziging sinds de laatste aanpassing minder dan 5% bedraagt, blijft de actualisering achterwege.

2. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad jaarlijks in kennis van de actualisering, alsmede van de aangepaste bedragen, zoals vermeld in lid 1.

2005/68/EG art. 45

Artikel 208


Finite herverzekering

nieuw

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die finite herverzekeringsovereenkomsten sluiten of finite herverzekeringsactiviteiten uitoefenen, in staat zijn de uit deze overeenkomsten of activiteiten voortvloeiende risico's naar behoren te bewaken, te beheren, te beheersen en te rapporteren.

2. Om te garanderen dat ten aanzien van finite herverzekeringsactiviteiten een geharmoniseerde benadering wordt gevolgd, kan de Commissie uitvoeringsmaatregelen aannemen waarin nadere invulling wordt gegeven aan het bepaalde in lid 1 met betrekking tot de bewaking, het beheer en de beheersing van risico's die uit finite herverzekeringsactiviteiten voortvloeien.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

2005/68/EG art. 45

1. De lidstaat van oorsprong kan speciale bepalingen vastleggen betreffende de uitoefening van finite herverzekeringsactiviteiten inzake:

verplichte voorwaarden die in alle afgesloten contracten moeten worden opgenomen;

deugdelijke administratieve en boekhoudprocedures, adequate interne controlemechanismen en vereisten op het gebied van risicobeheer;

boekhoudeisen, alsmede prudentiële en statistische informatie-eisen;

invoering van technische voorzieningen om ervoor te zorgen dat deze adequaat, betrouwbaar en objectief zijn;

beleggen in activa ter dekking van de technische voorzieningen om ervoor te zorgen dat daarin rekening wordt gehouden met de aard van de door de herverzekeringsonderneming verrichte werkzaamheden, met name de aard, het bedrag en de duur van de verwachte betalingen in verband met schaden, teneinde de toereikendheid, de liquiditeit, de veiligheid, de kwaliteit, het rendement en de congruentie van haar beleggingen te waarborgen;

voorschriften betreffende de aanwezigheid van een beschikbare solvabiliteitsmarge, de vereiste solvabiliteitsmarge en het minimumgarantiefonds dat de herverzekeringsonderneming moet aanhouden met betrekking tot haar finite herverzekeringsactiviteiten.

2005/68/EG art. 2, lid 1, onder q) (aangepast)

q)3. In de zin van de leden 1 en 2 wordt onder "finite herverzekering": verstaan een herverzekering krachtens welke het expliciete maximale verliespotentieel, uitgedrukt als hoogste overgedragen economisch risico, dat voortvloeit uit een significante overdracht van zowel verzekeringstechnische risico’s als tijdsrisico, hoger is, voor een beperkt maar significant bedrag, dan de premie geldend voor de volledige looptijd van het contract, de overeenkomst, in combinatie met ten minste een van de volgende twee kenmerken:

ia) op nadrukkelijke en concrete wijze rekening houden met de tijdswaarde van het geld,;

iib) contractuele bepalingen met als bedoeling de verdeling van de economische effecten tussen de twee partijen in de tijd te effenen met het oog op het bereiken van het nagestreefde niveau van risico-overdracht.

2005/68/EG art. 45

2. In het belang van de transparantie doen de lidstaten de tekst van alle maatregelen die voor de doeleinden van lid 1 in hun nationale wetgeving zijn vastgelegd, onverwijld aan de Commissie toekomen.

2005/68/EG art. 46 (aangepast)

nieuw

Artikel 209


Special purpose vehicles

1. Wanneer een lidstaat besluit De lidstaten stellen de vestiging van special purpose vehicles in de zin van deze richtlijn op haar hun grondgebied toe te staan, eist zij daarvoor eerst een officiële toestemming afhankelijk van de voorafgaande toestemming van de toezichthouder .

2. De lidstaat waar het special purpose vehicle wordt gevestigd, stelt de voorwaarden vast krachtens welke de activiteiten van zo'n onderneming worden uitgeoefend. Met name stelt die lidstaat de volgende voorschriften vast inzake:

2. Om te garanderen dat ten aanzien van special purpose vehicles een geharmoniseerde benadering wordt gevolgd, kan de Commissie uitvoeringsmaatregelen aannemen tot vaststelling van het volgende:

a) reikwijdte van de vergunning;

b) verplichte voorwaarden die in alle afgesloten contracten overeenkomsten moeten voorkomen;

c) betrouwbaarheid en adequate beroepskwalificaties van de in artikel 42 bedoelde betrouwbaarheids- en deskundigheidseisen voor de personen die het special purpose vehicle leiden;

d) betrouwbaarheids- en deskundigheidseisen voor aandeelhouders of leden met een gekwalificeerde deelneming in het special purpose vehicle;

e) deugdelijke administratieve en boekhoudprocedures, adequate internecontrolemechanismen en vereisten op het gebied van risicobeheer;

f) boekhoudeisen, alsmede prudentiële en statistische informatievereisten;

g) voorschriften betreffende solvabiliteitsvereisten van special purpose vehicles.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

2005/68/EG art. 46

3. In het belang van de transparantie doen de lidstaten de tekst van alle in de zin van lid 2 in hun nationale wetgeving vastgelegde maatregelen onverwijld aan de Commissie toekomen.

98/78/EG

Artikel 1

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) verzekeringsonderneming: een onderneming waaraan overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG of artikel 6 van Richtlijn 79/267/EEG vergunning is verleend;

b) verzekeringsonderneming van een derde land: een onderneming die, indien zij haar hoofdkantoor in de Gemeenschap had, een vergunning zou dienen te verkrijgen overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG of artikel 6 van Richtlijn 79/267/EEG;

2005/68/EG art. 59, punt 2), onder a)

c) herverzekeringsonderneming: een onderneming waaraan overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering [78] vergunning is verleend;

98/78/EG

d) moederonderneming: een moederonderneming in de zin van artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad [79], alsmede iedere onderneming die, naar de mening van de bevoegde autoriteiten, feitelijk een overheersende invloed op een andere onderneming uitoefent;

e) dochteronderneming: een dochteronderneming in de zin van artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG, alsmede iedere onderneming waarop naar de mening van de bevoegde autoriteiten, een moederonderneming feitelijk een overheersende invloed uitoefent. Alle dochterondernemingen van een dochteronderneming zullen eveneens geacht worden dochterondernemingen te zijn van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat;

f) deelneming: een deelneming in de zin van artikel 17, eerste zin, van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad [80] of de rechtstreekse of middellijke eigendom van 20% of meer van de stemrechten of van het kapitaal van een onderneming;

2002/87/EG art. 28, punt 1

g) deelnemende onderneming: een onderneming die een moederonderneming is, of een andere onderneming die een deelneming bezit, of een onderneming die met een andere onderneming verbonden is door een betrekking in de zin van artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG;

h) verbonden onderneming: een dochteronderneming of iedere andere onderneming waarin een deelneming bestaat, of een onderneming die met een andere onderneming verbonden is door een betrekking in de zin van artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG;

2005/68/EG art. 59, punt 2), onder a)

i) verzekeringsholding: een moederonderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het verkrijgen en houden van deelnemingen in dochterondernemingen die uitsluitend of hoofdzakelijk verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen dan wel verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen van derde landen zijn, en waarvan ten minste één dochteronderneming een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming is en die geen gemengde financiële holding is in de zin van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat [81];

j) gemengde verzekeringsholding: een moederonderneming die geen verzekeringsonderneming, verzekeringsonderneming van een derde land, herverzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming van een derde land, verzekeringsholding of gemengde financiële holding is in de zin van Richtlijn 2002/87/EG, en waarvan ten minste één dochteronderneming een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming is;

k) bevoegde autoriteiten: de nationale autoriteiten die krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen toezicht uitoefenen op verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen;

2005/68/EG art. 59, punt 2), onder b)

l) herverzekeringsonderneming van een derde land: een onderneming die overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2005/68/EG over een vergunning zou moeten beschikken indien zij haar hoofdkantoor in de Gemeenschap had.

2005/68/EG art. 59, punt 3)

Artikel 2

Toepassing van aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen

1. In aanvulling op het bepaalde in Richtlijn 73/239/EEG, Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering [82] en Richtlijn 2005/68/EG, waarin het toezicht op verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen wordt geregeld, stellen de lidstaten een aanvullend toezicht in op iedere verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming die een deelnemende onderneming is in ten minste één verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming, verzekeringsonderneming van een derde land of herverzekeringsonderneming van een derde land, op de in de artikelen 5, 6, 8 en 9 voorgeschreven wijze.

2. Iedere verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming waarvan de moederonderneming een verzekeringsholding, een verzekeringsonderneming van een derde land of een herverzekeringsonderneming van een derde land is, wordt aan aanvullend toezicht onderworpen op de in artikel 5, lid 2, en de artikelen 6, 8 en 10 voorgeschreven wijze.

3. Iedere verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming waarvan de moederonderneming een gemengde verzekeringsholding is wordt aan aanvullend toezicht onderworpen op de in artikel 5, lid 2, en de artikelen 6 en 8 beschreven wijze.

Artikel 3

Bereik van het aanvullende toezicht

1. Het uitoefenen van het aanvullende toezicht overeenkomstig artikel 2 betekent geenszins dat de bevoegde autoriteiten een toezichtfunctie moeten uitoefenen ten aanzien van de verzekeringsonderneming van een derde land, de herverzekeringsonderneming van een derde land, de verzekeringsholding of de gemengde verzekeringsholding als zodanig.

2. Bij het aanvullende toezicht wordt rekening gehouden met de volgende in de artikelen 5, 6, 8, 9 en 10 vermelde ondernemingen:

– verbonden ondernemingen van de verzekeringsonderneming of van de herverzekeringsonderneming;

– deelnemende ondernemingen in de verzekeringsonderneming of in de herverzekeringsonderneming;

– verbonden ondernemingen van een deelnemende onderneming in de verzekeringsonderneming of in de herverzekeringsonderneming.

3. Onverminderd het bepaalde in bijlage I, punt 2.5, en bijlage II, punt 4, kunnen de lidstaten besluiten om bij het in artikel 2 bedoelde aanvullende toezicht geen rekening te houden met ondernemingen met hun hoofdkantoor in een derde land waar juridische belemmeringen bestaan voor de overdracht van de nodige informatie.

Bovendien kunnen de voor de uitoefening van het aanvullende toezicht verantwoordelijke bevoegde autoriteiten per geval besluiten hoe in de volgende gevallen een onderneming buiten het in artikel 2 bedoelde aanvullende toezicht te houden:

– wanneer de bij het toezicht te betrekken onderneming in het licht van de doelstellingen van het aanvullende toezicht op verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen slechts van te verwaarlozen betekenis is;

– wanneer het in aanmerking nemen van de financiële positie van de onderneming in het licht van de doelstelling van het aanvullende toezicht op verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen misplaatst of misleidend zou zijn.

Artikel 4

Tot uitoefening van het aanvullende toezicht bevoegde autoriteiten

1. Het aanvullende toezicht wordt uitgeoefend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verzekeringsonderneming of de herverzekeringsonderneming overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2002/83/EG of artikel 3 van Richtlijn 2005/68/EG vergunning is verleend.

2. Indien verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen waaraan in twee of meer lidstaten vergunning is verleend, als moederonderneming dezelfde verzekeringsholding, verzekeringsonderneming van een derde land, herverzekeringsonderneming van een derde land of gemengde verzekeringsholding hebben, kunnen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten trachten overeenstemming te bereiken over de vraag wie verantwoordelijk zal zijn voor het uitoefenen van het aanvullende toezicht.

3. Indien er in een lidstaat meer dan één bevoegde autoriteit is voor het prudentiële toezicht op verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen, neemt die lidstaat de nodige maatregelen om de onderlinge coördinatie tussen die autoriteiten te organiseren.

98/78/EG

Artikel 5

Beschikbaarheid en kwaliteit van informatie

2005/68/EG art. 59, punt 4)

1. De lidstaten bepalen dat de bevoegde autoriteiten eisen dat iedere verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming die aan het aanvullende toezicht onderworpen is, over adequate interne controleprocedures beschikt om de gegevens en informatie te kunnen verschaffen die relevant zijn voor de uitoefening van dat aanvullende toezicht.

98/78/EG

2. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat er binnen hun rechtsgebied geen juridische belemmeringen bestaan die de onder het aanvullende toezicht vallende ondernemingen, met hen verbonden ondernemingen of deelnemende ondernemingen verhinderen om onderling de informatie uit te wisselen die voor de uitoefening van dat aanvullende toezicht relevant is.

2005/68/EG art. 59, punt 5)

Artikel 6

Toegang tot informatie

1. De lidstaten bepalen dat hun bevoegde autoriteiten die het aanvullende toezicht uitoefenen, toegang hebben tot alle informatie die relevant is voor de uitoefening van het toezicht op een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming die aan dat aanvullende toezicht onderworpen is. De bevoegde autoriteiten mogen de mededeling van de vereiste informatie alleen rechtstreeks van de in artikel 3, lid 2, bedoelde betrokken ondernemingen verlangen wanneer die informatie wel aan de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming is gevraagd, maar niet is verkregen.

2. De lidstaten bepalen dat hun bevoegde autoriteiten op hun grondgebied de in lid 1 bedoelde informatie zelf, dan wel via personen die zij daartoe aanwijzen, ter plaatse kunnen verifiëren bij:

– de aan het aanvullende toezicht onderworpen verzekeringsonderneming;

– de aan het aanvullende toezicht onderworpen herverzekeringsonderneming;

– de dochterondernemingen van die verzekeringsonderneming;

– de dochterondernemingen van die herverzekeringsonderneming;

– de moederondernemingen van die verzekeringsonderneming;

– de moederondernemingen van die herverzekeringsonderneming;

– de dochterondernemingen van een moederonderneming van die verzekeringsonderneming;

– de dochterondernemingen van een moederonderneming van die herverzekeringsonderneming.

3. Indien de bevoegde autoriteiten van een lidstaat bij de toepassing van dit artikel in bepaalde gevallen belangrijke informatie wensen te verifiëren betreffende een in een andere lidstaat gelegen onderneming die een verbonden verzekeringsonderneming, een verbonden herverzekeringsonderneming, een dochteronderneming, een moederonderneming of een dochteronderneming van een moederonderneming van de aan het aanvullende toezicht onderworpen verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming is, verzoeken zij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat om deze verificatie uit te voeren. De autoriteiten die een dergelijk verzoek ontvangen, moeten hieraan binnen het kader van hun bevoegdheden gevolg geven door de verificatie zelf te verrichten, door de verzoekende autoriteiten toestemming te verlenen om de verificatie te verrichten, dan wel door toe te staan dat de verificatie door een accountant of een deskundige wordt verricht.

De bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend kan, indien zij dit wenst, deelnemen aan de verificatie wanneer zij deze niet zelf verricht.

Artikel 7


Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten

1. Indien verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen die in verschillende lidstaten zijn gevestigd, rechtstreeks of middellijk verbonden zijn of een gemeenschappelijke deelnemende onderneming hebben, verstrekken de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat elkaar op verzoek alle dienstige informatie die uitoefening van het toezicht in het kader van deze richtlijn mogelijk maakt of kan vergemakkelijken en doen zij eigener beweging mededeling van alle informatie die hun essentieel lijkt voor de andere bevoegde autoriteiten.

2. Indien een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming en hetzij een kredietinstelling in de zin van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen [83], hetzij een beleggingsonderneming in de zin van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten [84], hetzij beide, rechtstreeks of middellijk verbonden zijn dan wel een gemeenschappelijke deelnemende onderneming hebben, werken de bevoegde autoriteiten nauw samen met de autoriteiten die van overheidswege belast zijn met het toezicht op die andere ondernemingen. Onverminderd hun respectievelijke bevoegdheden verstrekken deze autoriteiten elkaar alle informatie die de vervulling van hun taak kan vergemakkelijken, in het bijzonder in het kader van deze richtlijn.

3. De op grond van deze richtlijn ontvangen informatie, en met name de in deze richtlijn bedoelde uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, valt onder het beroepsgeheim als omschreven in artikel 16 van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (derde richtlijn schadeverzekering) [85] en artikel 16 van Richtlijn 2002/83/EG en de artikelen 24 tot en met 30 van Richtlijn 2005/68/EG.

Artikel 8

Transacties binnen een groep

1. De lidstaten bepalen dat de bevoegde autoriteiten algemeen toezicht uitoefenen op transacties tussen:

a) een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming en:

i) een met de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming verbonden onderneming;

ii) een in de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming deelnemende onderneming;

iii) een met een in de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming deelnemende onderneming verbonden onderneming;

b) een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming en een natuurlijke persoon die een deelneming bezit in:

i) de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, of een met de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming verbonden onderneming;

ii) een in de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming deelnemende onderneming;

iii) een met een in de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming deelnemende onderneming verbonden onderneming.

Deze transacties hebben met name betrekking op:

– leningen;

– garanties en posten buiten de balans;

– vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge;

– beleggingen;

– herverzekeringstransacties en retrocessie;

– overeenkomsten met betrekking tot kostentoedeling.

2. De lidstaten bepalen dat de verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen passende risicobeheermethoden en interne controlemechanismen, met inbegrip van deugdelijke verslagleggings- en boekhoudprocedures, moeten instellen met het oog op de identificaties, de meting, de bewaking en de controle van de in lid 1 genoemde transacties. De lidstaten bepalen tevens dat de verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen ten minste éénmaal per jaar bij de bevoegde autoriteiten verslag moeten uitbrengen van belangrijke transacties. Deze procedures en mechanismen worden door de bevoegde autoriteiten onderzocht.

Blijkt uit deze informatie dat de solvabiliteit van de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming wordt of dreigt te worden ondermijnd, dan neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen op het niveau van de verzekeringsonderneming of de herverzekeringsonderneming.

98/78/EG

Artikel 9

Aangepast solvabiliteitsvereiste

1. In het in artikel 2, lid 1, bedoelde geval verlangen de lidstaten dat er een aangepaste solvabiliteit wordt berekend overeenkomstig bijlage I.

2. Alle verbonden ondernemingen, alle deelnemende ondernemingen en alle met een deelnemende onderneming verbonden ondernemingen worden in de in lid 1 bedoelde berekening betrokken volgens de in bijlage I bedoelde methode.

2005/68/EG art. 59, punt 6)

3. Indien uit de in lid 1 bedoelde berekening blijkt dat de aangepaste solvabiliteit negatief is, dan nemen de bevoegde autoriteiten passende maatregelen op het niveau van de betrokken verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming.

98/78/EG

Artikel 10

2005/68/EG art. 59, punt 7, onder a)

Verzekeringsholdings, verzekeringsondernemingen van een derde land en herverzekeringsondernemingen van een derde land

98/78/EG

1. In het in artikel 2, lid 2, bedoelde geval verlangen de lidstaten dat de methode van aanvullend toezicht wordt uitgeoefend overeenkomstig bijlage II.

2005/68/EG art. 59, punt 7), onder b)

2. In het in artikel 2, lid 2, bedoelde geval worden alle met de verzekeringsholding, de verzekeringsonderneming van een derde land of de herverzekeringsonderneming van een derde land verbonden ondernemingen bij de berekening betrokken op de wijze zoals bedoeld in bijlage II.

3. Indien de bevoegde autoriteiten op grond van die berekening van mening zijn dat de solvabiliteit van een verzekerings- of herverzekeringsdochter van de verzekeringsholding, de verzekeringsonderneming van een derde land of de herverzekeringsonderneming van een derde land wordt, of dreigt te worden ondermijnd, nemen de bevoegde autoriteiten passende maatregelen op het niveau van die verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming.

2002/87/EG art. 28, punt 4

Artikel 10 bis

Samenwerking met de bevoegde autoriteiten van derde landen

1. De Commissie kan op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief aan de Raad voorstellen doen voor onderhandelingen over overeenkomsten met één of meer derde landen over de middelen tot praktische uitoefening van het aanvullende toezicht op:

a) verzekeringsondernemingen die als deelnemende ondernemingen ondernemingen in de zin van artikel 2 hebben met hoofdkantoor in een derde land, en

2005/68/EG art. 59, punt 8), onder a)

b) herverzekeringsondernemingen die als deelnemende ondernemingen ondernemingen in de zin van artikel 2 hebben met hoofdkantoor in een derde land;

c) verzekeringsondernemingen van een derde land of herverzekeringsondernemingen van een derde land die als deelnemende ondernemingen ondernemingen in de zin van artikel 2 hebben met hoofdkantoor in de Gemeenschap.

2005/68/EG art. 59, punt 8), onder b)

2. De in lid 1 bedoelde overeenkomsten hebben in het bijzonder ten doel te waarborgen dat:

a) de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de informatie verkrijgen die nodig is voor het aanvullende toezicht op verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen met hoofdkantoor in de Gemeenschap, die dochterondernemingen of deelnemingen in ondernemingen buiten de Gemeenschap hebben; en

b) de bevoegde autoriteiten van derde landen de informatie verkrijgen die nodig is voor het aanvullende toezicht op verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen met hoofdkantoor op hun grondgebied, die dochterondernemingen of deelnemingen in ondernemingen in één of meer lidstaten hebben.

2005/1/EG art. 7, punt 1)

3. Onverminderd artikel 300, leden 1 en 2, van het Verdrag onderzoekt de Commissie, hierin bijgestaan door het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, het resultaat van de in lid 1 genoemde onderhandelingen en de daaruit voortvloeiende situatie.

2002/87/EG art. 28, punt 4

Artikel 10 ter

Leidinggevend orgaan van verzekeringsholdings

De lidstaten eisen dat personen die het bedrijf van een gemengde financiële holding feitelijk leiden, de voldoende betrouwbaarheid en voldoende ervaring bezitten om deze functies uit te oefenen.

nieuw

TITEL III

TOEZICHT OP VERZEKERINGS- EN HERVERZEKERINGSONDERNEMINGEN IN EEN GROEP

HOOFDSTUK I – GROEPSTOEZICHT: DEFINITIES, TOEPASSING, BEREIK EN NIVEAUS

Afdeling 1 - Definities

Artikel 210


Definities

1. In deze titel wordt verstaan onder:

a) "deelnemende onderneming": een onderneming die een moederonderneming is of een andere onderneming die een deelneming bezit, of een onderneming die met een andere onderneming verbonden is door een betrekking in de zin van artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG;

b) "verbonden onderneming": een dochteronderneming of iedere andere onderneming waarin een deelneming bestaat, of een onderneming die met een andere onderneming verbonden is door een betrekking in de zin van artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG;

c) "groep": een groep ondernemingen bestaande uit een deelnemende onderneming, haar dochterondernemingen en de deelnemingen van de deelnemende onderneming en haar dochterondernemingen, alsook ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking in de zin van artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG;

d) "groepstoezichthouder": de toezichthoudende autoriteit die verantwoordelijk is voor het groepstoezicht en overeenkomstig artikel 251 is aangewezen;

e) "verzekeringsholding": een moederonderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het verkrijgen en houden van deelnemingen in dochterondernemingen die uitsluitend of hoofdzakelijk verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, dan wel verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van derde landen zijn, van welke dochterondernemingen er ten minste één een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is, en die geen gemengde financiële holding in de zin van Richtlijn 2002/87/EG is;

f) "gemengde verzekeringsholding": een moederonderneming die geen verzekeringsonderneming, verzekeringsonderneming van een derde land, herverzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming van een derde land, verzekeringsholding of gemengde financiële holding in de zin van Richtlijn 2002/87/EG is, en die onder haar dochterondernemingen ten minste één verzekerings- of herverzekeringsonderneming telt.

2. Voor de toepassing van deze titel verstaan de toezichthoudende autoriteiten onder moederonderneming ook iedere onderneming die naar hun mening feitelijk een overheersende invloed op een andere onderneming uitoefent.

Onder dochteronderneming verstaan zij ook iedere onderneming waarop een moederonderneming naar hun mening feitelijk een overheersende invloed uitoefent.

Onder deelneming verstaan zij ook het rechtstreeks of middellijk bezit van stemrechten of kapitaal van een onderneming waarop naar de mening van de toezichthoudende autoriteiten feitelijk een aanzienlijke invloed wordt uitgeoefend.

Afdeling 2 – Toepassing en bereik

Artikel 211


Toepassing van groepstoezicht

1. De lidstaten stellen overeenkomstig deze titel toezicht op groepsniveau in op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van een groep.

De bepalingen van deze richtlijn, waarin de voorschriften voor het toezicht op individuele verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zijn vastgelegd, blijven op deze ondernemingen van toepassing, behalve wanneer in deze titel anders is bepaald.

2. De lidstaten zien erop toe dat het toezicht op groepsniveau als volgt wordt uitgeoefend:

a) overeenkomstig de artikelen 216 tot en met 262 op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die een deelnemende onderneming in ten minste één verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming, verzekeringsonderneming van een derde land of herverzekeringsonderneming van een derde land zijn;

b) overeenkomstig de artikelen 216 tot en met 262 op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen waarvan de moederonderneming een verzekeringsholding met hoofdkantoor in de Gemeenschap is;

c) overeenkomstig de artikelen 263, 264 en 265 op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen waarvan de moederonderneming een verzekeringsholding met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap of een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land is;

d) overeenkomstig artikel 267 op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen waarvan de moederonderneming een gemengde verzekeringsholding is.

3. In de in lid 2, onder a) en b), bedoelde gevallen, waarin de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de verzekeringsholding met hoofdkantoor in de Gemeenschap een verbonden onderneming van een gereglementeerde entiteit of een gemengde financiële holding is die overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2002/87/EG aan aanvullend toezicht is onderworpen, kan de groepstoezichthouder, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, besluiten op het niveau van deze deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of deze verzekeringsholding het in artikel 248 bedoelde toezicht op de risicoconcentratie, het in artikel 249 bedoelde toezicht op intragroeptransacties of beide niet uit te oefenen.

Artikel 212


Bereik van het groepstoezicht

1. De uitoefening van het groepstoezicht overeenkomstig artikel 220 betekent niet dat de toezichthoudende autoriteiten een toezichtfunctie moeten uitoefenen ten aanzien van de verzekeringsonderneming van een derde land, de herverzekeringsonderneming van een derde land, de verzekeringsholding of de gemengde verzekeringsholding als zodanig, onverminderd artikel 261 wat verzekeringsholdings betreft.

2. In de onderstaande gevallen kan de groepstoezichthouder per geval besluiten om bij het in artikel 211 bedoelde groepstoezicht een onderneming niet in aanmerking te nemen:

a) indien de onderneming gevestigd is in een derde land waar er juridische belemmeringen bestaan voor het doorgeven van de benodigde informatie, onverminderd het bepaalde in artikel 227;

b) indien de bij het toezicht te betrekken onderneming in het licht van de doeleinden van groepstoezicht van te verwaarlozen betekenis is;

c) indien het in aanmerking nemen van de onderneming in het licht van de doeleinden van het groepstoezicht misplaatst of misleidend zou zijn.

Indien evenwel op grond van de eerste alinea, onder b), verscheidene ondernemingen van dezelfde groep individueel genomen buiten beschouwing mogen worden gelaten, moeten deze toch in aanmerking worden genomen indien zij gezamenlijk van niet te verwaarlozen betekenis zijn.

In het in de eerste alinea, onder c), bedoelde geval worden, behoudens in spoedeisende gevallen, de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten door de groepstoezichthouder geraadpleegd voordat deze een besluit neemt.

Indien de groepstoezichthouder in een van de in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde gevallen besluit om een verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet bij het groepstoezicht in aanmerking te nemen, mogen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat waar deze onderneming is gevestigd, de onderneming die aan het hoofd van de groep staat verzoeken alle informatie te verstrekken die het toezicht op de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming kan vergemakkelijken.

Afdeling 3 - Niveaus

Artikel 213


Uiteindelijke deelnemende onderneming op Gemeenschapsniveau

1. Ingeval de in artikel 211, lid 2, onder a) en b), bedoelde deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of verzekeringsholding zelf een verbonden onderneming van een andere deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of van een andere moederverzekeringsholding met hoofdkantoor in de Gemeenschap is, zijn de artikelen 216 tot en met 262 alleen van toepassing op het niveau van de uiteindelijke deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of verzekeringsholding met hoofdkantoor in de Gemeenschap.

2. Ingeval de in lid 1 bedoelde uiteindelijke deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of verzekeringsholding met hoofdkantoor in de Gemeenschap een verbonden onderneming van een overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2002/87/EG aan aanvullend toezicht onderworpen onderneming is, kan de groepstoezichthouder, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, besluiten op het niveau van deze uiteindelijke deelnemende onderneming het in artikel 248 bedoelde toezicht op de risicoconcentratie, het in artikel 249 bedoelde toezicht op intragroeptransacties of beide niet uit te oefenen.

Artikel 214


Uiteindelijke deelnemende onderneming op nationaal niveau

1. Ingeval het hoofdkantoor van de in artikel 211, lid 2, onder a) en b), bedoelde deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of verzekeringsholding met hoofdkantoor in de Gemeenschap niet in dezelfde lidstaat is gelegen als de in artikel 213 bedoelde uiteindelijke deelnemende onderneming op Gemeenschapsniveau, kunnen de lidstaten hun toezichthoudende autoriteiten toestaan dat zij, na raadpleging van de groepstoezichthouder en deze uiteindelijke deelnemende onderneming op Gemeenschapsniveau, besluiten de uiteindelijke deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of verzekeringsholding op nationaal niveau aan het groepstoezicht te onderwerpen.

In een dergelijk geval legt de toezichthoudende autoriteit haar besluit uit aan zowel de groepstoezichthouder als de uiteindelijke deelnemende onderneming op Gemeenschapsniveau.

De artikelen 216 tot en met 262 zijn mutatis mutandis van toepassing, behoudens het bepaalde in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.

2. De toezichthoudende autoriteit kan het groepstoezicht op de uiteindelijke deelnemende onderneming op nationaal niveau beperken tot een of meerdere afdelingen van hoofdstuk II.

3. Ingeval de toezichthoudende autoriteit besluit hoofdstuk II, afdeling 1, op de uiteindelijke deelnemende onderneming op nationaal niveau toe te passen, wordt de methodekeuze die overeenkomstig artikel 218 door de groepstoezichthouder met betrekking tot de in artikel 213 bedoelde uiteindelijke deelnemende onderneming op Gemeenschapsniveau wordt gemaakt, als definitief erkend en door de toezichthoudende autoriteit van de betrokken lidstaat toegepast.

4. Ingeval de toezichthoudende autoriteit besluit hoofdstuk II, afdeling 1, op de uiteindelijke deelnemende onderneming op nationaal niveau toe te passen en ingeval de in artikel 213 bedoelde uiteindelijke deelnemende onderneming op Gemeenschapsniveau overeenkomstig artikel 229 of artikel 231, lid 5, toestemming heeft gekregen zowel het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep als het solvabiliteitskapitaalvereiste van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep op basis van een intern model te berekenen, wordt dat besluit als definitief erkend en door de toezichthoudende autoriteit van de betrokken lidstaat toegepast.

Ingeval de toezichthoudende autoriteit in een dergelijke situatie van mening is dat het risicoprofiel van de uiteindelijke deelnemende onderneming op nationaal niveau duidelijk afwijkt van het op Gemeenschapsniveau goedgekeurde interne model, en zolang deze onderneming niet afdoende tegemoet komt aan de bezorgdheden van de toezichthoudende autoriteit, kan deze toezichthoudende autoriteit besluiten op het uit de toepassing van dit model voor deze onderneming resulterende solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep een opslagfactor toe te passen, of, in uitzonderlijke omstandigheden waarin de toepassing van een dergelijke opslagfactor niet gepast is, verlangen dat deze onderneming haar solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep op basis van de standaardformule berekent.

De toezichthoudende autoriteit legt deze besluiten uit aan zowel de onderneming als de groepstoezichthouder.

5. Ingeval de toezichthoudende autoriteit besluit hoofdstuk II, afdeling 1, op de uiteindelijke deelnemende onderneming op nationaal niveau toe te passen, is het deze onderneming niet toegestaan overeenkomstig de artikelen 234 of 247 een aanvraag in te dienen om één of meer van haar dochterondernemingen aan de artikelen 236 tot en met 241 te onderwerpen.

6. Ingeval de lidstaten hun toezichthoudende autoriteiten toestaan het in lid 1 bedoelde besluit te nemen, bepalen zij dat dergelijke besluiten niet kunnen worden genomen of gehandhaafd wanneer de uiteindelijke deelnemende onderneming op nationaal niveau een dochteronderneming van de in artikel 213 bedoelde uiteindelijke deelnemende onderneming op Gemeenschapsniveau is en deze laatste overeenkomstig de artikelen 235 of 247 toestemming heeft gekregen om deze dochteronderneming aan de artikelen 236 tot en met 241 te onderwerpen.

7. De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen aannemen waarin nadere invulling wordt gegeven aan de omstandigheden waaronder het in lid 1 bedoelde besluit kan worden genomen.

Deze maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Artikel 215


Deelnemende onderneming die meerdere lidstaten bestrijkt

1. Ingeval de lidstaten hun toezichthoudende autoriteiten toestaan het in artikel 214 bedoelde besluit te nemen, staan zij hun ook toe te besluiten een overeenkomst te sluiten met toezichthoudende autoriteiten van andere lidstaten waar een andere verbonden uiteindelijke deelnemende onderneming op nationaal niveau aanwezig is, teneinde groepstoezicht uit te oefenen op het niveau van een subgroep die meerdere lidstaten bestrijkt.

Wanneer de betrokken toezichthoudende autoriteiten een overeenkomst in de zin van de eerste alinea van dit lid hebben gesloten, mag geen groepstoezicht worden uitgeoefend op het niveau van een in artikel 214 bedoelde uiteindelijke deelnemende onderneming die in andere lidstaten aanwezig is dan de lidstaat waar de in de eerste alinea van dit lid bedoelde subgroep is gevestigd.

2. Het bepaalde in artikel 214, leden 2 tot en met 6, is mutatis mutandis van toepassing.

3. De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen aan waarin nadere invulling wordt gegeven aan de omstandigheden waaronder het in lid 1 bedoelde besluit kan worden genomen.

Deze maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

HOOFDSTUK II - FINANCIËLE POSITIE

Afdeling 1 - Groepssolvabiliteit

Onderafdeling 1 – Algemene bepalingen

Artikel 216


Toezicht op groepssolvabiliteit

1. Op de groepssolvabiliteit wordt toezicht uitgeoefend overeenkomstig de leden 2 en 3, artikel 250 en hoofdstuk III.

2. In het in artikel 211, lid 2, onder a), bedoelde geval schrijven de lidstaten voor dat de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsondernemingen ervoor moeten zorgen dat er in de groep in aanmerking komend eigen vermogen beschikbaar is dat altijd ten minste gelijk is aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep zoals berekend overeenkomstig de onderafdelingen 2, 3 en 4.

3. In het in artikel 211, lid 2, onder b), bedoelde geval schrijven de lidstaten voor dat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een groep ervoor moeten zorgen dat er in de groep in aanmerking komend eigen vermogen beschikbaar is dat altijd ten minste gelijk is aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep zoals berekend overeenkomstig onderafdeling 5.

4. De in de leden 2 en 3 bedoelde kapitaalvereisten worden overeenkomstig hoofdstuk III door de groepstoezichthouder aan toezicht onderworpen. Het bepaalde in artikel 134 en in artikel 136, leden 1, 2 en 3, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 217


Berekeningsfrequentie

1. De groepstoezichthouder zorgt ervoor dat de in artikel 216, leden 2 en 3, bedoelde berekeningen ten minste eenmaal per jaar worden uitgevoerd, hetzij door de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, hetzij door de verzekeringsholding.

De voor de berekening benodigde gegevens en de resultaten van de berekening worden aan de groepstoezichthouder voorgelegd door de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming, of, indien aan het hoofd van de groep geen verzekerings- of herverzekeringsonderneming staat, door de verzekeringsholding of door de tot de groep behorende onderneming die door de groepstoezichthouder na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en met de groep zelf is aangewezen.

2. Het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep wordt continu door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings bewaakt. Wanneer het risicoprofiel van de groep in aanzienlijke mate afwijkt van de veronderstellingen die aan het laatst gerapporteerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep ten grondslag liggen, wordt het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep onmiddellijk herberekend en aan de groepstoezichthouder medegedeeld.

Indien er aanwijzingen zijn dat het risicoprofiel van de groep in aanzienlijke mate is gewijzigd sinds de datum waarop de laatste rapportage van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep heeft plaatsgevonden, kan de groepstoezichthouder een herberekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep verlangen.

Onderafdeling 2 – Keuze van de berekeningsmethode en algemene beginselen

Artikel 218


Methodekeuze

1. De solvabiliteit op het niveau van de groep van de in artikel 211, lid 2, onder a), bedoelde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen wordt berekend overeenkomstig de technische beginselen en één van de methoden die in de artikelen 219 tot en met 231 zijn beschreven .

2. De lidstaten bepalen dat de berekening van de solvabiliteit op het niveau van de groep van in artikel 211, lid 2, onder a), bedoelde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen wordt uitgevoerd volgens de in onderafdeling 4 beschreven methode 1.

De lidstaten staan hun toezichthoudende autoriteiten evenwel toe om, indien zij met betrekking tot een bepaalde groep de rol van groepstoezichthouder vervullen, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groep zelf, te besluiten de in onderafdeling 4 beschreven methode 2 of een combinatie van de methoden 1 en 2 toe te passen indien de uitsluitende toepassing van methode 1 ongepast zou zijn.

Artikel 219


Proportionaliteit

1. Bij de berekening van de groepssolvabiliteit wordt rekening gehouden met het proportionele deel dat de deelnemende verzekeringsonderneming in met haar verbonden verzekeringsondernemingen bezit.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder proportioneel deel het volgende verstaan:

a) ofwel, bij toepassing van methode 1, de percentages die worden gebruikt voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening;

b) ofwel, bij toepassing van methode 2, het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat rechtstreeks of middellijk het eigendom is van de deelnemende onderneming.

Ongeacht welke methode wordt toegepast, wordt echter, indien de verbonden onderneming een dochteronderneming is en onvoldoende in aanmerking komend eigen vermogen bezit om haar solvabiliteitskapitaalvereiste te dekken, het totale solvabiliteitstekort van de dochteronderneming in aanmerking genomen.

Ingeval de toezichthoudende autoriteiten van oordeel zijn dat de aansprakelijkheid van de moederonderneming die een gedeelte van het kapitaal in eigendom heeft, strikt tot dat gedeelte van het kapitaal is beperkt, kan de groepstoezichthouder niettemin toestaan dat het solvabiliteitstekort van de dochteronderneming op proportionele grondslag in aanmerking wordt genomen.

