Bijlagen bij COM(2010)87 - Overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de EU inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2010)87 - Overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de EU inzake het gemeenschappelijk standpunt ... |
---|---|
document | COM(2010)87 ![]() ![]() |
datum | 9 maart 2010 |
Door de Commissie verworpen amendementen van het Parlement die volledig, gedeeltelijk of in beginsel in het standpunt van de Raad zijn verwerkt
De amendementen 21 en 32 betreffen de werkingssfeer van de verordening. Daarin is bepaald dat hout en houtproducten waarvoor bindende duurzaamheidscriteria gelden, niet van de toepassing daarvan mogen worden uitgesloten. Het voorstel van de Commissie omvatte een uitzondering voor dergelijke producten. De Commissie heeft deze amendementen niet aanvaard, aangezien zij van mening was dat deze geen samenhang vertoonden met het EU-beleid op het gebied van hernieuwbare energie. De Raad heeft hierover een soortgelijk standpunt ingenomen als het Parlement. De Commissie kan deze wijziging thans aanvaarden in het licht van het algemene standpunt van de Raad, met name met betrekking tot de uitwerking van de risicocriteria. Amendement 38 betreffende de definitie van toepasselijke wetgeving is door de Commissie verworpen, aangezien daardoor de hoeveelheid wetgeving waarmee rekening zou moeten worden gehouden, zeer groot zou zijn geworden. Niettemin is dat amendement gedeeltelijk door de Raad aanvaard, waardoor de definitie zoals die door de Commissie was voorgesteld, is verruimd. De Commissie kan met deze beperktere verruiming instemmen. De amendementen 51 tot en met 56 betreffende de erkenning van toezichthoudende organisaties door de Commissie zijn gedeeltelijk aanvaard. De Commissie heeft deze amendementen verworpen omdat zij van mening was dat zij strijdig waren met het subsidiariteitsbeginsel. De Commissie kan er wel mee instemmen dat wanneer toezichthoudende organisaties voornemens zijn in meer dan één lidstaat actief te zijn, het dienstig is te bepalen dat de Commissie dergelijke organisaties moet erkennen. Amendement 61 is gedeeltelijk aanvaard: de gegevens inzake controles moeten beschikbaar worden gesteld, terwijl het voorstel van de Commissie inhield dat alleen een samenvatting van die gegevens voor het publiek beschikbaar moest worden gesteld.
Door de Commissie geheel, gedeeltelijk of in beginsel aanvaarde amendementen van het Parlement die echter niet in het standpunt van de Raad zijn opgenomen
Een aantal amendementen die hoofdzakelijk betrekking hadden op overwegingen, zijn in beginsel door de Commissie aanvaard. Het betrof overwegingen over het bos als omgeving, biodiversiteit, het ecosysteem bos en duurzaam bosbeheer (de amendementen 1 tot en met 8, 9 tot en met 11, en 14). Zij zijn niet opgenomen in het standpunt van de Raad, aangezien de Raad ze overbodig vond.
Door de Commissie en de Raad verworpen amendementen die niet in het standpunt van de Raad zijn opgenomen
De amendementen van het Parlement die in aanzienlijke mate afwijken van het oorspronkelijke idee dat aan het voorstel van de Commissie ten grondslag ligt, zijn niet door de Commissie aanvaard en zijn ook niet in het standpunt van de Raad opgenomen. Die amendementen betreffen met name de volgende punten: de introductie van een verbod op het op de markt brengen van illegaal gekapt hout en producten daarvan (de amendementen 42 en 43 ); de uitbreiding van de werkingssfeer van het voorstel tot alle marktdeelnemers in de toeleveringsketen, en niet alleen die welke hout en houtproducten voor het eerst op de markt brengen (de amendementen 15 , 31 en 33 tot en met 35 ) en het daarmee samenhangende begrip traceerbaarheid (amendement 41 ); de opneming van een voorschrift betreffende de oorsprongsetikettering van houtproducten (de amendementen 20 en 50 ); het grootste deel van de amendementen 51, 52 en 53 inzake voorschriften voor toezichthoudende organisaties.
