Bijlagen bij COM(2017)48 - Verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2017)48 - Verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt.
document COM(2017)48 NLEN
datum 1 februari 2017
bijlage.

De veilingplatforms maken de resultaten van elke veiling uitvoerig bekend op specifieke websites. Daarnaast brengen Duitsland, Polen en het VK, alsmede de Commissie namens de lidstaten die het gemeenschappelijke veilingplatform gebruiken, maandelijks verslagen uit van de veilingen 19 waarin nadere informatie te vinden is over hoe de veilingen verlopen zijn, waaronder de deelname, dekkingspercentages en prijzen.

De totale opbrengsten van de veilingen tussen 2012 en juni 2016 oversteeg de 14 miljard EUR. De EU-ETS-richtlijn bepaalt dat minimaal 50% van de opbrengsten van veilingen, waaronder alle opbrengsten uit emissierechten die zijn uitgegeven ten behoeve van solidariteit en groei, gebruikt moeten worden door de lidstaten voor doelstellingen die met klimaat en energie te maken hebben. In 2015 leverde het veilen van ETS-rechten 4,9 miljard EUR op voor de lidstaten. Volgens de informatie die bij de Commissie is ingediend, hebben de lidstaten in 2015 gemiddeld 77% van deze opbrengsten besteed (of waren zij voorgenomen deze te besteden) aan door hen aangeduide doelstellingen die met klimaat of energie te maken hadden 20 . Nadere informatie over het gebruik van de opbrengsten van veilingen zal ter beschikking worden gesteld in het "State of the Union"-verslag van de energie-unie van 2016.

In december 2015 is de Commissie een openbare raadpleging gestart over de werking van de veilingverordening 21 . Met uitzondering van een paar aspecten waar technische verbeteringen overwogen konden worden, bevestigen de uitkomsten van de veilingen en de reacties op de openbare raadpleging dat de huidige architectuur van de veilingverordening doorgaans zorgt voor een soepele, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de veilingen en de toewijzing van emissierechten, met inbegrip van het beperkte opt-out stelsel.


3.1.2.4.Afwijking van volledige veiling voor de energiesector


Artikel 10 quater van de EU-ETS-richtlijn stelt een afwijking van de algemene veilingregel vast om investeringen in de modernisering van de elektriciteitssector in bepaalde lidstaten te stimuleren. Acht van de tien in aanmerking komende lidstaten* maken van deze afwijking gebruik en wijzen gratis emissierechten toe aan installaties voor elektriciteitsproductie, op voorwaarde dat deze overeenkomstige investeringen uitvoeren. De gratis emissierechten die op grond van artikel 10 quater worden toegewezen, worden in mindering gebracht op de hoeveelheid emissierechten die de betreffende lidstaat anders zou veilen. Afhankelijk van de nationale regels die deze afwijking ten uitvoer leggen, kunnen installaties voor elektriciteitsproductie gratis emissierechten toegewezen krijgen voor een waarde die gelijk is aan de investeringen die ze uitvoeren of hebben uitgevoerd en die zijn opgenomen in het nationale investeringsplan, of voor een waarde die gelijk is aan de financiële bijdragen aan een nationaal fonds waarmee dergelijke investeringen worden gefinancierd.

*Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië en de Tsjechische Republiek komen in aanmerking voor de afwijking. Malta en Letland hebben beslist er geen gebruik van te maken.


Tabel 5 bevat het aantal emissierechten dat gratis werd toegewezen aan installaties voor elektriciteitsproductie in 2015. Het maximale aantal emissierechten per jaar is vermeld in aanhangsel 1 bij bijlage. Als het aantal toegewezen emissierechten lager is dan het toegelaten maximum, kunnen deze niet-gebruikte emissierechten gratis worden toegewezen in de volgende jaren, afhankelijk van wat in de desbetreffende nationale regels van de lidstaat is bepaald. De emissierechten die niet krachtens de afwijkingsregel gratis worden toegewezen, worden uiteindelijk geveild. In het eerste jaar konden investeringen van juni 2009 en later die zijn opgenomen in het nationaal plan, worden gerapporteerd. Voor 2013 en 2014 werden kosten gerapporteerd voor 500 investeringen, waarvan 135 voltooid waren, 22 als geannuleerd gerapporteerd zijn en de overige als nog lopend, maar niet voltooid.