2. In de onderstaande gevallen bepaalt de groepstoezichthouder, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groep zelf, het proportionele deel dat in aanmerking wordt genomen:

a) indien tussen sommige van de ondernemingen in een groep geen kapitaalbanden bestaan;

b) indien een toezichthoudende autoriteit heeft bepaald dat het rechtstreekse of middellijke bezit van stemrechten of kapitaal van een onderneming als een deelneming moet worden aangemerkt, omdat naar haar mening feitelijk een aanzienlijke invloed op de betrokken onderneming wordt uitgeoefend.

Artikel 220


Uitsluiting van het meermaals gebruiken van in aanmerking komend eigen vermogen

1. Het is niet toegestaan dat eigen vermogen dat voor het solvabiliteitskapitaalvereiste in aanmerking komt, meerdere malen wordt gebruikt voor de verschillende verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die bij de berekening betrokken zijn.

Daartoe worden bij de berekening van de groepssolvabiliteit en voor zover de in onderafdeling 4 beschreven methoden daarin nog niet voorzien, de volgende bedragen van de berekening uitgesloten:

a) de waarde van activa van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming die de financiering vertegenwoordigen van eigen vermogen dat in aanmerking komt voor het solvabiliteitskapitaalvereiste van een van de met haar verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;

b) de waarde van activa van een met de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming die de financiering vertegenwoordigen van eigen vermogen dat in aanmerking komt voor het solvabiliteitskapitaalvereiste van die deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

c) de waarde van activa van een met de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming die de financiering vertegenwoordigen van eigen vermogen dat in aanmerking komt voor het solvabiliteitskapitaalvereiste van andere met die deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen.

2. Onverminderd lid 1 mogen onderstaande vermogensbestanddelen alleen in de berekening worden betrokken voor zover zij in aanmerking komen voor de dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de betrokken verbonden onderneming:

a) winstreserves en toekomstige winsten die gegenereerd worden in een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de deelnemende levensverzekerings- of herverzekeringsonderneming waarvoor de groepssolvabiliteit wordt berekend;

b) het geplaatste maar niet-gestorte aandelenkapitaal van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming waarvoor de groepssolvabiliteit wordt berekend.

De volgende bestanddelen worden in elk geval van de berekening uitgesloten:

a) geplaatst maar niet-gestort aandelenkapitaal dat een potentiële verplichting van de zijde van de deelnemende onderneming vormt;

b) geplaatst maar niet-gestort aandelenkapitaal van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming dat een potentiële verplichting van de zijde van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming vormt;

c) geplaatst maar niet-gestort aandelenkapitaal van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming dat een potentiële verplichting van de zijde van een andere met dezelfde deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming vormt.

3. Indien de toezichthoudende autoriteiten van mening zijn dat bepaald ander dan in lid 2 bedoeld eigen vermogen dat voor het solvabiliteitskapitaalvereiste van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming in aanmerking komt, niet effectief beschikbaar mag worden gesteld voor de dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming waarvoor de groepssolvabiliteit wordt berekend, mag dat eigen vermogen slechts in de berekening worden opgenomen voor zover het in aanmerking komt voor de dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verbonden onderneming.

4. De som van de in de leden 2 en 3 bedoelde vermogensbestanddelen mag het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet overschrijden.

5. In aanmerking komend eigen vermogen dat afkomstig is van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming waarvoor de groepssolvabiliteit wordt berekend, en waarvan de inaanmerkingneming voorafgaande toestemming van de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 89 vereist, mag alleen in de berekening worden betrokken voor zover daarvoor toestemming is gekregen van de toezichthoudende autoriteit die voor het toezicht op die verbonden onderneming verantwoordelijk is.

Artikel 221


Uitsluiting van de schepping van kapitaal binnen een groep

1. Bij de berekening van de groepssolvabiliteit wordt geen rekening gehouden met het voor het solvabiliteitskapitaalvereiste in aanmerking komend eigen vermogen dat afkomstig is van de wederzijdse financiering tussen de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming en:

a) een daarmee verbonden onderneming;

b) een daarin deelnemende onderneming;

c) een andere verbonden onderneming van een van haar deelnemende ondernemingen.

2. Bij de berekening van de groepssolvabiliteit wordt geen rekening gehouden met het voor het solvabiliteitskapitaalvereiste in aanmerking komend eigen vermogen van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming waarvoor de groepssolvabiliteit wordt berekend, wanneer het desbetreffende eigen vermogen afkomstig is van de wederzijdse financiering met een andere met die deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming verbonden onderneming.

3. Er wordt met name ten minste geacht van wederzijdse financiering sprake te zijn wanneer een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een van de met haar verbonden ondernemingen houdster is van aandelen in, of leningen verstrekt aan een andere onderneming die, rechtstreeks of middellijk, houdster is van voor het solvabiliteitskapitaalvereiste in aanmerking komend eigen vermogen van de eerste ondernemingen.

Artikel 222


Waardering

De activa en passiva worden gewaardeerd overeenkomstig artikel 74.

Onderafdeling 3 – Toepassing van de berekeningsmethoden

Artikel 223


Verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen

Wanneer er meerdere verzekerings- of herverzekeringsondernemingen met een verzekerings- of herverzekeringsonderneming verbonden zijn, wordt bij de berekening van de groepssolvabiliteit elk van deze verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen in aanmerking genomen.

De lidstaten kunnen voorschrijven dat, wanneer de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming haar hoofdkantoor heeft in een andere lidstaat dan die van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming waarvoor de groepssolvabiliteit wordt berekend, bij de berekening met betrekking tot de verbonden onderneming rekening moet worden gehouden met het solvabiliteitskapitaalvereiste en met het voor het voldoen aan dat vereiste in aanmerking komend eigen vermogen als voorgeschreven in die andere lidstaat.

Artikel 224


Verzekeringstussenholding

1. Bij de berekening van de groepssolvabiliteit van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming met een deelneming in een verbonden verzekeringsonderneming, een verbonden herverzekeringsonderneming, een verzekeringsonderneming van een derde land of een herverzekeringsonderneming van een derde land middels een verzekeringstussenholding, wordt met de positie van de verzekeringstussenholding rekening gehouden.

Louter voor deze berekening wordt de verzekeringstussenholding behandeld als betrof het een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die onderworpen is aan de voorschriften van titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 1, 2 en 3, met betrekking tot het solvabiliteitskapitaalvereiste en aan dezelfde voorwaarden als die van titel I, hoofdstuk VI, afdeling 3, onderafdelingen 1, 2 en 3, met betrekking tot het voor het solvabiliteitskapitaalvereiste in aanmerking komend eigen vermogen.

2. Indien een verzekeringstussenholding achtergestelde schuldvorderingen of ander in aanmerking komend eigen vermogen bezit waarvoor overeenkomstig artikel 98 een bovengrens geldt, worden deze bestanddelen slechts als in aanmerking komend eigen vermogen erkend ten belope van het bedrag dat wordt verkregen door de in artikel 98 vastgelegde bovengrens toe te passen op het totale in aanmerking komend eigen vermogen op groepsniveau in vergelijking met het solvabiliteitskapitaalvereiste op groepsniveau.

In aanmerking komend eigen vermogen van een verzekeringstussenholding waarvan de inaanmerkingneming de voorafgaande toestemming van de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 89 zou vereisen indien het in bezit van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming zou zijn, mag alleen in de berekening van de groepssolvabiliteit worden betrokken voor zover daarvoor toestemming is gekregen van de groepstoezichthouder.

Artikel 225


Verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen

1. Bij de berekening van de groepssolvabiliteit van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land deelnemende onderneming is, wordt louter voor de berekening de onderneming van het derde land op dezelfde wijze behandeld als een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

Wanneer het derde land waar deze onderneming haar hoofdkantoor heeft, de betrokken onderneming onderwerpt aan een vergunning en haar een solvabiliteitsregeling oplegt die ten minste gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI, kunnen de lidstaten evenwel voorschrijven dat bij de berekening met betrekking tot deze onderneming rekening moet worden gehouden met het solvabiliteitskapitaalvereiste en met het voor het voldoen aan dat vereiste in aanmerking komend eigen vermogen als voorgeschreven door het betrokken derde land.

2. De verificatie of de regeling van het derde land ten minste gelijkwaardig is, wordt uitgevoerd door de groepstoezichthouder op verzoek van de deelnemende onderneming of op eigen initiatief.

De groepstoezichthouder raadpleegt de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen alvorens een besluit over de gelijkwaardigheid te nemen.

3. Na raadpleging van het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen besluit de Commissie volgens de procedure van artikel 304, lid 2, of de solvabiliteitsregeling van een derde land gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI.

Deze besluiten worden regelmatig aan een nieuw onderzoek onderworpen om rekening te houden met eventuele wijzigingen in de solvabiliteitsregeling van titel I, hoofdstuk VI, en in de solvabiliteitsregeling van het derde land.

4. Wanneer in een overeenkomstig lid 3 door de Commissie aangenomen besluit wordt geconcludeerd dat de solvabiliteitsregeling van een derde land gelijkwaardig is, is lid 2 niet van toepassing.

Wanneer in een overeenkomstig lid 3 door de Commissie aangenomen besluit wordt geconcludeerd dat de solvabiliteitsregeling van een derde land niet gelijkwaardig is, is de in lid 1, tweede alinea, bedoelde optie om rekening te houden met het solvabiliteitskapitaalvereiste en met het in aanmerking komend eigen vermogen als voorgeschreven door het betrokken derde land, niet van toepassing en wordt de verzekerings- of herverzekeringsonderneming van het derde land uitsluitend in overeenstemming met lid 1, eerste alinea, behandeld.

Artikel 226


Verbonden kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen

Bij de berekening van de groepssolvabiliteit van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een in een kredietinstelling, beleggingsonderneming of financiële instelling deelnemende onderneming is, staan de lidstaten hun deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen toe om mutatis mutandis de methoden 1 of 2 van bijlage I bij Richtlijn 2002/87/EG toe te passen. Methode 1 van deze bijlage wordt echter alleen toegepast indien de groepstoezichthouder tevreden is met het niveau van geïntegreerd beheer en interne controle van de entiteiten die onder de consolidatie zouden vallen. De gekozen methode wordt consequent toegepast in de tijd.

De lidstaten staan hun toezichthoudende autoriteiten evenwel toe om, indien zij met betrekking tot een bepaalde groep de rol van groepstoezichthouder vervullen, op verzoek van de deelnemende onderneming of op eigen initiatief te besluiten een in de eerste alinea bedoelde deelneming van het voor de groepssolvabiliteit van de deelnemende onderneming in aanmerking komend eigen vermogen af te trekken.

Artikel 227


Onbeschikbaarheid van de benodigde informatie

Wanneer de betrokken toezichthoudende autoriteiten niet beschikken over de voor de berekening van de groepssolvabiliteit van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming benodigde informatie over een verbonden onderneming met hoofdkantoor in een lidstaat of een derde land, wordt de boekwaarde van deze onderneming in de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming in mindering gebracht op het voor de groepssolvabiliteit in aanmerking komend eigen vermogen.

In dat geval worden met deze deelneming verband houdende stille meerwaarden niet als voor de groepssolvabiliteit in aanmerking komend eigen vermogen aanvaard.

Onderafdeling 4 – Berekeningsmethoden

Artikel 228


Methode 1 (standaardmethode): methode op basis van consolidatie van jaarrekeningen

1. De groepssolvabiliteit van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming wordt berekend aan de hand van de geconsolideerde jaarrekening.

De groepssolvabiliteit van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming is het verschil tussen:

a) het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor de dekking van het op basis van geconsolideerde gegevens berekende solvabiliteitskapitaalvereiste;

b) het op basis van geconsolideerde gegevens berekende solvabiliteitskapitaalvereiste op groepsniveau.

De voorschriften van titel I, hoofdstuk VI, afdeling 3, onderafdelingen 1, 2 en 3, en van titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 1, 2 en 3, zijn van toepassing voor de berekening van het voor het solvabiliteitskapitaalvereiste in aanmerking komend eigen vermogen en van het op basis van geconsolideerde gegevens berekende solvabiliteitskapitaalvereiste op groepsniveau.

2. Het op basis van geconsolideerde gegevens berekende solvabiliteitskapitaalvereiste op groepsniveau (het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep) wordt berekend aan de hand van hetzij de standaardformule, hetzij een goedgekeurd intern model, op een wijze die strookt met de algemene beginselen vervat in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 1 en 2, en in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 1 en 3.

Het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep is ten minste gelijk aan de som van:

a) het in artikel 127 bedoelde minimumkapitaalvereiste (het minimumkapitaalvereiste) van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

b) het proportionele deel van het minimumkapitaalvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen.

Dit minimum wordt gedekt door het in aanmerking komend eigen vermogen dat overeenkomstig artikel 98, lid 5, is bepaald.

Om uit te maken of dit in aanmerking komend eigen vermogen aanvaardbaar is voor de dekking van het minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep, zijn de beginselen van de artikelen 219 tot en met 227 mutatis mutandis van toepassing. Het bepaalde in artikel 137, leden 1 en 2, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 229


Intern model van een groep

1. Indien een verzekerings- of herverzekeringsonderneming en haar verbonden ondernemingen, of de verbonden ondernemingen van een verzekeringsholding gezamenlijk een aanvraag indienen om zowel het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep als het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep op basis van een intern model te mogen berekenen, bepalen de betrokken toezichthoudende autoriteiten in onderling overleg of zij deze aanvraag al dan niet inwilligen en onder welke eventuele voorwaarden deze aanvraag wordt ingewilligd.

De in de eerste alinea bedoelde aanvraag wordt alleen bij de groepstoezichthouder ingediend.

De groepstoezichthouder stelt de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten onverwijld daarvan in kennis.

2. De betrokken toezichthoudende autoriteiten doen alles wat in hun vermogen ligt om binnen zes maanden na de datum van ontvangst door de groepstoezichthouder van de volledige aanvraag een gezamenlijk besluit over de aanvraag te nemen.

De groepstoezichthouder doet de volledige aanvraag onverwijld aan de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen.

3. Tijdens de in lid 2 bedoelde periode raadpleegt de groepstoezichthouder op verzoek van hetzij de deelnemende onderneming, hetzij één van de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen. De groepstoezichthouder kan het comité ook op eigen initiatief raadplegen.

Wanneer het Comité wordt geraadpleegd, wordt de in lid 2 bedoelde periode met twee maanden verlengd.

4. Wanneer het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen is geraadpleegd, bestuderen de betrokken toezichthoudende autoriteiten het advies van dit comité alvorens een gezamenlijk besluit te nemen.

De groepstoezichthouder doet het in lid 2 bedoelde gezamenlijk besluit schriftelijk, met opgaaf van redenen en van een verklaring van elke aanzienlijke afwijking van de standpunten van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen, aan de aanvrager toekomen.

Dit gezamenlijk besluit wordt als definitief erkend en door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

5. Indien er binnen de in respectievelijk lid 2 en lid 3 vastgestelde termijnen geen gezamenlijk besluit is, neemt de groepstoezichthouder op eigen gezag een besluit over de aanvraag.

Bij het nemen van zijn besluit houdt de groepstoezichthouder naar behoren rekening met het volgende:

a) de tijdens de toepasselijke termijn door de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten geuite standpunten en voorbehouden;

b) ingeval het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen is geraadpleegd, het advies van dit comité.

Het besluit wordt op schrift gesteld, met volledige opgaaf van redenen en van een verklaring van elke aanzienlijke afwijking van de standpunten van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen.

De groepstoezichthouder doet het besluit aan de aanvrager en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen.

Dit besluit wordt als definitief erkend en door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

6. Ingeval één van de betrokken toezichthoudende autoriteiten van mening is dat het risicoprofiel van een onder haar toezicht staande verzekerings- of herverzekeringsonderneming duidelijk afwijkt van het op groepsniveau goedgekeurde interne model, en zolang deze onderneming niet afdoende aan de bezorgdheden van de toezichthoudende autoriteit tegemoet is gekomen, kan deze autoriteit overeenkomstig artikel 37 besluiten op het uit de toepassing van dit interne model voor deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming resulterende solvabiliteitskapitaalvereiste een opslagfactor toe te passen.

In uitzonderlijke omstandigheden waarin de toepassing van een dergelijke opslagfactor niet gepast is, kan de toezichthoudende autoriteit verlangen dat de betrokken onderneming haar solvabiliteitskapitaalvereiste berekent op basis van de in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 1 en 2, bedoelde standaardformule.

De toezichthoudende autoriteit legt eventuele in de eerste en de tweede alinea bedoelde besluiten uit aan zowel de verzekerings- of herverzekeringsonderneming als de groepstoezichthouder.

Artikel 230


Groepsopslagfactor van het kapitaalvereiste

Bij het bepalen of het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep het risicoprofiel van de groep adequaat weergeeft, besteedt de groepstoezichthouder bijzondere aandacht aan het volgende:

a) eventuele specifieke risico's op groepsniveau die onvoldoende gedekt zijn door de standaardformule of het gebruikte interne model omdat deze moeilijk te kwantificeren vallen;

b) opslagfactoren die overeenkomstig artikel 37 en artikel 229, lid 6, door de betrokken toezichthoudende autoriteiten op het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen zijn toegepast.

Ingeval het risicoprofiel van de groep niet adequaat wordt weergegeven, kan op het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep een opslagfactor worden toegepast.

Om uit te maken of er niet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep wordt voldaan, wordt het inadequate geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep vervangen door het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep na toepassing van de opslagfactor.

Artikel 231


Methode 2 (alternatieve methode): aftrek en aggregatie

1. De groepssolvabiliteit van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming is het verschil tussen:

a) het geaggregeerde in aanmerking komend eigen vermogen van de groep zoals bepaald in lid 2;

b) de waarde in de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en het geaggregeerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep zoals bepaald in lid 3.

2. Het geaggregeerde in aanmerking komend eigen vermogen van de groep is gelijk aan de som van:

a) het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor het solvabiliteitskapitaalvereiste van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

b) het proportionele deel van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming in het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen.

3. Het geaggregeerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep is gelijk aan de som van:

a) het solvabiliteitskapitaalvereiste van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

b) het proportionele deel van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen.

4. Wanneer de deelneming in de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming geheel of ten dele bestaat in de vorm van middellijke eigendom, dan wordt in de waarde in de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen de waarde van die middellijke eigendom meegenomen, met inachtneming van de desbetreffende successieve interesten, en worden in de in lid 2, onder b), en lid 3, onder b), bedoelde bestanddelen de overeenkomstige proportionele delen meegenomen van respectievelijk het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen.

5. Indien een verzekerings- of herverzekeringsonderneming en haar verbonden ondernemingen, of de verbonden ondernemingen van een verzekeringsholding gezamenlijk een aanvraag indienen om het solvabiliteitskapitaalvereiste van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep op basis van een intern model te mogen berekenen, is artikel 229 mutatis mutandis van toepassing.

6. Bij het bepalen of het overeenkomstig lid 3 berekende geaggregeerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep het risicoprofiel van de groep adequaat weergeeft, besteden de betrokken toezichthoudende autoriteiten bijzondere aandacht aan eventuele specifieke risico's op groepsniveau die onvoldoende gedekt zijn omdat deze moeilijk te kwantificeren vallen.

Ingeval het risicoprofiel van de groep duidelijk afwijkt van de aannames die aan het geaggregeerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep ten grondslag liggen, kan op het geaggregeerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep een opslagfactor toegepast.

Om uit te maken of er niet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep wordt voldaan, wordt het inadequate geaggregeerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep vervangen door het geaggregeerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep na toepassing van de opslagfactor.

Artikel 232


Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen aannemen waarin nadere invulling wordt gegeven aan de technische beginselen en methoden vervat in de artikelen 218 tot en met 227 en de toepassing van de artikelen 228 tot en met 231 om een eenvormige toepassing in de Gemeenschap te bevorderen.

Deze maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Onderafdeling 5 – Toezicht op de groepssolvabiliteit van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die dochterondernemingen van een verzekeringsholding zijn

Artikel 233


Groepssolvabiliteit van een verzekeringsholding

Ingeval verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dochterondernemingen van een verzekeringsholding zijn, draagt de groepstoezichthouder er zorg voor dat de solvabiliteit van de groep op het niveau van de verzekeringsholding wordt berekend met toepassing van artikel 218, lid 2, en de artikelen 219 tot en met 231.

Bij deze berekening wordt de moederonderneming behandeld als betrof het een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die onderworpen is aan de voorschriften van titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 1, 2 en 3, met betrekking tot het solvabiliteitskapitaalvereiste en aan dezelfde voorwaarden als die van titel I, hoofdstuk VI, afdeling 3, onderafdelingen 1, 2 en 3, met betrekking tot het voor het solvabiliteitskapitaalvereiste in aanmerking komend eigen vermogen.

Onderafdeling 6 – Groepsondersteuning

Artikel 234


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: voorwaarden

De lidstaten schrijven voor dat de voorschriften van de artikelen 236 tot en met 241 van toepassing zijn op elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming die de dochteronderneming van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is wanneer deze laatste daarom verzoekt en indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) de dochteronderneming ten aanzien waarvan de groepstoezichthouder geen besluit overeenkomstig artikel 212, lid 2, heeft genomen, valt onder het groepstoezicht dat overeenkomstig deze titel door de groepstoezichthouder op het niveau van de moederonderneming wordt uitgeoefend;

b) de risicobeheerprocessen en internecontrolemechanismen van de moederonderneming bestrijken de dochteronderneming, en de moederonderneming toont ten genoegen van de betrokken toezichthoudende autoriteiten aan dat er van een prudente bedrijfsvoering van de dochteronderneming sprake is;

c) de moederonderneming heeft schriftelijk en in een overeenkomstig artikel 237 door de groepstoezichthouder aanvaard juridisch bindend document verklaard te garanderen dat overeenkomstig artikel 98, lid 5, in aanmerking komend eigen vermogen indien nodig en tot het uit de toepassing van artikel 237 resulterende maximum zal worden overgedragen;

d) de moederonderneming heeft een aanvraag ingediend om aan de artikelen 236 tot en met 241 te worden onderworpen en deze aanvraag is ingewilligd volgens de procedure van artikel 235.

Artikel 235


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming:

besluit over de aanvraag

1. Bij aanvragen om aan de voorschriften van de artikelen 236 tot en met 241 te worden onderworpen, bepalen de betrokken toezichthoudende autoriteiten in onderling overleg of zij de aanvraag al dan niet inwilligen en onder welke eventuele voorwaarden deze aanvraag wordt ingewilligd.

De in de eerste alinea bedoelde aanvraag wordt alleen bij de groepstoezichthouder ingediend. De groepstoezichthouder stelt de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten onverwijld daarvan in kennis.

2. De betrokken toezichthoudende autoriteiten doen alles wat in hun vermogen ligt om binnen zes maanden na de datum van ontvangst door de groepstoezichthouder van de volledige aanvraag een gezamenlijk besluit over de aanvraag te nemen.

De groepstoezichthouder doet de volledige aanvraag onverwijld aan de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen.

Het gezamenlijk besluit wordt op schrift gesteld, met volledige opgaaf van redenen, en de groepstoezichthouder doet het aan de aanvrager toekomen. Het bovenbedoelde gezamenlijk besluit wordt als definitief erkend en door de toezichthoudende autoriteiten van de betrokken lidstaten toegepast.

3. Indien er binnen de zes maanden geen gezamenlijk besluit van de betrokken toezichthoudende autoriteiten is, neemt de groepstoezichthouder op eigen gezag een besluit over de aanvraag. Het besluit wordt op schrift gesteld met volledige opgaaf van redenen en met inaanmerkingneming van de gedurende de termijn van zes maanden door de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten geuite standpunten en voorbehouden. De groepstoezichthouder doet het besluit aan de aanvrager en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen. Dit besluit wordt als definitief erkend en door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

Artikel 236


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming:

vaststelling van het solvabiliteitskapitaalvereiste

1. In afwijking van de artikelen 37 en 229 wordt het solvabiliteitskapitaalvereiste van de dochteronderneming berekend overeenkomstig de leden 2, 3 en 4.

2. Ingeval het solvabiliteitskapitaalvereiste van de dochteronderneming wordt berekend op basis van een overeenkomstig artikel 229 op groepsniveau goedgekeurd intern model en indien de toezichthoudende autoriteit die aan de dochteronderneming vergunning heeft verleend van mening is dat het risicoprofiel duidelijk afwijkt van dit interne model, en zolang deze onderneming niet afdoende aan de bezorgdheden van de toezichthoudende autoriteit tegemoet is gekomen, kan deze autoriteit in de in artikel 37 bedoelde gevallen aan de groepstoezichthouder voorstellen op het uit de toepassing van dit interne model voor deze dochteronderneming resulterende solvabiliteitskapitaalvereiste een opslagfactor toe te passen, of, in uitzonderlijke omstandigheden waarin de toepassing van een dergelijke opslagfactor niet gepast is, te verlangen dat deze onderneming haar solvabiliteitskapitaalvereiste berekent op basis van de standaardformule. De toezichthoudende autoriteit deelt de redenen waarom zij een dergelijk voorstel doet, aan zowel de dochteronderneming als de groepstoezichthouder mede.

3. Ingeval het solvabiliteitskapitaalvereiste van de dochteronderneming wordt berekend op basis van de standaardformule en indien de toezichthoudende autoriteit die aan de dochteronderneming vergunning heeft verleend van mening is dat het risicoprofiel van die onderneming duidelijk afwijkt van de aannames die aan de standaardformule ten grondslag liggen, en zolang deze onderneming niet afdoende tegemoet komt aan de bezorgdheden van de toezichthoudende autoriteit, kan deze autoriteit in de in artikel 37 bedoelde gevallen aan de groepstoezichthouder voorstellen op het solvabiliteitskapitaalvereiste van die dochteronderneming een opslagfactor toe te passen.

De toezichthoudende autoriteit deelt de redenen waarom zij een dergelijk voorstel doet, aan zowel de dochteronderneming als de groepstoezichthouder mede.

4. Indien de toezichthoudende autoriteit en de groepstoezichthouder het oneens zijn, of als er binnen de maand na de indiening van het voorstel door de toezichthoudende autoriteit geen besluit van de groepstoezichthouder is, wordt de zaak ter raadpleging voorgelegd aan het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen, dat binnen de twee maanden advies daarover uitbrengt.

De groepstoezichthouder bestudeert dit advies alvorens een definitief besluit te nemen. De groepstoezichthouder legt het besluit aan de dochteronderneming en de toezichthoudende autoriteit voor.

Indien er binnen een maand na de datum van het advies van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen geen definitief besluit van de groepstoezichthouder is, wordt het voorstel van de toezichthoudende autoriteit geacht te zijn aanvaard.

Artikel 237


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming:

dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste

1. In afwijking van artikel 98, lid 4, wordt elk verschil tussen het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste van de dochteronderneming gedekt door ofwel overeenkomstig artikel 98, lid 4, in aanmerking komend eigen vermogen, ofwel groepsondersteuning, ofwel een combinatie van beide.

In het kader van de indeling van eigen vermogen in tiers overeenkomstig de artikelen 93 tot en met 96 wordt groepsondersteuning als aanvullend vermogen behandeld.

2. De groepsondersteuning neemt de vorm aan van een aan de groepstoezichthouder gedane toezegging die is vastgelegd in een juridisch bindend document waarin de verbintenis wordt aangegaan om overeenkomstig artikel 98, lid 5, in aanmerking komend eigen vermogen over te dragen.

3. Alvorens de in lid 2 bedoelde toezegging te aanvaarden, verifieert de groepstoezichthouder het volgende:

a) dat de groep over voldoende in aanmerking komend eigen vermogen beschikt om het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep te dekken;

b) dat er geen bestaande of verwachte feitelijke of juridische belemmering aanwezig is die de onmiddellijke overdracht van het in aanmerking komend eigen vermogen als bedoeld in lid 2 kan verhinderen;

c) dat het document met de toezegging van de groepsondersteuning voldoet aan alle vereisten uit hoofde van het recht van de moederonderneming om als een juridische verbintenis te worden erkend en dat beroep voor een gerechtelijke of administratieve instantie geen opschortend effect heeft.

Artikel 238


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming:

bewaking van het solvabiliteitskapitaalvereiste

1. In afwijking van artikel 136 is de toezichthoudende autoriteit die aan de dochteronderneming vergunning heeft verleend, niet verantwoordelijk voor de handhaving van haar solvabiliteitskapitaalvereiste door maatregelen te nemen op het niveau van de dochteronderneming.

Deze toezichthoudende autoriteit blijft het solvabiliteitskapitaalvereiste van de dochteronderneming evenwel bewaken overeenkomstig de leden 2 en 3.

2. Ingeval het solvabiliteitskapitaalvereiste niet langer volledig wordt gedekt door de combinatie van overeenkomstig artikel 98, lid 4, in aanmerking komend eigen vermogen en de overeenkomstig artikel 237 toegezegde groepsondersteuning, maar het overeenkomstig artikel 98, lid 5, in aanmerking komend eigen vermogen toereikend is om het minimumkapitaalvereiste te dekken, kan de toezichthoudende autoriteit de moederonderneming verzoeken een nieuwe toezegging te doen waardoor de groepsondersteuning wordt verhoogd tot het bedrag dat noodzakelijk is om het solvabiliteitskapitaalvereiste wederom volledig te dekken.

3. Ingeval het solvabiliteitskapitaalvereiste niet langer volledig wordt gedekt door de combinatie van overeenkomstig artikel 98, lid 4, in aanmerking komend eigen vermogen en de overeenkomstig artikel 237 toegezegde groepsondersteuning, en het overeenkomstig artikel 98, lid 5, in aanmerking komend eigen vermogen ontoereikend is om het minimumkapitaalvereiste te dekken, kan de toezichthoudende autoriteit de moederonderneming verzoeken om zoveel overeenkomstig artikel 98, lid 5, in aanmerking komend eigen vermogen over te dragen als noodzakelijk is om het minimumkapitaalvereiste wederom volledig te dekken en om een nieuwe toezegging te doen waardoor de groepsondersteuning wordt verhoogd tot het bedrag dat noodzakelijk is om het solvabiliteitskapitaalvereiste wederom volledig te dekken.

4. Alvorens een in de leden 2 of 3 bedoelde nieuwe toezegging te aanvaarden, verifieert de groepstoezichthouder of aan de voorwaarden van artikel 237 is voldaan.

Indien de moederonderneming de gevraagde nieuwe toezegging niet doet, of indien de gedane nieuwe toezegging niet wordt aanvaard, zijn de afwijkingen waarin de artikelen 236 en 237 en lid 1 voorzien, niet meer van toepassing.

De toezichthoudende autoriteit die aan de dochteronderneming vergunning heeft verleend, wordt opnieuw volledig verantwoordelijk voor de vaststelling van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de dochteronderneming en voor het nemen van passende maatregelen opdat het afdoende wordt gedekt door overeenkomstig artikel 98, lid 4, in aanmerking komend eigen vermogen. De moederonderneming wordt evenwel niet ontslagen van de verbintenis die uit de meest recente aanvaarde toezegging voortvloeit.

Artikel 239


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: liquidatie

In geval van liquidatie en insolventie van de dochteronderneming verzoekt de toezichthoudende autoriteit die aan de dochteronderneming vergunning heeft verleend, op eigen initiatief of op verzoek van een andere uit hoofde van titel IV ter zake van de liquidatieprocedure bevoegde instantie, de moederonderneming om tot het uit de meest recente aanvaarde toezegging voortvloeiende maximum van de groepsondersteuning in aanmerking komend eigen vermogen aan de dochteronderneming over te dragen, voor zover dit vereist is om aan de verplichtingen jegens de verzekeringnemers te voldoen.

Artikel 240


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming:

overdracht van eigen vermogen

1. In de in de artikelen 238 en 239 bedoelde gevallen richt de toezichthoudende autoriteit haar verzoek tot de moederonderneming en stelt zij de groepstoezichthouder onmiddellijk daarvan in kennis.

Ingeval de moederonderneming niet snel in aanmerking komend eigen vermogen aan de dochteronderneming overdraagt, wendt de groepstoezichthouder alle bevoegdheden waarover hij beschikt, met inbegrip van de bevoegdheid uit hoofde van artikel 142, aan om ervoor te zorgen dat de groep de gevraagde overdracht verricht zodra zulks doenbaar is.

2. De groepsondersteuning mag worden verleend uit het in aanmerking komend eigen vermogen dat in de moederonderneming of in een dochteronderneming aanwezig is, op voorwaarde dat de dochteronderneming waar dit aanwezig is, een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is waarvan het in aanmerking komend eigen vermogen haar minimumkapitaalvereiste overtreft. De toezichthoudende autoriteit die aan de betrokken dochteronderneming vergunning heeft verleend, mag de overdracht van dit in aanmerking komend eigen vermogen op overschot niet beletten.

Ingeval een dergelijke overdracht er evenwel toe zou leiden dat de betrokken dochteronderneming niet meer aan haar solvabiliteitskapitaalvereiste voldoet, wordt de overdracht afhankelijk gesteld van een toezegging door de moederonderneming van de nodige groepsondersteuning en van de aanvaarding van deze toezegging door de groepstoezichthouder.

3. Alvorens een overeenkomstig lid 2 gedane nieuwe toezegging te aanvaarden, verifieert de groepstoezichthouder of aan de voorwaarden van artikel 237 is voldaan. Bij de uitvoering van een overdracht overeenkomstig lid 1 verifieert de groepstoezichthouder evenwel of de groep over voldoende in aanmerking komend eigen vermogen blijft beschikken om het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep te dekken. Ingeval niet meer aan dit vereiste is voldaan, neemt de groepstoezichthouder passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de groep binnen een aanvaardbare termijn de nodige actie onderneemt.

Artikel 241


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: openbaarmaking

Het bestaan van toezeggingen van groepsondersteuning en het eventuele beroep daarop worden zowel door de moederonderneming als door de betrokken dochteronderneming openbaar gemaakt.

Artikel 242


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming:

einde van de toepasselijkheid van de afwijkingen voor een dochteronderneming

1. De afwijkingen waarin de artikelen 236, 237 en 238 voorzien, zijn niet meer van toepassing in de volgende gevallen:

a) er wordt niet meer voldaan aan de voorwaarde van artikel 234, onder a);

b) er wordt niet meer voldaan aan de voorwaarde van artikel 234, onder b), en de groep laat na om binnen een passende termijn wederom aan deze voorwaarde te voldoen.

Indien de groepstoezichthouder in het in de eerste alinea, onder a), bedoelde geval besluit de dochteronderneming niet langer in het door hem uitgevoerde groepstoezicht te betrekken, stelt hij de betrokken toezichthoudende autoriteit onmiddellijk daarvan in kennis.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), behoort het tot de verantwoordelijkheid van de moederonderneming om ervoor te zorgen dat doorlopend aan de voorwaarde wordt voldaan. Ingeval niet aan de voorwaarde wordt voldaan, stelt zij de groepstoezichthouder en de toezichthoudende autoriteit van de betrokken dochteronderneming onverwijld daarvan in kennis. De moederonderneming presenteert een plan opdat binnen een passende termijn wederom aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Onverminderd de derde alinea verifieert de groepstoezichthouder ten minste eenmaal per jaar op eigen initiatief of nog steeds aan de voorwaarde van artikel 234, onder b), is voldaan. De groepstoezichthouder verricht een dergelijke verificatie ook op verzoek van de betrokken toezichthoudende autoriteit wanneer deze zich ernstig zorgen maakt over de vraag of nog steeds aan deze voorwaarde is voldaan. Wanneer de verrichte verificatie tekortkomingen aan het licht brengt, verlangt de groepstoezichthouder van de moederonderneming dat deze een plan presenteert opdat binnen een passende termijn wederom aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Indien de groepstoezichthouder vaststelt dat het in de derde of vierde alinea bedoelde plan ontoereikend is, of later constateert dat het niet binnen de overeengekomen termijn wordt uitgevoerd, concludeert de groepstoezichthouder dat niet langer aan de voorwaarde van artikel 234, onder b), is voldaan en stelt hij de betrokken toezichthoudende autoriteit onmiddellijk daarvan in kennis.

2. Wanneer de afwijkingen waarin de artikelen 236, 237 en 238 voorzien, niet meer van toepassing zijn, wordt de toezichthoudende autoriteit die aan de dochteronderneming vergunning heeft verleend, opnieuw volledig verantwoordelijk voor de vaststelling van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de dochteronderneming en voor het nemen van passende maatregelen opdat het afdoende wordt gedekt door overeenkomstig artikel 98, lid 4, in aanmerking komend eigen vermogen. De moederonderneming wordt evenwel niet ontslagen van de verbintenissen die uit de meest recente overeenkomstig de artikelen 237, 238 en 240 aanvaarde toezeggingen voortvloeien.

Artikel 243


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming:

einde van de toepasselijkheid van de afwijkingen voor alle dochterondernemingen

1. Benevens de in artikel 242 bedoelde gevallen, zijn de afwijkingen waarin de artikelen 236, 237 en 238 voorzien, niet meer van toepassing in de volgende gevallen:

a) er wordt niet meer voldaan aan één van de voorwaarden van artikel 237, lid 3, en er wordt nagelaten om overeenkomstig lid 2 binnen een passende termijn wederom aan deze voorwaarde te voldoen;

b) de groep beschikt niet meer over voldoende in aanmerking komend eigen vermogen om het in artikel 228, lid 2, bedoelde minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep te dekken.

2. In het in lid 1, onder a), bedoelde geval behoort het tot de verantwoordelijkheid van de moederonderneming om ervoor te zorgen dat doorlopend aan alle voorwaarden wordt voldaan. Ingeval niet aan één van deze voorwaarden wordt voldaan, stelt zij de groepstoezichthouder en de toezichthoudende autoriteit van de betrokken dochteronderneming onverwijld daarvan in kennis. De moederonderneming presenteert een plan opdat binnen een passende termijn wederom aan alle voorwaarden wordt voldaan.

Onverminderd de eerste alinea verifieert de groepstoezichthouder ten minste eenmaal per jaar op eigen initiatief of nog steeds aan alle voorwaarden van artikel 237, lid 3, is voldaan. Wanneer de verrichte verificatie tekortkomingen aan het licht brengt, verlangt de groepstoezichthouder van de moederonderneming dat deze een plan presenteert opdat binnen een passende termijn wederom aan alle voorwaarden wordt voldaan.

Indien de groepstoezichthouder vaststelt dat het in de eerste of tweede alinea bedoelde plan ontoereikend is, of later constateert dat het niet binnen de overeengekomen termijn wordt uitgevoerd, concludeert de groepstoezichthouder dat niet langer aan alle voorwaarden van artikel 237, lid 3, wordt voldaan en stelt hij de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten onmiddellijk daarvan in kennis.

