Bijlagen bij COM(2016)664 - Alternatieve instrumenten voor externe kredietratings, de ratingmarkt en ratingbranche, en de haalbaarheid van een Europees ratingbureau

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I bij de CRA-verordening aangevuld met nadere eisen. Vrijstellingsregels voor kleine ratingbureaus helpen ervoor te zorgen dat het effect van de CRA-verordening op ratingbureaus van verschillende grootte evenredig is.


De druk van aandeelhouders op ratingbureaus kan het risico inhouden dat de onafhankelijkheid van ratingbureaus wordt ondermijnd wanneer een ratingbureau een beoordeling moet maken van zijn eigen aandeelhouders of van door zijn aandeelhouders uitgegeven financiële instrumenten. Dit risico wordt ondervangen door bepalingen ter beperking van deelnemingen die de onafhankelijkheid van ratingbureaus en de kwaliteit van hun ratings moeten borgen. De praktische toepassing van deze bepalingen blijft echter onduidelijk, omdat er momenteel op Europees niveau geen gemeenschappelijke definitie is van het begrip "aandeelhouder".


De CRA-verordening bevat een aantal eisen wat betreft kennis, kunde en gedragingen van ratinganalisten en andere medewerkers van een ratingbureau die bij het ratingproces zijn betrokken. Door een mechanisme op te zetten voor het geleidelijk rouleren van die personen kan de onafhankelijkheid van ratings worden geborgd. Door de roulatie van personeel kan het overhevelen van een analist naar een ander portfolio evenwel kosten met zich meebrengen.


Momenteel werkt de ESMA aan richtsnoeren voor het valideren en doorlichten van methodieken van ratingbureaus 42 . Deze kunnen voor meer duidelijkheid zorgen over de interne compliance- en risicoprocedures van een ratingbureau - en dus voor een duidelijkere definitie van het begrip "ratingmethodiek", rekening houdende met de definitie uit de ISOCO Code van 2015 43 .


De bestaande hoogte van sancties lijkt niet evenredig aan de omzet van ratingbureaus, zeker de grotere. De geldboeten die de ESMA momenteel kan opleggen, hebben in de praktijk geen afschrikwekkend of ontradend effect 44 . Daarom zal de Commissie verder reflecteren over de sanctieregeling van de CRA-verordening, die afwijkt van de regelingen op grond van recentere Europese wetgeving.


2. Bepalingen met betrekking tot SFI's en de mogelijke uitbreiding ervan tot andere financiële producten


De bepaling in de CRA-verordening over verplichte roulatie tussen een ratingbureau en een emittent (artikel 6 ter) blijft beperkt tot de uitgifte van hersecuritisaties, aangevuld door een afkoelingsperiode van maximaal vier jaar waarin een ratingbureau geen ratings mag afgeven over hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator. Potentieel negatieve effecten voor kleine ratingbureaus worden afgezwakt door een vrijstelling.


Krachtens artikel 8 ter van de CRA-verordening moet de ESMA een website opzetten met het oog op de openbaarmaking van informatie over SFI's. Recentelijk heeft de ESMA aangekondigd dat het, als gevolg van een reeks problemen waarmee zij tijdens de voorbereidende werkzaamheden voor het opzetten van de website werd geconfronteerd, weinig waarschijnlijk is dat deze website tegen de wettelijke termijn van 1 januari 2017 beschikbaar zal komen voor verslaggevende entiteiten.


Zowel artikel 6 ter als artikel 8 ter zijn nog niet ten uitvoer gelegd en in de praktijk toegepast. Samen met de bepaling inzake de verplichte dubbele kredietrating voor SFI's van artikel 8 quater, lijkt er momenteel onvoldoende keuze te zijn tussen ratingbureaus die verschillende activaklasse beoordelen, om de concurrentie daadwerkelijk te laten spelen. Gelet op het bovenstaande lijkt een eventuele uitbreiding van het verplichte roulatiemechanisme en de bepalingen inzake de openbaarmaking van informatie tot andere financiële producten in dit stadium voorbarig, omdat er onvoldoende data beschikbaar zijn om het effect van die bepalingen op de kredietratingpraktijk te analyseren. De Commissie zal de ontwikkelingen op de markt blijven monitoren naarmate de bewuste bepalingen van de CRA-verordening van toepassing worden.


3. Alternatieve beloningsmodellen


Sinds de tenuitvoerlegging van de CRA-verordening valt er in de ratingbranche weinig verandering te bespeuren wat betreft beloningsmodellen, met name voor ratings van bedrijfsobligaties en SFI's. Het dominante en vaakst gebruikte beloningsmodel op de markt voor ratingbureaus is het "Issuer pays"-model, waarbij de ratingbureaus worden betaald door emittenten die een kredietrating voor hun beleggingsproducten willen krijgen.