De totale waarde van de gemelde investeringssteun tijdens 2009 tot en met 2015 is ongeveer 9,49 miljard EUR. Ongeveer 80% hiervan is besteed aan het verbeteren en renoveren van infrastructuur, terwijl de overige investeringen te maken hadden met schone technologieën of de diversificatie van het aanbod. Enkele voorbeelden van investeringen zijn een nieuwe stoomturbine op basis van warmtekrachtkoppeling en condensatie in Estland (modernisering van infrastructuur), vernieuwing van stadsverwarmingsnetten in Bulgarije (verbetering van infrastructuur), vervanging van kolen door hernieuwbare-energiebronnen op basis van afval in de Tsjechische Republiek (schone technologieën) en de constructie van een interconnectoraardgaspijpleiding in Hongarije (diversificatie van de energievoorziening).

Tabel 5: Aantal gratis emissierechten dat krachtens artikel 10 quater is uitgegeven

Aantal gratis emissierechten aangevraagd per lidstaat
LS201320142015
BG11 009 4169 779 2438 259 680
CY2 519 0772 195 1951 907 302
CZ25 285 35322 383 39820 623 005
EE5 135 1664 401 5683 667 975
HU7 047 2550-
LT322 449297 113269 475
PL65 992 70352 920 88943 594 320
RO15 748 0118 591 4619 210 797
Totaal133 059 430

100 568 86787 532 554


Figuur 1: Aantal gratis emissierechten dat krachtens artikel 10 quater is uitgegeven




De lidstaten die van de afwijking gebruikmaken, zijn op grond van de EU-ETS-richtlijn verplicht jaarlijks verslag uit te brengen over de uitvoering van de in het nationale plan vermelde investeringen. De aanvragen moeten ook worden bekendgemaakt. In de praktijk blijkt dat het formaat en de inhoud van de reeds bekendgemaakte verslagen verschillen. Soms beperken de lidstaten de inhoud of voegen ze informatie over investeringskosten samen om redenen van zakelijke vertrouwelijkheid. De verslagen worden doorgaans bekendgemaakt op de website van het verantwoordelijke ministerie, bv. het ministerie van Energie (Bulgarije, Roemenië, Litouwen) of het ministerie van Milieu (de Tsjechische Republiek, Cyprus, Estland, Hongarije, Polen).

Rechten die niet gratis worden toegewezen, worden geveild. De onderstaande getallen laten de huidige verdeling zien van de emissierechten voor 2013, 2014 en 2015. Zo heeft Polen rond de 50 miljoen ongebruikte emissierechten, die in mindering gebracht zijn op haar aandeel in de emissierechten die geveild zijn in 2013 en 2014, maar nog niet gratis zijn weggegeven.

Figuur 2: Verdeling van emissierechten (toegewezen, geveild, resterend ongebruikt)



Toegewezen emissierechten
Geveilde emissierechten
Resterende ongebruikte emissierechten


3.1.3.Internationale kredieten


De deelnemers aan het EU-ETS mogen op grond van deze regeling gebruikmaken van kredieten uit het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM) en gezamenlijke uitvoering (JI), twee kredietprogramma's op VN-niveau, om aan een deel van hun EU-ETS-plichten* te voldoen. Deze mogelijkheid bestaat tot 2020. In de derde handelsperiode worden kredieten niet meer rechtstreeks ingeleverd, zoals het geval was in de tweede handelsperiode, maar kunnen ze op elk moment tijdens het kalenderjaar worden ingeruild voor emissierechten.

Een aantal regels is van toepassing op het gebruik van kredieten door deelnemers aan het EU-ETS, bijvoorbeeld kwaliteitsstandaarden, geen kernenergie-, bebossings- en herbebossingsprojecten, geen kredieten uit nieuwe projecten die na 2013 geregistreerd zijn in landen met uitzondering van de minste ontwikkelde landen. Ook gelden kwantitatieve regels over het maximale aantal kredieten dat ingezet mag worden door exploitanten en vliegtuigexploitanten**.