In het in lid 1, onder b), bedoelde geval stelt de groepstoezichthouder de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten onmiddellijk in kennis.

3. Wanneer de afwijkingen waarin de artikelen 236, 237 en 238 voorzien, niet meer van toepassing zijn, worden de toezichthoudende autoriteiten die vergunning hebben verleend aan een dochteronderneming waarop de voorschriften van de artikelen 236 tot en met 241 van toepassing zijn, opnieuw volledig verantwoordelijk voor de vaststelling van het solvabiliteitskapitaalvereiste van deze dochterondernemingen en voor het nemen van passende maatregelen opdat het afdoende wordt gedekt door overeenkomstig artikel 98, lid 4, in aanmerking komend eigen vermogen. De moederonderneming wordt evenwel niet ontslagen van de verbintenissen die uit de meest recente overeenkomstig de artikelen 237, 238 en 240 aanvaarde toezeggingen voortvloeien.

4. Wanneer de groep wederom over voldoende in aanmerking komend eigen vermogen beschikt om het in artikel 228, lid 2, bedoelde minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep te dekken, zijn de afwijkingen waarin de artikelen 236, 237 en 238 voorzien alleen van toepassing indien de moederonderneming een nieuwe aanvraag indient en de aanvraag volgens de procedure van artikel 235 wordt ingewilligd.

Artikel 244


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming:

vermindering van groepsondersteuning

1. Indien overeenkomstig de artikelen 238 of 239 meerdere verzoeken tot overdracht van in aanmerking komend eigen vermogen tot de moederonderneming en de groepstoezichthouder worden gericht en de groep over onvoldoende in aanmerking komend eigen vermogen beschikt om aan al deze verzoeken tegelijk te voldoen, worden de uit de meest recente aanvaarde toezeggingen resulterende bedragen waar nodig verminderd.

De vermindering wordt voor elke dochteronderneming op zodanige wijze berekend dat voor elke dochteronderneming hetzelfde verhoudingsgetal geldt tussen de som van haar beschikbare activa en een eventuele overdracht van de groep enerzijds en de som van haar technische voorzieningen en haar minimumkapitaalvereiste anderzijds.

2. De lidstaten zien erop toe dat de verplichtingen die voortvloeien uit verzekeringsovereenkomsten die door de moederonderneming zijn gesloten, niet gunstiger worden behandeld dan verplichtingen die voortvloeien uit verzekeringsovereenkomsten die zijn gesloten door een dochteronderneming waarvoor de voorschriften van de artikelen 236 tot en met 241 gelden.

Artikel 254


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming:

uitvoeringsmaatregelen

Teneinde een eenvormige toepassing van de artikelen 234 tot en met 244 te waarborgen, neemt de Commissie uitvoeringsmaatregelen aan tot vaststelling van het volgende:

a) de criteria die moeten worden gehanteerd bij de toetsing of aan de voorwaarden van artikel 234 is voldaan;

b) de criteria die moeten worden gehanteerd bij de verificatie of aan de vereisten van artikel 237 is voldaan;

c) de middelen waarvan gebruik moet worden gemaakt om de in artikel 241 bedoelde informatie openbaar te maken;

d) de procedures die de toezichthoudende autoriteiten moeten volgen bij de uitwisseling van informatie, de uitoefening van hun rechten en de vervulling van hun plichten overeenkomstig de artikelen 235 tot en met 240 en de artikelen 242, 243 en 244.

Deze maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Artikel 246


Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: evaluatie

Uiterlijk vijf jaar na de in artikel 310, lid 1, genoemde datum legt de Commissie aan het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen een verslag voor over de voorschriften die de lidstaten en de werkwijzen die de toezichthoudende autoriteiten ter uitvoering van deze onderafdeling hebben ingevoerd.

In dit verslag wordt meer in het bijzonder ingegaan op de passende omvang van het eigen vermogen waarover een dochteronderneming dient te beschikken wanneer zij deel uitmaakt van een groep die aan de voorwaarden van deze onderafdeling voldoet, de vorm die de groepsondersteuning dient aan te nemen, de toelaatbare omvang van de groepsondersteuning en de vraag vanaf welke omvang van het eigen vermogen de afwijkingen waarin de artikelen 236, 237 en 238 voorzien, niet meer van toepassing zijn.

Artikel 247


Dochterondernemingen van een verzekeringsholding

De artikelen 234 tot en met 246 zijn mutatis mutandis van toepassing op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die dochterondernemingen van een verzekeringsholding zijn.

Afdeling 2 - Risicoconcentratie en intragroeptransacties

Artikel 248


Toezicht op risicoconcentratie

1. Het toezicht op de risicoconcentratie op groepsniveau wordt uitgeoefend overeenkomstig de leden 2 en 3, artikel 250 en hoofdstuk III.

2. De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings regelmatig en ten minste eenmaal per jaar iedere significante risicoconcentratie op het niveau van de groep aan de groepstoezichthouder moeten rapporteren.

De benodigde informatie wordt aan de groepstoezichthouder medegedeeld door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming die aan het hoofd van de groep staat of, indien aan het hoofd van de groep geen verzekerings- of herverzekeringsonderneming staat, door de verzekeringsholding of door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming in de groep welke door de groepstoezichthouder na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en met de groep is aangewezen.

De risicoconcentraties staan onder controle van de groepstoezichthouder.

3. Na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groep bepaalt de groepstoezichthouder welke categorieën risico's door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een specifieke groep in elk geval moeten worden gerapporteerd.

Bij het bepalen van, of het geven van een oordeel over de categorieën risico's houden de groepstoezichthouder en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten rekening met de specifieke groeps- en risicobeheerstructuur van de groep.

Met het oog op de aanmerking als significante risicoconcentratie die moet worden gerapporteerd, stelt de groepstoezichthouder, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groep, passende drempels vast op basis van het solvabiliteitsvermogen en/of de technische voorzieningen.

Bij het toezicht op de risicoconcentraties let de groepstoezichthouder vooral op mogelijke besmettingsrisico's in de groep, het risico van belangenconflicten en het niveau of de omvang van de risico's.

4. Voor de toepassing van de leden 2 en 3 kan de Commissie uitvoeringsmaatregelen aannemen met betrekking tot de definitie en onderkenning van een significante risicoconcentratie en de rapportage van een dergelijke risicoconcentratie.

Deze maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Artikel 249


Toezicht op intragroeptransacties

1. Het toezicht op de intragroeptransacties wordt uitgeoefend overeenkomstig de leden 2 en 3, artikel 250 en hoofdstuk III.

2. De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings regelmatig en ten minste eenmaal per jaar alle significante intragroeptransacties door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een groep aan de groepstoezichthouder moeten rapporteren.

Daarnaast schrijven de lidstaten voor dat zeer significante intragroeptransacties moeten worden gerapporteerd zodra zulks doenbaar is.

De benodigde informatie wordt aan de groepstoezichthouder medegedeeld door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming die aan het hoofd van de groep staat of, indien aan het hoofd van de groep geen verzekerings- of herverzekeringsonderneming staat, door de verzekeringsholding of door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming in de groep welke door de groepstoezichthouder na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en met de groep is aangewezen.

De intragroeptransacties staan onder controle van de groepstoezichthouder.

3. Na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groep bepaalt de groepstoezichthouder welke categorieën intragroeptransacties door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een specifieke groep in elk geval moeten worden gerapporteerd. Het bepaalde in artikel 248, lid 3, is van overeenkomstige toepassing.

4. Voor de toepassing van de leden 2 en 3 kan de Commissie uitvoeringsmaatregelen aannemen met betrekking tot de definitie en onderkenning van een significante intragroeptransactie en de rapportage van een dergelijke intragroeptransactie.

Deze maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Afdeling 3 - risicobeheer en interne controle

Artikel 250


Toezicht op het governancesysteem

1. De vereisten van titel I, hoofdstuk IV, afdeling 2, zijn mutatis mutandis van toepassing op het niveau van de groep.

Onverminderd de eerste alinea worden de risicobeheer- en internecontrolesystemen en rapportageprocedures in alle ondernemingen die overeenkomstig artikel 211, lid 2, onder a) en b), onder het groepstoezicht vallen consequent toegepast, zodat deze systemen en rapportageprocedures op het niveau van de groep kunnen worden gecontroleerd.

2. Onverminderd lid 1 omvatten de internecontrolesystemen van de groep ten minste het volgende:

a) adequate procedures met betrekking tot de groepssolvabiliteit om alle bestaande materiële risico's te bepalen en te meten en het in aanmerking komend eigen vermogen naar behoren af te stemmen op de risico's;

b) gedegen rapportage- en financiële-verslaggevingsprocedures om de intragroeptransacties en de risicoconcentratie te bewaken en te beheren.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde systemen en rapportageprocedures worden overeenkomstig de voorschriften van hoofdstuk III door de groepstoezichthouder gecontroleerd.

4. De lidstaten schrijven voor dat de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de verzekeringsholding de bij artikel 44 voorgeschreven beoordeling op het niveau van de groep moeten uitvoeren. De op groepsniveau uitgevoerde beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit wordt overeenkomstig de voorschriften van hoofdstuk III door de groepstoezichthouder gecontroleerd.

Indien de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de verzekeringsholding daartoe besluiten en de groepstoezichthouder daarmee instemt, mag zij alle bij artikel 44 voorgeschreven beoordelingen tegelijkertijd op het niveau van de groep en op het niveau van een dochteronderneming van de groep uitvoeren en mag zij een enkel document opstellen dat op alle beoordelingen betrekking heeft.

Indien de groep gebruik maakt van de bij de tweede alinea geboden mogelijkheid, doet zij het document tegelijkertijd aan alle betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen. De gebruikmaking van deze mogelijkheid ontslaat de betrokken dochterondernemingen niet van de verplichting om ervoor te zorgen dat aan de vereisten van artikel 44 is voldaan.

HOOFDSTUK III – MAATREGELEN OM HET GROEPSTOEZICHT TE VERGEMAKKELIJKEN

Artikel 251


Groepstoezichthouder

1. Uit de kring van toezichthoudende autoriteiten van de betrokken lidstaten wordt één enkele toezichthouder aangewezen die verantwoordelijk is voor de coördinatie en uitoefening van het groepstoezicht (hierna de "groepstoezichthouder" genoemd).

2. Ingeval dezelfde toezichthoudende autoriteit bevoegd is voor alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een groep, wordt de functie van groepstoezichthouder door deze toezichthoudende autoriteit uitgeoefend.

In alle andere gevallen wordt, behoudens het bepaalde in lid 3, de functie van groepstoezichthouder uitgeoefend door de volgende autoriteit:

a) indien aan het hoofd van een groep een verzekerings- of herverzekeringsonderneming staat, de toezichthoudende autoriteit die aan deze onderneming vergunning heeft verleend;

b) indien aan het hoofd van een groep geen verzekerings- of herverzekeringsonderneming staat, de toezichthoudende autoriteit die op grond van de volgende criteria wordt aangewezen:

i) indien de moederonderneming van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming een verzekeringsholding is, de toezichthoudende autoriteit die aan deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming vergunning heeft verleend;

ii) indien meerdere verzekerings- of herverzekeringsondernemingen met hoofdkantoor in de Gemeenschap dezelfde verzekeringsholding als moederonderneming hebben en aan een van deze ondernemingen vergunning is verleend in de lidstaat waar de verzekeringsholding haar hoofdkantoor heeft, de toezichthoudende autoriteit van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming waaraan in die lidstaat vergunning is verleend;

iii) indien meerdere verzekeringsholdings met hoofdkantoor in verschillende lidstaten aan het hoofd van de groep staan en er in elk van deze lidstaten een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is, de toezichthoudende autoriteit van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming met het hoogste balanstotaal;

iv) indien meerdere verzekerings- of herverzekeringsondernemingen met hoofdkantoor in de Gemeenschap dezelfde verzekeringsholding als moederonderneming hebben en aan geen van deze ondernemingen vergunning is verleend in de lidstaat waar de verzekeringsholding haar hoofdkantoor heeft, de toezichthoudende autoriteit die vergunning heeft verleend aan de verzekerings- of herverzekeringsonderneming met het hoogste balanstotaal;

v) indien de groep een groep is zonder moederonderneming, of in alle andere gevallen, de toezichthoudende autoriteit die vergunning heeft verleend aan de verzekerings- of herverzekeringsonderneming met het hoogste balanstotaal.

3. In bijzondere gevallen kunnen de betrokken toezichthoudende autoriteiten van de criteria van lid 2 afwijken indien de toepassing ervan, gelet op de structuur van de groep en het relatieve belang van de activiteiten van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de verschillende lidstaten, ongepast zou zijn, en een andere toezichthoudende autoriteit als groepstoezichthouder aanwijzen.

In dat verband kan elk van de betrokken toezichthoudende autoriteiten verzoeken om een discussie te openen over de vraag of de in lid 2 bedoelde criteria gepast zijn. Een dergelijke discussie vindt niet meer dan eenmaal per jaar plaats.

De betrokken toezichthoudende autoriteiten doen alles wat in hun vermogen ligt om binnen drie maanden na het verzoek om de opening van een discussie een gezamenlijk besluit over de keuze van de groepstoezichthouder te nemen. Alvorens hun besluit te nemen, bieden de toezichthoudende autoriteiten de groep de gelegenheid haar standpunt kenbaar te maken.

4. Indien er binnen de drie maanden geen gezamenlijk besluit is, wordt de functie van groepstoezichthouder uitgeoefend door de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de belangrijkste verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten van de groep plaatsvinden.

Indien dat resultaat echter door een meerderheid van de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten wordt betwist, wordt de aanwijzing van de groepstoezichthouder binnen een maand na de automatische aanwijzing voorgelegd aan het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen, dat binnen een maand na de voorlegging een definitief besluit neemt.

5. Het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen stelt de Commissie ten minste eenmaal per jaar in kennis van alle belangrijke problemen met de toepassing van de leden 2, 3 en 4.

6. Ingeval er in een lidstaat meerdere toezichthoudende autoriteiten bevoegd zijn voor de uitoefening van het prudentiële toezicht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, treft de betrokken lidstaat de nodige maatregelen om de coördinatie tussen deze autoriteiten te verzekeren.

Artikel 252


Rechten en plichten van de groepstoezichthouder – Coördinatieregelingen

1. De rechten en plichten van de groepstoezichthouder met betrekking tot het groepstoezicht omvatten het volgende:

a) het coördineren van de vergaring en verspreiding van informatie die relevant of essentieel is in normale omstandigheden en in noodsituaties, met inbegrip van de verspreiding van informatie die van belang is voor het toezicht door een toezichthoudende autoriteit;

b) het toezicht op en het beoordelen van de financiële situatie van de groep;

c) het beoordelen van de naleving door de groep van de voorschriften inzake solvabiliteit, risicoconcentratie en intragroeptransacties, zoals neergelegd in de artikelen 216 tot en met 249;

d) het beoordelen van het governancesysteem van de groep zoals bepaald in artikel 250, en van de vraag of de leden van het leidinggevend of bestuursorgaan van de deelnemende onderneming aan de vereisten van artikel 42 en artikel 261 voldoen;

e) het plannen en coördineren, aan de hand van regelmatige bijeenkomsten of andere passende middelen, van toezichtactiviteiten in normale omstandigheden en in noodsituaties, in samenwerking met de betrokken toezichthoudende autoriteiten;

f) andere taken, maatregelen en besluiten die bij deze richtlijn aan de groepstoezichthouder zijn toegewezen of uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeien, en met name het leiden van het in de artikelen 229 en 231 vastgelegde validatieproces van een intern model op groepsniveau en het leiden van het in artikel 235 vastgelegde proces voor het toestaan van groepsondersteuning.

2. De groepstoezichthouder en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten treffen de nodige coördinatieregelingen om het groepstoezicht te vergemakkelijken.

Bij deze coördinatieregelingen kan de groepstoezichthouder met extra taken worden belast en kunnen, onverminderd elke ter uitvoering van deze richtlijn genomen maatregel, de procedures voor zowel de besluitvorming tussen de betrokken toezichthoudende autoriteiten als bedoeld in artikel 211, lid 3, artikel 212, lid 2, artikel 213, lid 2, artikel 214, artikel 215, artikel 217, artikel 218, lid 2, artikel 219, lid 2, artikel 225, lid 2, artikel 236, artikel 248, artikel 249, artikel 251, leden 3 en 4, artikel 254, artikel 263 en artikel 264, als voor de samenwerking met andere toezichthoudende autoriteiten worden gespecificeerd.

3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 neemt de Commissie uitvoeringsmaatregelen aan met het oog op de coördinatie van het groepstoezicht.

Deze maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Artikel 253


Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten

1. De voor het toezicht op de individuele verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een groep verantwoordelijke autoriteiten en de groepstoezichthouder werken nauw met elkaar samen, ook in gevallen waarin een verzekerings- of herverzekeringsonderneming met financiële moeilijkheden wordt geconfronteerd.

Onverminderd hun respectieve verantwoordelijkheden verstrekken deze autoriteiten, ongeacht of zij in dezelfde lidstaat gevestigd zijn, elkaar alle informatie die essentieel of relevant is en die de uitoefening van de toezichthoudende taken door de andere autoriteiten krachtens deze richtlijn mogelijk kan maken of kan vergemakkelijken. In dit verband delen de betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groepstoezichthouder desgevraagd alle relevante informatie mede en verstrekken zij uit eigen beweging alle essentiële informatie.

De in de tweede alinea bedoelde informatie wordt als essentieel beschouwd als zij de beoordeling van de financiële soliditeit van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming in wezenlijke mate kan beïnvloeden.

2. De Commissie neemt uitvoeringsmaatregelen aan waarin wordt bepaald welke gegevens systematisch door de groepstoezichthouder moeten worden vergaard en onder de overige betrokken toezichthoudende autoriteiten moeten worden verspreid, dan wel door de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten aan de groepstoezichthouder moeten worden medegedeeld.

Teneinde de convergentie van de toezichtrapportage te bevorderen, neemt de Commissie uitvoeringsmaatregelen aan waarin nader wordt gespecificeerd welke gegevens essentieel of relevant zijn voor het toezicht op groepsniveau.

De in de eerste en de tweede alinea bedoelde maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

Artikel 254


Overleg tussen toezichthoudende autoriteiten

1. Voordat de betrokken toezichthoudende autoriteiten een besluit nemen dat voor de toezichthoudende taken van andere toezichthoudende autoriteiten van belang is, plegen zij onderling overleg over de volgende aangelegenheden:

a) veranderingen in het aandeelhouderschap, de organisatie of de bestuursstructuur van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen in een groep die goedkeuring of machtiging door toezichthoudende autoriteiten vereisen;

b) door de toezichthoudende autoriteiten getroffen belangrijke sancties of buitengewone maatregelen, zoals onder meer het toepassen van een opslagfactor op het solvabiliteitskapitaalvereiste op grond van artikel 37 en het opleggen van enigerlei beperking op het gebruik van een intern model voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste op grond van titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 3.

De groepstoezichthouder wordt altijd geraadpleegd voor de toepassing van punt b).

Voorts plegen de betrokken toezichthoudende autoriteiten, wanneer een besluit is gebaseerd op van andere toezichthoudende autoriteiten ontvangen informatie, onderling overleg alvorens het besluit te nemen.

2. Een toezichthoudende autoriteit kan besluiten geen overleg te plegen in spoedeisende gevallen of indien dat overleg de doeltreffendheid van haar besluit in gevaar kan brengen. In dat geval stelt de toezichthoudende autoriteit de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten onverwijld daarvan in kennis.

Artikel 255


Verzoeken van de groepstoezichthouder aan andere toezichthoudende autoriteiten

De groepstoezichthouder kan de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat waar de moederonderneming haar hoofdkantoor heeft en die niet zelf het groepstoezicht overeenkomstig artikel 251 uitoefenen, verzoeken om van de moederonderneming alle informatie te vragen die relevant is voor de uitoefening van zijn coördinatierechten en -plichten als omschreven in artikel 252, en die informatie aan de groepstoezichthouder door te geven.

Indien de groepstoezichthouder in artikel 258, lid 2, bedoelde informatie nodig heeft die reeds aan een andere toezichthoudende autoriteit is verstrekt, treedt hij zo mogelijk met deze autoriteit in contact teneinde dubbele rapportage aan de diverse bij het toezicht betrokken autoriteiten te voorkomen.

Artikel 256


Samenwerking met voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

verantwoordelijke autoriteiten

Indien een verzekerings- of herverzekeringsonderneming en hetzij een kredietinstelling in de zin van Richtlijn 2006/48/EG, hetzij een beleggingsonderneming in de zin van Richtlijn 2004/39/EG van de Raad, hetzij beide, rechtstreeks of middellijk verbonden zijn, dan wel een gemeenschappelijke deelnemende onderneming hebben, werken de betrokken toezichthoudende autoriteiten nauw samen met de autoriteiten die voor het toezicht op die andere ondernemingen verantwoordelijk zijn.

Onverminderd hun respectieve bevoegdheden verstrekken deze autoriteiten elkaar alle informatie die de vervulling van hun taak kan vergemakkelijken, in het bijzonder die in het kader van deze titel.

Artikel 257


Beroepsgeheim en vertrouwelijkheid

De lidstaten geven toestemming voor de uitwisseling van informatie tussen hun toezichthoudende autoriteiten onderling en tussen hun toezichthoudende autoriteiten en andere autoriteiten, zoals bedoeld in de artikelen 253 tot en met 256.

In het kader van het groepstoezicht ontvangen informatie, en met name de uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten onderling en tussen toezichthoudende autoriteiten en andere autoriteiten waarin deze titel voorziet, valt onder het bepaalde in artikel 297 inzake beroepsgeheim en mededeling van vertrouwelijke informatie.

Artikel 258


Toegang tot informatie

1. De lidstaten zien erop toe dat de onder het groepstoezicht vallende natuurlijke en rechtspersonen, alsook hun verbonden ondernemingen en deelnemende ondernemingen, in staat zijn onderling informatie uit te wisselen die relevant kan zijn voor het groepstoezicht.

2. De lidstaten bepalen dat hun voor de uitoefening van het groepstoezicht verantwoordelijke autoriteiten toegang dienen te krijgen tot alle voor dat toezicht relevante informatie, ongeacht de aard van de betrokken onderneming. Artikel 35 is mutatis mutandis van toepassing.

De betrokken toezichthoudende autoriteiten mogen zich alleen zelf rechtstreeks tot de ondernemingen in de groep wenden om de benodigde informatie te verkrijgen, indien deze informatie aan de onder het groepstoezicht vallende verzekerings- of herverzekeringsonderneming is gevraagd, maar door deze onderneming niet binnen een redelijke termijn is verstrekt.

Artikel 259


Verificatie van informatie

1. De lidstaten zien erop toe dat hun toezichthoudende autoriteiten op hun grondgebied, de in artikel 258 bedoelde informatie zelf, dan wel via personen die zij daartoe aanwijzen, ter plaatse kunnen verifiëren in de lokalen van:

a) de aan het groepstoezicht onderworpen verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

b) verbonden ondernemingen van deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

c) moederondernemingen van deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

d) verbonden ondernemingen van een moederonderneming van deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

2. Indien de toezichthoudende autoriteiten in bepaalde gevallen de informatie wensen te verifiëren betreffende een al dan niet gereglementeerde onderneming die deel uitmaakt van een groep en in een andere lidstaat is gevestigd, verzoeken zij de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaat om deze verificatie uit te voeren.

De autoriteiten die een dergelijk verzoek ontvangen, geven hieraan binnen het kader van hun bevoegdheden gevolg door de verificatie zelf te verrichten, door toe te staan dat de verificatie door een auditor of een deskundige wordt verricht, dan wel door de verzoekende autoriteit toestemming te verlenen om de verificatie zelf te verrichten. De groepstoezichthouder wordt in kennis gesteld van het gevolg dat aan het verzoek is gegeven.

Indien zij dat wenst, kan de verzoekende toezichthoudende autoriteit aan de verificatie deelnemen als zij deze niet zelf verricht.

Artikel 260


Verslag over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep

1. De lidstaten schrijven voor dat deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings jaarlijks een verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand op het niveau van de groep openbaar moeten maken. De artikelen 50, 52, 53 en 54 zijn mutatis mutandis van toepassing.

2. Indien een deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een verzekeringsholding daartoe besluit en de groepstoezichthouder daarmee instemt, kan zij één enkel verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand verstrekken, dat het volgende bevat:

a) de informatie op het niveau van de groep welke overeenkomstig lid 1 openbaar moet worden gemaakt;

b) de informatie voor een van de dochterondernemingen binnen de groep welke overeenkomstig de artikelen 50, 52, 53 en 54 openbaar moeten worden gemaakt.

3. Indien het in lid 2 bedoelde verslag niet de informatie bevat die de toezichthoudende autoriteit die aan een dochteronderneming binnen een groep vergunning heeft verleend, van vergelijkbare ondernemingen verlangt, en indien wezenlijke informatie ontbreekt, heeft de betrokken toezichthoudende autoriteit de bevoegdheid om van de betrokken dochteronderneming te verlangen dat zij de nodige aanvullende informatie openbaar maakt.

Artikel 261


Leidinggevend of bestuursorgaan van verzekeringsholdings

De lidstaten eisen dat alle personen die de verzekeringsholding feitelijk besturen, betrouwbaar en deskundig genoeg zijn om deze functies uit te oefenen.

Het bepaalde in artikel 42 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 262


Handhavingsmaatregelen

1. Indien de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen in een groep de voorschriften van de artikelen 216 tot en met 250 niet naleven, of indien de voorschriften in acht worden genomen maar de solvabiliteit toch dreigt te worden ondermijnd, of indien de intragroeptransacties of de risicoconcentraties de financiële positie van de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen bedreigen, wordt door de volgende autoriteiten verlangd dat de nodige maatregelen worden getroffen om de situatie zo spoedig mogelijk recht te zetten:

a) de groepstoezichthouder wat de verzekeringsholding betreft;

b) de toezichthoudende autoriteiten wat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen betreft.

Indien de groepstoezichthouder in het in de eerste alinea, onder a), bedoelde geval geen van de toezichthoudende autoriteiten is van de lidstaat waar de verzekeringsholding haar hoofdkantoor heeft, stelt de groepstoezichthouder deze toezichthoudende autoriteiten in kennis van zijn bevindingen opdat deze de nodige maatregelen kunnen nemen.

Indien de groepstoezichthouder in het in de eerste alinea, onder b), bedoelde geval geen van de toezichthoudende autoriteiten is van de lidstaat waar de verzekerings- of herverzekeringsonderneming haar hoofdkantoor heeft, stelt de groepstoezichthouder deze toezichthoudende autoriteiten in kennis van zijn bevindingen opdat deze de nodige maatregelen kunnen nemen.

Onverminderd lid 2, bepalen de lidstaten welke maatregelen hun toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot verzekeringsholdings kunnen nemen.

Waar nodig coördineren de betrokken toezichthoudende autoriteiten, met inbegrip van de groepstoezichthouder, hun handhavingsmaatregelen.

2. Onverminderd hun strafrechtelijke bepalingen zien de lidstaten erop toe dat sancties of maatregelen kunnen worden opgelegd aan verzekeringsholdings die wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen overtreden welke ter uitvoering van deze titel zijn vastgesteld, of aan de feitelijke bestuurders daarvan. De toezichthoudende autoriteiten werken nauw samen opdat de genoemde sancties of maatregelen doeltreffend zijn, inzonderheid als het hoofdkantoor van een verzekeringsholding zich elders dan haar centrale administratie of hoofdvestiging bevindt.

3. De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen aannemen met het oog op de coördinatie van de in de leden 1 en 2 bedoelde handhavingsmaatregelen.

Deze maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 304, lid 3.

HOOFDSTUK IV – DERDE LANDEN

Artikel 263


Moederondernemingen van buiten de Gemeenschap: verificatie van gelijkwaardigheid

1. In het in artikel 211, lid 2, onder c), bedoelde geval verifiëren de betrokken toezichthoudende autoriteiten of de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waarvan de moederonderneming haar hoofdkantoor buiten de Gemeenschap heeft, onderworpen zijn aan door een toezichthoudende autoriteit van een derde land uitgeoefend toezicht dat gelijkwaardig is aan het toezicht uit hoofde van de bepalingen van deze titel betreffende het toezicht op groepsniveau op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 211, lid 2, onder a) en b).

De verificatie geschiedt door de toezichthoudende autoriteit die de groepstoezichthouder zou zijn indien de criteria van artikel 251, lid 2, van toepassing waren, hetzij op verzoek van de moederonderneming of van een van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waaraan in de Gemeenschap vergunning is verleend, hetzij op haar eigen initiatief. Die toezichthoudende autoriteit raadpleegt de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen alvorens een besluit te nemen.

2. Na raadpleging van het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen kan de Commissie volgens de procedure van artikel 304, lid 2, besluiten of de regeling van een derde land voor het groepstoezicht gelijkwaardig is aan die waarin deze titel voorziet. Deze besluiten worden regelmatig aan een nieuw onderzoek onderworpen om rekening te houden met eventuele wijzigingen in de regeling voor het groepstoezicht waarin deze titel voorziet, alsook in de regeling van het derde land voor het groepstoezicht.

Wanneer de Commissie overeenkomstig de eerste alinea een besluit ten aanzien van een derde land heeft genomen, wordt dat besluit als definitief erkend voor de in lid 1 bedoelde verificatie.

Artikel 264


Moederondernemingen van buiten de Gemeenschap: ontbreken van gelijkwaardigheid

1. Indien een gelijkwaardig toezicht als bedoeld in artikel 263 ontbreekt, passen de lidstaten naar analogie op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ofwel de artikelen 216 tot en met 262, met uitzondering van de artikelen 234 tot en met 247, ofwel één van de in lid 2 van dit artikel bedoelde methoden toe.

De algemene beginselen en methoden vervat in de artikelen 216 tot en met 262 zijn van toepassing op het niveau van de verzekeringsholding, de verzekeringsonderneming van het derde land of de herverzekeringsonderneming van het derde land.

Uitsluitend voor de berekening van de groepssolvabiliteit wordt de moederonderneming behandeld alsof het een verzekerings- of herverzekeringsonderneming was die onderworpen is aan dezelfde voorwaarden als die van titel I, hoofdstuk VI, afdeling 3, onderafdelingen 1, 2 en 3, wat het voor het solvabiliteitskapitaalvereiste in aanmerking komend eigen vermogen betreft, en aan:

a) een overeenkomstig de beginselen van artikel 224 bepaald solvabiliteitskapitaalvereiste als het een verzekeringsholding is;

b) een overeenkomstig de beginselen van artikel 225 bepaald solvabiliteitskapitaalvereiste als het een verzekeringsonderneming van een derde land of een herverzekeringsonderneming van een derde land is.

2. De lidstaten staan hun toezichthoudende autoriteiten toe andere methoden toe te passen die een passend toezicht op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een groep waarborgen. Deze methoden moeten zijn goedgekeurd door de groepstoezichthouder, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten.

De toezichthoudende autoriteiten kunnen meer bepaald verlangen dat een verzekeringsholding met hoofdkantoor in de Gemeenschap wordt opgericht, en op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep aan het hoofd waarvan deze verzekeringsholding staat, deze titel toepassen.

De gekozen methoden bieden de mogelijkheid de doeleinden van het groepstoezicht als omschreven in deze titel te verwezenlijken en worden aan de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en de Commissie medegedeeld.

Artikel 265


Moederondernemingen van buiten de Gemeenschap: niveaus

Ingeval de in artikel 263 bedoelde moederonderneming zelf een dochteronderneming van een verzekeringsholding met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap, dan wel een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land is, voeren de lidstaten de verificatie waarin artikel 263 voorziet, alleen uit op het niveau van de uiteindelijke moederonderneming die een verzekeringsholding van een derde land, een verzekeringsonderneming van een derde land of een herverzekeringsonderneming van een derde land is.

De lidstaten staan hun toezichthoudende autoriteiten evenwel toe om, bij gebreke van een gelijkwaardig toezicht als bedoeld in artikel 263, een nieuwe verificatie uit te voeren op een lager niveau waar er een moederonderneming van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen bestaat, ongeacht of het een verzekeringsholding van een derde land, een verzekeringsonderneming van een derde land of een herverzekeringsonderneming van een derde land betreft.

In een dergelijk geval legt de in artikel 263, lid 1, tweede alinea, bedoelde toezichthoudende autoriteit haar besluit uit aan de groep.

Artikel 264 is mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 266


Samenwerking met toezichthoudende autoriteiten van derde landen

1. De Commissie kan aan de Raad voorstellen doen voor onderhandelingen over overeenkomsten met één of meer derde landen over de middelen tot praktische uitoefening van het groepstoezicht op:

a) verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die als deelnemende ondernemingen ondernemingen in de zin van artikel 211 met hoofdkantoor in een derde land hebben; en

b) verzekeringsondernemingen van derde landen of herverzekeringsondernemingen van derde landen die als deelnemende ondernemingen ondernemingen in de zin van artikel 211 met hoofdkantoor in de Gemeenschap hebben.

2. De in lid 1 bedoelde overeenkomsten hebben in het bijzonder ten doel te waarborgen dat:

a) de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten de informatie kunnen verkrijgen die nodig is voor het toezicht op groepsniveau op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die hun hoofdkantoor in de Gemeenschap hebben en die dochterondernemingen of deelnemingen in ondernemingen buiten de Gemeenschap hebben; en

b) de toezichthoudende autoriteiten van derde landen de informatie kunnen verkrijgen die nodig is voor het toezicht op groepsniveau op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die hun hoofdkantoor op hun grondgebied hebben en die dochterondernemingen of deelnemingen in ondernemingen in één of meer lidstaten hebben.

3. Onverminderd artikel 300, leden 1 en 2, van het Verdrag onderzoekt de Commissie, bijgestaan door het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, het resultaat van de in lid 1 bedoelde onderhandelingen.

HOOFDSTUK V - GEMENGDE VERZEKERINGSHOLDINGS

Artikel 267


Intragroeptransacties

1. De lidstaten zien erop toe dat ingeval de moederonderneming van één of meer verzekerings- of herverzekeringsondernemingen een gemengde verzekeringsholding is, de toezichthoudende autoriteiten die voor het toezicht op deze verzekerings- of herverzekeringsondernemingen verantwoordelijk zijn, algemeen toezicht uitoefenen op transacties tussen deze verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en de gemengde verzekeringsholding en haar verbonden ondernemingen.

2. De artikelen 249, 253 tot en met 259 en 262 zijn mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 268


Samenwerking met derde landen

Wat de samenwerking met derde landen betreft, is artikel 266 mutatis mutandis van toepassing.

2001/17/EG art. 1 (aangepast)

TITEL - IV - SANERING EN LIQUIDATIE VAN VERZEKERINGSONDERNEMINGEN

HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 269


Toepassingsgebied van deze titel

Deze richtlijn titel is van toepassing op saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures betreffende:

1) verzekeringsondernemingen.;

2.) Binnen de grenzen van het bepaalde in artikel 30 is deze richtlijn ook van toepassing op saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures betreffende op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde bijkantoren van verzekeringsondernemingen met statutaire hoofdzetel buiten de Gemeenschap.

2001/17/EG art. 2 (aangepast)

Artikel 270


Definities

1. Voor de toepassing van deze richtlijn titel wordt verstaan onder:

ga) "bevoegde instanties": de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaten die bevoegd zijn ter zake van saneringsmaatregelen of liquidatieprocedures;

a) verzekeringsonderneming: een onderneming waaraan vergunning is verleend overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG of artikel 6 van Richtlijn 79/267/EEG;

b) "bijkantoor": iedere duurzame aanwezigheid van een verzekeringsonderneming op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst, welke het verzekeringsbedrijf verzekeringsactiviteiten uitoefent;

c) "saneringsmaatregelen": maatregelen die enigerlei optreden van administratieve of rechterlijke de bevoegde instanties behelzen en bestemd zijn om de financiële positie van een verzekeringsonderneming in stand te houden of te herstellen, en van dien aard zijn dat ze de bestaande rechten van andere partijen dan de verzekeringsonderneming zelf aantasten; daartoe behoren onder meer doch niet uitsluitend maatregelen die opschorting van de betalingen, opschorting van executiemaatregelen of verlaging van de schuldvorderingen kunnen behelzen;

d) "liquidatieprocedure": een collectieve procedure die het te gelde maken van de activa van een verzekeringsonderneming en het op toepasselijke wijze verdelen van de opbrengst onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden behelst, en die noodzakelijkerwijs een optreden van de administratieve of rechterlijke bevoegde instanties van een lidstaat behelst, ook wanneer de collectieve procedure wordt afgesloten met een gerechtelijk akkoord of een andere maatregel van dezelfde strekking, ongeacht of de procedure op insolventie berust en of de procedure vrijwillig dan wel verplicht is;

e) lidstaat van herkomst: de lidstaat waarin aan een verzekeringsonderneming vergunning is verleend overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG of artikel 6 van Richtlijn 79/267/EEG;

f) lidstaat van ontvangst: een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst waarin een verzekeringsonderneming een bijkantoor heeft;

h) toezichthoudende autoriteiten: de bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 1, onder k), van Richtlijn 92/49/EEG en artikel 1, onder l), van Richtlijn 92/96/EEG;

ie) "bewindvoerder": elke persoon of elk orgaan, aangewezen door de bevoegde instanties om het beheer over saneringsmaatregelen te voeren;

jf) "liquidateur": elke persoon of elk orgaan, aangewezen door de bevoegde instanties of door de bestuursorganen van de verzekeringsonderneming, naar gelang van het geval, om het beheer over een liquidatieprocedure te voeren;

kg) "schuldvordering uit hoofde van verzekering": ieder bedrag dat door een verzekeringsonderneming verschuldigd is aan verzekerden, verzekeringnemers, begunstigden of benadeelden die een rechtstreekse vordering hebben tegen de verzekeringsonderneming en dat voortvloeit uit een verzekeringsovereenkomst of uit verrichtingen transacties in het directe verzekeringsbedrijf als bedoeld in artikel 1, punten 2 en 3, van Richtlijn 79/267/EEG 2, lid 3, onder b) en c), met inbegrip van de gereserveerde bedragen voor de bovenbedoelde deze personen, zolang niet alle elementen van de schuld bekend zijn.

De premies die een verzekeringsonderneming als gevolg van de niet-sluiting of annulering van die de in punt g) van de eerste alinea bedoelde verzekeringsovereenkomsten en –verrichtingen transacties overeenkomstig het op die overeenkomsten of verrichtingen transacties toepasselijke recht verschuldigd is vóór de opening van de liquidatieprocedure, worden ook beschouwd als schuldvorderingen uit hoofde van verzekering.