Door de Raad in het voorstel aangebrachte wijzigingen
Hierna volgen de belangrijkste wijzigingen die door de Raad zijn voorgesteld:
De definitie van “hout en houtproducten”: De Raad heeft de definitie gewijzigd om te verduidelijken dat houtproducten die zijn gemaakt van reeds op de markt gebracht hout of reeds op de markt gebrachte houtproducten, niet onder de definitie vallen. De Commissie steunt deze amendementen, die in de geest van haar voorstel zijn. De Commissie kan ook de uitzondering voor gerecycleerde houtproducten onderschrijven en is bereid alternatieve formuleringen voor een definitie van gerecycleerde houtproducten te overwegen.
De definitie van “op de markt brengen”: Deze definitie is in die zin gewijzigd dat hieronder ook wordt verstaan het leveren door middel van communicatie op afstand onder verwijzing naar Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten .
De definitie van “toepasselijke wetgeving” : Deze definitie is verruimd om beter aan te sluiten bij de definitie die in FLEGT VPA’s wordt gehanteerd en omvat met de bosbouw samenhangende milieuwetgeving, handels- en douanewetgeving, voor zover die de bosbouwsector betreft, alsmede de wettelijke rechten van derden betreffende grondgebruik en grondbezit. De Commissie maakt geen bezwaar tegen het amendement, aangezien zij het ziet als een uitwerking van haar voorstel en aangezien het bepaalde problematische elementen uit de amendementen van het Parlement niet bevat, zoals de relevante internationale wetgeving en de sociale wetgeving, bijv. arbeidswetgeving.
Stelsel van zorgvuldigheidseisen : Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie is weliswaar herschreven, maar niettemin ondersteunt de Commissie dit amendement, aangezien de drie belangrijkste elementen van het stelsel van zorgvuldigheidseisen erdoor worden verduidelijkt, onder meer de toegang tot bepaalde informatie, risicobeoordeling en risicobeperking. De Raad heeft vier risicobeoordelingscriteria opgesteld die door middel van gedelegeerde handelingen kunnen worden aangevuld. Ook heeft hij het begrip “verwaarloosbaar risico” geïntroduceerd.
Toezichthoudende organisaties : De Raad heeft een onderscheid gemaakt tussen toezichthoudende organisaties die in slechts één lidstaat actief zijn en die welke in meerdere lidstaten opereren. Hij was van oordeel dat de Commissie de organisaties die in meerdere lidstaten actief zijn, moet erkennen, terwijl de bevoegde autoriteiten van een lidstaat de toezichthoudende organisaties die hun activiteiten alleen in die lidstaat uitoefenen, moeten erkennen. De Commissie kan de amendementen van de Raad aanvaarden, aangezien deze stroken met het subsidiariteitsbeginsel, en stemt ermee in dat wanneer toezichthoudende organisaties voornemens zijn in meer dan één lidstaat actief te zijn, het dienstig is te bepalen dat de Commissie dergelijke organisaties moet erkennen. Een andere wijziging in het voorstel van de Commissie betreft de introductie van een verplichting voor toezichthoudende organisaties om bij de uitvoering van hun werkzaamheden de bevoegde autoriteiten in kennis te stellen in geval van ernstige of herhaalde nalatigheid van de marktdeelnemers. De Commissie zou er de voorkeur aan geven deze bepaling niet op te nemen en heeft haar bezwaren hiertegen reeds geuit in haar mededeling over de amendementen van het Parlement, namelijk dat dergelijke bepalingen kunnen leiden tot schending van het beroepsgeheim, met name in het geval van organisaties uit de particuliere sector, en uiteindelijk tot een minder doeltreffende relatie tussen de marktdeelnemers en de toezichthoudende organisaties. Gelet op het feit dat de Raad de gevallen waarin de autoriteiten in kennis moeten worden gesteld echter beperkt tot ernstige of herhaalde nalatigheid, maakt de Commissie geen bezwaar tegen deze wijziging.
Controles : De Raad heeft de periode voor het bewaren van controleregisters van 10 jaar teruggebracht naar 5 jaar. De Raad heeft bepaald dat de informatie over controles voor alle aanvragers beschikbaar komt overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie , terwijl volgens het voorstel van de Commissie een samenvatting van de gegevens openbaar zou worden gemaakt. De Commissie kan de amendementen aanvaarden.
