Bijlagen bij JOIN(2016)52 - Hernieuwd partnerschap met de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I).

4.2.1 De opties

De opties lopen uiteen van het laten verstrijken van de CPA zonder te voorzien in vervanging tot de vervanging van de huidige overeenkomst door een nieuwe overeenkomst met slechts beperkte wijzigingen. Met deze laatste optie zou uiteraard geen oplossing worden geboden voor de ernstige tekortkomingen in de bestaande overeenkomst. De eerste oplossing kan leiden tot meer kosten dan baten, aangezien hiermee de positieve resultaten die in het kader van een partnerschap van veertig jaar werden geboekt, worden opgegeven, hetgeen afbreuk zou doen aan de rol van de EU als wereldspeler. Een partnerschap met de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan wordt op zich niet ter discussie gesteld. Sommige belanghebbenden hebben echter kritiek op de huidige aanpak, de inhoud en de structuur.

Drie andere opties zijn nader onderzocht:

1) Een in belangrijke mate herzien partnerschap met de partnerlanden. Deze optie zou aansluiten bij de ontwikkelingen sinds de tweede herziening van de CPA in 2010, maar zou niet voorzien in de vereiste beleidssamenhang met de meer recente regionale strategieën en zou in onvoldoende mate rekening houden met het groeiende belang van het continentale (Afrikaanse Unie), regionale en subregionale niveau.

2) Een volledige regionalisering van de betrekkingen met de partnerlanden, door middel van drie afzonderlijke regionale partnerschappen (met Afrika, het Caribisch gebied en de regio van de Stille Oceaan). Met deze optie zou volledig worden rekening gehouden met de continentale en regionale dimensie, maar zou niet worden beantwoord aan de bereidheid van de partnerlanden om een hernieuwd partnerschap met de EU tot stand te brengen en zou het minder vanzelfsprekend worden om allianties te smeden in mondiale fora (zoals het UNFCCC of de WTO).

3) Een derde alternatief bestaat uit een overeenkomst met de partnerlanden, bestaande uit drie afzonderlijke regionale partnerschappen met Afrika, het Caribisch gebied en de regio van de Stille Oceaan, met een mogelijkheid voor nauwere betrokkenheid van andere landen, in een overkoepelend kader. In het overkoepelend kader worden de gemeenschappelijke waarden, beginselen, essentiële onderdelen en belangen opgenomen die ten grondslag liggen aan de samenwerking tussen de partijen, voortbouwend op de significante verworvenheden van de CPA. Dit kader zou ook specifieke mechanismen voor samenwerking in het kader van de mondiale agenda bevatten. De drie regionale partnerschappen zouden voortbouwen op de bestaande partnerschappen (bv. de gemeenschappelijke strategie van Afrika en de EU) en deze integreren en zouden de prioriteiten en acties vaststellen die gericht zijn op de specifieke kenmerken van de agenda van het partnerschap met elk van de drie regio's. Hierdoor kunnen de EU en de partnerlanden initiatieven op het meest geschikte niveau vaststellen.

4.2.2 De voorgestelde optie

Met de derde optie wordt het mogelijk vraagstukken op het juiste niveau en in de juiste omgeving aan te pakken, op basis van het subsidiariteits- en het complementariteitsbeginsel, waarbij wordt erkend dat voor talrijke duurzaamheidsvraagstukken waarmee we momenteel worden geconfronteerd, maatregelen vereist zijn waarbij een brug tussen afzonderlijke regio's wordt geslagen. Dit is in overeenstemming met het feit dat het grootste deel van de EU- betrokkenheid zich momenteel reeds op nationaal niveau afspeelt, gevolgd door het regionaal niveau en pas dan het ACS-niveau. Hoewel de belangen ten aanzien van Afrika, het Caribisch gebied en de regio van de Stille Oceaan een aantal vraagstukken omvatten die baat zouden kunnen hebben bij een gezamenlijke inspanning, zijn er ook specifieke belangen die op een gedifferentieerde basis moeten worden nagestreefd. De Afrikaanse Unie, maar ook regionale organisaties, zoals de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten, de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika en de Oost-Afrikaanse Gemeenschap zijn belangrijke spelers, naast andere regionale organisaties zoals de Caricom/het Cariforum in het Caribisch gebied.