2001/17/EG art. 30 (aangepast)

12. Onverminderd de definities in artikel 2, onder e), f) en g), en vVoor de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn titel op de saneringsmaatregelen en de liquidatieprocedure met betrekking tot een in een lidstaat gevestigd bijkantoor van een verzekeringsonderneming met statutaire hoofdzetel buiten de Gemeenschap, wordt verstaan onder:

a) "lidstaat van herkomst": de lidstaat waarin aan het bijkantoor vergunning is verleend overeenkomstig de artikelen 23 van Richtlijn 73/239/EEG en artikel 27 van Richtlijn 79/267/EEG, 143 tot en met 147; en

b) "toezichthoudende autoriteiten" en bevoegde instanties: de toezichthoudende autoriteiten en instanties van de lidstaat waarin aan het bijkantoor vergunning is verleend.;

c) "bevoegde instanties": de bevoegde instanties van de lidstaat waarin aan het bijkantoor vergunning is verleend.

TITEL HOOFDSTUK II - SANERINGSMAATREGELEN

Artikel 3

Toepassingsgebied

Deze titel is van toepassing op de saneringsmaatregelen omschreven in artikel 2, onder c), van deze richtlijn.

2001/17/EG art. 4 (aangepast)

Artikel 271


Vaststelling van saneringsmaatregelen – Toepasselijk recht

1. Alleen de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst zijn bevoegd te beslissen om ten aanzien van een verzekeringsonderneming, met inbegrip van haar bijkantoren in andere lidstaten, saneringsmaatregelen ten uitvoer te leggen.

2. De saneringsmaatregelen beletten niet dat in de lidstaat van herkomst een liquidatieprocedure wordt geopend.

23. De saneringsmaatregelen worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de procedures die gelden in de lidstaat van herkomst, tenzij in de artikelen 19 tot en met 26 287 tot en met 294 anders is bepaald.

34. De Overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van herkomst vastgestelde saneringsmaatregelen hebben overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van herkomst en zonder verdere formaliteiten volledige rechtswerking in de gehele Gemeenschap, ook jegens derden in andere lidstaten, en zelfs indien de wetgeving van die andere lidstaten niet in dergelijke saneringsmaatregelen voorziet of de tenuitvoerlegging daarvan afhankelijk stelt van voorwaarden die niet zijn vervuld.

45. Saneringsmaatregelen hebben rechtswerking in de gehele Gemeenschap zodra zij rechtswerking hebben in de lidstaat van herkomst waar zij worden getroffen.

2001/17/EG art. 5 (aangepast)

Artikel 272


Kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteiten

De bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst stellen de toezichthoudende autoriteiten van de deze lidstaat van herkomst onverwijld in kennis van hun beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel; zij doen dit zo mogelijk vóór de vaststelling van de maatregel of anders onmiddellijk daarna.

De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen de toezichthoudende autoriteiten van alle andere lidstaten onverwijld in kennis van de beslissing tot vaststelling van saneringsmaatregelen, alsmede van de mogelijke concrete gevolgen van die maatregelen.

2001/17/EG art. 6 (aangepast)

Artikel 273


Bekendmaking van beslissingen tot vaststelling van saneringsmaatregelen

1. Wanneer er tegen een saneringsmaatregel in de lidstaat van herkomst beroep openstaat, maken de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst, de bewindvoerder of elke in de lidstaat van herkomst daartoe gemachtigde persoon de beslissing betreffende tot vaststelling van de saneringsmaatregel bekend overeenkomstig de in de lidstaat van herkomst geldende bekendmakingsprocedures en maken zij voorts, zo snel mogelijk, in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Unie een uittreksel uit het document waarin de saneringsmaatregel wordt vastgesteld bekend.

De toezichthoudende autoriteiten van elke de andere lidstaat lidstaten die overeenkomstig artikel 5 272 van de beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel in kennis zijn gesteld, kunnen op de door hen passend geachte wijze zorg dragen voor de bekendmaking van deze beslissing op hun eigen grondgebied.

2. De in lid 1 bedoelde bekendmaking vermeldt tevens de bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst en het toepasselijke recht als bepaald in artikel 4, lid 2, 271, lid 3, alsmede de eventueel aangewezen bewindvoerder. De bekendmaking geschiedt in een officiële taal van de lidstaat waar de informatie wordt bekendgemaakt.

3. De saneringsmaatregelen zijn van toepassing onafhankelijk van de bepalingen betreffende de bekendmaking van de leden 1 en 2 en hebben volledige rechtswerking jegens de schuldeisers, tenzij de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst of de wetgeving het recht van die lidstaat anders bepalen.

4. Dit artikel is De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de saneringsmaatregelen uitsluitend raken aan rechten van aandeelhouders, leden of werknemers van een verzekeringsonderneming, beschouwd in die hoedanigheid, tenzij de voor het op de saneringsmaatregelen geldende wetgeving toepasselijke recht anders bepaalt.

De bevoegde instanties bepalen op welke wijze de in de eerste alinea bedoelde partijen waarvan de belangen door de saneringsmaatregelen worden geraakt, overeenkomstig de desbetreffende wetgeving het toepasselijke recht dienen te worden geïnformeerd.

2001/17/EG art. 7 (aangepast)

Artikel 274


Kennisgeving aan bekende schuldeisers – Recht tot het indienen van vorderingen

1. Schrijft de wetgeving het recht van de lidstaat van herkomst voor dat een vordering moet worden ingediend om erkend te kunnen worden, of dat een saneringsmaatregel ter kennis moet worden gebracht van de schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire hoofdzetel in die staat, dan stellen de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst of de bewindvoerder ook de bekende schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire hoofdzetel in de andere lidstaten in kennis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 en artikel 17, lid 1 283 en artikel 285, lid 1.

2. Indien de wetgeving het recht van de lidstaat van herkomst bepaalt dat schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire hoofdzetel in die staat lidstaat het recht hebben vorderingen in te dienen of opmerkingen met betrekking tot hun vorderingen te maken, geldt dit recht ook voor schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire hoofdzetel in de andere lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 en artikel 17, lid 2 284 en artikel 285, lid 2.

2001/17/EG art. 8 (aangepast)

TITEL HOOFDSTUK III - LIQUIDATIEPROCEDURE

Artikel 275


Opening van een liquidatieprocedure – Kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteiten

1. Alleen de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst zijn bevoegd om een beslissing te nemen aangaande de opening van een liquidatieprocedure ten aanzien van een verzekeringsonderneming, met inbegrip van haar in andere lidstaten gevestigde bijkantoren. Deze beslissing kan worden genomen zonder dat of nadat saneringsmaatregelen zijn vastgesteld.

2. Een overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van herkomst genomen beslissing tot opening van een liquidatieprocedure ten aanzien van een verzekeringsonderneming, met inbegrip van haar bijkantoren in andere lidstaten, wordt zonder verdere formaliteiten op het grondgebied van alle andere lidstaten in de gehele Gemeenschap erkend en heeft aldaar rechtswerking zodra zij die heeft in de lidstaat waar de procedure wordt geopend.

3. De toezichthoudende autoriteiten bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst worden stellen de toezichthoudende autoriteiten van deze lidstaat onverwijld in kennis gesteld van de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure, indien mogelijk voordat de procedure wordt geopend of anders onmiddellijk daarna.

De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen de toezichthoudende autoriteiten van alle andere lidstaten onverwijld in kennis van de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure, alsmede van de mogelijke concrete gevolgen van deze procedure.

2001/17/EG art. 9 (aangepast)

Artikel 276


Toepasselijk recht

1. Tenzij in de artikelen 19 tot en met 26 287 tot en met 294 anders is bepaald, zijn is ten aanzien van de beslissing tot liquidatie van een verzekeringsonderneming, de liquidatieprocedure en de rechtsgevolgen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de procedures van toepassing het recht van de lidstaat van herkomst van toepassing .

2. Het recht van de lidstaat van herkomst bepaalt met name ten minste het volgende :

a) welke goederen tot de boedel behoren en de status van goederen die na de opening van de liquidatieprocedure zijn verkregen;

b) de respectieve bevoegdheden van de verzekeringsonderneming en de liquidateur;

c) de voorwaarden waaronder een verrekening kan worden tegengeworpen;

d) de gevolgen van de liquidatieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de verzekeringsonderneming partij is;

e) de gevolgen van de liquidatieprocedure voor individuele vervolgingen, met uitzondering van aanhangige rechtsgedingen als bepaald bedoeld in artikel 26 294;

f) welke vorderingen te verhalen zijn op het vermogen van de verzekeringsonderneming en de status van vorderingen die na de opening van de liquidatieprocedure zijn ontstaan;

g) de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen;

h) de regels betreffende de verdeling van de opbrengst van de te gelde gemaakte goederen, de rangindeling van de vorderingen, en de rechten van schuldeisers die na de opening van de liquidatieprocedure gedeeltelijk zijn voldaan op grond van een zakelijk recht of ingevolge verrekening;

i) de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de liquidatieprocedure, met name door een gerechtelijk akkoord;

j) de rechten van de schuldeisers nadat de liquidatieprocedure beëindigd is;

k) de partij voor wiensr rekening de kosten en uitgaven van de liquidatieprocedure zijn;

l) de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandelingen.

2001/17/EG art. 10 (aangepast)

Artikel 277


Behandeling van vorderingen uit hoofde van verzekering

1. De lidstaten zorgen ervoor dat schuldvorderingen uit hoofde van verzekering gerangschikt worden boven alle andere schuldvorderingen op de verzekeringsonderneming, worden gerangschikt op overeenkomstig een van beide of beide hierna volgende methoden wijzen :

a) schuldvorderingen uit hoofde van verzekering zijn met betrekking tot de activa ter dekking van de technische voorzieningen zijn schuldvorderingen uit hoofde van verzekering absoluut bevoorrecht boven alle andere vorderingen op de verzekeringsonderneming;

b) schuldvorderingen uit hoofde van verzekering zijn met betrekking tot de algehele activa van de verzekeringsonderneming zijn schuldvorderingen uit hoofde van verzekering bevoorrecht boven alle andere vorderingen op de verzekeringsonderneming, met als enige mogelijke uitzonderingen:

i) vorderingen van werknemers uit hoofde van arbeidsovereenkomst en arbeidsbetrekking;

ii) vorderingen van de fiscus;

iii) vorderingen van socialezekerheidsstelsels,;

iv) vorderingen op activa waarop een zakelijk recht gevestigd is.

2. Onverminderd lid 1 kunnen de lidstaten voorschrijven dat alle of een deel van de uitgaven in verband met de liquidatieprocedure, als bepaald vastgelegd in de het nationale recht wetgeving, voorrang krijgen boven vorderingen uit hoofde van verzekering.

3. De lidstaten die opteren voor de methode kiezen voor de optie van lid 1, onder a), verlangen dat de verzekeringsondernemingen een speciaal register aanleggen en bijhouden overeenkomstig bijlage I artikel 278.

2001/17/EG bijlage (aangepast)

Artikel 278


Speciaal register als bedoeld in artikel 10, lid 3

1. Iedere verzekeringsonderneming houdt op haar hoofdkantoor een speciaal register bij van de activa ter dekking van de overeenkomstig de wetgeving het recht van de lidstaat van herkomst berekende en gevormde technische voorzieningen.

2. Indien de verzekeringsonderneming tegelijkertijd het schadeverzekeringsbedrijf en het levensverzekeringsbedrijf schadeverzekerings- en levensverzekeringsactiviteiten uitoefent, houdt zij op haar hoofdkantoor voor elk van beide branches afzonderlijke registers bij.

Indien een lidstaat verzekeringsondernemingen evenwel toestaat om de levensverzekeringsbranche te beoefenen en de risico's vermeld in die zijn ingedeeld in de branches 1 en 2 van punt A van bijlage IA, punten 1 en 2, van Richtlijn 73/239/EEG te dekken, kan zij bepalen dat die verzekeringsondernemingen voor hun gehele bedrijf slechts één register dienen bij te houden.

3. Het totale bedrag van de ingeschreven activa, die gewaardeerd zijn overeenkomstig de wetgeving het recht van de lidstaat van herkomst, is te allen tijde ten minste gelijk aan het bedrag van de technische voorzieningen.

4. Wanneer in het register ingeschreven activa bezwaard zijn met een ten gunste van een schuldeiser of van een derde gevestigd zakelijk recht waardoor een gedeelte van het bedrag van die activa niet beschikbaar is ter dekking van verplichtingen, wordt van deze situatie melding gemaakt in het register en wordt het niet-beschikbare bedrag niet meegeteld bij de berekening van het onder punt in lid 3 bedoelde totale bedrag.

5. In de volgende gevallen wordt de behandeling van de activa in geval van liquidatie van de verzekeringsonderneming met betrekking tot de optie van artikel 277, lid 1, onder a), bepaald door de wetgeving van de lidstaat van herkomst, behalve wanneer de artikelen 288, 289 en 300 op die activa van toepassing zijn:

a) Wwanneer de activa die worden gebruikt voor het dekken van technische voorzieningen worden bezwaard met een ten gunste van een schuldeiser of een derde gevestigd zakelijk recht, zonder dat voldaan is aan de voorwaarden van punt lid 4,;

b) of wanneer deze activa bezwaard zijn met een eigendomsvoorbehoud ten gunste van een schuldeiser of een derde;

c) of wanneer een schuldeiser recht heeft op verrekening van zijn vordering met de vordering van de verzekeringsonderneming, wordt de behandeling van deze activa in geval van liquidatie van de verzekeringsonderneming met betrekking tot de methode van artikel 10, lid 1, onder a), bepaald door de wetgeving van de lidstaat van herkomst, behalve wanneer de artikelen 20, 21 of 22 van toepassing zijn op die activa.

6. Zodra een liquidatieprocedure is geopend, wordt Dde samenstelling van de activa die op het tijdstip van de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure overeenkomstig de punten leden 1 tot en met 5 zijn ingeschreven in het register, wordt daarna niet meer veranderd; in de registers worden geen wijzigingen aangebracht, behalve voor de correctie van zuiver materiële fouten, tenzij de bevoegde instantie daarvoor toestemming geeft.

7. Onverminderd punt 6 wordt evenwel dDoor de liquidateurs wordt aan de bedoelde deze activa evenwel de kapitaalopbrengst ervan toegevoegd, alsmede het bedrag van het premie-incasso (zuivere premies) in de betrokken branche voor de periode tussen het tijdstip van opening van de liquidatieprocedure en het tijdstip van uitkering van de vorderingen uit hoofde van verzekering, of tot het tijdstip van portefeuilleoverdracht.

87. Indien de opbrengst van de te gelde gemaakte activa lager is dan het bedrag waarvoor zij in de registers gewaardeerd zijn, dienen rechtvaardigen de liquidateurs die situatie te rechtvaardigen voor de bevoegde instanties toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

9. De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten nemen passende maatregelen teneinde te waarborgen dat de bepalingen van deze bijlage volledig worden toegepast door de verzekeringsondernemingen.

2001/17/EG art. 11

Artikel 279


Subrogatie door een garantiestelsel

De lidstaat van herkomst kan voorschrijven dat als een in die lidstaat ingesteld garantiestelsel gesubrogeerd is in vorderingen uit hoofde van verzekering, het bepaalde in artikel 10, lid 1, 277, lid 1, niet geldt voor vorderingen van dat stelsel.

2001/17/EG art. 12 (aangepast)

Artikel 280


Dekking van bevoorrechte vorderingen met activa

In afwijking van artikel 18 van Richtlijn 73/239/EEG en artikel 21 van Richtlijn 79/267/EEG verlangen de De lidstaten die de methode kiezen voor de optie van artikel 10, lid 1, onder b), toepassen, 277, lid 1, onder b), verlangen dat elke verzekeringsonderneming de vorderingen die overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder b), 277, lid 1, onder b), bevoorrecht kunnen zijn boven vorderingen uit hoofde van verzekering en die vermeld zijn in de jaarrekening van de verzekeringsonderneming, te allen tijde en onafhankelijk van een eventuele liquidatie dekt met activa. als vermeld in artikel 21 van Richtlijn 92/49/EEG en artikel 21 van Richtlijn 92/96/EEG.

2001/17/EG art. 13 (aangepast)

Artikel 281


Intrekking van de vergunning

1. Wanneer ten aanzien van een verzekeringsonderneming wordt beslist een liquidatieprocedure te openen, wordt de vergunning van deze verzekeringsonderneming conform de procedure van artikel 142 ingetrokken, – voor zover zij niet reeds vóór de opening van de liquidatieprocedure is ingetrokken –, behalve voor zover nodig voor de toepassing van lid 2, conform de procedure van artikel 22 van Richtlijn 73/239/EEG en artikel 26 van Richtlijn 79/267/EEG.

2. De in lid 1 bedoelde intrekking van de vergunning belet niet dat de liquidateur en andere door de bevoegde instanties daartoe gemachtigde aangewezen personen bepaalde activiteiten van de verzekeringsonderneming voortzetten, voor zover zulks ten behoeve van de liquidatie noodzakelijk of aangewezen is.

De lidstaat van herkomst kan bepalen dat deze activiteiten met de instemming en onder toezicht van de toezichthoudende autoriteiten van deze lidstaat worden verricht.

2001/17/EG art. 14 (aangepast)

Artikel 282


Bekendmaking van beslissingen tot opening van liquidatieprocedures

1. De bevoegde instantie, de liquidateur of iedere door de bevoegde instantie daartoe aangewezen persoon draagt zorg voor de openbaarmaking van de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure overeenkomstig de in de lidstaat van herkomst geldende bekendmakingsprocedures alsmede voor de opneming van een uittreksel uit die beslissing in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Unie.

De toezichthoudende autoriteiten van alle andere lidstaten die overeenkomstig artikel 8, lid 3, 275, lid 3, van de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure in kennis zijn gesteld, kunnen op de door hen passend geachte wijze zorg dragen voor de bekendmaking van deze beslissing op hun eigen grondgebied.

2. De in lid 1 bedoelde bekendmaking van de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure vermeldt eveneens de bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst, het toepasselijke recht en de aangewezen liquidateur. De bekendmaking geschiedt in een officiële taal van de lidstaat waar de informatie wordt bekendgemaakt.

2001/17/EG art. 15 (aangepast)

Artikel 283


Kennisgeving aan bekende schuldeisers

1. Wanneer een liquidatieprocedure wordt geopend, stellen de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst, de liquidateur of iedere door de bevoegde instanties daartoe aangewezen persoon de bekende schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire hoofdzetel in andere lidstaten, daarvan onverwijld individueel en schriftelijk in kennis.

2. De in lid 1 bedoelde kennisgeving gebeurt door toezending van een bericht en betreft met name de in acht te nemen termijnen, de sancties ten aanzien van die termijnen, het orgaan of de instantie waarbij de vorderingen of opmerkingen betreffende vorderingen moeten worden ingediend en de andere voorgeschreven maatregelen.

Het bericht vermeldt ook of schuldeisers met een voorrecht of een zakelijke zekerheid hun vorderingen moeten indienen.

In geval van vorderingen uit hoofde van verzekering vermeldt het bericht tevens welke de algemene gevolgen van de liquidatieprocedure voor de verzekeringsovereenkomsten zijn, inzonderheid de datum waarop de verzekeringsovereenkomsten of verrichtingen transacties geen effect meer sorteren, alsmede de rechten en verplichtingen van de verzekerde in verband met de overeenkomst of verrichting transactie.

2001/17/EG art. 16 (aangepast)

Artikel 284


Recht om vorderingen in te dienen

1. Schuldeisers, met inbegrip van overheidsinstanties van de lidstaten, met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire hoofdzetel in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst, met inbegrip van overheidsinstanties van de lidstaten, hebben het recht vorderingen of schriftelijke opmerkingen betreffende hun vorderingen in te dienen.

2. De vorderingen van alle in lid 1 bedoelde schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst, met inbegrip van voornoemde instanties, krijgen dezelfde behandeling en dezelfde rangindeling als soortgelijke vorderingen die schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire hoofdzetel in de lidstaat van herkomst kunnen indienen.

3. Behoudens wanneer het recht van de lidstaat van herkomst een andere oplossing toelaat, zendt een schuldeiser aan de bevoegde instantie een afschrift van eventuele bewijsstukken, en doet hij opgave van het volgende:

a) de aard en het bedrag van de vordering ,;

b) de datum van ontstaan en bedrag van de vordering;

c) hij geeft tevens aan of hij voor de vordering aanspraak maakt op een voorrecht, een zakelijke zekerheid of een eigendomsvoorbehoud,;

d) en, in voorkomend geval, op welke activa zijn zekerheid betrekking heeft.

De overeenkomstig artikel 10 277 aan vorderingen uit hoofde van verzekering verleende voorrang hoeft niet te worden vermeld.

2001/17/EG art. 17 (aangepast)

Artikel 285


Talen en vorm

1. De in artikel 15 283, lid 1, bedoelde kennisgeving geschiedt in een officiële taal van de lidstaat van herkomst.

Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een formulier dat in alle officiële talen van de Europese Unie het opschrift draagt één van de volgende opschriften draagt:

a) "Oproep tot indiening van schuldvorderingen. Termijnen";

b) of, wanneer het recht van de lidstaat van herkomst voorziet in de indiening van opmerkingen betreffende de vorderingen, het opschrift: "Oproep tot indiening van opmerkingen betreffende schuldvorderingen. Termijnen" wanneer het recht van de lidstaat van herkomst voorziet in de indiening van opmerkingen betreffende de vorderingen .

Wanneer een bekende schuldeiser evenwel houder is van een vordering uit hoofde van verzekering, geschiedt de in artikel 15 283, lid 1, bedoelde kennisgeving in een officiële taal van de lidstaat waar de schuldeiser zijn gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire hoofdzetel heeft.

2. Elke schuldeiser Schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire hoofdzetel in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst, kan zijn vordering kunnen hun vorderingen , of de opmerkingen betreffende zijn vordering hun vorderingen , indienen in een officiële taal van die lidstaat.

In dat geval moet de verklaring van indiening van een vordering (respectievelijk de opmerkingen betreffende een vordering) echter in een officiële taal van de lidstaat van herkomst het opschrift dragen: "Indiening van een vordering" (respectievelijk "Indiening van opmerkingen betreffende een vordering").

2001/17/EG art. 18 (aangepast)

Artikel 286


Regelmatig informeren van de schuldeisers

1. De liquidateurs houden de schuldeisers regelmatig op passende wijze op de hoogte van met name het verloop van de liquidatie.

2. De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten kunnen de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst om informatie verzoeken over het verloop van de liquidatieprocedure.

2001/17/EG art. 19 (aangepast)

TITEL HOOFDSTUK IV - GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN DIE ZOWEL VOOR SANERINGSMAATREGELEN ALS VOOR LIQUIDATIEPROCEDURES GELDEN

Artikel 287


Gevolgen voor bepaalde overeenkomsten en rechten

Onverminderd de artikelen 271 en 276, worden Dde gevolgen van een saneringsmaatregel of een liquidatieprocedure voor de hieronder vermelde overeenkomsten en rechten worden – in afwijking van de artikelen 4 en 9 – beheerst door de volgende regels: het volgende recht:

a1) de gevolgen voor in het geval van arbeidsovereenkomsten en arbeidsbetrekkingen, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op de arbeidsovereenkomst of -betrekking van toepassing is;

b2) de gevolgen voor een overeenkomst die het recht geeft in het geval van overeenkomsten die recht geven op het genot of de verkrijging van een onroerend goed, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is;

c3) de gevolgen voor in het geval van de rechten van de verzekeringsonderneming op een onroerend goed, een schip of een luchtvaartuig dat is onderworpen aan inschrijving in een openbaar register, worden beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.

2001/17/EG art. 20 (aangepast)

Artikel 288


Zakelijke rechten van derden

1. De vaststelling van saneringsmaatregelen of de opening van een liquidatieprocedure raakt niet aan het zakelijk recht van een schuldeiser of van een derde op lichamelijke of onlichamelijke materiële of immateriële, roerende of onroerende goederen – zowel bepaalde goederen als gehelen, met een wisselende samenstelling, van onbepaalde goederen – die toebehoren aan de verzekeringsonderneming en die zich op het tijdstip waarop de procedure wordt geopend of de maatregelen worden genomen op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden.

2. Onder Tot de rechten in de zin van lid 1 worden behoren ten minste met name verstaan:

a) het recht een goed te gelde te maken of te laten maken en te worden voldaan uit de opbrengst van of de inkomsten uit het goed, in het bijzonder op grond van pand of hypotheek;

b) het exclusieve recht een vordering te innen, in het bijzonder door middel van een pandrecht op de vordering of door de cessie van die vordering tot zekerheid;

c) het recht om het goed op te eisen en/of de vergoeding ervan te verlangen van eenieder die het tegen de wil van de rechthebbende in bezit of in gebruik heeft;

d) het zakelijke recht om van een goed de vruchten te trekken.

3. Met een zakelijk recht wordt gelijkgesteld, het in een openbaar register ingeschreven Een recht tot verkrijging van een zakelijk recht in de zin van lid 1, wordt met een zakelijk recht gelijkgesteld indien het in een openbaar register is ingeschreven en dat aan derden kan worden tegengeworpen.

4. Lid 1 vormt geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietiging of niet-tegenwerpbaarheid als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder l) 276, lid 2, onder l).

2001/17/EG art. 21 (aangepast)

Artikel 289


Eigendomsvoorbehoud

1. De vaststelling van saneringsmaatregelen of de opening van een liquidatieprocedure ten aanzien van een verzekeringsonderneming die een goed heeft gekocht, laat de op een eigendomsvoorbehoud berustende rechten van de verkoper onverlet wanneer dat goed zich op het tijdstip waarop de maatregelen worden vastgesteld of de procedure wordt geopend, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de maatregelen worden vastgesteld of de procedure wordt geopend.

2. De vaststelling van saneringsmaatregelen of de opening van een liquidatieprocedure Wanneer ten aanzien van een verzekeringsonderneming die een goed heeft verkocht saneringsmaatregelen worden vastgesteld of een liquidatieprocedure wordt geopend nadat de levering van dat goed heeft plaatsgevonden, is dit geen grond voor ontbinding of opzegging van de verkoop en belet dit de koper niet de eigendom van het gekochte goed te verkrijgen wanneer dit goed zich op het tijdstip waarop de maatregelen worden vastgesteld of de procedure wordt geopend, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de maatregelen worden vastgesteld of de procedure wordt geopend.

3. De leden 1 en 2 vormen geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietiging of niet-tegenwerpbaarheid als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder l) 276, lid 2, onder l).

2001/17/EG art. 22 (aangepast)

Artikel 290


Verrekening

1. De vaststelling van saneringsmaatregelen of de opening van een liquidatieprocedure laat het recht van een schuldeiser op verrekening van zijn vordering met de vordering van de verzekeringsonderneming onverlet, wanneer die verrekening is toegestaan bij het recht dat op de vordering van de verzekeringsonderneming van toepassing is.

2. De in lLid 1 uiteengezette regel vormt geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietiging of niet-tegenwerpbaarheid als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder l) 276, lid 2, onder l).

2001/17/EG art. 23

Artikel 291


Gereglementeerde markten

1. Onverminderd artikel 20 288, worden de gevolgen van een saneringsmaatregel of van de opening van een liquidatieprocedure voor de rechten en verplichtingen van deelnemers aan een gereglementeerde markt, uitsluitend beheerst door het recht dat op die markt van toepassing is.

2. Lid 1 vormt geen beletsel voor het instellen van een in artikel 9, lid 2, onder l), 276, lid 2, onder l), bedoelde vordering tot nietigheid, vernietiging of niet-tegenwerpbaarheid van betalingen of verrichtingen transacties krachtens het recht dat op die markt van toepassing is.

2001/17/EG art. 24 (aangepast)

Artikel 292


Nadelige handelingen

Artikel 9, lid 2, onder l), 276, lid 2, onder l), is niet van toepassing indien degene die voordeel heeft gehad bij een voor het geheel van schuldeisers nadelige handeling bewijst: a) dat die rechtshandeling onderworpen is aan het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst, en b) dat dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid om die rechtshandeling te bestrijden.

2001/17/EG art. 25 (aangepast)

Artikel 293


Bescherming van derde verkrijgers

Het volgende recht is van toepassing Iindien de verzekeringsonderneming door een na het nemen de vaststelling van een saneringsmaatregel of na de opening van de een liquidatieprocedure verrichte handeling onder bezwarende titel beschikt over:

a1) een onroerend goed,: het recht van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is;

b2) een schip of een luchtvaartuig dat aan inschrijving in een openbaar register onderworpen is, of: het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden;

c3) effecten of andere waardepapieren waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register of op een wettelijk voorgeschreven rekening veronderstelt, of die zijn geplaatst in een door het recht van een lidstaat beheerst centraal bewaarnemingssysteem,: het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register, de rekening of het systeem wordt gehouden.

wordt de rechtsgeldigheid van die handeling beheerst door het recht van de lidstaat waar dit onroerend goed gelegen is of onder het gezag waarvan het register, de rekening of het systeem wordt gehouden.

2001/17/EG art. 26

Artikel 294


Aanhangige rechtsgedingen

De gevolgen van de saneringsmaatregelen of de liquidatieprocedure voor aanhangige rechtsgedingen betreffende een goed of recht waarover de verzekeringsonderneming het beheer en de beschikking heeft verloren, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het rechtsgeding aanhangig is.

2001/17/EG art. 27 (aangepast)

Artikel 295


Bewindvoerders en liquidateurs

1. De aanwijzing van de bewindvoerder of de liquidateur wordt aangetoond met een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van ieder ander door de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst opgesteld attest.

De lidstaat waar de bewindvoerder of de liquidateur wil optreden, Er kan een vertaling worden verlangd verlangen in een officiële taal van de deze lidstaat waar de bewindvoerder of de liquidateur wil optreden. Een legalisatie formele waarmerking van deze vertaling of soortgelijke formaliteit mag niet worden verlangd.

2. Bewindvoerders en liquidateurs zijn gemachtigd op het grondgebied van alle lidstaten de bevoegdheden uit te oefenen die zij kunnen uitoefenen op het grondgebied van de lidstaat van herkomst.

Overeenkomstig de wetgeving het recht van de lidstaat van herkomst kunnen er personen worden aangewezen die tot taak hebben de bewindvoerders en liquidateurs bij te staan of, in voorkomend geval, te vertegenwoordigen bij de afwikkeling van de saneringsmaatregel of de liquidatie, met name in de lidstaten van ontvangst, meer bepaald om eventuele moeilijkheden van de schuldeisers in de lidstaat van ontvangst betrokken lidstaten te helpen oplossen.

3. Bij de uitoefening van zijn hun bevoegdheden overeenkomstig de wetgeving het recht van de lidstaat van herkomst richt de bewindvoerder of de liquidateur richten bewindvoerders of liquidateurs zich naar het recht van de lidstaten waar hij wil zij willen optreden, meer bepaald met betrekking tot de wijze waarop de goederen te gelde worden gemaakt en het informeren van de werknemers.

Deze bevoegdheden mogen niet noch de aanwending van dwangmiddelen behelzen, noch het recht om uitspraak te doen in gedingen of geschillen.

2001/17/EG art. 28 (aangepast)

Artikel 296


Inschrijving in een openbaar register

1. De bewindvoerder, de liquidateur of enige andere naar behoren gemachtigde autoriteit of persoon in de lidstaat van herkomst kan verzoeken dat een saneringsmaatregel of de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure wordt ingeschreven in het kadaster, het handelsregister of enig ander een relevant openbaar register dat in de andere lidstaten wordt gehouden.

Ingeval een lidstaat evenwel de inschrijving verplicht stelt, neemt de in de vorige eerste alinea bedoelde gemachtigde autoriteit of persoon de nodige maatregelen om inschrijving te waarborgen.

2. De kosten van de inschrijving worden als kosten en uitgaven van de procedure beschouwd.

2001/17/EG art. 29 (aangepast)

Artikel 297


Beroepsgeheim

Eenieder die in het kader van de kennisgevingsprocedures van de artikelen 5, 8 en 30 272, 275 en 298 gegevens moet ontvangen of verstrekken, is gebonden aan het beroepsgeheim gebonden, op de wijze als bepaald in de artikelen 63 tot en met 68 16 van Richtlijn 92/49/EEG en artikel 15 van Richtlijn 92/96/EEG, met uitzondering van rechterlijke instanties, die aan de geldende nationale bepalingen onderworpen zijn.

2001/17/EG art. 30 (aangepast)

Artikel 298


Behandeling van Bbijkantoren van verzekeringsondernemingen uit derde landen

2. Wanneer een verzekeringsonderneming met statutaire hoofdzetel buiten de Gemeenschap bijkantoren heeft in meer dan een lidstaat, wordt elk bijkantoor voor de toepassing van deze richtlijn titel onafhankelijk behandeld.

De bevoegde instanties en de toezichthoudende autoriteiten van deze lidstaten trachten hun optreden te coördineren.

Ook de eventuele bewindvoerders of liquidateurs trachten hun optreden te coördineren.

88/357/EEG

Artikel 6

Voor de toepassing van artikel 15, lid 2, eerste alinea, en artikel 24 van de eerste richtlijn, voegen de lidstaten zich naar bijlage 1 bij deze richtlijn voor wat betreft de congruentieregels.

92/49/EEG

Artikel 36

Wanneer de verzekeringsonderneming voornemens is in de in artikel 14 bedoelde gegevens een wijziging aan te brengen, volgt zij daartoe de in de artikelen 14 en 16 bepaalde procedure.

88/357/EEG

Artikel 26

1. De risico's die in aanmerking komen voor dekking in het kader van communautaire co-assurantie in de zin van Richtlijn 78/473/EEG zijn die welke zijn omschreven in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn.

2. De in deze richtlijn opgenomen bepalingen met betrekking tot de risico's die zijn omschreven in artikel 5, onder d ), van de eerste richtlijn zijn van toepassing op de eerste verzekeraar.

2002/83/EG art. 61 (aangepast)

nieuw

TITEL V - ANDERE BEPALINGEN

Artikel 299


Bewijs dat aan de betrouwbaarheids- en deskundigheidseisen is voldaan van betrouwbaarheid

1. Indien een lidstaat van zijn onderdanen een het bewijs dat aan de in artikel 42 bedoelde eisen is voldaan van betrouwbaarheid en het bewijs dat er voorheen geen faillissement heeft plaatsgehad of slechts één van deze twee bewijzen eist, aanvaardt deze lidstaat als voldoende bewijs voor de onderdanen van de overige lidstaten het overleggen van een uittreksel uit het strafregister of, bij ontbreken daarvan, van een door een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie van de lidstaat van herkomst of oorsprong afgegeven gelijkwaardig document, waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.

2. Wanneer het in lid 1 bedoelde document niet door de lidstaat van herkomst of oorsprong wordt afgegeven, kan dit worden vervangen door een verklaring onder ede – of, in de lidstaten waar niet in een eed is voorzien, door een plechtige verklaring – welke door de betrokkene betrokken onderdaan van de andere lidstaat wordt afgelegd ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie of, in voorkomend geval, van een notaris van de lidstaat van herkomst of oorsprong,.

dDie instantie of notaris geeft een attest afgeeft dat deze eed of deze plechtige verklaring bewijskracht geeft.

De in de eerste alinea bedoelde verklaring dat er geen faillissement heeft plaatsgehad, mag ook worden afgelegd ten overstaan van een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie van de betrokken lidstaat diezelfde staat.

3. De overeenkomstig in de leden 1 en 2 afgegeven bedoelde documenten en attesten mogen bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden.

4. De lidstaten wijzen de autoriteiten en organisaties aan die bevoegd zijn voor de afgifte van de in de leden 1 en 2 bedoelde documenten en stellen de overige lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Iedere lidstaat deelt de overige lidstaten en de Commissie tevens mede bij welke autoriteiten en organisaties de in dit artikel de leden 1 en 2 bedoelde documenten tot staving van het verzoek om op het grondgebied van deze lidstaat de in artikel 2 bedoelde werkzaamheden te mogen uitoefenen, moeten worden ingediend.

2005/68/EG art. 53 (aangepast)

Artikel 300


Recht op beroep

De lidstaten dragen er zorg voor dat tegen besluiten ten aanzien van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, die worden genomen op grond van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke ter uitvoering van deze richtlijn zijn vastgesteld, beroep op de rechter openstaat.

2002/83/EG art. 62

Artikel 301


Samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie

2005/68/EG art. 54 (aangepast)

1. De lidstaten werken samen teneinde het toezicht op het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf in de Gemeenschap en de toepassing van deze richtlijn te vergemakkelijken.

2. De Commissie en de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten werken nauw samen om het toezicht op het verzekerings- en herverzekeringbedrijf in de Gemeenschap te vergemakkelijken en eventuele moeilijkheden die zich bij de toepassing van deze richtlijn zouden kunnen voordoen, te onderzoeken.

2002/83/EG art. 62 (aangepast)

3. Iedere lidstaat brengt De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van de belangrijkste moeilijkheden die de toepassing van deze richtlijn met zich brengt, onder meer van de moeilijkheden die zich voordoen indien een lidstaat een abnormale verplaatsing constateert van de in deze richtlijn bedoelde verzekeringsactiviteit ten nadele van de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen naar agentschappen en bijkantoren die in de nabijheid van zijn grondgebied zijn gelegen.

De Commissie en de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van de betrokken lidstaten onderzoeken deze moeilijkheden zo spoedig mogelijk teneinde een afdoende oplossing te vinden.

In voorkomend geval dient de Commissie bij de Raad passende voorstellen in.

88/357/EEG art. 30 (aangepast)

Artikel 302


Euro

Telkens wanneer in deze richtlijn de Ecu euro wordt vermeld, is de vanaf 31 december van elk jaar in aanmerking te nemen tegenwaarde in nationale valuta die welke geldt op de laatste dag van de voorgaande maand oktober waarvoor de tegenwaarde van de Ecu euro in alle valuta's van de Gemeenschap beschikbaar is.

Artikel 2 van Richtlijn 76/580/EEG [86] is alleen van toepassing op de artikelen 3, 16 en 17 van de eerste richtlijn.

2002/83/EG Art. 68 (aangepast)

nieuw

Artikel 303


Herziening van in euro luidende bedragen

1. Vóór 15 maart 1985 legt de Commissie aan de Raad een verslag voor over de gevolgen van de bij deze richtlijn ingevoerde financiële vereisten voor de situatie van de verzekeringsmarkten van de lidstaten.

21. De Raad gaat Wat levensverzekering betreft, legt de Commissie, om de twee jaar vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn aan het Europees Parlement en de Raad een herziening voor op voorstel van de Commissie over tot onderzoek naar en, in voorkomend geval, tot herziening van deze in deze richtlijn in euro uitgedrukte bedragen, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de economische en monetaire toestand in de Gemeenschap. Deze herziening gaat, in voorkomend geval, vergezeld van de nodige voorstellen.