* Zowel CDM- als JI-projecten genereren Kyoto-koolstofkredieten: respectievelijk gecertificeerde emissiereducties (CER's) en emissiereductie-eenheden (ERU's), die elk gelijk zijn aan 1 ton CO2.
** Verordening (EU) nr. 1123/2013 van de Commissie van 8 november 2013 tot vaststelling van rechten op het gebruik van internationale kredieten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 299 van 9.11.2013, blz. 32)


Hoewel de exacte hoeveelheid kredietrechten in de tweede en derde handelsperiode gedeeltelijk afhangt van de hoeveelheid toekomstig geverifieerde emissies, ramen marktanalisten deze hoeveelheid op ongeveer 1,6 miljard kredieten. Op 30 april 2016 kwam het totaal aan internationale kredieten dat gebruikt of ingeruild is op 1,468 miljard, meer dan 90% van het maximaal toegestane aantal.

De Europese Raad heeft voor na 2020 gekozen voor binnenlandse doelstellingen om emissies terug te dringen, wat betekent dat tijdens de volgende handelsperiode geen gebruik gemaakt kan worden van internationale kredieten.

De onderstaande grafieken bevatten een weergave van het inruilen van internationale kredieten. Zie voor een volledig overzicht aanhangsel 3 bij bijlage.


Figuur 3: Overzicht van ingeruilde internationale kredieten op 31 oktober 2016







3.2.Vraag: emissierechten die uit de omloop worden gehaald


Volgens ramingen op basis van informatie uit het EU-register is de uitstoot van broeikasgassen door installaties die deelnemen aan de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU-ETS) in 2015 met bijna 0,4% gedaald. Dit bevestigt de dalende trend van de afgelopen vijf jaar dat het stelsel in werking was.

Tabel 6: Geverifieerde emissies


Jaar

2011

2012

2013

2014

2015

Geverifieerde emissies (in miljard ton CO2-equivalenten)

1886

1867

1895

1812

1800

Verandering ten opzichte van jaar x-1

-1,8%

-2%

-3%

-4,5%

-0,4%

Groei van het reële bbp EU-28

1,7%

-0,5%

0,2%

1,5%

2,2%

Bron: openbare website van het EU-transactielogboek (EUTL) (http://ec.europa.eu/environment/ets/).

Bbp-gegevens als weergegeven op: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&init=1&plugin=1&language=en&pcode=tec00115  

(geopend in september 2016). Over geverifieerde luchtvaartemissies wordt apart verslag uitgebracht in hoofdstuk 4.

Het aantal vrijwillig geannuleerde emissierechten (niet gebruikt voor conformiteit) bedraagt 69 627 emissierechten in 2015. Er zijn in totaal 130 124 geannuleerde emissierechten geregistreerd.

3.3.Evenwicht tussen vraag en aanbod


Bij aanvang van de derde handelsperiode werd het EU-ETS gekenmerkt door een onbalans tussen de vraag naar en het aanbod van emissierechten, met als gevolg een overschot van ongeveer 2,1 miljard emissierechten in 2013. In 2014 nam dit licht af naar ruim 2,07 miljard en in 2015 daalde het aanzienlijk naar 1,78 miljard emissierechten.

De afname in het overschot komt overeen met de afname van de geveilde hoeveelheden vanwege het invoeren van de backloading-regeling 22 die voorzag in het uitstel van het veilen van 400 miljoen emissierechten in 2014, 300 miljoen in 2015 en 200 miljoen in 2016. Deze emissierechten zullen uiteindelijk worden overbracht naar de marktstabiliteitsreserve. Zonder deze backloading zou het overschot in 2015 bijna 40% hoger zijn geweest. Emissies namen slechts in geringe mate af in 2015, wat leidde tot een belangrijke netto-afname van het verschil tussen vraag en aanbod.

Als maatregel tegen de structurele onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel ingediend om een marktstabiliteitsreserve in te stellen en het veilingaanbod van emissierechten flexibeler te maken. In 2015 is er een akkoord bereikt over de marktstabiliteitsreserve 23 en in 2019 zal deze ingevoerd worden.