Tegelijkertijd zou met een overkoepelend partnerschap niet te hoeven worden afgezien van een partnerschap met de partnerlanden als groep en zou het Cotonou-acquis behouden kunnen blijven, in het bijzonder wanneer het gaat om essentiële onderdelen en de band met de economische partnerschapsovereenkomsten. Deze zijn identiek voor de drie regio's. Over deze aspecten gezamenlijk onderhandelen en deze gezamenlijk beheren in plaats van afzonderlijk met verschillende groepen en landen levert dus aanzienlijke schaalvoordelen op. Hierdoor wordt het ook mogelijk op internationaal niveau te gaan samenwerken met betrekking tot belangrijke gemeenschappelijke mondiale uitdagingen. Het gewicht van de alliantie zou aanzienlijk kunnen zijn, zoals blijkt bij het klimaatverdrag van Parijs.

Rekening houdend met al deze punten, wordt het met het voorgestelde nieuwe kader mogelijk de waardevolle onderdelen van de huidige CPA te behouden. Het belangrijkste is evenwel dat hierdoor de juiste voorwaarden worden gecreëerd waarin de EU haar nieuwe doelstellingen kan behalen.

4.2.3 Contacten met landen die niet behoren tot de ACS-landen

De optie voor een overkoepelend kader is ook de beste keuze om andere geïnteresseerde niet- ACS-landen erbij te betrekken met het oog op de samenhang, met name ten aanzien van de pan-Afrikaanse dimensie (bv. tussen het ACS-EU-partnerschap en de gemeenschappelijke strategie van Afrika en de EU). Dit is belangrijk omdat de EU aldus in voorkomend geval de geografische reikwijdte van een bepaalde maatregel zou kunnen aanpassen aan specifieke doelstellingen voor een specifieke groep landen. Hiermee krijgt de EU extra diplomatiek kapitaal om haar belangen strategischer te behartigen. In dit verband is de betrokkenheid van de niet tot de ACS behorende landen in Noord-Afrika, de enkele andere niet tot de ACS behorende leden van de groep van de minst ontwikkelde landen en van de groep kleine insulaire ontwikkelingslanden bijzonder belangrijk. Relevante niet-ACS-landen moeten nauwer bij het partnerschap worden betrokken, terwijl tegelijkertijd gezorgd wordt voor coherentie met bestaande beleidskaders (bv. Europees nabuurschapsbeleid) en reeds bestaande associatieovereenkomsten.

4.3 Een meerlagig partnerschap met meerdere belanghebbenden en met kernbeginselen voor samenwerking

Het partnerschap moet zijn gebaseerd op een reeks beginselen. Dit moet worden bereikt door een meerlagig governancesysteem dat het mogelijk maakt maatregelen op het meest geschikte niveau te nemen, in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en complementariteit, alsook differentiatie en regionalisering. Het partnerschap moet ook gebaseerd zijn op een benadering met meerdere belanghebbenden en dus niet beperkt blijven tot regeringen die de vraagstukken niet alleen kunnen oplossen.

4.3.1 Fundamentele beginselen van de samenwerking

Het nieuwe partnerschap moet worden geschraagd door de volgende fundamentele beginselen:

- dialoog;

- wederzijdse verantwoordingsplicht;

- brede participatie van overheids- en niet-overheidsactoren:

- eigen verantwoordelijkheid.

4.3.2 Subsidiariteit en aanvullende beginselen

De regionale dynamiek in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan moet in het partnerschap tot uiting komen en moet er integraal deel van uitmaken. Hierbij moet ervoor gezorgd worden dat politiek engagement en besluitvorming plaatsvinden op het meest relevante niveau van verantwoordelijkheid – nationaal, regionaal, continentaal of ACS-breed.

4.3.3 Actoren

Zoals opgemerkt in de openbare raadpleging en de evaluatie, wordt de betrokkenheid van talrijke belanghebbenden bij het partnerschap erkend, maar moet dit aspect verder worden versterkt. In het kader van het partnerschap moeten contacten worden gelegd met een groot aantal actoren, zowel overheids- als niet-overheidspartijen. Met een nieuw partnerschap moeten hun respectieve rollen worden versterkt. Hierbij gaat het onder meer over:

- overheidspartijen: nationale regeringen, parlementen en regionale en lokale autoriteiten,

- regionale organisaties (met inbegrip van de Afrikaanse Unie),

- landen die niet tot de ACS behoren, en

- niet-overheidspartijen, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld, de economische en sociale partners en de bedrijfswereld.