Andere voorbeelden van beloningsmodellen zijn het "Skin-in-the-game"-model - waarbij beleggers ratings opstellen voor projecten die zij gedeeltelijk financieren door het houden van de uitgegeven instrumenten of waarbij ratingbureaus worden vergoed in de instrumenten die ze tot de vervaldatum aanhouden 45 - en het "Platform-pays"-model waarmee een intermediair op de markt wordt geïntroduceerd om de rating te financieren en op te stellen. In het "Pay-for-performance"-vergoedingsmodel moet elk ratingbureau een vast percentage van zijn inkomsten aan een gemeenschappelijk fonds betalen, dat vervolgens wordt uitgekeerd aan het best presterende ratingbureau, hetgeen voor ratingbureaus een prikkel is om de accuratesse van hun ratings te verbeteren, terwijl een en ander potentieel kan leiden tot onzekerheid over de doeltreffendheid van het stimuleringsmechanisme. Kredietratings zouden ook door non-profitorganisaties kunnen worden opgesteld of door overheden worden gefinancierd. De betrokkenheid van de overheid bij het toewijzen van ratingbureaus aan emittenten zou het risico in zich kunnen dragen dat markten volgens nationale lijnen worden gecompartimenteerd en zou potentieel ook tot belangenconflicten binnen de branche kunnen leiden, met name wat betreft de afgifte van ratings voor overheden en lagere overheden.


Zoals aangegeven in de effectbeoordeling van de Commissie van 2011, kunnen alle mogelijke beloningsmodellen potentieel belangenconflicten veroorzaken. Daarom schrijft de CRA-verordening niet het gebruik van één specifiek beloningsmodel voor omdat er geen fundamentele behoefte is om één model te begunstigen boven een ander.


Momenteel worden alternatieve beloningsmodellen in de praktijk nauwelijks gebruikt als op zich staande oplossingen, omdat ratingbureaus meestal in plaats daarvan hybride modellen gebruiken. Kredietratings worden aan sommige cliënten afgegeven volgens het "Issuer-pays"-model en aan anderen op basis van het "Investor-pays"-model of op abonnementsbasis. De conclusie van de analyse van de ESMA is dat deze flexibiliteit bij de keuze van het beloningsmodel behouden dient te blijven, zodat marktspelers vrij blijven het model te kiezen dat het beste geschikt is voor hun marktstrategie.


4. Algemene beoordeling


In het licht van de analyse die hier is gemaakt, lijken de bepalingen van de CRA-verordening wat betreft governance in hoofdzaak preventief van aard te zijn, terwijl ze een belangrijke rol spelen om de onafhankelijkheid van ratingbureaus te borgen. Ook al is er, volgens het technisch advies van de ESMA, een aantal bepalingen die uitvoeringkosten voor ratingbureaus met zich kunnen meebrengen omdat aanpassingen aan IT-systemen, opleiding, complianceprocedures en juridische procedures vereist zijn, toch is de verwachting dat het recente governancekader voor ratingbureaus alles samengenomen voordelen op lange termijn zal opleveren.


De veranderingen zijn misschien niet onmiddellijk zichtbaar in de kredietratingpraktijk, maar met deze bepalingen krijgen toezichthouders wel meer slagkracht doordat ze nu over de nodige instrumenten beschikken om toezicht te houden op ratingbureaus die zich niet aan de governancebepalingen van de CRA-verordening houden. De sanctieregeling in de CRA-verordening is misschien aan herziening toe, wil zij een geloofwaardig en evenredig afschrikkend effect hebben.


IV. De vraag of het passend en mogelijk is steun te geven aan een Europees ratingbureau


Door problemen die tijdens de recente EU-staatsschuldencrisis aan het licht zijn gekomen met betrekking tot het procyclische karakter van de bekendmaking van ratings, is de CRA-verordening in 2013 gewijzigd en zijn nieuwe maatregelen ingevoerd die ratings van overheidsschulden transparanter moeten maken. Krachtens artikel 8 bis van de CRA-verordening moeten ratingbureaus nu jaarlijks een kalender bekendmaken waarop de data voor het bekendmaken van hun respectieve kredietratings voor overheidsschulden moeten worden vastgelegd.