88/357/EEG art. 31 (aangepast)

nieuw

2. Wat schadeverzekering betreft, legt de Commissie De Raad gaat om de vijf jaar, op voorstel van de Commissie, over tot onderzoek naar en, in voorkomend geval, tot herziening vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn aan het Europees Parlement en de Raad een herziening voor van alle de in deze richtlijn in Ecu euro uitgedrukte bedragen, in deze richtlijn rekening houdende waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de economische en monetaire toesta nd in de Gemeenschap. Deze herziening gaat, in voorkomend geval, vergezeld van de nodige voorstellen .

2002/83/EG (aangepast)

Artikel 63

Verslagen betreffende de ontwikkeling van de markt in het kader van het vrij verrichten van diensten

De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad op gezette tijden, en voor de eerste maal op 20 november 1995, een verslag voor over de ontwikkeling van de markt van verzekeringen en verrichtingen in het kader van het vrij verrichten van diensten.

88/357/EEG (aangepast)

Artikel 29

De Commissie legt de Raad op gezette tijden en voor de eerste maal op 1 juli 1993 een verslag voor over de ontwikkeling van de markt der in het kader van het vrij verrichten van diensten gesloten verzekeringen.

2005/1/EG art. 7, punt 2)

5. Uiterlijk op 1 januari 2006 brengt de Commissie een verslag uit over de toepassing van deze richtlijn en, zo nodig, over de noodzaak van verdere harmonisatie.

2002/83/EG art. 65

Artikel 304


Comitéprocedure

2005/1/EG art. 8, punt 3) en 2005/68/EG art. 55

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2004/9/EG van de Commissie [87] ingestelde Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen.

nieuw

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

2002/83/EG art. 65 en 2005/68/EG art. 55 (aangepast)

nieuw

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 is artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

2002/83/EG art. 64 (aangepast)

Artikel 64

Technische aanpassingen

De technische aanpassingen die op de hierna genoemde punten in deze richtlijn moeten worden aangebracht, worden vastgesteld volgens de in artikel 65, lid 2, voorziene procedure:

– uitbreiding van de lijst van rechtsvormen in artikel 6, lid 1, onder a);

– wijziging van de in bijlage I opgenomen lijst, of aanpassing van de terminologie in die lijst, om met de ontwikkelingen op de verzekeringsmarkt rekening te houden;

– verduidelijking van de in artikel 27 opgesomde bestanddelen van de solvabiliteitsmarge, om met de schepping van nieuwe financiële instrumenten rekening te houden;

– wijziging van het in artikel 29, lid 2, vastgestelde minimumbedrag van het garantiefonds, om met de economische en financiële ontwikkelingen rekening te houden;

– wijziging, om met de schepping van nieuwe financiële instrumenten rekening te houden, van de in artikel 23 opgenomen lijst van categorieën van activa die ter dekking van de technische voorzieningen worden aanvaard en van de in artikel 24 vastgestelde voorschriften betreffende de spreiding;

– wijziging van de versoepelingen van de congruentieregels, waarin in bijlage II is voorzien, om met de ontwikkeling van nieuwe instrumenten ter dekking van het valutarisico of de vooruitgang bij de Economische en Monetaire Unie rekening te houden;

– verduidelijking van de definities, om een eenvormige toepassing van deze richtlijn in de gehele Gemeenschap te garanderen;

– de nodige technische aanpassingen van de voorschriften inzake de vaststelling van de maximumrentepercentages uit hoofde van artikel 20, met name om rekening te houden met de vooruitgang bij de Economische en Monetaire Unie.

2005/68/EG art. 56 (aangepast)

Overeenkomstig de in artikel 55, lid 2, bedoelde procedure worden de volgende maatregelen tot uitvoering van deze richtlijn vastgesteld:

a) uitbreiding van de in bijlage I vermelde rechtsvormen,

b) verduidelijking van de in artikel 36 vermelde bestanddelen die de solvabiliteitsmarge vormen om rekening te houden met de invoering van nieuwe financiële instrumenten,

c) verhoging met ten hoogste 50% van de premies of schaden die worden gebruikt voor de berekening van de vereiste solvabiliteitsmarge overeenkomstig artikel 37, leden 3 en 4, en die verband houden met andere branches dan die welke onder A, punten 11, 12 en 13, van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG worden vermeld, voor bijzondere herverzekeringsactiviteiten of categorieën overeenkomsten, teneinde rekening te houden met de bijzondere kenmerken van deze activiteiten of overeenkomsten,

d) wijziging van het in artikel 40, lid 2, bedoelde minimumgarantiefonds om rekening te houden met economische en financiële ontwikkelingen,

e) verduidelijking van de definities van artikel 2 teneinde een eenvormige toepassing van deze richtlijn in de gehele Gemeenschap te waarborgen.

2007/44/EG art. 8 (aangepast)

Artikel 305


Inwerkingtreding Kennisgevingen die zijn gedaan voordat de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking zijn getreden om aan de artikelen 56 tot en met 62 te voldoen

2 De beoordelingsprocedure voor voorgenomen verwervingen waarvoor bij de bevoegde toezichthoudende autoriteiten kennisgevingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, artikel 2, lid 2, artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, 56 zijn gedaan voordat de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan deze richtlijn de artikelen 56 tot en met 62 te voldoen in werking zijn getreden, wordt uitgevoerd overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaten die op het tijdstip van de kennisgeving van kracht is.

2002/83/EG art. 60 (aangepast)

TITEL VII - OVERGANGS- EN ANDERE BEPALINGEN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK I - OVERGANGSBEPALINGEN

Afdeling 1 - Verzekering

Artikel 306


Afwijkingen en afschaffing van beperkende maatregelen

73/239/EEG art. 30 (aangepast)

nieuw

1. De lidstaten laten aan de in titel II bedoelde ondernemingen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de maatregelen tot uitvoering van deze richtlijn in één of meer van de in artikel 1 bedoelde branches werkzaam zijn op hun gebied, een termijn van vijf jaar, aanvangende op het tijdstip van kennisgeving van de richtlijn, om aan de voorwaarden van de artikelen 16 en 17 te voldoen.

21. Bovendien kunnen dDe lidstaten kunnen :

a) aan de in lid 1 bedoelde ondernemingen die na het verstrijken van de termijn van vijf jaar de solvabiliteitsmarge nog niet volledig hebben bereikt, een aanvullende termijn van ten hoogste twee jaar toestaan, mits deze ondernemingen de maatregelen welke zij zich voorstellen te nemen om de marge te bereiken, overeenkomstig artikel 20 aan de toezichthoudende autoriteit ter goedkeuring hebben voorgelegd;

b) de in het eerste lid genoemde ondernemingen schadeverzekeringsondernemingen die op 31 januari 1975 niet aan de vereisten van de artikelen 16 en 17 van Richtlijn 73/239/EEG voldeden en die na het verstrijken van de termijn van vijf jaar op 31 juli 1978 niet een jaarlijkse premie- of bijdrage-incasso bereikten, gelijk aan het zesvoudige van het in artikel 17, lid 2, van Richtlijn 73/239/EEG bedoelde minimumgarantiefonds, voor het einde van het boekjaar waarvoor de premies of bijdragen ten minste overeenkomen met het zesvoudige van het bedrag van het garantiefonds, ontheffen van de verplichting dit fonds te vormen. Aan de hand van de uitkomsten van het in artikel 33 301, lid 2, bedoelde onderzoek zal besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen besluiten op welk tijdstip de lidstaten deze ontheffing moeten afschaffen.

3. Ondernemingen die hun werkzaamheden willen uitbreiden, als bedoeld in artikel 8, lid 2, of in artikel 10, dienen evenwel onverwijld aan de in de richtlijn vervatte voorschriften te voldoen. De in lid 2, sub b), bedoelde ondernemingen die hun werkzaamheden binnen het nationale grondgebied uitbreiden tot andere branches of tot andere delen van dat grondgebied kunnen echter gedurende eer termijn van tien jaar, te rekenen vanaf de kennisgeving van deze richtlijn, worden ontheven van de verplichting, het in artikel 17, lid 2, bedoelde minimumgarantiefonds te vormen.

42. De ondernemingen die een andere rechtsvorm hebben dan de in artikel 8 genoemde, mogen gedurende drie jaar na de kennisgeving van deze richtlijn hun huidige werkzaamheden in de rechtsvorm die zij op het ogenblik van deze kennisgeving bezitten, blijven uitoefenen. De ondernemingen schadeverzekeringsondernemingen die in het Verenigd Koninkrijk zijn opgericht bij "Royal Charter", bij "Private Act" of bij "Special Public Act" mogen hun bedrijf in hun huidige vorm voor onbepaalde tijd voortzetten in de rechtsvorm waarin zij op 31 juli 1973 waren opgericht .

De ondernemingen die in België, overeenkomstig hun doel, hypothecaire leningen bij interventie verstrekken, of spaarbankwerkzaamheden verrichten overeenkomstig artikel 15, 4*, van de bepalingen betreffende de controle op de private spaarkassen, die zijn gecoördineerd bij het Koninklijk Besluit van 23 juni 1967, kunnen hiermee gedurende drie jaar na de kennisgeving van de richtlijn voortgaan.

De betrokken lidstaten maken een lijst op van deze ondernemingen, welke zij ter kennis brengen van de andere lidstaten en van de Commissie.

2002/83/EG art. 60 (aangepast)

1. De ondernemingen levensverzekeringsondernemingen die in het Verenigd Koninkrijk zijn opgericht uit hoofde van bij "Royal Charter", bij "Private Act" of bij "Special Public Act" mogen hun bedrijf voor onbepaalde tijd voortzetten in de rechtsvorm waarin zij op 15 maart 1979 waren opgericht, voor onbepaalde tijd voortzetten.

Het Verenigd Koninkrijk maakt van deze de in de eerste en de tweede alinea bedoelde ondernemingen een lijst op die zij ter kennis brengt van de andere lidstaten en van de Commissie.

23. De uit hoofde van de "Friendly Societies Acts" in het Verenigd Koninkrijk geregistreerde maatschappijen mogen de werkzaamheden levensverzekering en spaartransacties die zij op 15 maart 1979 overeenkomstig hun doel verrichtten, voortzetten.

73/239/EEG art. 30, lid 5 (aangepast)

54. Op verzoek van de ondernemingen schadeverzekeringsondernemingen die aan de in de artikelen 15, 16 en 17 titel I, hoofdstuk VI, afdelingen 2, 4 en 5, gestelde verplichtingen voldoen, maken de lidstaten een einde aan de beperkende maatregelen zoals die betreffende krachtens de huidige regeling gestelde hypotheken, depots of zekerheiden.

2002/83/EG art. 66 (aangepast)

Artikel 307


Door bestaande bijkantoren en verzekeringsondernemingen verkregen rechten

1. De bijkantoren die, Een bijkantoor dat overeenkomstig de bepalingen van de lidstaat van het bijkantoor waar het betrokken bijkantoor is gevestigd , hun zijn werkzaamheden hebben heeft aangevangen vóór 1 juli 1994, worden wordt geacht onderworpen te zijn geweest aan de procedure van artikel 40, leden 1 tot en met 5 de artikelen 143 en 144.

Zij vallen vanaf genoemde datum onder de artikelen 13, 20, 37, 39 en 46.

2. De artikelen 41 145 en 42 146 doen geen afbreuk aan de rechten die zijn verkregen door verzekeringsondernemingen welke werkzaam waren in het kader van het vrij verrichten van diensten vóór 1 juli 1994.

73/239/EEG (aangepast)

Artikel 31

De lidstaten laten aan de in titel III bedoelde agentschappen en bijkantoren, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de maatregelen tot uitvoering van deze richtlijn in één of meer van de in artikel 1 bedoelde branches werkzaam zijn, en hun werkzaamheden niet uitbreiden in de zin van artikel 10, lid 2, een termijn van ten hoogste vijf jaar, aanvangende op het tijdstip van kennisgeving van de richtlijn, om aan de voorwaarden van artikel 25 te voldoen.

Artikel 32

Gedurende een periode die afloopt bij de inwerkingtreding van een overeenkomstig artikel 29 met een derde land afgesloten overeenkomst, en uiterlijk bij het verstrijken van een termijn van vier jaar, te rekenen vanaf de kennisgeving van de richtlijn, kan elke lidstaat voor de ondernemingen van dit land die op zijn grondgebied zijn gevestigd, met betrekking tot de congruentie en de lokalisatie van de technische reserves, de regeling handhaven welke op 1 januari 1973 daarop van toepassing was, mits hij de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis stelt en niet de grenzen overschrijdt van de versoepelingen die krachtens artikel 15, lid 2, worden toegestaan ten gunste van de ondernemingen van lidstaten die op zijn grondgebied zijn gevestigd.

73/239/EEG (aangepast)

Artikel 34

1. Binnen zes jaar na kennisgeving van de richtlijn legt de Commissie aan de Raad een verslag voor over de invloed van de door de richtlijn ingevoerde financiële vereisten op de situatie van de verzekeringsmarkten van de lidstaten.

2. Zo nodig zal de Commissie, voor het einde van de overgangsperiode als bedoeld in artikel 30, lid 1, de Raad tussentijdse verslagen voorleggen.

92/49/EEG (aangepast)

Artikel 51

De technische aanpassingen die op de hierna genoemde punten in Richtlijn 73/239/EEG, Richtlijn 88/357/EEG en deze richtlijn moeten worden aangebracht, worden vastgesteld volgens de procedure van Richtlijn 91/675/EEG:

– uitbreiding van de lijst van rechtsvormen in artikel 8, lid 1, onder a), van Richtlijn 73/239/EEG;

– wijziging van de in de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG opgenomen lijst of aanpassing van de terminologie van die lijst, om met de ontwikkelingen op de verzekeringsmarkt rekening te houden;

– verduidelijking van de in artikel 16, lid 1, van Richtlijn 73/239/EEG opgesomde bestanddelen van de solvabiliteitsmarge, om met de schepping van nieuwe financiële instrumenten rekening te houden;

– wijziging van het in artikel 17, lid 2, van Richtlijn 73/239/EEG vastgestelde minimumbedrag van het garantiefonds, om met de economische en financiële ontwikkelingen rekening te houden;

– wijziging, om met de schepping van nieuwe financiële instrumenten rekening te houden, van de in artikel 21 van deze richtlijn opgenomen lijst van categorieën van activa die ter dekking van de technische voorzieningen worden aanvaard en van de in artikel 22 vastgestelde voorschriften betreffende de spreiding;

– wijziging van de versoepelingen van de congruentieregels, waarin in bijlage 1 bij Richtlijn 88/357/EEG is voorzien, om met de ontwikkeling van nieuwe instrumenten ter dekking van het valutarisico of de vooruitgang bij de Economische en Monetaire Unie rekening te houden;

– verduidelijking van de definities, om een eenvormige toepassing van Richtlijn 73/239/EEG, Richtlijn 88/357/EEG en deze richtlijn in de gehele Gemeenschap te garanderen.

Artikel 52

1. De bijkantoren die, overeenkomstig de bepalingen van de lidstaat van vestiging, hun werkzaamheden hebben aangevangen vóór de inwerkingtreding van de toepassingsbepalingen van deze richtlijn, worden geacht onderworpen te zijn geweest aan de procedure van artikel 10, leden 1 tot en met 5, van Richtlijn 73/239/EEG. Zij vallen vanaf genoemde inwerkingtreding onder de artikelen 15, 19, 20 en 22 van Richtlijn 73/239/EEG en artikel 40 van deze richtlijn.

2. De artikelen 34 en 35 doen geen afbreuk aan de rechten die zijn verkregen door verzekeringsondernemingen welke vóór de inwerkingtreding van de toepassingsbepalingen van deze richtlijn werkzaam waren in het kader van het vrij verrichten van diensten.

2002/83/EG art. 71

Artikel 71


Overgangsperiode voor artikel 3, punt 6, en de artikelen 27, 28, 29, 30 en 38

1. De lidstaten kunnen aan verzekeringsondernemingen die op 20 maart 2002 in één of meer van de in bijlage I genoemde branches op hun grondgebied werkzaam zijn, een termijn van vijf jaar toestaan om aan de in artikel 3, punt 6, en de artikelen 27, 28, 29, 30 en 38 van deze richtlijn gestelde voorwaarden te voldoen; de termijn vangt aan op 20 maart 2002.

2. De lidstaten kunnen aan de in lid 1 bedoelde ondernemingen die na het verstrijken van de termijn van vijf jaar de vereiste solvabiliteitsmarge nog niet volledig hebben bereikt, een aanvullende termijn van ten hoogste twee jaar toestaan, mits deze ondernemingen de maatregelen die zij voornemens zijn te nemen om de marge te bereiken, overeenkomstig artikel 37 ter goedkeuring aan de bevoegde autoriteiten hebben voorgelegd.

2005/68/EG art. 63 (aangepast)

Afdeling 2 - Herverzekering

Artikel 308


Overgangsperiode voor artikel 57, lid 3, en artikel 60, lid 6, van Richtlijn 2005/68/EG

Een lidstaat mag de toepassing van de bepalingen van artikel 57, lid 3, van deze richtlijn Richtlijn 2005/68/EG houdende wijziging van artikel 15, lid 3, van Richtlijn 73/239/EEG en van het bepaalde in artikel 60, lid 6, van deze richtlijn Richtlijn 2005/68/EG uitstellen, tot 10 december 2008.

2005/68/EG art. 61 (aangepast)

Artikel 309


Door bestaande herverzekeringsondernemingen verkregen rechten

1. Herverzekeringsondernemingen die onder de onderhavige richtlijn vallen en die reeds vóór 10 december 2005 over een vergunning beschikten of gerechtigd waren om het herverzekeringsbedrijf uit te oefenen overeenkomstig de bepalingen van de lidstaten waarin zij hun hoofdkantoor hebben, worden geacht over een vergunning te beschikken overeenkomstig artikel 3 14.

Zij zijn evenwel verplicht om te voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn betreffende de uitoefening van het herverzekeringsbedrijf en de in artikel 6, onder a), c), d), 18, lid 1, onder b), d), e), f), g), de artikelen 7, 8 en 12 19, 20 en 24 en de artikelen 32 tot en met 41 titel I, hoofdstuk VI, afdelingen 2, 3 en 4, gestelde voorwaardenvanaf 10 december 2007.

2. De lidstaten kunnen aan de in lid 1 bedoelde herverzekeringsondernemingen die op 10 december 2005 niet aan artikel 6, onder a), 18, lid 1, onder b), de artikelen 7 en 8 19 en 20 en de artikelen 32 tot en met 40 titel I, hoofdstuk VI, afdelingen 2, 3 en 4, voldeden voldoen, een termijn tot 10 december 2008 toestaan om aan deze voorwaarden te voldoen.

nieuw

HOOFDSTUK II - SLOTBEPALINGEN

Artikel 310


Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 oktober 2012 aan de artikelen 4, 6, 7, 8, 10, 13, 14, 18, 23, 26 tot en met 31, 34 tot en met 54, 66, 67, 70, 71, 73 tot en met 140, 142, 144, 146, 150, 160 tot en met 165, 170, 171, 176, 188, 190, 208 tot en met 268, 280, 299 en 306 en de bijlagen III, IV en V te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een concordantietabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor deze verwijzing en de formulering van deze vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 311


Intrekking

1. De Richtlijnen 73/239/EEG, 78/473/EEG, 88/357/EEG, 92/49/EEG, 98/78/EG, 2001/17/EG, 2002/83/EG, 2005/68/EG en 2007/44/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VI, deel A, genoemde richtlijnen, worden met ingang van de dag na de datum vermeld in artikel 310, lid 1, ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor de omzetting in intern recht en de toepassing van de in bijlage VI, deel B, genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage VI opgenomen concordantietabel

2. De Richtlijnen 64/225/EEG, 73/240/EEG, 76/580/EEG, 84/641/EEG en 87/344/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VI, deel A, genoemde richtlijnen, worden met ingang van de dag na de datum vermeld in artikel 310, lid 1, ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor de omzetting in intern recht en de toepassing van de in bijlage VI, deel B, genoemde richtlijnen.

Artikel 312


Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 1, 2, 3, 5, 9, 11, 12, 15, 16, 17, 19 tot en met 22, 24, 25, 32, 33, 55 tot en met 65, 68, 69, 72, 141, 143, 145, 147, 148, 149, 151 tot en met 159, 166 tot en met 169, 172 tot en met 175, 177 tot en met 187, 189, 191 tot en met 207, 269 tot en met 279, 281 tot en met 298, 300 tot en met 305 en 307 tot en met 313 en de bijlagen I, II, V, VI en VII zijn van toepassing met ingang van 1 november 2012.

Artikel 313


Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

73/239/EEG (aangepast)

BIJLAGE I

Schadeverzekeringsbranches

A. Indeling van de risico's per branche

1. Ongevallen (inclusief arbeidsongevallen en beroepsziekten)

– forfaitaire uitkeringen;

– schadeloosstellingen;

– combinaties daarvan;

– vervoerde personen.

2. Ziekte

– forfaitaire uitkeringen;

– schadeloosstellingen;

– combinaties daarvan.

3. Voertuigcasco (met uitzondering van rollend spoorwegmaterieel)

Alle schaden toegebracht aan:

– motorrijtuigen;

– voertuigen zonder motor.

4. Casco rollend spoorwegmaterieel

Alle schaden toegebracht aan rollend spoorwegmaterieel.

5. Luchtvaartuig

Alle schaden toegebracht aan luchtvaartuigen.

6. Casco zee- en binnenschepen

Alle schaden toegebracht aan:

– binnenschepen;

– schepen voor de vaart op meren;

– zeeschepen.

7. Vervoerde goederen (met inbegrip van koopwaren, bagage en alle andere goederen)

Alle schaden toegebracht aan vervoerde goederen of bagage, onafhankelijk van de aard van het transportmiddel.

8. Brand en natuurevenementen

Alle schaden toegebracht aan goederen (met uitzondering van de goederen welke onder de sub 3, 4, 5, 6 en 7 genoemde branches zijn begrepen) wanneer deze zijn veroorzaakt door:

– brand;

– ontploffing;

– storm;

– natuurevenementen, met uitzondering van storm;

– kernenergie;

– aardverzakking.

9. Andere schaden aan goederen

Alle schaden welke zijn toegebracht aan goederen (met uitzondering van de goederen die onder de sub 3, 4, 5, 6 en 7 genoemde branches zijn begrepen), wanneer deze schaden zijn veroorzaakt door hagel of vorst, alsmede door alle overige niet reeds sub 8 begrepen evenementen, zoals diefstal.

10. W.A. motorrijtuigen

Elke aansprakelijkheid welke het gevolg is van het gebruik van motorrijtuigen (met inbegrip van de aansprakelijkheid van de vervoerder daaronder begrepen).

11. W.A. luchtvaartuigen

Elke aansprakelijkheid welke het gevolg is van het gebruik van luchtvaartuigen (met inbegrip van de aansprakelijkheid van de vervoerder daaronder begrepen).

12. W.A. zee- en binnenschepen

Elke aansprakelijkheid welke het gevolg is van het gebruik van zee- en binnenschepen (met inbegrip van de aansprakelijkheid van de vervoerder daaronder begrepen).

13. Algemene W.A.

Alle overige niet reeds onder de nrs. nummers 10, 11 en 12 vermelde vormen van aansprakelijkheid.

14. Krediet

– algemene insolventie;

– exportkrediet;

– verkoop op afbetaling;

– hypothecair krediet;

– landbouwkrediet.

15. Borgtocht

– directe borgtocht;

– indirecte borgtocht.

16. Diverse geldelijke verliezen

– risico van gebrek aan werk;

– (algemeen) tekort aan ontvangsten;

– slecht weer;

– winstderving;

– doorlopende hoge algemene kosten;

– onvoorziene bedrijfsuitgaven;

– verlies van verkoopwaarde;

– huur - of inkomstenderving;

– andere indirecte bedrijfsverliezen dan bovengenoemde;

– niet met een bedrijf samenhangende geldelijke verliezen;

– overige geldelijke verliezen.

17. Rechtsbijstand

Rechtsbijstand.

84/641/EEG art. 14 (aangepast)

18. Hulpverlening

Hulpverlening aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats of vaste gewone verblijfplaats bevinden.

73/239/EEG (aangepast)

De risico's die tot een branche behoren kunnen niet onder een andere branche worden gerangschikt met uitzondering van de sub C genoemde gevallen.

B. Aanduiding van de vergunning die voor verscheidene branches tegelijk wordt gegeven

Wanneer de De benamingen van vergunningen die tegelijk betrekking heeft hebben op meerdere branches luiden als volgt :

a) de branches nrs. 1 en 2: wordt hiervoor de aanduiding "ongevallen en ziekte" gebruikt;

b) de branches nrs. 1 (vierde streepje), 3, 7 en 10:, wordt hiervoor de aanduiding "motorrijtuigverzekering" gebruikt;

c) de branches nrs. 1 (vierde streepje), 4, 6, 7 en 12: , wordt hiervoor de aanduiding "zee- en transportverzekering" gebruikt;

d) de branches nrs. 1 (vierde streepje), 5, 7 en 11:, wordt hiervoor de aanduiding "luchtvaartverzekering" gebruikt;

e) de branches nrs. 8 en 9: , wordt hiervoor de aanduiding "brand en andere schade aan goederen" gebruikt;

f) de branches nrs. 10, 11, 12 en 13:, wordt hiervoor de aanduiding "wettelijke aansprakelijkheid" gebruikt;

g) de branches nrs. 14 en 15:, wordt hiervoor de aanduiding "krediet en borgtocht" gebruikt;

h) alle branches: de benaming , wordt zij verleend onder de door de betrokken lidstaten gekozen benaming, en door hen die deze welke en aan de andere lidstaten en aan de Commissie zal worden meegedeeld.

C. Bijkomende risico's

De onderneming die een vergunning heeft verkregen voor het dekken van een hoofdrisico dat tot een branche of een aantal branches behoort mag ook risico's verzekeren die tot een andere branche behoren zonder dat voor deze risico's een vergunning is vereist, mits zij:

– samenhangen met het hoofdrisico,

– betrekking hebben op het object dat verzekerd is tegen het hoofdrisico, en

– worden verzekerd bij de overeenkomst welke het hoofdrisico dekt.

87/344/EEG art. 9

De onder de branches genoemd onder A, 14, 15 en 17 vallende risico's mogen echter niet als bijkomende risico's van andere branches worden beschouwd.

Het onder branche 17 (rechtsbijstandverzekering) vallende risico mag echter als bijkomend risico van branche 18 worden beschouwd indien de in de eerste alinea genoemde voorwaarden zijn vervuld en het hoofdrisico alleen betrekking heeft op het bieden van hulp aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats of vaste verblijfplaats bevinden.

De rechtsbijstandverzekering mag ook als bijkomend risico worden beschouwd met inachtneming van de in de eerste alinea genoemde voorwaarden, indien die betrekking heeft op geschillen of risico's die voortvloeien uit of samenhangen met het gebruik van zeeschepen.

2002/83/EG (aangepast)

BIJLAGE II

Indeling per levensverzekeringsbranches branche

I. Levensverzekeringsactiviteiten verzekeringen als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder a) i), ii) en iii), artikel 2, punt 1, onder a), b) en c), uitgezonderd die onder II en III.

II. Verzekeringen in verband met huwelijk en geboorte.

III. III. Levensverzekeringsactiviteiten Verzekeringen als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder a) i) en ii), punt 1, onder a) en b), welke verbonden zijn met beleggingsfondsen.

IV. "Permanent health insurance" als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder a) iv). punt 1, onder d).

V. Tontineverrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder b) i). punt 2, onder a).

VI. Kapitalisatieverrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder b) ii). punt 2, onder b).

VII. Verrichtingen voor het beheer van collectieve pensioenfondsen als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder b) iii) en iv). punt 2, onder c) en d).

VIII. Verrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder b) iii). punt 2, onder e).

IX. Verrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder c).

87/343/EEG art. 1, lid 8, en bijlage

D. Methodes voor de berekening van de egalisatievoorziening voor de branche kredietverzekering

Methode nr. 1

1. Voor de onder A, 14, vermelde verzekeringsbranche (hierna „kredietverzekering” genoemd) dient een egalisatievoorziening te worden gevormd ter dekking van een tijdens een boekjaar in de kredietverzekering geleden technisch verlies.

2. Aan deze voorziening wordt voor elk boekjaar, waarin in de kredietverzekering een technisch overschot werd geboekt, 75 % van dit technisch overschot toegevoegd, doch niet meer dan 12 % van de nettopremies, totdat de voorziening 150 % van het hoogste gedurende de laatste vijf jaren bereikte nettopremiebedrag uitmaakt.

Methode nr. 2

1. Voor de onder A, 14, vermelde verzekeringsbranche (hierna „kredietverzekering” genoemd) dient een egalisatievoorziening te worden gevormd ter dekking van een tijdens het boekjaar in de kredietverzekering geleden technisch verlies.

2. Het minimumbedrag van de egalisatievoorziening beloopt 134 % van het gemiddelde van de tijdens de vijf voorgaande boekjaren jaarlijks ontvangen premies of bijdragen, na aftrek van de overdrachten uit hoofde van herverzekering en na toevoeging van de geaccepteerde herverzekeringen.

3. Aan deze voorziening wordt in elk van de opeenvolgende boekjaren waarin in de branche een technisch overschot werd geboekt, 75 % van dit technisch overschot toegevoegd, totdat de voorziening gelijk is aan of hoger dan het overeenkomstig lid 2 berekende minimum.

4. De lidstaten kunnen bijzondere regels vaststellen voor de berekening van het bedrag van de voorziening en/of het bedrag van de jaarlijkse onttrekking dat boven de in deze richtlijn vastgestelde minimumbedragen ligt.

Methode nr. 3

1. Voor de onder A, 14, vermelde branche (hierna „kredietverzekering” genoemd) dient een egalisatievoorziening te worden gevormd ter verevening van een in het balansjaar optredende boven het gemiddelde liggende schadequote in deze verzekeringsbranche.

2. Deze egalisatievoorziening dient op grond van de volgende methode te worden berekend:

Alle berekeningen hebben betrekking op de inkomsten en uitgaven voor eigen rekening.

Elk balansjaar moet aan de egalisatievoorziening het bedrag van de onderschade worden toegevoegd, totdat de egalisatievoorziening het normbedrag bereikt of opnieuw bereikt.

Er is onderschade wanneer de schadequote van het balansjaar lager ligt dan de gemiddelde schadequote van de waarnemingsperiode. Het bedrag van de onderschade is het verschil tussen beide quoten, vermenigvuldigd met de in het balansjaar verdiende premies.

Het normbedrag is het zesvoud van de standaardafwijking van de schadequote in de waarnemingsperiode ten opzichte van de gemiddelde schadequote, vermenigvuldigd met de in het balansjaar verdiende premies.

Wanneer in een balansjaar overschade optreedt dient het bedrag daarvan aan de egalisatievoorziening te worden onttrokken. Er is overschade wanneer de schadequote van het balansjaar hoger ligt dan de gemiddelde schadequote. Het bedrag van de overschade is het verschil tussen deze beide quoten, vermenigvuldigd met de in het balansjaar verdiende premies.

Onafhankelijk van het schadeverloop dient in elk balansjaar aan de egalisatievoorziening 3,5 % van het geldende normbedrag te worden toegevoegd, totdat dit bedrag bereikt of opnieuw bereikt wordt.

De waarnemingsperiode dient ten minste 15 en ten hoogste 30 jaar te bedragen. Er behoeft geen egalisatievoorziening te worden gevormd indien in de waarnemingsperiode geen verzekeringstechnisch verlies is opgetreden.

Het normbedrag van de egalisatievoorziening en de onttrekking kunnen worden verlaagd indien uit de gemiddelde schadequote in de waarnemingsperiode te zamen met de kostenquote blijkt dat in de premie een zekerheidstoeslag vervat is.

Methode nr. 4

1. Voor de onder A, 14, vermelde branche (hierna „kredietverzekering” genoemd) dient een egalisatievoorziening te worden gevormd ter verevening van een in het balansjaar optredende boven het gemiddelde liggende schadequote in deze verzekeringsbranche.

2. Deze egalisatievoorziening dient op grond van de volgende methode te worden berekend:

Alle berekeningen hebben betrekking op de inkomsten en uitgaven voor eigen rekening.

Elk balansjaar moet aan de egalisatievoorziening het bedrag van de onderschade worden toegevoegd, totdat de egalisatievoorziening het maximumnormbedrag bereikt of opnieuw bereikt.

Er is onderschade wanneer de schadequote van het balansjaar lager ligt dan de gemiddelde schadequote van de waarnemingsperiode. Het bedrag van de onderschade is het verschil tussen beide quoten, vermenigvuldigd met de in het balansjaar verdiende premies.

Het maximumnormbedrag is het zesvoud van de standaardafwijking van de schadequote in de waarnemingsperiode ten opzichte van de gemiddelde schadequote, vermenigvuldigd met de in het balansjaar verdiende premies.

Wanneer in een balansjaar overschade optreedt dient het bedrag daarvan aan de egalisatievoorziening te worden onttrokken, totdat de egalisatievoorziening het minimumnormbedrag bereikt. Er is overschade wanneer de schadequote van het balansjaar hoger ligt dan de gemiddelde schadequote. Het bedrag van de overschade is het verschil tussen deze beide quoten, vermenigvuldigd met de in het balansjaar verdiende premies.

Het minimumnormbedrag is het drievoud van de standaardafwijking van de schadequote in de waarnemingsperiode ten opzichte van de gemiddelde schadequote, vermenigvuldigd met de in het balansjaar verdiende premies.

De waarnemingsperiode dient ten minste 15 en ten hoogste 30 jaar te bedragen. Er behoeft geen egalisatievoorziening te worden gevormd indien in de waarnemingsperiode geen verzekeringstechnisch verlies is opgetreden.

Beide normbedragen van de egalisatievoorziening en de toevoeging dan wel de onttrekking kunnen worden verlaagd indien uit de gemiddelde schadequote in de waarnemingsperiode te zamen met de kostenquote blijkt dat in de premie een zekerheidstoeslag vervat is en deze zekerheidstoeslag groter is dan 1,5 maal de standaardafwijking van de schadequote in de waarnemingsperiode. Alsdan worden de genoemde bedragen vermenigvuldigd met het quotiënt van 1,5 maal de standaardafwijking en de zekerheidstoeslag.

88/357/EEG bijlage 1

BIJLAGE 1

CONGRUENTIEREGELS

De valuta waarin de verplichtingen van de verzekeraar luiden, wordt vastgesteld overeenkomstig de volgende voorschriften:

1. Wanneer de dekking van een overeenkomst in een bepaalde valuta is uitgedrukt, worden de verplichtingen van de verzekeraar geacht opeisbaar te zijn in deze valuta.

2. Wanneer de dekking van een overeenkomst niet in een bepaalde valuta is uitgedrukt, worden de verplichtingen van de verzekeraar geacht opeisbaar te zijn in de valuta van het land waar het risico is gelegen. De verzekeraar kan evenwel de valuta kiezen waarin de premie is uitgedrukt, in gevallen waarin er goede gronden voor een dergelijke keuze aanwezig zijn.

Dit kan het geval zijn indien het al bij de ondertekening van de overeenkomst waarschijnlijk is dat de schade-uitkering niet in de valuta van het land waar het risico is gelegen, maar in de premievaluta zal worden betaald.

3. De lidstaten mogen de verzekeraar toestaan ervan uit te gaan dat de valuta waarin hij aan zijn verplichtingen moet voldoen, die is welke hij overeenkomstig de opgedane ervaring zal gebruiken, of bij ontstentenis daarvan, de valuta van het land waar hij is gevestigd:

– voor overeenkomsten ter dekking van de risico's die zijn ingedeeld in de branches 4, 5, 6, 7, 11, 12 en 13 (uitsluitend producentenaansprakelijkheid), en

– voor overeenkomsten ter dekking van de in de andere branches ingedeelde risico's, wanneer overeenkomstig de aard van de risico's aan de verplichtingen moet worden voldaan in een andere valuta dan die welke zou voortvloeien uit de toepassing van de voorgaande bepalingen.

4. Wanneer een schadegeval bij de verzekeraar is gemeld en de uitkeringen moeten gebeuren in een bepaalde andere valuta dan die welke uit de toepassing van de voorgaande bepalingen voortvloeit, worden de verplichtingen van de verzekeraar geacht in die valuta opeisbaar te zijn, met name de valuta waarin de door de verzekeraar te betalen schadevergoeding is vastgesteld bij een rechterlijke uitspraak of bij overeenkomst tussen de verzekeraar en de verzekerde.

5. Indien een schade wordt begroot in een valuta die bij de verzekeraar vooraf bekend is, doch die verschilt van die welke voortvloeit uit de toepassing van de voorgaande bepalingen, mogen de verzekeraars ervan uitgaan dat hun verplichtingen opeisbaar zijn in deze valuta.

6. De lidstaten kunnen de ondernemingen toestaan om tegenover hun technische voorzieningen geen congruente activa te stellen, indien uit de toepassing van de voorgaande bepalingen voortvloeit dat de onderneming — hoofdkantoor of bijkantoor — om te voldoen aan het congruentiebeginsel, over activa in een bepaalde valuta moet beschikken voor een bedrag van niet meer dan 7 % van de activa in andere valuta's.

Echter:

In het geval echter van: a) congruentie in Griekse drachmen, Ierse ponden of Portugese escudo's, mag dit bedrag niet meer bedragen dan:

– 1 miljoen Ecu gedurende een overgangsperiode die eindigt op 31 december 1992;

– 2 miljoen Ecu gedurende de periode vanaf 1 januari 1993 tot en met 31 december 1998;

b) congruentie in Belgische of Luxemburgse franken of Spaanse peseta's, mag dit bedrag niet meer bedragen dan 2 miljoen Ecu gedurende een periode die eindigt op 31 december 1996.

Na afloop van de onder a) en b) genoemde overgangsperioden is de algemene regeling op deze valuta's van toepassing, tenzij de Raad anders besluit.

2002/83/EG bijlage II

3. De lidstaten behoeven van de verzekeringsondernemingen niet te eisen dat zij het congruentiebeginsel toepassen indien de verbintenissen opeisbaar zijn in een andere valuta dan die van één der lidstaten, als de beleggingen in deze valuta aan regels onderworpen zijn, als voor deze valuta transferbeperkingen gelden of als zij, om analoge redenen, niet geschikt is tot dekking van de technische voorzieningen.

92/49/EEG art. 23

8. Verzekeringsondernemingen mogen een bedrag van ten hoogste 20 % van hun in een bepaalde valuta luidende verplichtingen dekken met niet-congruente activa.

2002/83/EG bijlage II

Wel moet het totaal van de activa, alle valuta's tezamen genomen, ten minste gelijk zijn aan het totaal van de verbintenissen, alle valuta's tezamen genomen.