4.4 Een partnerschap dat betere resultaten oplevert

Het partnerschap moet bepalen welke de passende middelen en instrumenten zijn om de vastgestelde prioriteiten zo efficiënt mogelijk te realiseren. Dit moet volledig in overeenstemming worden gebracht met de actieagenda van Addis Abeba, die deel uitmaakt van de Agenda 2030, de uitwerking van een nieuwe Europese consensus inzake ontwikkeling, het klimaatverdrag van Parijs, en de aanbevelingen die voortvloeiden uit de evaluatie van de CPA.

4.4.1 Een gediversifieerd partnerschap

Het partnerschap moet een beroep doen op gedifferentieerde uitvoeringsmethodes overeenkomstig de Agenda 2030, de actieagenda van Addis Abeba, de integrale EU-strategie en de Europese consensus inzake ontwikkeling 28 .

4.4.2 Uitvoeringsmiddelen

Met de actieagenda van Addis Abeba wordt een nieuw paradigma vastgesteld en wordt voorzien in een kader voor de uitvoering van de Agenda 2030, door middel van financiële en niet-financiële middelen. Het moet de kern vormen van het partnerschap. Het omvat nationale maatregelen, faciliterende beleidskaders en een bruisende particuliere sector, dit alles binnen een gunstig internationaal klimaat.

De partnerlanden moeten hun inspanningen toespitsen op het aanpakken van de bestaande lacunes inzake binnenlandse overheidsmiddelen, met inbegrip van een verbetering op het vlak van het mobiliseren van binnenlandse inkomsten, effectievere en efficiëntere overheidsuitgaven, en schuldbeheer. Billijke, transparante, efficiënte en effectieve belastingstelsels en kaders voor overheidsuitgaven moeten worden bevorderd. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar het bestrijden van belastingontwijking, belastingontduiking en illegale geldstromen.

De EU moet toekomstgericht denken met gecombineerde modaliteiten en instrumenten waarmee reeds sterke resultaten zijn behaald, met behoud van een hoog niveau van flexibiliteit met het oog op aanpassingen aan verdere verbeteringen. Dit moet in overeenstemming zijn met de beginselen inzake doeltreffende ontwikkelingshulp (met inbegrip van eigen verantwoordelijkheid, transparantie en wederzijdse verantwoordingsplicht en resultaatgerichtheid) en moet verder worden ondersteund door de tenuitvoerlegging van beleidscoherentie voor ontwikkeling (PCD).

4.5 Een partnerschap dat steunt op de juiste institutionele structuur

De institutionele structuur moet rekening houden met de politieke aard van het partnerschap, de vastgestelde prioriteiten, het gekozen kader, wijze van samenwerken en de verschillende betrokken actoren. De structuur moet het mogelijk maken om snel en doeltreffend te beslissen en op te treden. Het huidige systeem dat steunt op gemeenschappelijke instellingen, is nuttig gebleken voor het uitwisselen van ervaringen, maar is inmiddels achterhaald omdat het te log en te omslachtig is. Het is nog te vroeg om in deze fase de institutionele structuur vast te leggen, maar er kunnen al wel een aantal beginselen voor de opzet ervan worden geformuleerd.

Het betreft een politiek partnerschap op basis van wederzijdse verantwoordelijkheden en ondersteund door regels, dat moet worden uitgevoerd door middel van een meerlagige en flexibele institutionele architectuur waarmee de dialoog over vraagstukken van gemeenschappelijk belang wordt bevorderd en gefaciliteerd. De betrokkenheid van de desbetreffende institutionele en niet-institutionele actoren op verschillende niveaus moet worden vastgelegd op basis van de beginselen van subsidiariteit en complementariteit.

De dialoog en de samenwerking op alle niveaus moeten zich toespitsen op het kader dat het best geschikt is om specifieke doelstellingen en belangen te behartigen, met die landen en regionale organisaties of samenwerkingsverbanden die op een bepaald gebied het best presteren.