Daarnaast heeft de Commissie in een verslag van 2015 46 onderzocht in hoeverre het passend is een Europese kredietwaardigheidsbeoordeling te ontwikkelen en of er voldoende en adequate informatiebronnen voor beleggers zijn om hun eigen kredietrisicobeoordeling van overheidsschulden uit te voeren. In haar verslag kwam de Commissie tot de conclusie dat de introductie van dit soort Europese kredietwaardigheidsbeoordeling weinig toegevoegde waarde zou opleveren voor de reeds bestaande informatie die afkomstig is van diverse bronnen van het budgettaire en macro-economische toezichtskader (bijv. de verslagen die worden bekendgemaakt in het kader van het Europees Semester). Ook zou hiermee niet de informatie worden verbeterd die institutionele beleggers krijgen omdat ze al via openbare en particuliere kanalen over voldoende data beschikken. Voorts vertrouwen beleggers die actief zijn op de internationale markt voor overheidsobligaties, doorgaans meer op informatie afkomstig van internationale instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF) of de Wereldbank.


CONCLUSIE


Externe kredietratings blijven in een aantal delen van het EU-reguleringskader voor de financiële sector een belangrijke rol spelen, met name voor banken en verzekeringsondernemingen. Niettemin is de Commissie van mening dat er momenteel geen haalbare alternatieven zijn die externe kredietratings volledig zouden kunnen vervangen. Tegen deze achtergrond dienen toezichthouders het mechanische vertrouwen op kredietratings te ondervangen door ervoor te zorgen dat marktdeelnemers alternatieve instrumenten gebruiken, zoals die vermeld in deel I.2, als aanvulling op externe kredietratings. Zelf zal de Commissie de ontwikkelingen op de markt blijven monitoren.


Wat concurrentie betreft, zal de Commissie ook blijven monitoren hoe de markt zich ontwikkelt in reactie op de tenuitvoerlegging van de CRA-verordening, voordat zij overweegt verdere maatregelen vast te stellen. Dit is met name relevant omdat een deel van de bepalingen momenteel nog worden ten uitvoer gelegd en enige tijd vergen om die op hun voordelen te beoordelen.


Zorgen voor een evenredig reguleringskader en geen nodeloze kosten opleggen, is een noodzakelijke voorwaarde om markttoetreding en grotere concurrentie op de markt voor ratingbureaus te bevorderen. Als follow-up op haar Call for Evidence zal de Commissie de toepassing van de CRA-verordening op kleinere ratingbureaus blijven monitoren, met name op het punt van de evenredigheid.


Meer algemeen zal de Commissie proberen te voorkomen dat er vanuit de regelgeving barrières voor markttoetreding oprijzen en zal zij deze barrières verder afbouwen, zoals zij recentelijk deed door het aanpassen van de ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen over mapping van kredietratings die de Europese toezichthouders hadden voorgesteld. Ook zal zij bijdragen tot een zo ruim mogelijke acceptatie van kleinere ratingbureaus, mede in het kader van het Eurosysteemkredietbeoordelingskader (ECAF) van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB).


Niettegenstaande deze inspanningen om meer concurrentie te stimuleren, lijken recente ontwikkelingen er op te wijzen dat de markt voor kredietratings ook in de voorzienbare toekomst een sterk geconcentreerde oligopolide markt kan blijven. In dat verband is het van essentieel belang ervoor te zorgen dat gevestigde ratingbureaus onderworpen zijn aan een robuust reguleringskader dat wordt geschraagd door een geloofwaardige sanctieregeling met evenredige geldboeten die een daadwerkelijk afschrikwekkend effect hebben. Voorts spelen doeltreffende interne governance- en complianceprocedures een bijzonder belangrijke rol bij het borgen van de kwaliteit van externe kredietratings op een markt die wordt gekenmerkt door beperkte concurrentiedruk. Met de CRA-verordening zijn belangrijke voorwaarden ingevoerd die deze regelingen aanscherpen.


Wat betreft SFI's is het nog te vroeg om het effect van de CRA-verordening te beoordelen, omdat een aantal van de betrokken bepalingen in de praktijk nog niet zijn toegepast. In dat verband lijkt het momenteel niet passend om te overwegen de bewuste bepalingen van de CRA-verordening uit te breiden tot andere financiële producten.


Wat betreft de rapportageverplichting van artikel 39 ter, lid 2, tweede alinea, van de CRA-verordening en, mede gelet op het verslag van de Commissie van 2015 met betrekking tot de gepastheid van de ontwikkeling van een Europese faciliteit voor de kredietwaardigheidsbeoordeling van overheidsschulden, is de Commissie van oordeel dat er momenteel geen behoefte is aan een in het beoordelen van de kredietwaardigheid van de overheidsschuld gespecialiseerd Europees ratingbureau, noch aan een Europese stichting voor ratings met betrekking tot andere ratings. Bovendien zou het oprichten van dit soort gemeenschappelijke agentschappen in de praktijk waarschijnlijk meer kosten met zich meebrengen dan toegevoegde waarde voor de ratingmarkt.