Een kernelement voor de werking van de marktstabiliteitsreserve is het totale aantal emissierechten in omloop (TNAC). Er worden emissierechten aan de reserve toegevoegd als dit totale aantal hoger ligt dan een vooraf bepaalde bovengrens (833 miljoen emissierechten) en emissierechten worden uit de reserve gehaald als dit totale aantal onder een vooraf bepaalde ondergrens ligt (minder dan 400 miljoen emissierechten of als maatregelen zijn aangenomen krachtens artikel 29 bis van de EU-ETS-richtlijn). De marktstabiliteitsreserve neemt dus emissierechten op of geeft ze vrij als het totale aantal emissierechten in omloop buiten een vooraf bepaald bereik ligt. Ge-backloade en zogenaamde niet-toegewezen* emissierechten zullen ook door de reserve worden geabsorbeerd.

Het aanbod aan emissierechten bestaat uit de emissierechten van de tweede handelsperiode (2008-2012) die zijn overgedragen, geveilde emissierechten, toegewezen gratis emissierechten en de emissierechten in de NER; de vraag wordt daarentegen bepaald door de emissies van de installaties en de geannuleerde emissierechten. Zie voor meer informatie tabel 1 in aanhangsel 4 bij bijlage.

Het uitgangspunt voor het vaststellen van het totale aantal emissierechten in omloop, is het totale aantal overblijvende emissierechten na de tweede handelsperiode van het EU-ETS dat niet werd ingeleverd of geannuleerd.** Dit "overdrachtstotaal" bedraagt 1 749 540 826 emissierechten (exclusief de vooruitgeschoven veilingen van emissierechten van de derde handelsperiode in 2012, maar inclusief het gebruik van internationale kredieten voor aanvang van de derde handelsperiode. Het totale bedrag van de internationale kredieten die sinds 2008 zijn gebruikt, is opgenomen in hoofdstuk 3.1.3. vertegenwoordigt dus het exacte aantal ETS-rechten dat in omloop was aan het begin van de derde handelsperiode van het EU-ETS.

Het totale aantal emissierechten in omloop, dat relevant is voor het bepalen van de opname in en vrijgave uit de marktstabiliteitsreserve, wordt aan de hand van de volgende formule berekend:

totale aantal emissierechten in omloop = aanbod – (vraag*** + emissierechten in de marktstabiliteitsreserve)

 * Niet-toegewezen emissierechten zijn emissierechten die niet zijn toegewezen op grond van artikel 10 bis, lid 7, van de EU-ETS-richtlijn, met name emissierechten die in de reserve voor nieuwkomers blijven zitten, en als gevolg van de toepassing van artikel 10 bis, leden 19 en 20, met name emissierechten die bestemd zijn om kosteloos toe te wijzen aan installaties, maar die uiteindelijk niet zijn toegewezen wegens (gedeeltelijke) stopzetting van de activiteiten of een sterke capaciteitsdaling.

** Deze emissierechten werden vervangen door emissierechten van de derde handelsperiode aan het einde van de tweede handelsperiode. Er zijn geen andere emissierechten van voor de derde handelsperiode die deel uitmaken van het totale aantal emissierechten in omloop. Voor meer informatie over de overdracht van emissierechten kunt u terecht op het volgende internetadres http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/registry/faq_en.htm

*** Dit omvat ook de geannuleerde emissierechten.


Het jaarlijkse koolstofmarktverslag maakt de consolidatie mogelijk van de cijfers voor vraag en aanbod, die worden bekendgemaakt volgens het tijdschema voor de rapportageplichten als vastgelegd in de EU-ETS-richtlijn en de uitvoeringsbepalingen. Dit tijdschema, de relevante gegevens en het toepassingsgebied zijn opgenomen in tabel 2 in aanhangsel 4 bij bijlage.

Aangezien de marktstabiliteitsreserve in 2019 operationeel zal worden, zal de Commissie vanaf 2017, rond midden mei, op regelmatige tijdstippen het totale aantal emissierechten in omloop voor het voorbije jaar bekendmaken.