92/49/EEG art. 23

9. Iedere lidstaat kan bepalen dat, wanneer krachtens bovenstaande voorschriften tegenover verplichtingen activa moeten staan die luiden in de valuta van een lidstaat, aan deze voorwaarde eveneens wordt geacht te zijn voldaan, indien de betreffende activa in ecu luiden.

88/357/EEG

BIJLAGE 2A

Technische exploitatierekening

1. Totaalbedrag van de verdiende brutopremies

2. Totaal geleden schade

3. Provisiekosten

4. Bruto technisch resultaat

BIJLAGE 2B

Technische exploitatierekening

1. Brutopremies van het laatste afgesloten tekenjaar

2. Bruto geleden schade van het laatste afgesloten tekenjaar (inclusief voorziening aan het einde van het tekenjaar)

3. Provisiekosten

4. Bruto technisch resultaat

2002/83/EG (aangepast)

BIJLAGE III

Aan de verzekeringnemer te verstrekken inlichtingen

De volgende inlichtingen, die hetzij vóór de sluiting van de overeenkomst (A) hetzij gedurende de looptijd ervan (B) aan de verzekeringnemer moeten worden meegedeeld, moeten duidelijk, nauwkeurig en schriftelijk worden verstrekt in een officiële taal van de lidstaat van de verbintenis. Deze inlichtingen mogen evenwel ook in een andere taal worden gesteld indien de verzekeringnemer daarom verzoekt en de wetgeving van de lidstaat zulks toestaat, dan wel indien de verzekeringnemer vrij het toepasselijke recht kan kiezen.

A. Vóór de sluiting van de overeenkomst

Inlichtingen betreffende de verzekeringsonder-neming | Inlichtingen betreffende de verbintenis |

a.1. Naam of firmanaam, rechtsvorma.2. Naam van de lidstaat waar het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het agentschap of bijkantoor waarmee de overeenkomst zal worden gesloten, is gevestigda.3. Adres van het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, van het agentschap of bijkantoor waarmee de overeenkomst zal worden gesloten | a.4. Omschrijving van elke verzekeringsdekking en keuzemogelijkheida.5. Looptijd van de overeenkomsta.6. Wijze van beëindiging van de overeenkomsta.7. Wijze en duur van betaling van de premiesa.8. Wijze van berekening en toewijzing van winstdelingena.9. Gegevens over de afkoop- en premievrije waarden en in hoeverre deze zijn gegarandeerda.10. Inlichtingen over de premies voor iedere verzekeringsdekking, zowel de hoofddekking als de aanvullende dekkingen, indien zulke inlichtingen dienstig blijkena.11. Opsomming van de gebruikte referentiewaarden (rekeneenheden) in fractieverzekeringena.12. Gegevens over de aard van de tegenover de fractieverzekeringen staande activaa.13. Wijze van uitoefening van het recht van opzegginga.14. Algemene indicatie betreffende de op het type polis toepasselijke belastingregelinga.15. Regelingen voor het behandelen van klachten van verzekeringnemers, verzekerden of begunstigden over de overeenkomst, met inbegrip, in voorkomend geval, van het bestaan van een instantie die belast is met het onderzoeken van klachten, onverminderd de mogelijkheid voor de verzekeringnemer een gerechtelijke procedure aan te spannena.16. Het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, hetzij wanneer de partijen geen vrijheid van rechtskeuze hebben, hetzij ten gevolge van de keuze die de verzekeraar voorstelt als zulks wel het geval is |

B. Gedurende de looptijd

Naast de algemene en bijzondere voorwaarden die aan de verzekeringnemer moeten worden meegedeeld, dienen aan deze laatste ook de onderstaande inlichtingen te worden verstrekt gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst:

Inlichtingen betreffende de verzekeringsonderneming | Inlichtingen betreffende de verbintenis |

b.1. Iedere wijziging van de naam of firmanaam, de rechtsvorm of het adres van het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, van het agentschap of bijkantoor waarmede de overeenkomst is gesloten | b.2. Alle inlichtingen betreffende de punten A.a.4 tot en met A.a.12 in het geval van aanhangsels bij de overeenkomst of wijziging van de daarop van toepassing zijnde wetgevingb.3 Elk jaar inlichtingen betreffende de situatie van de winstdeling |

BIJLAGE IV

1. Beroepsgeheim

De lidstaten mogen tot 17 november 2002 met de bevoegde autoriteiten van derde landen alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van gegevens sluiten, als met betrekking tot de meegedeelde gegevens ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 16 van deze richtlijn bedoelde.

2. Van deze richtlijn uitgesloten werkzaamheden en instellingen

Tot 1 januari 2004 is deze richtlijn niet van toepassing op onderlinge waarborgmaatschappijen en onderlinge verzekeringsmaatschappijen waarvan:

– de statuten de mogelijkheid bieden hetzij over te gaan tot het heffen van suppletiebijdragen, hetzij tot vermindering van de uitkeringen, hetzij een beroep te doen op de medewerking van derden die tot dat doel een verbintenis hebben aangegaan; en tevens

– het jaarlijkse bedrag van de bijdragen, ontvangen uit hoofde van de door deze richtlijn bestreken werkzaamheden, niet meer dan 500000 EUR beloopt gedurende drie achtereenvolgende jaren. Indien dit bedrag gedurende drie achtereenvolgende jaren wordt overschreden, is deze richtlijn van toepassing vanaf het vierde jaar.

3. Tot 1 januari 2004 passen de lidstaten de volgende bepalingen toe:

A. Solvabiliteitsmarge

Iedere lidstaat verplicht elke verzekeringsonderneming waarvan het hoofdkantoor op zijn grondgebied is gevestigd, te beschikken over een voldoende solvabiliteitsmarge met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden.

De solvabiliteitsmarge bestaat:

1. uit het vermogen van de verzekeringsonderneming dat niet dient ter dekking van enige voorzienbare verplichting, na aftrek van de onlichamelijke bestanddelen; Dit vermogen omvat met name:

– het gestorte maatschappelijk kapitaal of, wat onderlinge waarborgmaatschappijen, respectievelijk onderlinge verzekeringsmaatschappijen betreft, het gestorte gedeelte van het waarborgkapitaal plus de ledenrekeningen die aan de volgende criteria voldoen:

a) de statuten bepalen dat er vanaf deze rekeningen alleen betalingen aan leden mogen worden verricht als zulks geen daling van de solvabiliteitsmarge tot onder het vereiste niveau veroorzaakt of, na ontbinding van de onderneming, als alle andere schulden zijn voldaan;

b) de statuten bepalen dat de bevoegde autoriteiten ten minste één maand van tevoren in kennis moeten worden gesteld van elke betaling voor andere doeleinden dan de individuele opzegging van het lidmaatschap en dat zij gedurende deze termijn de voorgenomen betaling kunnen verbieden;

c) de relevante bepalingen in de statuten kunnen pas worden gewijzigd wanneer de bevoegde autoriteiten, onverminderd de criteria onder a) en b), verklaard hebben geen bezwaar tegen deze wijziging te hebben;

– de helft van het niet-gestorte gedeelte van het maatschappelijk kapitaal of van het waarborgkapitaal, zodra het gestorte gedeelte 25 % van dit kapitaal bedraagt;

– de (wettelijke en vrije) reserves die niet tegenover verplichtingen staan;

– de overgebrachte winst;

– het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal en de achtergestelde leningen mogen worden opgenomen, evenwel slechts tot een maximum van 50 % van de marge, waarvan niet meer dan 25 % in achtergestelde leningen met vaste looptijd, of het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal met vaste termijn, indien ten minste aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) in geval van faillissement of liquidatie van de verzekeringsonderneming gelden bindende overeenkomsten op grond waarvan de achtergestelde leningen of preferente aandelen achtergesteld worden bij de vorderingen van alle andere crediteuren en pas worden terugbetaald nadat alle andere op dat tijdstip opeisbare schulden zijn voldaan.

Achtergestelde leningen moeten tevens aan de volgende voorwaarden voldoen:

b) alleen de daadwerkelijk gestorte bedragen worden in aanmerking genomen;

c) voor leningen met een vaste looptijd dient de oorspronkelijke looptijd ten minste vijf jaar te bedragen. Uiterlijk één jaar voor de vervaldag legt de verzekeringsonderneming de bevoegde autoriteiten een plan ter goedkeuring voor waarin wordt uiteengezet op welke wijze de solvabiliteitsmarge zal worden gehandhaafd of op het vereiste niveau gebracht op de vervaldag, tenzij de mate waarin de lening als bestanddeel van de solvabiliteitsmarge in aanmerking mag worden genomen, gedurende minimaal de laatste vijf jaren voor de datum van terugbetaling geleidelijk wordt verlaagd. De bevoegde autoriteiten kunnen toestemming verlenen voor vervroegde terugbetaling van dergelijke leningen, mits het initiatief hiertoe uitgaat van de emitterende verzekeringsonderneming en haar solvabiliteitsmarge niet onder het vereiste niveau daalt;

d) leningen waarvan de looptijd niet bepaald is, kunnen slechts worden terugbetaald met een opzeggingstermijn van vijf jaar, tenzij de leningen niet langer als bestanddelen van de solvabiliteitsmarge worden aangemerkt of uitdrukkelijk de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten vereist is voor vervroegde terugbetaling. In dit laatste geval dient de verzekeringsonderneming de bevoegde autoriteiten ten minste zes maanden te voren in kennis te stellen van de voorgenomen terugbetaling, onder vermelding van de daadwerkelijke en de vereiste solvabiliteitsmarge zowel vóór als na deze terugbetaling. De bevoegde autoriteiten verlenen alleen toestemming voor de terugbetaling indien de solvabiliteitsmarge van de verzekeringsonderneming niet onder het vereiste niveau dreigt te dalen;

e) de leningovereenkomst bevat geen bepalingen op grond waarvan de lening in bepaalde omstandigheden, andere dan de liquidatie van de verzekeringsonderneming, vóór de overeengekomen datum moet worden terugbetaald;

f) de leningovereenkomst kan alleen worden gewijzigd nadat de bevoegde autoriteiten verklaard hebben geen bezwaar te hebben tegen de wijziging;

– effecten met onbepaalde looptijd en andere instrumenten die aan de volgende voorwaarden voldoen, met inbegrip van andere gecumuleerde preferente aandelen dan bedoeld in het vijfde streepje, ten belope van maximaal 50 % van de solvabiliteitsmarge, voor het totaal van deze effecten en van de in het vijfde streepje vermelde achtergestelde leningen:

a) zij kunnen niet worden terugbetaald op initiatief van de houder of zonder voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten;

b) de emissieovereenkomst moet de verzekeringsonderneming de mogelijkheid bieden de betaling van de rente over de lening uit te stellen;

c) de vorderingen van de kredietverlener op de verzekeringsonderneming moeten volledig worden achtergesteld bij de vorderingen van alle niet-achtergestelde crediteuren;

d) in de documenten met betrekking tot de effectenemissie moet worden gestipuleerd dat de verliezen gecompenseerd kunnen worden door de schuld en de niet-gestorte rente, terwijl de verzekeringsonderneming haar activiteiten kan voortzetten;

e) alleen de daadwerkelijk gestorte bedragen worden in aanmerking genomen;

2. voorzover de nationale wetgeving het toestaat, uit de op de balans opgenomen winstreserves, wanneer deze kunnen worden gebruikt tot dekking van eventuele verliezen en wanneer zij niet toegekend zijn aan de polishouders;

3. op een met redenen omkleed verzoek van de onderneming bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied het hoofdkantoor is gevestigd, en met de instemming van deze autoriteit:

a) uit een bedrag dat 50 % vertegenwoordigt van de toekomstige winsten van de onderneming; het bedrag van de toekomstige winsten wordt verkregen door de geschatte jaarwinst te vermenigvuldigen met een factor die de gemiddelde resterende looptijd van de overeenkomsten vertegenwoordigt; deze factor mag ten hoogste 10 bedragen; de geschatte jaarwinst is het rekenkundig gemiddelde van de winsten die de laatste vijf jaar zijn gemaakt op de in artikel 2 van de richtlijn genoemde werkzaamheden.

De berekeningsgrondslagen voor de vermenigvuldigingsfactor van de geschatte jaarwinst en de bestanddelen van de gemaakte winst worden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in samenwerking met de Commissie in onderlinge overeenstemming vastgesteld. Tot op het tijdstip dat deze overeenstemming is bereikt, worden deze bestanddelen bepaald overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van herkomst.

Nadat de bevoegde autoriteiten het begrip „gemaakte winst” hebben vastgesteld, zal de Commissie in het kader van een richtlijn betreffende de harmonisatie van de jaarrekeningen van verzekeringsondernemingen en houdende de coördinatie die vermeld is in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 78/660/EEG, voorstellen indienen voor de harmonisatie van dit begrip;

b) in geval van niet-zillmeren of in geval van zillmeren waarbij de in de premie begrepen afsluitkosten niet worden bereikt, uit het verschil tussen de niet-gezillmerde of gedeeltelijk gezillmerde wiskundige voorziening en een gezillmerde wiskundige voorziening waarbij het percentage van het zillmeren gelijk is aan de in de premie begrepen afsluitkosten; dit bedrag kan echter niet groter zijn dan 3,5 % van de som van de verschillen tussen de kapitalen van de branche „levensverzekering” en de wiskundige voorzieningen, voor alle overeenkomsten waarbij zillmeren mogelijk is; dit verschil wordt eventueel verminderd met het bedrag van de niet afgeschreven afsluitkosten die als een debetpost worden opgenomen;

c) indien de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten op wier grondgebied de verzekeringsonderneming haar werkzaamheden uitoefent akkoord gaan, uit de latente meerwaarden welke voortvloeien uit een onderwaardering van de activa en een overwaardering van andere passiva dan de wiskundige voorzieningen, voorzover deze meerwaarden geen uitzonderlijk karakter hebben.

B. Vereiste solvabiliteitsmarge

Behoudens deel C, wordt de vereiste solvabiliteitsmarge bepaald als hieronder aangegeven, al naargelang de uitgeoefende branches.

a) Voor de verzekeringen bedoeld in artikel 2, punt 1, onder a) en b), van deze richtlijn behalve de verzekeringen welke verbonden zijn aan beleggingsfondsen en voor de verrichtingen bedoeld in artikel 2, punt 3, van deze richtlijn moet het gelijk zijn aan de som van de uitkomsten van de volgende twee berekeningen:

– eerste berekening:

een component van 4 % van de wiskundige voorzieningen voor directe verrichtingen zonder aftrek van de overdrachten uit hoofde van herverzekering alsmede voor de geaccepteerde herverzekeringen wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding aangeeft tussen de wiskundige voorzieningen onder aftrek van de overdrachten uit hoofde van herverzekering en het bovenbedoelde brutobedrag van de wiskundige voorzieningen; dit verhoudingspercentage mag in geen geval lager zijn dan 85;

– tweede berekening:

voor overeenkomsten waarbij het risicokapitaal niet negatief is, wordt een component van 0,3 % van dit kapitaal dat ten laste komt van de verzekeringsonderneming, vermenigvuldigd met het getal dat de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding aangeeft tussen het risicokapitaal dat ten laste van de onderneming blijft, na overdracht en wederoverdracht uit hoofde van herverzekering, en het risicokapitaal zonder aftrek van de herverzekering; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %.

voor de tijdelijke verzekeringen bij overlijden, met een looptijd van ten hoogste drie jaar, bedraagt bovenbedoelde component 0,1 %; voor verzekeringen met een looptijd van meer dan drie, doch niet meer dan vijf jaar, bedraagt de bovengenoemde component 0,15 %.

b) Voor de aanvullende verzekeringen bedoeld in artikel 2, punt 1, onder c), van deze richtlijn moet het gelijk zijn aan de uitkomst van de volgende berekening:

– samengeteld worden de premies of bijdragen welke op grond van de directe zaken gedurende het laatste boekjaar zijn opgelegd, uit hoofde van alle boekjaren, met inbegrip van bijkomende kosten;

– daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de premies welke gedurende het laatste boekjaar uit hoofde van herverzekering werden ontvangen;

– afgetrokken worden het totaalbedrag van de gedurende het laatste boekjaar geannuleerde premies of bijdragen, alsmede het totaalbedrag van de belastingen en rechten op de samengetelde premies of bijdragen.

Nadat het aldus verkregen bedrag in twee gedeelten is gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van maximaal 10 miljoen EUR en een tweede gedeelte dat het restant omvat, worden deze gedeelten vermenigvuldigd met respectievelijk 18 % en 16 % en vervolgens opgeteld.

Het aldus berekende bedrag wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden welke ten laste van de verzekeringsonderneming blijven na overdracht en wederoverdracht uit hoofde van herverzekering, en het brutobedrag van de schaden; dit verhoudingspercentage mag in geen geval lager zijn dan 50.

In het geval van de assuradeursvereniging bekend als Lloyd's wordt bij de berekening van de omvang van de solvabiliteitsmarge uitgegaan van de nettopremies; deze worden vermenigvuldigd met een vast percentage dat jaarlijks wordt vastgesteld en dat wordt bepaald door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het hoofdkantoor. Dit vaste percentage moet worden berekend op grond van de meest recente statistische gegevens, met name betreffende de betaalde provisies. Deze gegevens, alsmede de verrichte berekening, moeten worden medegedeeld aan de bevoegde autoriteiten van de landen op het grondgebied waarvan Lloyd's is gevestigd.

c) Voor de niet opzegbare langlopende ziekteverzekeringen bedoeld in artikel 2, punt 1, onder d), van deze richtlijn en voor de kapitalisatieverrichtingen, bedoeld in artikel 2, punt 2, onder b), van deze richtlijn moet het gelijk zijn aan 4 % van de wiskundige voorzieningen, berekend onder de in punt a), eerste berekening, van het onderhavige deel vastgestelde voorwaarden.

d) Voor de tontineverrichtingen bedoeld in artikel 2, punt 2, onder a), van deze richtlijn moet het gelijk zijn aan 1 % van het vermogen van de deelgenootschappen;

e) Voor de in artikel 2, punt 1, onder a) en b), bedoelde verzekeringen welke verbonden zijn aan beleggingsfondsen en voor de verrichtingen als bedoeld in artikel 2, punt 2, onder c), d) en e), van deze richtlijn moet het gelijk zijn aan:

– een component van 4 % van de wiskundige voorzieningen berekend overeenkomstig de in punt a), eerste berekening, van het onderhavige deel vastgestelde voorwaarden, voorzover de onderneming een beleggingsrisico draagt, en een aldus berekende component van 1 % van de voorzieningen, voorzover de onderneming geen beleggingsrisico draagt, en mits de looptijd van de overeenkomst meer dan vijf jaar bedraagt en het bedrag voor de dekking van de beheerslasten waarin de overeenkomst voorziet, vast is voor een periode van meer dan vijf jaar, plus

– een component van 0,3 % van het risicokapitaal, berekend overeenkomstig de in punt a), tweede berekening, eerste alinea, van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden, voorzover de verzekeringsonderneming een overlijdensrisico draagt.

C. Garantiefonds

1. Het garantiefonds bestaat uit een derde deel van de in deel B bedoelde vereiste solvabiliteitsmarge. Het wordt onder voorbehoud van punt 2 van dit deel tot ten minste 50 % gevormd door de bestanddelen vermeld in de punten 1 en 2 van deel A.

2.

a) Het minimum van het garantiefonds bedraagt echter 800 000 EUR.

b) Iedere lidstaat kan bepalen dat het minimum van het garantiefonds voor onderlinge waarborgmaatschappijen, onderlinge verzekeringsmaatschappijen en tontinedeelgenootschappen tot 600 000 EUR wordt verminderd.

c) Iedere lidstaat kan de in artikel 3, punt 6, tweede streepje, tweede zin, van deze richtlijn bedoelde onderlinge waarborg- of onderlinge verzekeringsmaatschappijen, zodra zij binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, en tontinedeelgenootschappen toestaan dat zij een garantiefonds van ten minste 100 000 EUR vormen, dat met achtereenvolgende tranches van 100 000 EUR geleidelijk op het onder b) van dit deel vastgestelde bedrag wordt gebracht, telkens wanneer de omvang van de ontvangen bijdragen met 500 000 EUR toeneemt.

d) Het onder a), b) en c) van dit deel bedoelde minimum van het garantiefonds moet worden gevormd door de in de punten 1 en 2 van deel A genoemde bestanddelen.

3. De onderlinge waarborg- of onderlinge verzekeringsmaatschappijen die in de zin van artikel 6, lid 4, of van artikel 40, van deze richtlijn hun werkzaamheid wensen uit te breiden, kunnen dit slechts doen indien zij onmiddellijk voldoen aan de eisen van punt 2, onder a) en b), van dit deel.

2005/68/EG (aangepast)

BIJLAGE I III

RECHTSVORMEN VAN ONDERNEMINGEN

92/49/EEG art. 6 (aangepast)

1. De lidstaat van herkomst stelt de eis dat de A. Rechtsvormen van schadeverzekeringsondernemingen verzekeringsondernemingen die een vergunning aanvragen:

a) een van de volgende rechtsvormen aannemen:

1) ten aanzien van het Koninkrijk België: "naamloze vennootschap/société anonyme", "commanditaire vennootschap op aandelen/société en commandite par actions", "onderlinge verzekeringsvereniging/association d'assurance mutuelle", "coöperatieve vennootschap/société coopérative";

2006/101/EG art. 1 en punt 1 van de bijlage (aangepast)

2) ten aanzien van de Republiek Bulgarije: "акционерно дружество";

Art. 20 en bijlage II, blz. 335

3) ten aanzien van Tsjechië Tsjechische Republiek : "akciová společnost”, "družstvo";

92/49/EEG art. 6

4) ten aanzien van het Koninkrijk Denemarken: "aktieselskaber", "gensidige selskaber";

5) ten aanzien van de Bondsrepubliek Duitsland: "Aktiengesellschaft", "Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit", "öffentlich-rechtliches Wettbewerbsversicherungsunternehmen";

Art. 20 en bijlage II, blz. 335

6) ten aanzien van Republiek Estland: "aktsiaselts";

92/49/EEG art. 6

7) ten aanzien van Ierland: "incorporated companies limited by shares or by guarantee or unlimited";

8) ten aanzien van de Helleense Republiek: "ανώνυμη εταιρεία", "άλληλασφαλιστικός συνεταιρισμός";

9) ten aanzien van het Koninkrijk Spanje: "sociedad anónima", "sociedad mutua", "sociedad cooperativa";

10) ten aanzien van de Franse Republiek: "société anonyme", "société d'assurance mutuelle", "institution de prévoyance" overeenkomstig de "code de la sécurité sociale", "institution de prévoyance" overeenkomstig de "code rural", alsmede de "mutuelles" overeenkomstig de "code de la mutualité";

11) ten aanzien van de Italiaanse Republiek: "società per azioni", "società cooperativa", "mutua di assicurazione";

Art. 20 en bijlage II, blz. 335 (aangepast)

12) ten aanzien van Republiek Cyprus: "Εταιρεία περιορισμένης ευθύνης με μετοχές ή εταιρεία περιορισμένης ευθύνης χωρίς μετοχικό κεφάλαιο";

13) ten aanzien van Republiek Letland: "apdrošināšanas akciju sabiedrība", "savstarpējās apdrošināšanas kooperatīvā biedrība";

14) ten aanzien van Republiek Litouwen: "akcinės bendrovės" "uždarosios uždaroji akcinės bendrovės";

92/49/EEG art. 6

15) ten aanzien van het Groothertogdom Luxemburg: "société anonyme", "société en commandite par actions", "association d'assurances mutuelles", "société coopérative";

Art. 20 en bijlage II, blz. 335

nieuw

16) ten aanzien van Republiek Hongarije: "biztosító részvénytársaság", "biztosító szövetkezet", "biztosító egyesület", "külföldi székhelyű biztosító magyarországi fióktelepe";

17) ten aanzien van Republiek Malta: "kumpanija pubblika", "kumpanija privata", "fergħa", "Korp ta' l- Assikurazzjoni Rikonnoxxut" "limited liability company/ kumpannija b` responsabbilta` limitata";

92/49/EEG art. 6

18) ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden: "naamloze vennootschap", "onderlinge waarborgmaatschappij";

Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden art. 29 en bijlage I, blz. 197

19) ten aanzien van de Republiek Oostenrijk: "Aktiengesellschaft", "Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit";

Art. 20 en bijlage II, blz. 335)

20) ten aanzien van Republiek Polen: "spółka akcyjna", "towarzystwo ubezpieczeń wzajemnych";

92/49/EEG art. 6

21) ten aanzien van de Portugese Republiek: "sociedade anónima", "mútua de seguros";

2006/101/EG art. 1 en blz. 1 van de bijlage

22) in het geval van Republiek Roemenië: "societăţi pe acţiuni", "societăţi mutuale";

Art. 20 en bijlage II, blz. 335

23) ten aanzien van Republiek Slovenië: "delniška družba", "družba za vzajemno zavarovanje";

24) ten aanzien van Slowaakse Republiek Slowakije: "akciová spoločnosť";

Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden art. 29 en bijlage I, blz. 197

25) ten aanzien van de Republiek Finland: "keskinäinen vakuutusyhtiö/ömsesidigt försäkringsbolag", "vakuutusosakeyhtiö/försäkringsaktiebolag", "vakuutusyhdistys/försäkringsförening";

26) ten aanzien van het Koninkrijk Zweden: "försäkringsaktiebolag", "ömsesidiga försäkringsbolag", "understödsföreningar";

92/49/EEG art. 6

27) ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk: "incorporated companies limited by shares or by guarantee or unlimited", "societies registered under the Industrial and Provident Societies Acts", "societies registered under the Friendly Societies Acts", "the association of underwriters known as Lloyd's".

92/49/EEG art. 6 (aangepast)

28) De verzekeringsonderneming Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 27 opgesomde rechtsvormen kan eveneens de rechtsvorm aannemen worden aangenomen van een Europese vennootschap zodra deze bestaat in de zin van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad [88] .

2002/83/EG art. 6 (aangepast)

1. De lidstaat van herkomst stelt de eis dat de verzekeringsondernemingen die een vergunning aanvragen:

B. a) één van de volgende rRechtsvormen aannemen van levensverzekeringsondernemingen :

1) ten aanzien van het Koninkrijk België: "naamloze vennootschap/société anonyme", "commanditaire vennootschap op aandelen/société en commandite par actions", "onderlinge verzekeringsvereniging/association d'assurance mutuelle", "coöperatieve vennootschap/société coopérative";

2006/101/EG art. 1 en blz. 3 van de bijlage

2) ten aanzien van Republiek Bulgarije: "акционерно дружество", "взаимозастрахователна кооперация";

2004/66/EG art. 1 en bijlage

3) ten aanzien van Tsjechische Republiek Tsjechië: "akciová společnost", "družstvo";

2002/83/EG

4) ten aanzien van het Koninkrijk Denemarken: "aktieselskaber", "gensidige selskaber", "pensionskasser omfattet af lov om forsikringsvirksomhed (tværgående pensionskasser)";

5) ten aanzien van de Bondsrepubliek Duitsland: "Aktiengesellschaft", "Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit", "öffentlich-rechtliches Wettbewerbsversicherungsunternehmen";

2004/66/EG art. 1 en bijlage

6) ten aanzien van Republiek Estland: "aktsiaselts";

2002/83/EG

7) ten aanzien van Ierland: "incorporated companies limited by shares or by guarantee or unlimited", "societies registered under the Industrial and Provident Societies Acts", "societies registered under the Friendly Societies Acts";

8) ten aanzien van de Helleense Republiek: "ανώνυμη εταιρία";

9) ten aanzien van het Koninkrijk Spanje: "sociedad anónima", "sociedad mutua", "sociedad cooperativa";

10) ten aanzien van de Franse Republiek: "société anonyme", "société d'assurance mutuelle", "institution de prévoyance" overeenkomstig de "code de la sécurité sociale", "institution de prévoyance" overeenkomstig de "code rural", alsmede de "mutuelles" overeenkomstig de "code de la mutualité";

11) ten aanzien van de Italiaanse Republiek: "società per azioni", "società cooperativa", "mutua di assicurazione";

2004/66/EG art. 1 en bijlage (aangepast)

12) ten aanzien van Republiek Cyprus: "Εταιρεία περιορισμένης ευθύνης με μετοχές ή εταιρεία περιορισμένης ευθύνης με εγγύηση";

13) ten aanzien van Republiek Letland: "apdrošināšanas akciju sabiedrība", "savstarpējās apdrošināšanas kooperatīvā biedrība";

14) ten aanzien van Republiek Litouwen: "akcinės bendrovės", "uždarosios uždaroji akcinės bendrovės";

2002/83/EG

15) ten aanzien van het Groothertogdom Luxemburg: "société anonyme", "société en commandite par actions", "association d'assurances mutuelles", "société coopérative";

2004/66/EG art. 1 en bijlage

nieuw

16) ten aanzien van Republiek Hongarije: "biztosító részvénytársaság", "biztosító szövetkezet", "biztosító egyesület", "külföldi székhelyű biztosító magyarországi fióktelepe";

17) ten aanzien van Republiek Malta: "kumpanija pubblika", "kumpanija privata", "fergħa", "Korp ta' l- Assikurazzjoni Rikonnoxxut" "limited liability company/ kumpannija b` responsabbilta` limitata";

2002/83/EG

18) ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden: "naamloze vennootschap", "onderlinge waarborgmaatschappij";

2002/83/EG

19) ten aanzien van de Republiek Oostenrijk: "Aktiengesellschaft", "Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit";

2004/66/EG art. 1 en bijlage

20) ten aanzien van Republiek Polen: "spółka akcyjna", "towarzystwo ubezpieczeń wzajemnych";

2002/83/EG

21) ten aanzien van de Portugese Republiek: "sociedade anónima", "mútua de seguros";

2006/101/EG art. 1 en punt 3 van de bijlage

22) in het geval van Republiek Roemenië: "societăţi pe acţiuni", "societăţi mutuale";

2004/66/EG art. 1 en bijlage

23) ten aanzien van Republiek Slovenië: "delniška družba", "družba za vzajemno zavarovanje";

24) ten aanzien van Slowaakse Republiek Slowakije: "akciová spoločnosť";

2002/83/EG (aangepast)

25) ten aanzien van de Republiek Finland: "keskinäinen vakuutusyhtiö/ömsesidigt försäkringsbolag", "vakuutusosakeyhtiö/försäkringsaktiebolag", "vakuutusyhdistys/försäkringsförening";

26) ten aanzien van het Koninkrijk Zweden: "försäkringsaktiebolag", "ömsesidiga försäkringsbolag", "understödsföreningar";

27) ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk: "incorporated companies limited by shares or by guarantee or unlimited", "societies registered under the Industrial and Provident Societies Acts", "societies registered or incorporated under the Friendly Societies Acts", "the association of underwriters known as Lloyd's".

28) De verzekeringsonderneming Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 27 opgesomde rechtsvormen kan eveneens de rechtsvorm aannemen worden aangenomen van een Europese vennootschap zodra deze bestaat in de zin van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad .

2005/68/EG

BIJLAGE I

C. Rechtsvorm van herverzekeringsondernemingen:

1) ten aanzien van het Koninkrijk België: "naamloze vennootschap/société anonyme", "commanditaire vennootschap op aandelen/société en commandite par actions", "onderlinge verzekeringsvereniging/association d'assurance mutuelle", "coöperatieve vennootschap/société coopérative";

nieuw

2) Republiek Bulgarije: "акционерно дружество";

2005/68/EG

3) ten aanzien van de Tsjechische Republiek: "akciová společnost";

4) ten aanzien van het Koninkrijk Denemarken: "aktieselskaber", "gensidige selskaber";

5) ten aanzien van de Bondsrepubliek Duitsland: "Aktiengesellschaft", "Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit", "öffentlich-rechtliches Wettbewerbsversicherungsunternehmen";

6) ten aanzien van de Republiek Estland: "aktsiaselts";

7) ten aanzien van Ierland: "incorporated companies limited by shares or by guarantee or unlimited";

8) ten aanzien van de Helleense Republiek: "ανώνυμη εταιρεία”, "άλληλασφαλιστικός συνεταιρισμός";

9) ten aanzien van het Koninkrijk Spanje: "sociedad anónima";

10) ten aanzien van de Franse Republiek: "société anonyme", "société d'assurance mutuelle", "institution de prévoyance" overeenkomstig de "code de la sécurité sociale", "institution de prévoyance" overeenkomstig de "code rural”, alsmede de "mutuelles" overeenkomstig de "code de la mutualité";

11) ten aanzien van de Italiaanse Republiek: "società per azioni";

12) ten aanzien van de Republiek Cyprus: "Εταιρεία Περιορισμένης Ευθύνης με μετοχές" ή "Εταιρεία Περιορισμένης Ευθύνης με εγγύηση";

13) ten aanzien van de Republiek Letland: "akciju sabiedrība", "sabiedrība ar ierobežotu atbildību";

14) ten aanzien van de Republiek Litouwen: "akcinė bendrovė", "uždaroji akcinė bendrovė";

15) ten aanzien van het Groothertogdom Luxemburg: "société anonyme", "société en commandite par actions", "association d'assurances mutuelles", "société coopérative";

16) ten aanzien van de Republiek Hongarije: "biztosító részvénytársaság", "biztosító szövetkezet", "harmadik országbeli biztosító magyarországi fióktelepe";

17) ten aanzien van de Republiek Malta: "limited liability company/kumpannija tà responsabbiltà limitata";

18) ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden: "naamloze vennootschap", "onderlinge waarborgmaatschappij";

19) ten aanzien van de Republiek Oostenrijk: "Aktiengesellschaft", "Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit";

20) ten aanzien van de Republiek Polen: "spółka akcyjna", "towarzystwo ubezpieczeń wzajemnych";

21) ten aanzien van de Portugese Republiek: "sociedade anónima", "mútua de seguros";

nieuw

22) Republiek Roemenie: “societate pe actiuni”;

2005/68/EG (aangepast)

23) ten aanzien van de Republiek Slovenië: "delniška družba";

24) ten aanzien van de Slowaakse Republiek: "akciová spoločnosť";

25) ten aanzien van de Republiek Finland: "keskinäinen vakuutusyhtiö/ömsesidigt försäkringsbolag", "vakuutusosakeyhtiö/försäkringsaktiebolag", "vakuutusyhdistys/försäkringsförening";

26) ten aanzien van het Koninkrijk Zweden: "försäkringsaktiebolag", "ömsesidigt försäkringsbolag";

27) ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk: "incorporated companies limited by shares or by guarantee or unlimited", "societies registered under the Industrial and Provident Societies Acts", "societies registered or incorporated under the Friendly Societies Acts", "the association of underwriters known as Lloyd's".

28) Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 27 opgesomde rechtsvormen kan de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese vennootschap in de zin van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad.

2001/17/EG

BIJLAGE

SPECIAAL REGISTER ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10, LID 3

1. Iedere verzekeringsonderneming houdt op haar hoofdkantoor een speciaal register bij van de activa ter dekking van de overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van herkomst berekende en gevormde technische voorzieningen.

2. Indien de verzekeringsonderneming tegelijkertijd het schadeverzekeringsbedrijf en het levensverzekeringsbedrijf uitoefent, houdt zij op haar hoofdkantoor voor elk van beide branches afzonderlijke registers bij. Indien een lidstaat verzekeringsondernemingen evenwel toestaat om de levensverzekeringsbranche te beoefenen en de risico's vermeld in bijlage A, punten 1 en 2, van Richtlijn 73/239/EEG te dekken, kan zij bepalen dat die verzekeringsondernemingen voor hun gehele bedrijf slechts één register dienen bij te houden.

3. Het totale bedrag van de ingeschreven activa, die gewaardeerd zijn overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van herkomst, is te allen tijde ten minste gelijk aan het bedrag van de technische voorzieningen.

4. Wanneer in het register ingeschreven activa bezwaard zijn met een ten gunste van een schuldeiser of van een derde gevestigd zakelijk recht waardoor een gedeelte van het bedrag van die activa niet beschikbaar is ter dekking van verplichtingen, wordt van deze situatie melding gemaakt in het register en wordt het niet-beschikbare bedrag niet meegeteld bij de berekening van het onder punt 3 bedoelde totale bedrag.

5. Wanneer activa die worden gebruikt voor het dekken van technische voorzieningen worden bezwaard met een ten gunste van een schuldeiser of een derde gevestigd zakelijk recht, zonder dat voldaan is aan de voorwaarden van punt 4, of wanneer deze activa bezwaard zijn met een eigendomsvoorbehoud ten gunste van een schuldeiser of een derde of wanneer een schuldeiser recht heeft op verrekening van zijn vordering met de vordering van de verzekeringsonderneming, wordt de behandeling van deze activa in geval van liquidatie van de verzekeringsonderneming met betrekking tot de methode van artikel 10, lid 1, onder a), bepaald door de wetgeving van de lidstaat van herkomst, behalve wanneer de artikelen 20, 21 of 22 van toepassing zijn op die activa.

6. De samenstelling van de activa die op het tijdstip van de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure overeenkomstig de punten 1 tot en met 5 zijn ingeschreven in het register, wordt daarna niet meer veranderd; in de registers worden geen wijzigingen aangebracht, behalve voor de correctie van zuiver materiële fouten, tenzij de bevoegde instantie daarvoor toestemming geeft.

7. Onverminderd punt 1 wordt evenwel door de liquidateurs aan de bedoelde activa de kapitaalopbrengst ervan toegevoegd, alsmede het bedrag van het premie-incasso (zuivere premies) in de betrokken branche voor de periode tussen het tijdstip van opening van de liquidatieprocedure en het tijdstip van uitkering van de vorderingen uit hoofde van verzekering, of tot het tijdstip van portefeuilleoverdracht.

8. Indien de opbrengst van de te gelde gemaakte activa lager is dan het bedrag waarvoor zij in de registers gewaardeerd zijn, dienen de liquidateurs die situatie te rechtvaardigen voor de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst.

9. De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten nemen passende maatregelen teneinde te waarborgen dat de bepalingen van deze bijlage volledig worden toegepast door de verzekeringsondernemingen.

2005/68/EG art. 59, lid 9, en bijlage II

BIJLAGE I

BEREKENING VAN DE AANGEPASTE SOLVABILITEIT VAN VERZEKERINGSONDERNEMINGEN EN HERVERZEKERINGSONDERNEMINGEN MET BETREKKING TOT TITEL IV

1. KEUZE VAN DE BEREKENINGSMETHODE EN ALGEMENE BEGINSELEN

A. De lidstaten bepalen dat de berekening van de aangepaste solvabiliteit van de in artikel 2, lid 1, bedoelde verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen wordt uitgevoerd volgens een van de in punt 3 beschreven methoden. Een lidstaat kan evenwel bepalen dat de bevoegde autoriteiten van de in punt 3 bedoelde methoden een andere dan de door de lidstaat gekozen methode toestaan of opleggen.