Algemeen gezien is de verwachting dat de bepalingen van de CRA-verordening op lange termijn een positief effect hebben op de markt voor kredietratings. Momenteel zijn er geen bewijzen voor mogelijke negatieve gevolgen voor ratingbureaus of emittenten. Aangezien nog niet alle bepalingen van de CRA-verordening ten uitvoer zijn gelegd, dient de markt voor kredietratings verder te worden gemonitord om een beoordeling te kunnen maken van het volledige effect van dit wetgevingskader.

(1)

     Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1), gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 513/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 (PB L 145 van 31.5.2011, blz. 30), bij Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1), bij Verordening (EU) nr. 462/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 (PB L 146 van 31.5.2013, blz. 1), en bij Richtlijn 2014/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2014 (PB L 153 van 22.5.2014, blz. 1).

(2)

     Artikel 39 ter, lid 1, van de CRA-verordening.

(3)

     Artikel 39, leden 4 en 5, van de CRA-verordening.

(4)

     Artikel 39, leden 4 en 5, van de CRA-verordening.

(5)

     Artikel 39 ter, lid 2, van de CRA-verordening.

(6)

     ESMA/2015/1471 – ESMA Technical Advice on reducing sole and mechanistic reliance on external credit ratings, beschikbaar op: https://www.esma.europa.eu/sites/default/files/library/2015/11/esma-2015-1471_technical_advice_on_reducing_sole_and_mechanistic_reliance_on_external_credit_ratings.pdf  

(7)

     MARKT/2014/257/F4/ST/OP-LOT1, beschikbaar op: http://ec.europa.eu/finance/rating-agencies/index_en.htm  

(8)

     ESMA/2015/1472 – ESMA Technical Advice on competition, choice and conflicts of interest in the credit rating industry, beschikbaar op: https://www.esma.europa.eu/sites/default/files/library/esma-2015-1472_technical_advice_on_competition_choice_and_conflicts_of_int.pdf  

(9)

     MARKT/2014/257/F/Lot 2, beschikbaar op: http://ec.europa.eu/finance/rating-agencies/index_en.htm .

(10)

     Zie, voor meer informatie in dat verband, blz. 5 van het technisch advies van ESMA betreffende het uitsluitende en mechanische vertrouwen op ratings, blz. 5 e.v. van de ICF-studie, blz. 10 van het technisch advies van ESMA betreffende concurrentie, keuze en belangenconflicten in de ratingbranche, en blz. 7 van de studie van Europe Economics.

(11)

     Zie met name blz. 1 van de Principles for Reducing Reliance on CRA Ratings van de Financial Stability Board (FSB), beschikbaar op: http://www.fsb.org/2010/10/r_101027/ . Zie ook de Roadmap for Reducing Reliance on CRA Ratings van de FSB, beschikbaar op: http://www.fsb.org/2012/11/r_121105b/.

(12)

     Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

(13)

     Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (herschikking) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(14)

     Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10).

(15)

     Richtlijn 2013/14/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/41/EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) en Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen ter voorkoming van een overmatig vertrouwen in ratings (PB L 145 van 31.5.2013, blz. 1).

(16)

     Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(17)

     Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(18)

     Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(19)

     Die methodiek wordt in de wetgevingsteksten "de gestandaardiseerde benadering" genoemd en is momenteel de in het kader van CRR en CRD meest gebruikte methodiek voor banken.

(20)

     In het geval van bijvoorbeeld blootstellingen met betrekking tot ondernemingen is het zo dat indien een rating van een ratingbureau beschikbaar is en de blootstelling de hoogste rating (bijv. AAA) krijgt, een risicoweging van 20% wordt toegepast. Daardoor zal de bank een toetsingsvermogen van 20% van de waarde van de blootstelling moeten houden. Indien echter geen rating beschikbaar is, zal de gehanteerde risicoweging ten minste 100% bedragen.

(21)

     Basel Committee on Banking Supervision, Second consultative document, Standards Revisions to the Standardised Approach for credit risk, december 2015, termijn voor het indienen van opmerkingen 11.3.2016, beschikbaar op: http://www.bis.org/bcbs/publ/d347.htm

(22)

     Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(23)

     Artikel 44, lid 4 bis, van Solvency II en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2015 van de Commissie van 11 november 2015 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de procedures voor de evaluatie van externe kredietbeoordelingen overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 295 van 12.11.2015, blz. 16).

(24)

     De artikelen 3 tot en met 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 12 van 17.1.2015, blz. 1).