Figuur 4 24 stelt de cumulatieve vraag- en aanbodcijfers voor ETS aan het einde van 2014 voor. Het totale aanbod in 2013 bedroeg ongeveer 2,18 miljard emissierechten, en de totale vraag ongeveer 1,96 miljard emissierechten. In 2014 daalden zowel de totale vraag als het totale aanbod tot ongeveer 1,87 miljard emissierechten. In 2015 daalde het aanbod naar 1,58 miljard emissierechten, terwijl de vraag marginaal afnam naar 1,85 miljard emissierechten. Daardoor nam het overschot in 2013 toe met ongeveer 220 miljoen emissierechten tot meer dan 2 miljard emissierechten, bleef het stabiel in 2014 en nam het daarna weer af in 2015 naar ongeveer 1,78 miljard emissierechten. Het overschot is dan ook op het laagste niveau sinds het begin van de huidige handelsperiode. Het afgenomen aanbod in 2014 en 2015 kwam ook overeen met lagere geveilde hoeveelheden vanwege het invoeren van backloading. Figuur 5 laat de ontwikkeling van vraag en aanbod tussen 2013 en 2015 zien.


Figuur 4: Evenwicht tussen de cumulatieve vraag en het cumulatieve aanbod aan het einde van 2015

Aanbod (cumulatief, miljoen)     Vraag (cumulatief, miljoen)



Toewijzing van gratis emissierechtenAnnuleringen
Ingeruilde internationale kredietenGeverifieerde emissies
Toewijzing van gratis emissierechten (NER)
Toewijzing van gratis emissierechten (10 quater)
Tegeldemaking NER300 door EIB
Veiling
Vooruitgeschoven veiling
Overdracht


Figuur 5: Ontwikkeling van vraag en aanbod tussen 2013 en 2015





4. LUCHTVAART


Emissies van alle vluchten op luchthavens in de Europese Economische Ruimte (EER), van vluchten die vertrekken vanuit luchthavens in de EER naar derde landen en, indien niet vrijgesteld via gedelegeerde wetgeving, van inkomende vluchten op luchthavens in de EER van derde landen zijn vanaf 2012 opgenomen in het EU-ETS. In reactie op het akkoord van de algemene vergadering van de ICAO om tegen 2016 een wereldwijd mechanisme op marktbasis (MBM) te hebben ontwikkeld, met de bedoeling dit in 2020 te hebben ingevoerd, om emissies van de internationale luchtvaart terug te dringen, wordt het toepassingsgebied van het EU-ETS tijdelijk teruggebracht tot emissies van vluchten binnen de EER tussen 2013 en 2016.


Volgens de in 2016 ingediende artikel 21-verslagen hebben 524 vliegtuigexploitanten een monitoringplan (vergeleken met 611 die een jaar eerder gemeld waren). 56% (296) daarvan was een commerciële vliegtuigexploitant en de andere 44% (228) een niet-commerciële vliegtuigexploitant. In totaal werden 274 (52% van het totaal) aangemerkt als kleine emittenten (vergeleken met 329, 54%, het jaar daarvoor).

De geverifieerde emissies van luchtvaartactiviteiten tussen luchthavens in de EER bedroegen in 2015 56,9 miljoen ton koolstofdioxide, een stijging met 3,6% in vergelijking met de 54,9 miljoen ton van 2014.

De oorspronkelijke toewijzing aan vliegtuigexploitanten werd ook bijgesteld op basis van het kleinere toepassingsgebied (uitsluitend vluchten binnen de EER). Het bijgestelde aantal toegewezen gratis emissierechten bedroeg 25 32,3 miljoen in 2015.

De te veilen hoeveelheid emissierechten voor 2015 werd, naar aanleiding van de aanpassingen aan de hoeveelheden in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 421/2014, bepaald op basis van een verwachte jaarlijkse hoeveelheid van 5,7 miljoen. Deze emissierechten werden tussen mei en december 2015 geveild.

Deze cijfers tonen ongeveer 19 miljoen ton aan netto-vraag naar emissierechten vanuit de luchtvaart in 2015.


5. MARKTTOEZICHT


Een belangrijk deel van de dagelijkse handelingen in emissierechten vindt plaats in de vorm van derivaten (futures, forwards, opties, swaps), die al vallen onder de regulering door de EU van financiële markten. Deze wordt vervangen door het MiFID2-pakket, dat zijn ingang zal vinden in januari 2018. Dit pakket vereist meerdere uitvoeringsmaatregelen.