B. Proportionaliteit

Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming wordt het proportionele deel van de deelnemende onderneming in de met haar verbonden ondernemingen in aanmerking genomen.

Onder „proportioneel deel” wordt verstaan ofwel, bij toepassing van methode 1 of methode 2, het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat rechtstreeks of middellijk het eigendom is van de deelnemende onderneming, ofwel, bij toepassing van methode 3, de percentages die worden gebruikt voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening.

Ongeacht welke methode wordt toegepast, wordt echter, indien de verbonden onderneming een dochteronderneming is en een solvabiliteitstekort vertoont, het totale solvabiliteitstekort van de dochteronderneming in aanmerking genomen.

Ingeval de bevoegde autoriteiten van mening zijn dat de aansprakelijkheid van de moederonderneming die een gedeelte van het kapitaal in eigendom heeft, strikt en ondubbelzinnig tot dat gedeelte van het kapitaal beperkt is, kunnen deze bevoegde autoriteiten toestaan dat het solvabiliteitstekort van de dochteronderneming evenwel op proportionele grondslag in aanmerking wordt genomen.

Wanneer tussen sommige van de ondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep geen kapitaalbanden bestaan, bepaalt de bevoegde autoriteit welk proportioneel gedeelte in aanmerking moet worden genomen.

C. Uitsluiting van het meermalen gebruiken van vermogensbestanddelen voor de solvabiliteitsmarge

C.1 .Algemene behandeling van de vermogensbestanddelen voor de solvabiliteitsmarge

Ongeacht welke methode wordt toegepast bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming, moet worden uitgesloten dat de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge, meerdere malen worden gebruikt voor de verschillende verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen die bij die berekening betrokken zijn.

Daartoe worden, voorzover de in punt 3 beschreven methoden daarin nog niet voorzien, van de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming uitgesloten:

– de waarde van activa van die verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming die de financiering vertegenwoordigen van vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van een van de met haar verbonden verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen;

– de waarde van de activa van een met die verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming die de financiering vertegenwoordigen van vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van die verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming;

– de waarde van de activa van een met die verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming die de financiering vertegenwoordigen van vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van andere met die verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming verbonden verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen.

C.2. Behandeling van bepaalde vermogensbestanddelen

Onverminderd het bepaalde in punt C.1, mogen:

– winstreserves en toekomstige winsten die gegenereerd worden in een met de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteit wordt berekend, verbonden levensverzekeringsonderneming of levensherverzekeringsonderneming, en

– het geplaatste maar niet-gestorte aandelenkapitaal van een met de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteit wordt berekend, verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming,

alleen in de berekening worden betrokken voorzover zij in aanmerking mogen worden genomen voor de dekking van het solvabiliteitsmargevereiste van die verbonden onderneming. Geplaatst maar niet-gestort aandelenkapitaal dat een potentiële verplichting van de zijde van de deelnemende onderneming vormt, wordt echter geheel van de berekening uitgesloten.

Geplaatst maar niet-gestort aandelenkapitaal van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming dat een potentiële verplichting van de zijde van een verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming vormt, wordt eveneens van de berekening uitgesloten.

Geplaatst maar niet-gestort aandelenkapitaal van een verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming dat een potentiële verplichting van de zijde van een andere met dezelfde deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming verbonden onderneming vormt, wordt van de berekening uitgesloten.

C.3. Overdraagbaarheid

Indien de bevoegde autoriteiten van mening zijn dat bepaalde andere dan de in punt C.2 bedoelde vermogensbestanddelen die voor de solvabiliteitsmarge van een verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming in aanmerking mogen worden genomen, niet effectief beschikbaar kunnen komen voor de dekking van het solvabiliteitsmargevereiste van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteit wordt berekend, mogen deze vermogensbestanddelen slechts in de berekening worden opgenomen voorzover zij in aanmerking mogen worden genomen voor de dekking van het solvabiliteitsmargevereiste van de verbonden onderneming.

C.4. De som van de in de punten C.2 en C.3 bedoelde vermogensbestanddelen mag het solvabiliteitsmargevereiste van de verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming niet overschrijden.

D. Uitsluiting van het creëren van vermogensbestanddelen binnen een groep

Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit worden buiten beschouwing gelaten de voor de solvabiliteitsmarge in aanmerking te nemen vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van de wederzijdse financiering tussen de verzekeringsonderneming of de herverzekeringsonderneming en:

– een daarmee verbonden onderneming,

– een daarin deelnemende onderneming,

– een andere verbonden onderneming van een van haar deelnemende ondernemingen.

Voorts worden buiten beschouwing gelaten de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van een met de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteit wordt berekend, verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, wanneer die elementen afkomstig zijn van de wederzijdse financiering met een andere met die verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming verbonden onderneming.

Er is met name sprake van wederzijdse financiering wanneer een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming of een van de daarmee verbonden ondernemingen houdster is van aandelen in of leningen verstrekt aan een andere onderneming die, rechtstreeks of middellijk, houdster is van een vermogensbestanddeel dat in aanmerking mag worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van de eerste ondernemingen.

E. De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de aangepaste solvabiliteit met dezelfde frequentie wordt berekend als die welke geldt voor de berekening van de solvabiliteitsmarge voor verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen ingevolge de Richtlijnen 73/239/EEG, 91/674/EEG, 2002/83/EG en 2005/68/EG. De activa en passiva worden gewaardeerd overeenkomstig de Richtlijnen 73/239/EEG, 91/674/EEG, 2002/83/EG en 2005/68/EG.

2. TOEPASSING VAN DE BEREKENINGSMETHODEN

2.1.Verbonden verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen

De aangepaste solvabiliteit wordt berekend volgens de algemene beginselen en de methoden die in deze bijlage zijn vastgesteld.

Wanneer de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming meer dan één met haar verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming heeft, wordt in alle methoden de aangepaste solvabiliteit berekend door elk van deze verbonden verzekeringsondernemingen of herverzekeringsonderneming te integreren.

Zijn er opeenvolgende deelnemingen (een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming is, bijvoorbeeld, deelnemende onderneming in een andere verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming die op haar beurt deelnemende onderneming is in een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming), dan wordt de aangepaste solvabiliteit berekend voor iedere deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming die ten minste één verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming heeft.

De lidstaten kunnen ervan afzien de aangepaste solvabiliteit van een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming te berekenen:

– wanneer het gaat om een met een andere, in dezelfde lidstaat toegelaten verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming verbonden onderneming en wanneer deze verbonden onderneming in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, of

– wanneer het gaat om een met een verzekeringsholding verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming met hoofdkantoor in dezelfde lidstaat als de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, en indien deze verzekeringsholding en deze verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming in aanmerking worden genomen bij de uitgevoerde berekening.

De lidstaten kunnen ook ervan afzien de aangepaste solvabiliteit van een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming te berekenen wanneer het gaat om een met een andere verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, of een verzekeringsholding verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsondernemingen met hoofdkantoor in een andere lidstaat, indien de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overeengekomen zijn de uitoefening van het aanvullende toezicht aan de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat toe te vertrouwen.

In alle gevallen mag de afwijking slechts worden toegestaan indien de bevoegde autoriteiten de zekerheid hebben verkregen dat de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van de bij de berekening betrokken verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen adequaat over voornoemde ondernemingen verdeeld zijn.

De lidstaten kunnen bepalen dat, wanneer een verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming haar hoofdkantoor heeft in een andere lidstaat dan de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteit wordt berekend, bij de berekening met betrekking tot de verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming rekening wordt gehouden met de solvabiliteitspositie zoals die door de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaat wordt beoordeeld.

2.2. Verzekeringstussenholdings

Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming met een deelneming in een verbonden verzekeringsonderneming, een verbonden herverzekeringsonderneming of in een verzekeringsonderneming van een derde land of een herverzekeringsonderneming van een derde land, middels een verzekeringsholding, wordt rekening gehouden met de positie van de verzekeringstussenholding. Louter voor deze berekening, die wordt uitgevoerd overeenkomstig de algemene beginselen en de methoden die in deze bijlage omschreven zijn, wordt deze verzekeringsholding behandeld als betrof het een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming die onderworpen was aan een solvabiliteitsvereiste gelijk aan nul en aan dezelfde voorwaarden als die van artikel 16 van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 27 van Richtlijn 2002/83/EG of artikel 36 van Richtlijn 2005/68/EG wat betreft de vermogensbestanddelen voor de solvabiliteitsmarge.

2.3. Verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen met hoofdkantoor in derde landen

Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming in een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming van een derde land, wordt deze laatste, louter voor de berekening, op soortgelijke wijze behandeld als een verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, waarbij de algemene beginselen en methoden van deze bijlage worden toegepast.

Wanneer het derde land waar deze verbonden onderneming haar hoofdkantoor heeft, haar onderwerpt aan een vergunning en aan ten minste een soortgelijk solvabiliteitsvereiste als dat van de Richtlijnen 73/239/EEG, 2002/83/EG of 2005/68/EG, gelet op de vermogensbestanddelen ter dekking van dat vereiste, kunnen de lidstaten evenwel bepalen dat bij de berekening met betrekking tot deze laatste onderneming rekening wordt gehouden met het solvabiliteitsvereiste en met de voor het nakomen van dat vereiste in aanmerking komende vermogensbestanddelen, als voorgeschreven door het betrokken derde land.

2.4. Verbonden kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen

Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming in een kredietinstelling, beleggingsonderneming of financiële instelling, zijn de bepalingen van artikel 16 van Richtlijn 73/239/EEG, van artikel 27 van Richtlijn 2002/83/EG en van artikel 36 van Richtlijn 2005/68/EG mutatis mutandis van toepassing, evenals de bepalingen op grond waarvan de lidstaten onder bepaalde omstandigheden alternatieve methoden mogen toestaan of mogen toestaan dat deze deelnemingen niet worden afgetrokken.

2.5.Niet-beschikbaarheid van noodzakelijke informatie

Wanneer de bevoegde autoriteiten om enigerlei reden niet beschikken over de informatie die nodig is voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming met betrekking tot een verbonden onderneming met hoofdkantoor in een lidstaat of in een derde land, wordt de boekwaarde van deze onderneming in de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming in mindering gebracht op de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de aangepaste solvabiliteitsmarge. In dat geval worden aan deze deelneming verbonden stille meerwaarden niet als vermogensbestanddeel dat in aanmerking mag worden genomen voor de aangepaste solvabiliteitsmarge, aanvaard.

3. BEREKENINGSWIJZEN

Methode 1: Aftrek en aggregatie

De aangepaste solvabiliteit van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming is het verschil tussen:

i) de som van:

a) de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, en

b) het proportionele deel van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming in de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming;

en

ii) de som van:

a) de boekwaarde van de verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming in de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, en

b) het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, en

c) het proportionele deel van het solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming.

Wanneer de deelneming in de verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming geheel of ten dele bestaat in de vorm van middellijke eigendom, dan wordt in punt ii), onder a), de waarde van die middellijke eigendom meegenomen, met inachtneming van de desbetreffende successieve interesten, en worden in de punten i), onder b), en ii), onder c), de overeenkomstige proportionele delen van de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, meegenomen.

Methode 2: Aftrek van een vereiste

De aangepaste solvabiliteit van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming is het verschil tussen:

i) de som van de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming,

en

ii) de som van:

a) het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, en

b) het proportionele deel van het solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming.

Voor de waardering van de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge, worden deelnemingen in de zin van deze richtlijn gewaardeerd volgens de vermogensmutatiemethode, overeenkomstig de optie bedoeld in artikel 59, lid 2, onder b), van Richtlijn 78/660/EEG.

Methode 3: Methode op basis van consolidatie van jaarrekeningen

De aangepaste solvabiliteit van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming wordt berekend aan de hand van de geconsolideerde jaarrekeningen. De aangepaste solvabiliteit van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming is het verschil tussen: de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge berekend op basis van de geconsolideerde gegevens, en:

a) hetzij de som van het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming en het proportionele deel van de solvabiliteitsvereisten van de verbonden verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen dat overeenstemt met de percentages die voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekeningen in aanmerking genomen zijn,

b) hetzij het solvabiliteitsvereiste dat op basis van de geconsolideerde gegevens berekend is.

De Richtlijnen 73/239/EEG, 91/674/EEG, 2002/83/EG en 2005/68/EG zijn van toepassing voor de berekening van de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge en van het solvabiliteitsvereiste op basis van de geconsolideerde gegevens.

BIJLAGE II

AANVULLEND TOEZICHT VOOR VERZEKERINGSONDERNEMINGEN EN HERVERZEKERINGSONDERNEMINGEN DIE DOCHTERONDERNEMINGEN ZIJN VAN EEN VERZEKERINGSHOLDING OF VAN EEN VERZEKERINGSONDERNEMING VAN EEN DERDE LAND OF EEN HERVERZEKERINGSONDERNEMING VAN EEN DERDE LAND

1. In het geval van meerdere in artikel 2, lid 2, bedoelde verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen die dochterondernemingen zijn van een verzekeringsholding of van een verzekeringsonderneming van een derde land of een herverzekeringsonderneming van een derde land en die in verschillende lidstaten gevestigd zijn, zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat de in deze bijlage beschreven methode coherent wordt toegepast.

De bevoegde autoriteiten oefenen het aanvullende toezicht uit met dezelfde frequentie als die welke geldt voor de berekening van de solvabiliteitsmarge voor verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen overeenkomstig de Richtlijnen 73/239/EEG, 91/674/EEG, 2002/83/EG en 2005/68/EG.

2. De lidstaten kunnen ervan afzien de aangepaste solvabiliteit van een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming overeenkomstig deze bijlage te berekenen:

– indien deze verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming een met een andere verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming verbonden onderneming is en indien zij in aanmerking wordt genomen bij de overeenkomstig deze bijlage voor die andere onderneming uitgevoerde berekening,

– indien deze verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming en een of meer andere, in dezelfde lidstaat toegelaten verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen als moederonderneming dezelfde verzekeringsholding, dan wel verzekeringsonderneming van een derde land of herverzekeringsonderneming van een derde land hebben en indien de eerstgenoemde verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming in aanmerking wordt genomen bij de overeenkomstig deze bijlage voor een van die andere ondernemingen uitgevoerde berekening,

– indien deze verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming en een of meer andere, in andere lidstaten toegelaten verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen als moederonderneming dezelfde verzekeringsholding dan wel verzekeringsonderneming van een derde land of herverzekeringsonderneming van een derde land hebben en er overeenkomstig artikel 4, lid 2, een overeenkomst is gesloten waarbij de uitoefening van het aanvullende toezicht zoals bedoeld in deze bijlage is toegewezen aan de toezichthoudende autoriteiten van een andere lidstaat.

In het geval van opeenvolgende deelnemingen (bijvoorbeeld een verzekeringsholding dan wel een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land die zelf eigendom is van een verzekeringsholding of een verzekeringsonderneming van een derde land of een herverzekeringsonderneming van een derde land) hoeven de lidstaten de berekeningen van deze bijlage slechts toe te passen ten aanzien van de uiteindelijke moeder van de verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming die als verzekeringsholding dan wel als verzekeringsonderneming van een derde land of herverzekeringsonderneming van een derde land is aan te merken.

3. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat ten aanzien van de verzekeringsholding, de verzekeringsonderneming van een derde land of de herverzekeringsonderneming van een derde land soortgelijke berekeningen worden uitgevoerd als die welke in bijlage I zijn omschreven.

Dit betekent dat de in bijlage I beschreven algemene beginselen en methoden worden toegepast ten aanzien van de verzekeringsholding dan wel de verzekeringsonderneming van een derde land of de herverzekeringsonderneming van een derde land.

Louter voor deze berekening wordt deze moederonderneming behandeld als betrof het een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming die onderworpen was aan:

– een solvabiliteitsvereiste gelijk aan nul wanneer het een verzekeringsholding betreft,

– een solvabiliteitsvereiste zoals bedoeld in punt 2.3 van bijlage I, wanneer het een verzekeringsonderneming van een derde land of een herverzekeringsonderneming van een derde land betreft,

en gelden voor deze moederonderneming dezelfde voorwaarden als die van artikel 16 van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 27 van Richtlijn 2002/83/EG en artikel 36 van Richtlijn 2005/68/EG wat betreft de vermogensbestanddelen die in aanmerking worden genomen voor de solvabiliteitsmarge.

4.Niet-beschikbaarheid van noodzakelijke informatie

Wanneer de bevoegde autoriteiten om enigerlei reden niet beschikken over voor de berekening overeenkomstig deze bijlage noodzakelijke informatie betreffende een verbonden onderneming met hoofdkantoor in een lidstaat of in een derde land, wordt de boekwaarde van deze onderneming in de deelnemende onderneming in mindering gebracht op de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de berekening overeenkomstig deze bijlage. In dat geval worden aan deze deelneming verbonden stille meerwaarden niet als vermogensbestanddeel dat in aanmerking mag worden genomen voor deze berekening, aanvaard.

nieuw

BIJLAGE IV

Standaardformule voor het solvabiliteitskapitaalvereiste

(Solvency Capital Requirement – SCR)

3. Berekening van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste

Het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste, als bedoeld in artikel 104, lid 1, wordt als volgt berekend:

(...PICT...)

waarbij SCRi staat voor de risicomodule i, SCRj staat voor de risicomodule j en waarbij "i,j" betekent dat de som van de verschillende termen op alle mogelijke combinaties van i en j betrekking moeten hebben. In de berekening worden SCRi en SCRj vervangen door:

– SCRschade, hetgeen staat voor de module schadeverzekeringstechnisch risico;

– SCRleven, hetgeen staat voor de module levensverzekeringstechnisch risico;

– SCRziekte, hetgeen staat voor de module bijzondere-ziektekostenverzekeringstechnisch risico;

– SCRmarkt, hetgeen staat voor de module marktrisico;

– SCRtegenpartij, hetgeen staat voor de module tegenpartijrisico.

De factor Corr i,j staat voor de waarde die is vermeld in rij i en kolom j van de volgende correlatiematrix:

ji | Markt | Tegenpartij | Leven | Ziekte | Schade |

Markt | 1 | 0,25 | 0,25 | 0,25 | 0,25 |

Tegenpartij | 0,25 | 1 | 0,25 | 0,25 | 0,5 |

Leven | 0,25 | 0,25 | 1 | 0,25 | 0 |

Ziekte | 0,25 | 0,25 | 0,25 | 1 | 0 |

Schade | 0,25 | 0,5 | 0 | 0 | 1 |

4. Berekening van de module schadeverzekeringstechnisch risico

De module schadeverzekeringstechnisch risico, als bedoeld in artikel 105, lid 2, wordt als volgt berekend:

(...PICT...)

waarbij SCRi staat voor de submodule i, SCRj staat voor de submodule j en waarbij "i,j" betekent dat de som van de verschillende termen op alle mogelijke combinaties van i en j betrekking moeten hebben. In de berekening worden SCRi en SCRj vervangen door:

– SCRschade premie en reserve, hetgeen staat voor de submodule premie- en reserverisico in de schadeverzekeringsbranche;

– SCRschade ramp, hetgeen staat voor de submodule rampenrisico in de schadeverzekeringsbranche.

5. Berekening van de module levensverzekeringstechnisch risico

De module levensverzekeringstechnisch risico, als bedoeld in artikel 105, lid 3, wordt als volgt berekend:

(...PICT...)

waarbij SCRi staat voor de submodule i, SCRj staat voor de submodule j en waarbij "i,j" betekent dat de som van de verschillende termen op alle mogelijke combinaties van i en j betrekking moeten hebben. In de berekening worden SCRi en SCRj vervangen door:

– SCRsterfte, hetgeen staat voor de submodule sterfterisico;

– SCRlangleven, hetgeen staat voor de submodule langlevenrisico;

– SCRinvaliditeit, hetgeen staat voor de submodule invaliditeits- en morbiditeitsrisico;

– SCRleven kosten, hetgeen staat voor de submodule kostenrisico in de levensverzekeringsbranche;

– SCRherziening, hetgeen staat voor de submodule herzieningsrisico;

– SCRbeëindiging, hetgeen staat voor de submodule beëindigingsrisico;

– SCRleven ramp, hetgeen staat voor de submodule rampenrisico in de levensverzekeringsbranche.

6. Berekening van de module bijzondere-ziektekostenverzekeringstechnisch risico

De module bijzondere-ziektekostenverzekeringstechnisch risico, als bedoeld in artikel 105, lid 4, wordt als volgt berekend:

(...PICT...)

(...PICT...)

(...PICT...)

waarbij SCRi staat voor de submodule i, SCRj staat voor de submodule j en waarbij "i,j" betekent dat de som van de verschillende termen op alle mogelijke combinaties van i en j betrekking moeten hebben. In de berekening worden SCRi en SCRj vervangen door:

– SCRziekte premie en reserve, hetgeen staat voor de submodule premie- en reserverisico in de bijzondere-ziektekostenverzekeringsbranche;

– SCRziekte kosten, hetgeen staat voor de submodule kostenrisico in de bijzondere-ziektekostenverzekeringsbranche;

– SCRziekte epidemie, hetgeen staat voor de submodule epidemierisico in de bijzondere-ziektekostenverzekeringsbranche;

7. Berekening van de module marktrisico.

De module marktrisico, als bedoeld in artikel 105, lid 5, wordt als volgt berekend:

(...PICT...)

waarbij SCRi staat voor de submodule i, SCRj staat voor de submodule j en waarbij "i,j" betekent dat de som van de verschillende termen op alle mogelijke combinaties van i en j betrekking moet hebben. In de berekening worden SCRi en SCRj vervangen door:

– SCRrente, hetgeen staat voor de submodule renterisico;

– SCRaandelen, hetgeen staat voor de submodule aandelenrisico;

– SCRvastgoed, hetgeen staat voor de submodule vastgoedrisico;

– SCRspread, hetgeen staat voor de submodule spreadrisico;

– SCRconcentratie, hetgeen staat voor de submodule concentratierisico;

– SCRvaluta, hetgeen staat voor de submodule valutarisico.

92/49/EEG art. 44, lid 2 (aangepast)

BIJLAGE V

Groepen schadeverzekeringsbranches als bedoeld in artikel 157

De branchegroepen zijn als volgt gedefinieerd:

1. Ongevallen en ziekte (branches nr. 1 en nr. 2 van bijlage I);

2. voertuigenverzekering (branches nr. 3, nr. 7 en nr. 10 van bijlage I; de cijfers betreffende branche nr. 10, met uitzondering van de wettelijke aansprakelijkheid van de vervoerder, worden afzonderlijk gespecificeerd);

3. brand- en andere schaden aan zaken (branches nr. 8 en 9 van bijlage I);

4. luchtvaart-, zee- en transportverzekering (branches nr. 4, nr. 5, nr. 6, nr. 7, nr. 11 en nr. 12 van bijlage I);

5. algemene wettelijke aansprakelijkheid (branche nr. 13 van bijlage I);

6. krediet en borgtocht (branches nr. 14 en nr. 15 van bijlage I);

7. overige branches (branches nr. 16, nr. 17 en nr. 18 van bijlage I).

BIJLAGE VI

Deel A

Ingetrokken richtlijnen en lijst van de opeenvolgende wijzigingen daarvan

(als bedoeld in artikel 312)

Richtlijn 64/225/EEG van de Raad(PB L 56 van 4.4.1964, blz. 878) | |

Bijlage I, punt III, onder G, lid 1 van de Toetredingsakte van 1973(PB L 236 van 23.9.2003, blz. 342) | |

Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad(PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3) | |

Richtlijn 76/580/EEG van de Raad(PB L 189 van 13.7.1976, blz. 13) | Enkel artikel 1 |

Richtlijn 84/641/EEG van de Raad(PB L 339 van 27.12.1984, blz. 21) | Enkel de artikelen 1 tot en met 14 |

Richtlijn 87/343/EEG van de Raad(PB L 185 van 4.7.1987, blz. 72) | |

Richtlijn 87/344/EEG van de Raad(PB L 185 van 4.7.1987, blz. 77) | Enkel artikel 9 |

Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad(PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1) | Enkel de artikelen 9, 10 en 11 |

Richtlijn 90/618/EEG van de Raad(PB L 330 van 29.11.1990, blz. 44) | Enkel de artikelen 2, 3 en 4 |

Richtlijn 92/49/EEG van de Raad(PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1) | Enkel de artikelen 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 13, 14, 17, 18, 24, 32, 33 en 53 |

Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 168 van 18.7.1995, blz. 7) | Enkel artikel 2, lid 2, derde streepje, en artikel 3, lid 1 |

Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65) | Enkel artikel 8 |

Richtlijn 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 77 van 20.3.2002, blz. 17) | |

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1) | Enkel artikel 22 |

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9) | Enkel artikel 4 |

Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1) | Enkel artikel 57 |

Richtlijn 2006/101/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 238) | Enkel punt 1 van de bijlage |

Richtlijn 73/240/EEG van de Raad(PB L 228 van 16.8.1973, blz. 20) | |

Richtlijn 76/580/EEG van de Raad(PB L 189 van 13.7.1976, blz. 13) | |

Richtlijn 78/473/EEG van de Raad(PB L 151 van 7.6.1978, blz. 25) | |

Richtlijn 84/641/EEG van de Raad(PB L 339 van 27.12.1984, blz. 21) | |

Richtlijn 87/344/EEG van de Raad(PB L 185 van 4.7.1987, blz. 77) | |

Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad(PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1) | |

Richtlijn 90/618/EEG van de Raad(PB L 330 van 29.11.1990, blz. 44) | Enkel de artikelen 5 tot en met 10 |

Richtlijn 92/49/EEG van de Raad(PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1) | Enkel artikel 12, lid 1, en de artikelen 19, 23, 27, 30, 34, 35, 36, 37, 39, 40, 42, 43, 44, 45 en 46 |

Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65) | Enkel artikel 9 |

Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14) | Enkel artikel 3 |

Richtlijn 92/49/EEG van de Raad(PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1) | |

Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 168 van 18.7.1995, blz. 7) | Enkel artikel 2, lid 1, eerste streepje, artikel 4, leden 1, 3 en 5, en artikel 5, tweede streepje |

Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 290 van 17.11.2000, blz. 27) | Enkel artikel 2 |

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1) | Enkel artikel 24 |

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9) | Enkel artikel 6 |

Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1) | Enkel artikel 58 |

Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1)) | Enkel artikel 1 |

Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1) | |

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1) | Enkel artikel 28 |

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9) | Enkel artikel 7 |

Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1) | Enkel artikel 59 |

Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 110 van 20.4.2001, blz. 28) | |

Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1) | |

Richtlijn 2004/66/EG van de Raad(PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35) | Enkel punt II van de bijlage |

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9) | Enkel artikel 8 |

Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1) | Enkel artikel 60 |

Richtlijn 2006/101/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 238) | Enkel punt III van de bijlage |

Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1) | Enkel artikel 2 |

Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1) | |

Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1) | Enkel artikel 4 |

Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1) | |


Deel B

Termijnen voor de omzetting in nationaal recht

(als bedoeld in artikel 312)


Richtlijn | Omzettingstermijn | Uiterste toepassingsdatum |

64/225/EEG | 17 november 2002 | |

73/239/EEG | 31 januari 1975 | |

73/240/EEG | 31 december 1976 | |

76/580/EEG | 31 december 1976 | |

78/473/EEG | 3 december 1979 | 3 juni 1980 |

84/641/EEG | 30 juni 1987 | 1 januari 1988 |

87/343/EEG | 1 januari 1990 | 1 juli 1990 |

87/344/EEG | 1 januari 1990 | 1 juli 1990 |

88/357/EEG | 30 december 1989 | 30 juni 1990 |

90/618/EEG | 20 mei 1992 | 20 november 1992 |

92/49/EEG | 31 december 1993 | 1 juli 1994 |

95/26/EG | 18 juli 1996 | 18 juli 1996 |

98/78/EG | 5 juni 2000 | |

2000/26/EG | 17 november 2002 | 17 november 2002 |

2000/64/EG | 17 november 2002 | 17 november 2002 |

2001/17/EG | 20 april 2003 | |

2002/13/EG | 20 september 2003 | |

2002/83/EG | 20 september 2003 | |

2004/66/EG | 1 mei 2004 | |

2002/87/EG | 10 augustus 2004 | |

2005/1/EG | 13 mei 2005 | |

2005/14/EG | 11 mei 2005 | |

2005/68/EG | 10 december 2007 | |

2006/101/EG | 1 januari 2007 | |

2007/44/EG | 21 maart 2009 | |

BIJLAGE VII

Concordantietabel

Richtlijn73/239/EEG | Richtlijn78/473/EEG | Richtlijn87/344/EEG | Richtlijn88/357/EEG | Richtlijn92/49/EEG | Richtlijn98/78/EEG | Richtlijn2001/17/EG | Richtlijn2002/83/EG | Richtlijn2005/68/EG | Richtlijn2007/44/EG | Deze richtlijn |

Artikel 1, lid 1 | | | | Artikel 2 | | Artikel 1, lid 1 | Artikel 2, eerste zin | Artikel 1, lid 1 | | Artikel 1, artikel 2, lid 2, en artikel 269 |

Artikel 1, lid 2 | | | | | | | | | | Artikel 2, lid 2 |

Artikel 1, lid 3 | | | | | | | | | | --- |

Artikel 2, punt 1, onder a), b) en c) | | | | | | | | | | --- |

Artikel 2, punt 1, onder d) | | | | | | | Artikel 3, lid 4 | | | Artikel 3 |

Artikel 2, punt 1, onder e) | | | | | | | | | | --- |

Artikel 2, punt 2, onder a) | | | | | | | | | | Artikel 5, lid 1 |

Artikel 2, punt 2, onder b) | | | | | | | | | | Artikel 5, lid 2 |

Artikel 2, punt 2, onder c) | | | | | | | | | | Artikel 5, lid 3 |

Artikel 2, punt 2, onder d) | | | | | | | | | | Artikel 5, lid 4 |

Artikel 2, punt 3, eerste tot en met vierde alinea | | | | | | | | | | Artikel 6 |

Artikel 2, punt 3, vijfde alinea | | | | | | | | | | Artikel 15, lid 4 |

Artikel 3, lid 1, eerste en tweede alinea | | | | | | | | | | --- |

Artikel 3, lid 1, derde alinea | | | | | | | | | | Artikel 14, lid 3 |

Artikel 3, lid 2 | | | | | | | | | | Artikel 7 |

Artikel 4, eerste zin | | | | | | | | | | Artikel 8, eerste zin |

Artikel 4, onder a) | | | | | | | | | | Artikel 8, lid 2 |

Artikel 4, onder b) | | | | | | | | | | --- |

Artikel 4, onder c) | | | | | | | | | | Artikel 8, lid 3 |

Artikel 4, onder d) | | | | | | | | | | Artikel 8, lid 5 |

Artikel 4, onder e) | | | | | | | | | | --- |

Artikel 4, onder f) | | | | | | | | | | Artikel 8, lid 1 |

Artikel 4, onder g) | | | | | | | | | | Artikel 8, lid 4 |

Artikel 5, onder a) | | | | | | | | | | --- |

Artikel 5, onder b) | | | | | | | Artikel 1, lid 1, onder o) | | | --- |

Artikel 5, onder c) | | | | | | | Artikel 1, lid 1, onder p) | | | Artikel 132, lid 1, derde alinea |

Artikel 5, onder d) | | | | | | | | | | --- |

Artikel 6 | | | | Artikel 4 | | | Artikel 4 | Artikel 3 | | Artikel 14, lid 1, en artikel 14, lid 2, onder a) en b) |

Artikel 7, lid 1, en artikel 7, lid 2, eerste alinea | | | | Artikel 5, lid 1, en artikel 5, lid 2, eerste alinea | | | Artikel 5, lid 1, en artikel 5, lid 2, eerste alinea | | | Artikel 15, lid 1, en artikel 15, lid 2, eerste alinea |

Artikel 7, lid 2, tweede alinea, onder a) | | | | Artikel 5, lid 2, tweede alinea, onder a) | | | | | | Artikel 15, lid 3, eerste alinea |

Artikel 7, lid 2, tweede alinea, onder b) | | | | Artikel 5, lid 2, tweede alinea, onder b) | | | | | | --- |

Artikel 8, lid 1, onder a) | | | | Artikel 6, lid 1, onder a) | | | Artikel 6, lid 1, onder a) | Bijlage I | | Bijlage IIIA en B |

Artikel 8, lid 1, onder a), laatste alinea | | | | | | | | | | Artikel 17, lid 2 |

Artikel 8, lid 1, onder b) | | | | Artikel 6, lid 1, onder b) | | | Artikel 6, lid 1, onder b) | Artikel 6, onder a) | | Artikel 18, lid 1, onder a) |

Artikel 8, lid 1, onder c) | | | | Artikel 6, lid 1, onder c) | | | Artikel 6, lid 1, onder c) | Artikel 6, onder b) | | Artikel 18, lid 1, onder c) |

Artikel 8, lid 1, onder d) | | | | Artikel 6, lid 1, onder d) | | | Artikel 6, lid 1, onder d) | Artikel 6, onder c) | | Artikel 18, lid 1, onder d) |

Artikel 8, lid 1, onder e) | | | | Artikel 6, lid 1, onder e) | | | Artikel 6, lid 1, onder e) | Artikel 6, onder d) | | Artikel 18, onder g) |

Artikel 8, lid 1, onder f) | | | | | | | | | | Artikel 18, onder h) |

Artikel 8, lid 1, tweede, derde en vierde alinea | | | | | | | Artikel 6, lid 2 | Artikel 7 | | Artikel 19 |

Artikel 8, lid 1 bis | | | | | | | Artikel 6, lid 3 | Artikel 8 | | Artikel 20 |

Artikel 8, lid 2 | | | | Artikel 6, lid 2 | | | Artikel 6, lid 4 | | | Artikel 18, lid 2 |

Artikel 8, lid 3, eerste alinea | | | | Artikel 6, lid 3, eerste alinea | | | Artikel 6, lid 5, derde alinea | Artikel 9, lid 1 | | Artikel 21, lid 4 |

Artikel 8, lid 3, tweede alinea | | | | Artikel 6, lid 3, tweede alinea, en artikel 29, eerste alinea, eerste zin | | | Artikel 6, lid 5, eerste alinea | Artikel 9, lid 2 | | Artikel 21, lid 1, eerste alinea |

Artikel 8, lid 3, derde alinea | | | | Artikel 6, lid 3, derde alinea, en artikel 29, tweede alinea | | | | | | Artikel 21, lid 2 |

Artikel 8, lid 3, vierde alinea | | | | Artikel 6, lid 3, vierde alinea | | | | | | Artikel 21, lid 3 |

Artikel 8, lid 4 | | | | Artikel 6, lid 4 | | | Artikel 6, lid 6 | Artikel 10 | | Artikel 22 |

Artikel 9, onder a) tot en met d) | | | | Artikel 7, onder a) tot en met d) | | | Artikel 7, onder a) tot en met d) | Artikel 11, lid 1, onder a), c), d) en e) | | Artikel 23, lid 1, onder a), c), d) en e) |

Artikel 9, onder e) en f) | | | | Artikel 7, onder e) en f) | | | | Artikel 11, lid 2, onder a) en b) | | Artikel 23, lid 2, onder e) |

Artikel 9, onder g) en h) | | | | Artikel 7, onder g) en h) | | | Artikel 7, onder f) en g) | Artikel 11, lid 2, onder c) en d) | | Artikel 23, lid 2, onder a) en d) |

Artikel 10, lid 1 | | | | Artikel 32, lid 1 | | | Artikel 40, lid 1 | | | Artikel 143, lid 1, eerste alinea |

Artikel 10, lid 2, eerste alinea | | | | Artikel 32, lid 2, eerste alinea | | | Artikel 40, lid 2 | | | Artikel 143, lid 2 |

Artikel 10, lid 2, tweede alinea | | | | Artikel 32, lid 2, tweede alinea | | | | | | Artikel 143, lid 3 |

Artikel 10, lid 3 | | | | Artikel 32, lid 3 | | | Artikel 40, lid 3 | | | Artikel 144, leden 1 en 2 |

Artikel 10, lid 4 | | | | Artikel 32, lid 4 | | | Artikel 40, lid 4 | | | Artikel 144, lid 3, eerste alinea |

Artikel 10, lid 5 | | | | Artikel 32, lid 5 | | | Artikel 40, lid 5 | | | Artikel 144, lid 3, tweede alinea |

Artikel 10, lid 6 | | | | Artikel 32, lid 6 | | | Artikel 40, lid 6 | | | Artikel 143, lid 4 |

Artikel 11 | | | | Artikel 33 | | | | | | --- |

Artikel 12 | | | | Artikel 56 | | | Artikel 9 | Artikel 13 | | Artikel 25 |

Artikel 12 bis | | | | | | | Artikel 9 bis | Artikel 14 en artikel 60, lid 2 | | Artikel 26 |

Artikel 13, leden 1 en 2, eerste alinea | | | | Artikel 9, leden 1 en 2, eerste alinea | | | Artikel 10, lid 1 en lid 2, eerste alinea | Artikel 15, leden 1 en 2 | | Artikel 29, lid 1, artikel 29, lid 2, eerste alinea, en artikel 29, lid 3 |

Artikel 13, lid 2, tweede alinea | | | | Artikel 9, lid 2, tweede alinea | | | | | | Artikel 29, lid 2, tweede alinea |

Artikel 13, lid 2, derde alinea | | | | | | | Artikel 10, lid 2, tweede alinea | Artikel 60, lid 3 | | Artikel 31, lid 1 |

Artikel 13, lid 3 | | | | Artikel 9, lid 3 | | | Artikel 10, lid 3 | Artikel 15, lid 4 | | --- |

Artikel 14 | | | | Artikel 10 | | | Artikel 11 | Artikel 16 | | Artikel 32 |

Artikel 15, leden 1 en 2, en artikel 15, lid 3, tweede alinea | | | | Artikel 17 | | | Artikel 20, leden 1, 2 en 3, en artikel 20, lid 4, tweede alinea | Artikel 32, leden 1 en 3 | | Artikelen 75 tot en met 85 |

Artikel 15, lid 3, eerste alinea | | | | | | | Artikel 20, lid 4, eerste alinea | Artikel 32, lid 2 | | Artikel 132, lid 2, en artikel 171 |

Artikel 15 bis | | | | Artikel 18 | | | | Artikel 33 | | --- |

Artikel 16 | | | | | | | Artikel 27 | Artikel 35, artikel 36 en artikel 60, lid 8 | | Artikelen 86 tot en met 99 |

Artikel 16 bis | | | | | | | Artikel 28 | Artikelen 37, 38 en 39 en artikel 60, lid 9 | | Artikelen 100 tot en met 125 |