Afgeleid recht : De bepalingen inzake comitéprocedures in het voorstel van de Commissie zijn herzien in het licht van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. De Commissie stemt in met de keuze door de Raad van de bepalingen die door middel van gedelegeerde handelingen moeten worden gewijzigd of aangevuld en die waarvoor uitvoeringsbesluiten moeten worden goedgekeurd om uniforme tenuitvoerlegging te garanderen. De Commissie is zeer bezorgd over de formulering van sommige bepalingen, met name de overweging waarin is bepaald dat de Commissie “in de voorbereidingsfase deskundigen raadpleegt overeenkomstig de toezegging … in de mededeling van 9 december 2009 over de uitvoering van artikel 290 VWEU”, waarover de Commissie een verklaring heeft afgelegd in de notulen van de Raad (zie de bijlage).
Betrokken producten : De Raad heeft verschillende amendementen ingediend, met name betreffende het hout en de houtproducten waarvoor bindende duurzaamheidscriteria gelden, alsmede producten van GN-code 4409. Het volgende is van de werkingssfeer van de verordening uitgesloten: verpakkingsmateriaal dat uitsluitend wordt gebruikt als verpakkingsmateriaal om andere producten te ondersteunen, te beschermen of te dragen, alsmede van gerecycleerd hout gemaakte houtproducten. De Commissie heeft deze amendementen aanvaard. De Commissie stelt wellicht in tweede lezing kleine technische aanpassingen van de bijlage voor, met name om de samenhang met de laatste herziening van de Gecombineerde Nomenclatuur (bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad) te garanderen. De Commissie zal in de toekomst overwegen daarin de producten van hoofdstuk 49 van de Gecombineerde Nomenclatuur (bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad) op te nemen, zoals aangegeven in haar verklaring in de bijlage bij het onderhavige document.
Toepassing : Volgens het voorstel van de Commissie zou de verordening 24 maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing moeten worden. De Raad heeft deze periode met 6 maanden verlengd. Dit amendement is voor de Commissie aanvaardbaar, aangezien het haar in staat zal stellen de belanghebbenden uitgebreid te raadplegen bij het ontwerpen van gedelegeerde handelingen en uitvoeringsbesluiten.
CONCLUSIE
De wijzigingen die door de Raad zijn aangebracht vertonen samenhang met de doelstelling om het risico dat illegaal gekapt hout en producten daarvan op de markt worden gebracht, zoveel mogelijk te beperken, en bouwen voort op het voorstel van de Commissie. De Commissie kan derhalve instemmen met het standpunt van de Raad.
BIJLAGE
Verklaringen van de Commissie
1) Met betrekking tot de artikelen 12 en 18 verklaart de Commissie dat zij een evaluatie zal voorleggen betreffende de huidige economische en handelssituatie in de EU van de producten die vallen onder hoofdstuk 49 van het douanewetboek van de EU, zodat de opneming ervan in de lijst van producten in de bijlage bij deze verordening kan worden overwogen.
De Commissie zal er tevens naar streven de marktdeelnemers beter in staat te stellen om aan de voorschriften van deze verordening te voldoen, en daarbij in het bijzonder rekening houden met de situatie van kleine en middelgrote ondernemingen/marktdeelnemers.
2) De Commissie is ingenomen met de overeenkomst die in de Raad is bereikt over de verordening over het op de markt brengen van hout en houtproducten.
In dit verband neemt de Commissie nota van de nieuwe overweging 24 over het consulteren van deskundigen in de voorbereidingsfase van gedelegeerde handelingen. De Commissie is van oordeel dat aan deskundigengroepen geen formele institutionele rol kan worden toebedacht. Derhalve kunnen bepalingen over het betrekken van deskundigen bij de voorbereiding van gedelegeerde handelingen niet worden opgenomen in de basisbesluiten. De Commissie verwijst in dit verband naar haar mededeling van 9 december 2009.
Om vorderingen te kunnen boeken in het wetgevingsproces, zodat deze verordening tijdig kan worden aangenomen, zal de Commissie geen bezwaar maken tegen het gemeenschappelijk standpunt van de Raad; de inhoud van het bereikte compromis komt namelijk, over het geheel genomen, aan de doelstellingen van het voorstel tegemoet. De Commissie behoudt zich het recht voor om in tweede lezing terug te komen op bovengenoemde overweging, ook rekening houdend met het standpunt van het Europees Parlement hierover.