Onder MiFID2 zullen ook emissierechten worden ingedeeld onder financiële instrumenten. Dit impliceert dat MiFID2-regels die van toepassing zijn op traditionele financiële markten (zoals de handel in koolstofderivaten op de belangrijkste platforms), ook van toepassing zullen zijn op het spotsegment van de secundaire koolstofmarkt (transacties in emissierechten voor onmiddellijke levering, waarvoor momenteel geen EU-regeling bestaat), waardoor het op gelijke voet komt te staan met de derivatenmarkt voor wat transparantie, bescherming van investeerders en integriteit betreft.* 

Bovendien zal, door kruisverwijzingen naar MiFID2-definities van financiële instrumenten, andere regelgeving inzake financiële markten van toepassing zijn. Dit is met name het geval voor de verordening marktmisbruik (MAR), die zal worden toegepast op transacties en gedrag met betrekking tot emissierechten, zowel op de secundaire markten als bij EU-ETS-veilingen op de primaire markt. Zo ook moeten, door een kruisverwijzing naar MiFID2 in de richtlijn ter bestrijding van het witwassen van geld, door MiFID erkende koolstofhandelaren verplicht klantenonderzoekscontroles uitvoeren voor hun klanten op de secundaire spotmarkt voor emissierechten.**

* Toezicht op de primaire markt zal verder worden geregeld door de veilingverordening, met uitzondering van marktmisbruik, waarop de verordening marktmisbruik rechtstreeks van toepassing zal zijn.
** Deze klantenonderzoekscontroles zijn al verplicht op de primaire markt en op de secundaire markt voor derivaten van emissierechten.


MiFID2 en MAR, die in 2014 zijn aangenomen, bevatten enkele aanpassingen van de algemene regeling aan de specifieke kenmerken van de koolstofmarkt (zie het koolstofmarktverslag 2015).

Verschillende maatregelen van niveau 2 die details bevatten rond bepalingen van MiFID2 en MAR, worden in 2015 en 2016 aangenomen.

Bovendien heeft de Commissie naar aanleiding van een aanbeveling van de Europese Rekenkamer 26 de frequentie opgevoerd van de contactmomenten tussen de diensten binnen de Commissie die betrokken zijn bij het opstellen van wetgeving die betrekking kan hebben op Europese koolstofmarkten.


5.1.Juridische status van de emissierechten en fiscale behandeling


De juridische status van emissierechten en hun fiscale behandeling zijn niet op EU-niveau vastgelegd. Ondanks dit gebrek aan harmonisatie heeft zich het afgelopen decennium een volgroeide, zeer liquide markt ontwikkeld. Het huidige regelgevingskader biedt de nodige rechtsgrondslag voor een transparante, liquide koolstofmarkt, zonder de stabiliteit en de integriteit van de markt in het gedrang te brengen.


Slechts één land (IS) heeft geen melding ergens van gemaakt ten aanzien van de juridische aard van een emissierecht binnen zijn rechtsstelsel. Emissierechten worden nu weer als financiële instrumenten omschreven, dan weer als immateriële activa, eigendomsrechten of grondstoffen. Ten minste drie landen (LU, NO, DE) verwachten herziene wetgeving in de nabije toekomst.

Met betrekking tot de fiscale behandeling van emissierechten meldt volgens de in 2016 ingediende artikel 21-verslagen slechts een gering aantal lidstaten (DK, PT, UK) dat omzetbelasting (btw) 27 geheven wordt over de uitgifte van emissierechten. Daarnaast wordt in vrijwel alle lidstaten btw geheven over de verhandeling van emissierechten op de secundaire markt (behalve CY, EE, IS, LI). De meeste lidstaten rapporteren dat ze de verleggingsregeling 28 toepassen op transacties met emissierechten. Emissierechten voor vennootschappen kunnen aanvullend worden belast. Zestien lidstaten rapporteren dat er van een dergelijke belasting geen sprake was.

Naar aanleiding van de aanbeveling van de Europese Rekenkamer, is de Commissie in september 2016 een onderzoek gestart naar de juridische aard van EU-ETS rechten. Dit onderzoek zal onder meer de juridische kenmerken van emissierechten schetsen op basis van de huidige EU-wetgeving, jurisprudentie en de nationale regelingen binnen de lidstaten zoals gerapporteerd in het artikel 21-verslag onder de ETS-richtlijn.