Artikel 17, lid 1 | | | | | | | Artikel 29, lid 1 | Artikel 40, lid 1 | | Artikel 126, artikel 127, lid 1, onder a), b) en c), en artikel 127, lid 2 |

Artikel 17, lid 2 | | | | | | | Artikel 29, lid 2 | Artikel 40, lid 2 | | Artikel 127, lid 1, onder d) |

Artikel 17 bis | | | | | | | Artikel 30 | Artikel 41 | | --- |

Artikel 17 ter | | | | | | | Artikelen 28 en 28 bis | Artikel 60, lid 10 | | --- |

Artikel 18 | | | | | | | Artikel 31 | | | --- |

Artikel 19, lid 1 | | | | | | | Artikel 13, lid 1 | Artikel 17, lid 1 | | Artikel 33, lid 1 |

Artikel 19, lid 1 bis | | | | | | | | | | Artikel 33, lid 2 |

Artikel 19, lid 2 | | | | Artikel 11, lid 2 | | | Artikel 13, lid 2 | Artikel 17, lid 2 | | Artikel 33, lid 3 |

Artikel 19, lid 3, eerste alinea, en artikel 19, lid 3, tweede alinea, onder a) en b) | | | Artikel 10 | Artikel 11, lid 3, eerste alinea, en artikel 11, lid 3, tweede alinea, onder a) en b) | | | Artikel 13, lid 3, eerste alinea, en artikel 13, lid 3, tweede alinea, onder a) en b) | Artikel 17, lid 3, en artikel 17, lid 4, eerste alinea, onder a) en b) | | Artikel 34, leden 1, 2, 3, 5, 6 en 7 |

Artikel 19, lid 3, tweede alinea, onder c) | | | Artikel 10 | Artikel 11, lid 3, tweede alinea, onder c) | | | Artikel 13, lid 3, tweede alinea, onder c) | Artikel 17, lid 4, eerste alinea, onder c) | | Artikel 34, lid 8 |

Artikel 19, lid 3, derde alinea | | | Artikel 10 | Artikel 11, lid 3, derde alinea | | | Artikel 13, lid 3, derde alinea | Artikel 17, lid 4, tweede alinea | | Artikel 35, lid 2, onder b) |

Artikel 20, lid 1 | | | | | | | Artikel 37, lid 1 | Artikel 42, lid 1 | | Artikel 135 |

Artikel 20, lid 2, eerste alinea | | | | Artikel 13, lid 2, eerste alinea | | | Artikel 37, lid 2, eerste alinea | Artikel 42, lid 2, eerste alinea | | --- |

Artikel 20, lid 2, tweede alinea | | | | Artikel 13, lid 2, tweede alinea | | | Artikel 37, lid 2, tweede alinea | Artikel 42, lid 2, tweede alinea | | Artikel 136, lid 4 |

Artikel 20, lid 3, eerste alinea | | | | Artikel 13, lid 3, eerste alinea | | | Artikel 37, lid 3, eerste alinea | Artikel 42, lid 3, eerste alinea | | --- |

Artikel 20, lid 3, tweede alinea | | | | Artikel 13, lid 3, tweede alinea | | | Artikel 37, lid 3, tweede alinea | Artikel 42, lid 3, tweede alinea | | Artikel 137, lid 3 |

Artikel 20, lid 4 | | | | Artikel 13, lid 4 | | | | | | --- |

Artikel 20, lid 5 | | | | Artikel 13, lid 5 | | | Artikel 37, lid 5 | Artikel 42, lid 4 | | Artikel 138 |

Artikel 20 bis, lid 1, eerste alinea, eerste zin | | | | | | | Artikel 38, lid 1, eerste zin | Artikel 43, lid 1 | | Artikel 136, lid 2, en artikel 137, lid 2 |

Artikel 20 bis, lid 1, eerste alinea, tweede zin, onder a) tot en met d) | | | | | | | Artikel 38, lid 1, tweede zin, onder a) tot en met d) | Artikel 43, lid 2, onder a) tot en met d) | | Artikel 140, lid 1 |

Artikel 20 bis, lid 1, eerste alinea, tweede zin, onder e) | | | | | | | Artikel 38, lid 1, tweede zin, onder e) | Artikel 43, lid 2, onder e) | | --- |

Artikel 20 bis, lid 2 | | | | | | | Artikel 38, lid 2 | | | --- |

Artikel 20 bis, lid 3 | | | | | | | Artikel 38, lid 3 | Artikel 43, lid 4 | | Artikel 140, lid 2 |

Artikel 20 bis, lid 4 | | | | | | | Artikel 38, lid 4 | Artikel 43, lid 5 | | --- |

Artikel 20 bis, lid 5 | | | | | | | Artikel 38, lid 5 | Artikel 43, lid 6 | | Artikel 140, lid 3 |

Artikel 21 | | | Artikel 11, lid 1 | | | | | | | --- |

Artikel 22, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en d) | | | | Artikel 14 | | | Artikel 39, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en d) | Artikel 44, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en d) | | Artikel 142, lid 1, onder a), b) en d) |

Artikel 22, lid 1, eerste alinea, onder c) | | | | | | | Artikel 39, lid 1, eerste alinea, onder c) | Artikel 44, lid 1, eerste alinea, onder c) | | Artikel 142, lid 1, onder c) |

Artikel 22, lid 1, tweede alinea, eerste zin | | | | | | | Artikel 39, lid 1, tweede alinea, eerste zin | Artikel 44, lid 1, tweede alinea | | Artikel 142, lid 2, eerste alinea |

Artikel 22, lid 1, tweede alinea, tweede zin | | | | | | | Artikel 39, lid 1, tweede alinea, eerste zin | | | Artikel 142, lid 2, tweede alinea |

Artikel 22, lid 2 | | | | | | | Artikel 39, lid 2 | Artikel 44, lid 2 | | Artikel 142, lid 3 |

Artikel 23, lid 1 | | | | | | | Artikel 51, lid 1 | | | Artikel 160, lid 1 |

Artikel 23, lid 2, onder a) tot en met f) en onder h) | | | | | | | Artikel 51, lid 2 | | | Artikel 160, lid 2, onder a) tot en met f) en h) |

Artikel 23, lid 2, onder g) | | | | | | | | | | Artikel 161, lid 2, onder g) |

Artikel 24, eerste alinea, eerste zin | | | | | | | Artikel 54, eerste alinea, eerste zin | | | Artikel 163, eerste zin |

Artikel 24, eerste alinea, tweede zin, en artikel 24, tweede en derde alinea | | | | | | | Artikel 54, eerste alinea, tweede zin, en artikel 54, tweede en derde alinea | | | --- |

Artikel 25 | | | | | | | Artikel 55 | | | Artikel 164 |

Artikel 26 | | | | | | | Artikel 56 | | | Artikel 165 |

Artikel 27, eerste alinea | | | | | | | Artikel 52, lid 2, eerste alinea | | | Artikel 166, eerste alinea |

Artikel 27, tweede alinea | | | | | | | | | | Artikel 166, tweede alinea |

Artikel 28 | | | | | | | Artikel 52, lid 3 | | | Artikel 168 |

Artikel 28 bis | | | | Artikel 53 | | | Artikel 53 | | | Artikel 162 |

Artikel 29 | | | | | | | Artikel 57 | | | Artikel 169 |

Artikel 29 bis, lid 1 | | | | | | | Artikel 58, eerste alinea | | | Artikel 174, eerste, tweede en derde alinea |

Artikel 29 bis, lid 2 | | | | | | | Artikel 58, tweede alinea | | | --- |

Artikel 29 ter, leden 1 en 2 | | | | | | | Artikel 59, leden 1 en 2 | Artikel 52, leden 1 en 2 | | Artikel 175, leden 1 en 2 |

Artikel 29 ter, leden 3 tot en met 6 | | | | | | | Artikel 59, leden 3 tot en met 6 | Artikel 52, leden 3 en 4 | | --- |

Artikel 30, lid 1, en artikel 30, lid 2, onder a) | | | | | | | | | | --- |

Artikel 30, lid 2, onder b) | | | | | | | | | | Artikel 306, lid 1 |

Artikel 30, leden 3 en 4 | | | | | | | | | | Artikel 306, lid 2 |

Artikel 30, lid 5 | | | | | | | | | | Artikel 306, lid 4 |

Artikel 31 | | | | | | | | | | --- |

Artikel 32 | | | | | | | | | | --- |

Artikel 33 | | | Artikel 28 | | | | Artikel 62 | Artikel 54, lid 2 | | Artikel 301, leden 2 en 3 |

Artikel 34 | Artikel 9 | | Artikel 29 | | Artikel 11, lid 5 | | Artikel 6, lid 5, vierde alinea | | Artikel 6 | --- |

Artikel 35 | Artikel 10 | Artikel 10 | Artikel 32 | Artikel 57, lid 1 | Artikel 11, leden 1, 2 en 3 | Artikel 31, leden 1 en 2 | Artikel 69, leden 1 tot en met 4 | Artikel 64, lid 1 | Artikel 7, lid 1 | Artikel 310, lid 1 |

Artikel 36 | Artikel 11 | Artikel 11 | Artikel 33 | Artikel 57, lid 2 | Artikel 11, lid 4 | Artikel 31, lid 3 | Artikel 70 | Artikel 64, lid 2 | Artikel 7, lid 2 | Artikel 310, lid 2 |

Artikel 37 | | | Artikel 34 | | | | | | | --- |

Artikel 38 | Artikel 12 | Artikel 12 | Artikel 35 | Artikel 58 | Artikel 13 | Artikel 33 | Artikel 74 | Artikel 66 | Artikel 9 | Artikel 313 |

Bijlage, deel A | | | | | | | | | | Artikel 15, lid 2, tweede alinea, en bijlage I |

Bijlage, delen A en B | | | | | | | | | | Bijlage I |

Bijlage, deel C | | | | | | | | | | Artikel 16 |

Bijlage, deel D | | | | | | | | | | --- |

| Artikel 1, lid 1, eerste alinea | | | | | | | | | Artikel 188, lid 1 |

| Artikel 1, lid 1, tweede alinea | | | | | | | | | Artikel 188, lid 2 |

| Artikel 1, lid 2 | | | | | | | | | --- |

| Artikel 2, lid 1 | | | | | | | | | Artikel 188, lid 1 |

| Artikel 2, lid 2 | | | | | | | | | Artikel 188, lid 4 |

| Artikel 3 | | | | | | | | | Artikel 189 |

| Artikel 4, lid 1 | | | | | | | | | Artikel 190, eerste en tweede alinea |

| Artikel 4, lid 2 | | | | | | | | | --- |

| Artikel 5 | | | | | | | | | Artikel 191 |

| Artikel 6 | | | | | | | | | Artikel 193 |

| Artikel 7 | | | | | | | | | Artikel 192 |

| Artikel 8 | | | | | | | | | Artikel 194 |

| | Artikel 1 | | | | | | | | --- |

| | Artikel 2 | | | | | | | | Artikel 196 |

| | Artikel 3, lid 1 | | | | | | | | Artikel 197 |

| | Artikel 3, lid 2, eerste alinea, eerste zin | | | | | | | | Artikel 198, lid 1, eerste alinea |

| | Artikel 3, lid 2, onder a), b) en c) | | | | | | | | Artikel 198, leden 2, 3 en 4 |

| | Artikel 3, lid 3 | | | | | | | | Artikel 198, lid 1, tweede alinea |

| | Artikel 4 | | | | | | | | Artikel 199 |

| | Artikel 5 | | | | | | | | Artikel 200 |

| | Artikel 6 | | | | | | | | Artikel 201 |

| | Artikel 7 | | | | | | | | Artikel 202 |

| | Artikel 8 | | | | | | | | Artikel 203 |

| | Artikel 9 | | | | | | | | Artikel 16, lid 2 |

| | | Artikel 1 | | | | | | | --- |

| | | Artikel 2, onder a), b) en e) | | | | | | | --- |

| | | Artikel 2, onder c) | | | | Artikel 1, lid 1, onder c) | Artikel 2, lid 1, onder e) | | --- |

| | | Artikel 2, onder d) | | | | | | | Artikel 13, lid 10 |

| | | Artikel 2, onder f) | Artikel 1, onder e) | | | Artikel 1, lid 1, onder h) | | | --- |

| | | Artikel 3 | | | | Artikel 1, onder b), tweede zin | | | Artikel 143, lid 1, tweede alinea |

| | | Artikel 4 | | | | | | | Artikel 185 |

| | | Artikel 6 | | | | | | | --- |

| | | Artikel 7, lid 1, onder a) tot en met e) | | | | | | | --- |

| | | Artikel 7, lid 1, onder f) | Artikel 27 | | | | | | --- |

| | | Artikel 7, lid 1, onder g), en artikel 7, lid 3 | | | | | | | --- |

| | | Artikel 8, leden 1 en 2 | | | | | | | Artikel 177, leden 1 en 2 |

| | | Artikel 8, lid 3 | | | | | | | --- |

| | | Artikel 8, lid 4, onder a) en c) | Artikel 30, lid 1 | | | | | | --- |

| | | Artikel 8, lid 4, onder d) | | | | | | | Artikel 177, lid 3 |

| | | Artikel 8, lid 5 | | | | | | | Artikel 177, leden 4 en 5 |

| | | Artikel 12 | | | | | | | --- |

| | | Artikel 12 bis, leden 1, 2 en 3 | | | | | | | Artikel 148 |

| | | Artikel 12 bis, lid 4, eerste alinea | | | | | | | Artikel 149 |

| | | Artikel 12 bis, lid 4, tweede tot en met zesde alinea | | | | | | | Artikel 150 |

| | | Artikel 14 | Artikel 34 | | | Artikel 41 | | | Artikel 145 |

| | | Artikel 16, lid 1, eerste en tweede alinea | Artikel 35 | | | Artikel 42 | | | Artikel 146, leden 1, 3 en 4 |

| | | Artikel 16, lid 1, derde alinea | Artikel 35 | | | | | | Artikel 146, lid 2 |

| | | Artikel 17 | Artikel 36 | | | Artikel 43 | | | Artikel 147 |

| | | Artikel 26 | | | | | | | --- |

| | | Artikel 27 | | | | | | | --- |

| | | Artikel 31 | | | | | | | Artikel 302 |

| | | Artikel 31 | | | | Artikel 68, lid 2 | | | Artikel 303 |

| | | Bijlage I | Artikel 23 | | | Bijlage II | | | --- |

| | | Bijlage 2A | | | | | | | --- |

| | | Bijlage 2B | | | | | | | --- |

| | | Artikelen 5, 9, 10, 11 | | | | | | | --- |

| | | | Artikel 1, onder a) | Artikel 1, onder a) | Artikel 2, onder a) | Artikel 1, lid 1, onder a) | | | Artikel 13, punt 1 |

| | | | Artikel 1, onder b) | | | Artikel 1, lid 1, onder b) | Artikel 2, lid 1, onder d) | | Artikel 13, punt 9 |

| | | | Artikel 1, onder c) | | Artikel 2, onder e) | Artikel 1, lid 1, onder e) | Artikel 2, lid 1, onder f) | | Artikel 13, punt 6, onder a) |

| | | | Artikel 1, onder d) | | | Artikel 1, lid 1, onder f) | Artikel 2, lid 1, onder g) | | --- |

| | | | Artikel 1, onder f) | | | Artikel 1, lid 1, onder i) | Artikel 2, lid 1, onder i) | | Artikel 13, punt 14 |

| | | | Artikel 1, onder g) | | | Artikel 1, lid 1, onder j) | Artikel 2, lid 1, onder j) | | Artikelen 13, punt 17, artikel 24, lid 2, en artikel 62 |

| | | | Artikel 1, onder h) | Artikel 1, onder d) | | Artikel 1, lid 1, onder k) | Artikel 2, lid 1, onder k) | | Artikel 13, punt 12 |

| | | | Artikel 1, onder i) | Artikel 1, onder e) | | Artikel 1, lid 1, onder l) | Artikel 2, lid 1, onder l) | | Artikel 13, punt 13 |

| | | | Artikel 1, onder j) | | | Artikel 1, lid 1, onder m) | | | Artikel 13, punt 18 |

| | | | Artikel 1, onder k) | Artikel 1, onder k) | Artikel 2, onder h) | Artikel 1, lid 1, onder n) | Artikel 2, lid 1, onder m) | | Artikel 13, punt 8 |

| | | | Artikel 1, lid 1 | | | Artikel 1, lid 1, onder r) | Artikel 2, lid 1, onder n) | | Artikel 13, punt 15 |

| | | | Artikel 1, lid 1, onder a) | Artikel 1, onder f) | | Artikel 1, lid 1, onder r), punt i) | Artikel 2, lid 1, onder n), punt i) | | Artikel 13, punt 16 |

| | | | Artikel 1, lid 1, onder b) | | | Artikel 1, lid 1, onder r), punt ii) | Artikel 2, lid 1, onder n, punt ii) | | Artikel 13, punt 14 |

| | | | Artikel 3 | | | | | | Artikel 186 |

| | | | Artikel 8 | | | | | | Artikel 24, lid 1 |

| | | | Artikel 12, lid 2 | | | Artikel 14, lid 1 | Artikel 18 | | Artikel 39, lid 1 |

| | | | Artikel 12, leden 3 tot en met 6 | | | Artikel 14, leden 2 tot en met 5 | | | Artikel 39 |

| | | | Artikel 15, leden 1 en 2 | | | Artikel 15, leden 1 en 2 | Artikel 19, lid 1 | | Artikel 56 |

| | | | Artikel 15, lid 3 | | | Artikel 15, lid 3 | Artikel 22 | | Artikel 60 |

| | | | Artikel 15, lid 4 | | | Artikel 15, lid 4 | Artikel 23 | | Artikel 61 |

| | | | Artikel 15 bis | | | Artikel 15 bis | Artikel 19, leden 2 tot en met 8 | | Artikel 57, leden 1 tot en met 7 |

| | | | Artikel 15 ter | | | Artikel 15 ter | Artikel 19 bis | | Artikel 58 |

| | | | Artikel 15 quater | | | Artikel 15 quater | Artikel 20 | | Artikel 59 |

| | | | Artikel 16, lid 1 | | | Artikel 16, lid 1 | Artikel 24 | | Artikel 63 |

| | | | Artikel 16, lid 2 | | | Artikel 16, lid 2 | Artikel 25 | | Artikel 64 |

| | | | Artikel 16, lid 3 | | | Artikel 16, lid 3 | Artikel 26 | | Artikel 65 |

| | | | Artikel 16, lid 4 | | | Artikel 16, lid 4 | Artikel 27 | | Artikel 66 |

| | | | Artikel 16, lid 5 | | | Artikel 16, lid 5 | Artikel 28, lid 1 | | Artikel 67, lid 1 |

| | | | Artikel 16, lid 5 ter, eerste tot en met vierde alinea | | | Artikel 16, lid 7, eerste tot en met vierde alinea | Artikel 28, lid 3, eerste tot en met vierde alinea | | Artikel 67, lid 3 |

| | | | Artikel 16, lid 5 ter, vijfde alinea | | | Artikel 16, lid 7, vijfde alinea | Artikel 28, lid 3, vijfde alinea | | Artikel 67, lid 4 |

| | | | Artikel 16, lid 7, zesde alinea | | | Artikel 16, lid 7, zesde alinea | | | Artikel 66, lid 4 |

| | | | Artikel 16, lid 5 quater | | | Artikel 16, lid 8 | Artikel 29 | | Artikel 69 |

| | | | Artikel 16, lid 6 | | | Artikel 16, lid 6 | Artikel 28, lid 2 | | Artikel 67, lid 2 |

| | | | Artikel 16 bis, lid 1, onder a) | | | Artikel 17, lid 1, onder a) | Artikel 31, lid 1, eerste alinea | | Artikel 71, lid 1, onder a), b) en c) |

| | | | Artikel 16 bis, lid 1, onder b) | | | Artikel 17, lid 1, onder b) | Artikel 31, lid 1, tweede alinea | | Artikel 71, lid 1, tweede alinea |

| | | | Artikel 16 bis, lid 2 | | | Artikel 17, lid 2 | Artikel 31, lid 2 | | Artikel 71, lid 2 |

| | | | Artikel 20 | | | Artikel 22 | | | --- |

| | | | Artikel 21 | | | Artikel 23 | Artikel 34, leden 1, 2 en 3 | | --- |

| | | | Artikel 22 | | | Artikel 24 | Artikel 34, lid 4 | | --- |

| | | | Artikel 25 | | | | | | --- |

| | | | Artikel 28 | | | Artikel 33 | | | Artikel 178 |

| | | | Artikel 29 | | | | | | Artikel 179, leden 1 en 3 |

| | | | Artikel 30, lid 2 | | | | | | Artikel 179, lid 2 |

| | | | Artikel 31 | | | | | | Artikel 181 |

| | | | Artikel 38 | | | Artikel 44 | | | Artikel 151 |

| | | | Artikel 39, leden 2 en 3 | | | Artikel 45 | | | Artikel 152 |

| | | | Artikel 40, lid 2 | | | Artikel 46, lid 1 | | | Artikel 153, lid 8 |

| | | | Artikel 40, lid 3 | | | Artikel 46, lid 2 | | | Artikel 153, lid 1 |

| | | | Artikel 40, leden 4, 6, 7, 8 en 10 | | | Artikel 46, leden 3, 5, 6, 7 en 9 | | | Artikel 153, leden 2, 4, 5, 6 en 9 |

| | | | Artikel 40, lid 5 | | | Artikel 46, lid 4 | | | Artikel 153, lid 3 |

| | | | Artikel 40, lid 9 | | | Artikel 46, lid 8 | | | Artikel 153, lid 7 |

| | | | Artikel 41 | | | Artikel 47 | | | Artikel 154 |

| | | | Artikel 42, lid 2 | | | Artikel 48 | | | Artikel 158 |

| | | | Artikel 43, leden 2 en 3 | | | | | | Artikel 182 |

| | | | Artikel 44, lid 2 | | | Artikel 49 | | | Artikel 157 en bijlage V |

| | | | Artikel 45, lid 2 | | | | | | Artikel 187 |

| | | | Artikel 46, lid 2 | | | Artikel 50 | | | Artikel 155 |

| | | | Artikelen 47 tot en met 50 | | | | | | --- |

| | | | Artikel 51 | | | Artikel 64 | Artikel 56 | | --- |

| | | | Artikel 51, laatste streepje | | | | | Artikel 1, lid 4 | Artikel 57, lid 8 |

| | | | Artikel 52 | | | | | | --- |

| | | | Artikel 54 | | | | | | Artikel 204 |

| | | | Artikel 55 | | | | | | Artikel 205 |

| | | | Artikelen 24 en 26 | | | | | | --- |

| | | | Artikel 12, lid 1, artikelen 19, 33 en 37, artikel 39, lid 1, artikel 40, lid 1, artikel 42, lid 1, artikel 43, lid 1, artikel 44, lid 1, artikel 45, lid 1, en artikel 46, lid 1 | | | | | | --- |

| | | | | Artikel 1, onder b) | | | | | Artikel 13, punt 2 |

| | | | | Artikel 1, onder c) | | Artikel 1, lid 1, onder s) | Artikel 2, lid 1, onder c) | | Artikel 13, punt 3 |

| | | | | Artikel 1, onder g) | | | | | Artikel 210, lid 1, onder a) |

| | | | | Artikel 1, onder h) | | | | | Artikel 210, lid 1, onder b) |

| | | | | Artikel 1, onder i) | | | Artikel 59, punt 2, onder a), punt i) | | Artikel 210, lid 1, onder e) |

| | | | | Artikel 1, onder j) | | | Artikel 59, punt 2, onder a), punt j) | | Artikel 210, lid 1, onder f) |

| | | | | Artikel 1, lid 1 | | | Artikel 59, punt 2, onder b) | | Artikel 13, punt 4 |

| | | | | Artikel 2 | | | Artikel 59, punt 3 | | Artikel 211 |

| | | | | Artikel 3 | | | Artikel 59, punt 3 | | Artikel 212 |

| | | | | Artikel 4 | | | Artikel 59, punt 3 | | Artikel 251 |

| | | | | Artikel 5, lid 1 | | | Artikel 59, punt 4 | | Artikel 250 |

| | | | | Artikel 5, lid 2 | | | | | Artikel 258, lid 1 |

| | | | | Artikel 6 | | | Artikel 59, punt 5 | | Artikel 258, lid 2, en artikel 259, leden 1 en 2 |

| | | | | Artikel 7 | | | Artikel 59, punt 5 | | Artikel 253, lid 1, en artikelen 256 en 257 |

| | | | | Artikel 8 | | | Artikel 59, punt 5 | | Artikelen 249 en 250 en artikel 262, lid 1 |

| | | | | Artikel 9 | | | Artikel 59, punt 6 | | Artikelen 216 en 217 en artikel 262, lid 1 |

| | | | | Artikel 10 | | | Artikel 59, punt 7 | | Artikelen 216 en 217, artikel 262, lid 1, en artikelen 263, 264 en 265 |

| | | | | Artikel 10 bis | | | Artikel 59, punt 8 | | Artikel 266 |

| | | | | Artikel 10 ter | | | | | Artikel 261 |

| | | | | Artikel 12 | Artikel 32 | Artikel 73 | Artikel 65 | Artikel 8, lid 1 | Artikel 312 |

| | | | | Bijlage I | | | Artikel 59, lid 9, en bijlage II | | Artikelen 213, 214, 215 en 218 tot en met 246 |

| | | | | Bijlage II | | | Artikel 59, lid 9, en bijlage II | | Artikel 213, 214, 215 en 218 tot en met 247 |

| | | | | | Artikel 1, lid 2 | | | | Artikel 269 |

| | | | | | Artikel 2, onder b) | | | | Artikel 270, lid 1, onder b) |

| | | | | | Artikel 2, onder c) | | | | Artikel 270, lid 1, onder c) |

| | | | | | Artikel 2, onder d) | | | | Artikel 270, lid 1, onder d) |

| | | | | | Artikel 2, onder f) | | Artikel 2, lid 1, onder h) | | Artikel 13, punt 7 |

| | | | | | Artikel 2, onder g) | | | | Artikel 270, lid 1, onder a) |

| | | | | | Artikel 2, onder i) | | | | Artikel 270, lid 1, onder e) |

| | | | | | Artikel 2, onder j) | | | | Artikel 270, lid 1, onder f) |

| | | | | | Artikel 2, onder k) | | | | Artikel 270, lid 1, onder g) |

| | | | | | Artikel 3 | | | | --- |

| | | | | | Artikel 4 | | | | Artikel 271 |

| | | | | | Artikel 5 | | | | Artikel 272 |

| | | | | | Artikel 6 | | | | Artikel 273 |

| | | | | | Artikel 7 | | | | Artikel 274 |

| | | | | | Artikel 8 | | | | Artikel 275 |

| | | | | | Artikel 9 | | | | Artikel 276 |

| | | | | | Artikel 10 | | | | Artikel 277 |

| | | | | | Artikel 11 | | | | Artikel 279 |

| | | | | | Artikel 12 | | | | Artikel 280 |

| | | | | | Artikel 13 | | | | Artikel 281 |

| | | | | | Artikel 14 | | | | Artikel 282 |

| | | | | | Artikel 15 | | | | Artikel 283 |

| | | | | | Artikel 16 | | | | Artikel 284 |

| | | | | | Artikel 17 | | | | Artikel 285 |

| | | | | | Artikel 18 | | | | Artikel 286 |

| | | | | | Artikel 19 | | | | Artikel 287 |

| | | | | | Artikel 20 | | | | Artikel 288 |

| | | | | | Artikel 21 | | | | Artikel 289 |

| | | | | | Artikel 22 | | | | Artikel 290 |

| | | | | | Artikel 23 | | | | Artikel 291 |

| | | | | | Artikel 24 | | | | Artikel 292 |

| | | | | | Artikel 25 | | | | Artikel 293 |

| | | | | | Artikel 26 | | | | Artikel 294 |

| | | | | | Artikel 27 | | | | Artikel 295 |

| | | | | | Artikel 28 | | | | Artikel 296 |

| | | | | | Artikel 29 | | | | Artikel 297 |

| | | | | | Artikel 30, lid 2 | | | | Artikel 270, lid 2 |

| | | | | | Artikel 30, lid 2 | | | | Artikel 298 |

| | | | | | Bijlage | | | | Artikel 278 |

| | | | | | | Artikel 1, lid 1, onder d) | | | --- |

| | | | | | | Artikel 1, lid 1, onder g) | | | Artikel 13, punt 11 |

| | | | | | | Artikel 1, lid 1, onder q) | | | --- |

| | | | | | | Artikel 1, lid 2 | Artikel 2, lid 3 | | --- |

| | | | | | | Artikel 2 | | | Artikel 2, lid 3 |

| | | | | | | Artikel 3, leden 1, 2, 3 en 8 | | | Artikel 9 |

| | | | | | | Artikel 3, leden 5 en 7 | | | Artikel 10 |

| | | | | | | Artikel 3, lid 6 | | | --- |

| | | | | | | Artikel 5, lid 2, tweede en derde alinea | | | Artikel 15, lid 2, derde alinea, en artikel 15, lid 3, tweede alinea |

| | | | | | | Artikel 6, lid 5, tweede alinea | | | Artikel 21, lid 1, tweede alinea |

| | | | | | | Artikel 7, onder e) | | | Artikel 23, lid 2, onder f) |

| | | | | | | Artikel 8 | Artikel 12 | | Artikel 24, lid 1 |

| | | | | | | Artikel 12 | | | Artikel 206 |

| | | | | | | Artikel 16, lid 9 | Artikel 30 | | Artikel 68 |

| | | | | | | Artikel 18, leden 1 tot en met 6 | | | Artikel 72 |

| | | | | | | Artikel 18, lid 7 | | | ---- |

| | | | | | | Artikel 19, lid 1, eerste alinea, eerste streepje | | | Artikel 73, lid 1 |

| | | | | | | Artikel 19, lid 1, tweede alinea, tweede streepje | | | Artikel 73, lid 3, tweede alinea |

| | | | | | | Artikel 19, lid 1, tweede alinea, en artikel 19, leden 2 en 3 | | | Artikel 73, leden 4 tot en met 7 |

| | | | | | | Artikel 21 | | | Artikel 207 |

| | | | | | | Artikel 25 | | | --- |

| | | | | | | Artikel 26 | | | --- |

| | | | | | | Artikel 32 | | | --- |

| | | | | | | Artikel 34 | | | Artikel 180 |

| | | | | | | Artikel 35 | | | Artikel 184 |

| | | | | | | Artikel 36, lid 1 | | | Artikel 183, lid 1 |

| | | | | | | Artikel 36, lid 2 | | | Artikel 183, lid 4, eerste zin |

| | | | | | | Artikel 36, lid 3 | | | Artikel 183, lid 6 |

| | | | | | | Artikel 36, lid 4 | | | Artikel 183, lid 7 |

| | | | | | | Artikel 41 | | | Artikel 145 |

| | | | | | | Artikel 42, leden 1, 2 en 3 | | | Artikel 146, leden 1, 3 en 4 |

| | | | | | | Artikel 43 | | | Artikel 147 |

| | | | | | | Artikel 45 | | | --- |

| | | | | | | Artikel 48 | | | Artikel 158 |

| | | | | | | Artikel 49 | | | Artikel 157 |

| | | | | | | Artikel 51, lid 2, onder a) tot en met g) | | | Artikel 160, lid 2 onder a) tot en met e), g) en h) |

| | | | | | | Artikel 51, leden 3 en 4 | | | Artikel 161 |

| | | | | | | Artikel 52, lid 1 | | | Artikel 167 |

| | | | | | | Artikel 55, leden 1 en 2 | | | Artikel 164, leden 1 en 2 |

| | | | | | | Artikel 56 | | | Artikel 165 |

| | | | | | | Artikel 59, leden 1 en 2 | Artikel 52, leden 1 en 2 | | Artikel 175, leden 1 en 2 |

| | | | | | | Artikel 59, leden 3 en 6 | Artikel 52, leden 3 en 4 | | --- |

| | | | | | | Artikel 60, lid 1 | | | Artikel 306, lid 2, tweede en derde alinea |

| | | | | | | Artikel 60, lid 2 | | | Artikel 306, lid 3 |

| | | | | | | Artikel 61 | | | Artikel 299 |

| | | | | | | Artikel 65 | Artikel 55 | | Artikel 304 |

| | | | | | | Artikel 66 | | | Artikel 307 |

| | | | | | | Artikel 67 | Artikel 53 | | Artikel 300 |

| | | | | | | Artikel 68, lid 1 | | | --- |

| | | | | | | Artikel 71 | | | --- |

| | | | | | | Artikel 72 | | | Artikel 311 |

| | | | | | | Bijlage I | | | Bijlage II |

| | | | | | | Bijlage III | | | Artikel 183, leden 2 tot en met 5 |

| | | | | | | Bijlage IV | | | --- |

| | | | | | | Bijlage V | | | Bijlage VI |

| | | | | | | Bijlage VI | | | Bijlage VII |

| | | | | | | | Artikel 1, lid 2 | | Artikel 11 |

| | | | | | | | Artikel 2, lid 1, onder a) | | Artikel 13, punt 5 |

| | | | | | | | Artikel 2, lid 1, onder b) | | --- |

| | | | | | | | Artikel 2, lid 1, onder h) | | Artikel 13, punt 7 |

| | | | | | | | Artikel 2, lid 1, onder o) | | Artikel 13, punt 21 |

| | | | | | | | Artikel 2, lid 1, onder p) | | Artikel 13, punt 22 |

| | | | | | | | Artikel 2, lid 1, onder q | | Artikel 208, lid 3 |

| | | | | | | | Artikel 2, lid 2 | | --- |

| | | | | | | | Artikel 4, lid 2 | | Artikel 15, lid 5 |

| | | | | | | | Artikel 5 | | Artikel 17 en bijlage IIIC |

| | | | | | | | Artikel 9, lid 1 | | Artikel 21, lid 4 |

| | | | | | | | Artikel 11, lid 1, onder b) | | Artikel 23, lid 1, onder b) |

| | | | | | | | Artikel 15, lid 3 | | Artikel 31, lid 2 |

| | | | | | | | Artikel 21 | | ---- |

| | | | | | | | Artikel 45 | | ---- |

| | | | | | | | Artikel 46 | | Artikel 209 |

| | | | | | | | Artikel 47 | | Artikel 156 |

| | | | | | | | Artikel 48 | | Artikel 159 |

| | | | | | | | Artikel 50 | | Artikel 173 |

| | | | | | | | Artikel 51 | | Artikel 174 |

| | | | | | | | Artikel 54, lid 1 | | Artikel 301, lid 1 |

| | | | | | | | Artikel 61 | | Artikel 309 |

| | | | | | | | Artikel 62 | | Artikel 12 |

| | | | | | | | Artikel 63 | | Artikel 308 |

| | | | | | | | Artikelen 57, 58, 59 en 60 en bijlage II | | --- |

| | | | | | | | | Artikel 1, lid 4, artikel 2, lid 4, en artikel 4, lid 6 | Artikel 57, lid 8 |

| | | | | | | | | Artikel 8, lid 2 | Artikel 315 |

[1] PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1.

[2] PB 56 van 4.4.1964, blz. 878. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1972.

[3] PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1).

[4] PB L 228 van 16.8.1973, blz. 20.

[5] PB L 189 van 13.7.1976, blz. 13.

[6] PB L 151 van 7.6.1978, blz. 25.

[7] PB L 339 van 27.12.1984, blz. 21.

[8] PB L 185 van 4.7.1987, blz. 77.

[9] PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14).

[10] PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/44/EG (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1).

[11] PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/68/EG (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1).

[12] PB L 110 van 20.4.2001, blz. 28.

[13] PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/44/EG (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1).

[14] PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2007/44/EG (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1)

[15] PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1.

[16] PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10.

[17] PB C […].

[18] PB C […].

[19] PB C […].

[20] PB C […].

[21] PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1).

[22] PB L 151 van 7.6.1978, blz. 25.

[23] PB L 185 van 4.7.1987, blz. 77.

[24] PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14).

[25] PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/44/EG (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1).

[26] PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/68/EG (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1).

[27] PB L 110 van 20.4.2001, blz. 28.

[28] PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/44/EG (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1).

[29] PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2007/44/EG (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1).

[30] PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1.

[31] PB L 103 van 2.5.1972, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/14/EG (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14).

[32] PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/99/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 137).

[33] PB L 8 van 11.1.1984, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/14/EG (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14).

[34] PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/31/EG (PB L 114 van 27.4.2006, blz. 60).

[35] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2007/18/EG van de Commissie (PB L 87 van 28.3.2007, blz. 9).

[36] PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/14/EG (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14).

[37] PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9).

[38] PB L 3 van 7.1.2004, blz. 30.

[39] PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87.

[40] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

[41] PB 56 van 4.4.1964, blz. 878. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1972.

[42] PB L 228 van 16.8.1973, blz. 20.

[43] PB L 189 van 13.7.1976, blz. 13.

[44] PB L 339 van 27.12.1984, blz. 21.

[45] PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

[46] PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

[47] PB L 327 van 19. 12. 1975, blz. 4.

[48] PB L 103 van 2.5.1972, blz.1.

[49] PB L 8 van 11.1.1984.

[50] Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG.

[51] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

[52] PB L 35 van 11.2.2002, blz. 1.

[53] Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10).

[54] Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd (PB L 184 van 6.7.2001, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG.

[55] PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65.

[56] PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3.

[57] PB L 3 van 7. 1. 2004, blz. 30.

[58] PB L 126 van 12.5.1984, blz. 20.

[59] PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

[60] PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2000/28/EG (PB L 275 van 27.10.2000, blz. 37).

[61] PB L 322 van 17. 12. 1977, blz. 30. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 89/646/EEG (PB L 386 van 30. 12. 1989, blz. 1).

[62] PB L 386 van 30. 12. 1989, blz. 14.

[63] PB L 374 van 31.12.1991, blz. 7.

[64] PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9).

[65] PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG.

[66] PB L 141 van 11.6.1993, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/87/EG (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1).

[67] PB L 141 van 11.6.1993, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG.

[68] PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG.

[69] PB L 35 van 11.2.2003.

[70] PB L 374 van 31.12.1991, blz. 32.

[71] Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG.

[72] PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65.

[73] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[74] PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3.

[75] PB L 78 van 26.3.1977, blz. 17.

[76] Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PB L 141 van 11.6.1993, blz. 27). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1).

[77] Richtlijn 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende markten voor financiële instrumenten (PB L 141 van 11.6.1993, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG.

[78] PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1.

[79] Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

[80] Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

[81] PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9).

[82] PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG.

[83] PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG.

[84] PB L 141 van 11.6.1993, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/87/EG.

[85] PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG.

[86] PB L 189 van 13.9.1976, blz. 13.

[87] PB L 3 van 7.1.2004, blz. 34.

[88] PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1.

--------------------------------------------------