(25)

     Volgens de locatie van de emittent die of het instrument dat een rating krijgt.

(26)

     Zie de categorieën activaklassen in de CEREP-database.

(27)

     Marktaandelen berekend op basis van de financiële overzichten 2014.

(28)

     Zie de geactualiseerde lijst van geregistreerde en gecertificeerde ratingbureaus, beschikbaar op: https://www.esma.europa.eu/supervision/credit-rating-agencies/risk

(29)

     Fitch France SAS, Fitch Deutschland GmbH, Fitch Italia SpA, Fitch Polska SA, Fitch Ratings España SAU, Fitch Ratings Limited en Fitch Ratings CIS Limited.

(30)

     Geregistreerd per 27.10.2015.

(31)

     Geregistreerd per 10.7.2015.

(32)

     Moody's Investors Service Ltd, Moody's France SAS, Moody's Deutschland GmbH, Moody's Italia Srl, Moody's Investors Service España SA, Moody's Investors Service Ltd, en Moody's Investors Services EMEA Ltd.

(33)

     Geregistreerd per 1.12.2015.

(34)

     Standard & Poor's Credit Market Services Europe SAS, Standard & Poor's Credit Market Services Italy Srl, en Standard & Poor's Credit Market Services Europe Limited.

(35)

     Zo heeft bijvoorbeeld DBRS, sinds het besluit van de ECB om dit ratingbureau op te nemen in de lijst van externe kredietbeoordelingsinstellingen (ECAI's) in het ECAF, betere toegang tot de markt gekregen.

(36)

     EACRA, Position Paper, Reference: ECB criteria for acceptance of Credit Rating Agencies as ECAI sources for ECAF purposes, 26.12.2016.

(37)

     Het consultatiedocument en de uitkomsten van de Call for Evidence zijn beschikbaar op: http://ec.europa.eu/finance/consultations/2015/financial-regulatory-framework-review/index_en.htm

(38)

     Zo moet er bijvoorbeeld een onafhankelijk toetsingscomité zijn bestaande uit voltijdse medewerkers, een voltijdse compliance officer, verslagleggings- en openbaarmakingseisen, de eis dat beoordeelde entiteiten worden geïnformeerd voordat ratings formeel worden vrijgegeven.

(39)

     Uitvoeringsverordening (EU) van de Commissie tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de mapping van kredietbeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen voor kredietrisico in overeenstemming met artikel 136, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad; Uitvoeringsverordening (EU) van de Commissie tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de verdeling van kredietbeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen over een objectieve schaal van kredietkwaliteitscategorieën in overeenstemming met Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad, en Uitvoeringsverordening (EU) van de Commissie tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de mapping van kredietbeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen voor securitisaties in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad.

(40)

     Met de CEREP-database worden data verzameld over door geregistreerde en gecertificeerde ratingbureaus afgegeven kredietratings en kredietratings die zijn bekrachtigd door geregistreerde ratingbureaus, alsmede over kredietratings die in een derde land zijn afgegeven door ratingbureaus die niet in de EU gecertificeerd of geregistreerd zijn, maar die wel tot dezelfde groep behoren. Een deel van de informatie in de CEREP-database is via de ESMA-website voor het publiek beschikbaar.

(41)

     Zie ook de vragen en antwoorden, de handvatten en andere ESMA-instrumenten, alsmede een gemeenschappelijke verslagleggingstemplate en de daarbij behorende instructies.

(42)

     Zie het consultatiedocument op de ESMA-website: https://www.esma.europa.eu/press-news/esma-news/esma-consults-validation-and-review-cras%E2%80%99-methodologies-guidelines .

(43)

     IOSCO Code of Conduct Fundamentals for Credit Rating Agencies Final Report 2015, beschikbaar op: http://www.iosco.org/library/pubdocs/pdf/IOSCOPD482.pdf  

(44)

     Ter vergelijking: in januari 2015 legde de U.S. Securities and Exchange Commission (SEC) voor in totaal 77 miljoen USD aan geldboeten op voor een reeks inbreuken van Standard & Poor's op het federale effectenrecht; zie https://www.sec.gov/news/pressrelease/2015-10.html  

(45)

     Dit model is gebaseerd op de aanname dat de entiteit die de rating opstelt - en die ook in de te beoordelen effecten belegt - een duidelijk belang heeft bij de accuratesse van de rating.

(46)

     Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de gepastheid van de ontwikkeling van een Europese faciliteit voor de kredietwaardigheidsbeoordeling van overheidsschulden, COM(2015) 515 final van 23.10.2015, beschikbaar op: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52015DC0515