4.6 Een partnerschap dat steunt op een rechtskader

De rechtsvorm van het toekomstige partnerschap speelt een belangrijke rol bij de uitvoering, zoals bleek uit de analyse in de bij deze mededeling gevoegde effectbeoordeling. Derhalve is het in het politieke belang van de EU om haar langdurige engagement opnieuw te bevestigen door de verankering van het nieuwe partnerschap in een juridisch bindende overeenkomst. Tegelijkertijd moet het nieuwe partnerschap flexibel blijven en vlot kunnen worden aangepast aan de geboekte vooruitgang en de steeds veranderende omstandigheden. Dit is met name van belang voor de regionale pijlers. Dit zijn de basisprincipes waarop de rechtsvorm van een toekomstig partnerschap gebaseerd en nauwkeurig afgestemd moet worden wanneer de definitieve prioriteiten en belangrijkste kenmerken van het partnerschap volledig bekend zijn.

4.7 Volgende stappen

Deze mededeling zal de grondslag vormen voor het overleg met de Raad en het Parlement, alsook met de belanghebbenden in ruimere zin, met inbegrip van de ACS-partners, met het oog op de opstelling van een aanbeveling met onderhandelingsrichtsnoeren.


(1)

2007/483/EG, PB L 317 van 15.12.2000.

(2)

Artikel 95, lid 4, CPA.

(3)

Onze wereld transformeren: de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, Verenigde Naties A/RES/70/1.

(4)

Gedeelde visie, gemeenschappelijke actie: een sterker Europa - Een mondiale strategie voor de Europese Unie op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid, 28 juni 2016 http://europa.eu/globalstrategy/en/shared-vision-common-action-stronger-europe.

(5)

Voorstel voor een nieuwe Europese consensus inzake ontwikkeling, mededeling (C(2016) 740 final).

(6)

De gezamenlijke discussienota JOIN(2015) 33 en de resultaten daarvan zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/europeaid/public-consultation-eu-acp-new-partnership_en .

(7)

De evaluatie van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou SWD(2016) 250 is te vinden op:

https://ec.europa.eu/europeaid/policies/european-development-policy/acp-eu-partnership-after-2020_en

(8)

Effectbeoordeling gezamenlijk werkdocument JOIN(2016)380).

(9)

http://www.un.org/esa/ffd/wp-content/uploads/2015/08/AAAA_Outcome.pdf.

(10)

COM(2015) 240 final, te vinden op: http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/policies/european-agenda-migration/index_en.htm .

(11)

Te vinden op: http://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2015/11/12-valletta-final-docs/ .

(12)

COM(2016) 385 final, te vinden op: http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/policies/european-agenda-migration/proposal-implementation-package/docs/20160607/communication_external_aspects_eam_towards_new_migration_ompact_en.pdf .

(13)

Overeenkomst van Parijs in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering FCCC/CP/2015/L.9/rev.1

(14)

Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.

(15)

  http://www.cop21paris.org/about/cop21 .

(16)

  http://unfccc.int/paris_agreement/items/9485.php .

(17)

Agenda 2063 The future we want for Africa – agenda2063.au.int.

(18)

Het strategisch partnerschap Afrika-EU - Gemeenschappelijke strategie van Afrika en de EU - www.africa-eu-partnership.org/sites/default/files/documents/eas2007_joint_strategy_en.pdf.

(19)

www.peaceau.org/en/page/104-african-peace-and-security-architecture-apsa.

(20)

Aga-platform.org.

(21)

Au.int/en/treaties/African-charter-democracy-elections-and-governance.

(22)

  http://agenda2063.au.int/ .

(23)

Gezamenlijke mededeling over Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen http://ec.europa.eu/maritimeaffairs/sites/maritimeaffairs/files/join-2016-49_nl.pdf.

(24)

VN-Zeerechtverdrag, 10 december 1982, beschikbaar op: http://www.un.org/depts/los/convention_agreements/convention_overview_convention.htm.

(25)

Gezamenlijk werkdocument: Evaluatie van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou (SWD(2016) 250 final).

(26)

  http://www.acp.int/content/declaration-8th-summit-acp-heads-state-and-government-acp-group-states .

(27)

Gezamenlijk werkdocument: Effectbeoordeling over de toekomstige betrekkingen met de ACS-landen na 2020 (SWD(2016) xxx)..

(28)

Ruimte voor mededeling over consensus XXXX.