6. MONITORING, RAPPORTAGE EN VERIFICATIE VAN EMISSIES


De monitoring, rapportage en verificatie (MRV) van broeikasgasemissies dient robuust, transparant, consistent en nauwkeurig te zijn, wil het EU-ETS doeltreffend kunnen functioneren. Dit wordt aangevuld door een gedegen accreditatiestelsel, om te waarborgen dat de kwaliteit van derden-verificateurstoereikend is. MRV-vereisten zijn geharmoniseerd door middel van de verordening inzake monitoring en rapportage (MRR) en de verordening inzake accreditatie en verificatie (AVR).

De monitoringregeling in het EU-ETS is opgezet als een modulair systeem dat exploitanten een hoge mate van flexibiliteit biedt, zodat deze kunnen rekenen op kosteneffectiviteit, maar dat tegelijk ook ervoor zorgt dat de gemonitorde emissiegegevens zeer betrouwbaar zijn. Er worden in dit kader verschillende monitoringmethoden toegelaten, zoals methoden op basis van berekeningen, methoden op basis van metingen en, in uitzonderlijke gevallen, "fall-back"-methoden. De methoden kunnen worden gecombineerd voor de individuele onderdelen van een installatie. De eis dat exploitanten van installaties en vliegtuigen een monitoringplan moeten hebben dat door de bevoegde autoriteit op basis van de MRR is goedgekeurd, zorgt ervoor dat de monitoringmethoden en variaties in de tijd niet willekeurig kunnen worden gekozen.

De accreditatie- en verificatieverordening voor de derde en volgende handelsperiodes heeft gezorgd voor een geharmoniseerde aanpak op EU-niveau voor de accreditatie van verificateurs. Verificateurs die een rechtspersoon of juridische entiteit zijn, moeten door een Nationale Accreditatie Organisatie (NAO) worden geaccrediteerd voor het uitvoeren van verificaties overeenkomstig de AVR. Alleen in het geval van een natuurlijke persoon mag een lidstaat certificering als alternatief voor accreditatie toestaan. Het nieuwe, uniforme accreditatiestelsel heeft als voordeel dat de verificateurs met wederzijdse erkenning in alle lidstaten hun activiteiten kunnen uitvoeren, waardoor ze de voordelen van de interne markt volledig benutten en ervoor zorgen dat er in het algemeen voldoende beschikbaarheid is.


6.1.Algemene ontwikkelingen

De Commissie streeft doorlopend verbeteringen na in de richtsnoeren en de modellen die zij beschikbaar stelt om de consistente uitvoering van de vereisten van de MRR en de AVR 29 door de lidstaten te vereenvoudigen. Een nieuw initiatief heeft betrekking op de ontwikkeling van "verkorte handleidingen" om belanghebbenden de belangrijkste overwegingen bij het EU-ETS sneller en handzamer te helpen begrijpen en identificeren. Elke verkorte handleiding telt ongeveer 10 bladzijden, met links naar meer gedetailleerde richtsnoeren en modellen waar dit van toepassing is. Er worden aparte verkorte handleidingen gemaakt voor exploitanten van installaties, vliegtuigexploitanten, bevoegde instanties, verificateurs en NAO's.

Een ander nieuw initiatief heeft betrekking op het opstellen van richtsnoeren ten aanzien van EU-ETS-inspecties. Dit is bedoeld om de antwoorden van lidstaten op een aanbeveling van de Europese Rekenkamer om een meer samenhangend en doeltreffend raamwerk van interne controles op de uitvoering in te voeren, de inspecties daarbij inbegrepen, te helpen coördineren.

De Commissie blijft de uitvoering van MRVA in alle lidstaten bewaken. De beoordeling van de nalevingscyclus 2014, de artikel 21-verslagen ingediend voor 2013 en 2014 en informatie ingediend in antwoord op verzoeken om nadere informatie zijn alle nader beoordeeld om te komen tot een actieplan op maat voor elk land, waarin zij gewezen worden op mogelijke verbeteringen die aangebracht kunnen worden in hun uitvoering van de EU-ETS MRVA. De richtsnoeren zijn, waar van toepassing, verduidelijkt en er zijn opleidingssessies georganiseerd om een aantal kwesties aan te pakken die gewoonlijk in de meeste actieplannen aangetroffen worden. Andere vervolgacties zijn het opzetten van MRVA "peer reviews" door de lidstaten, het opbouwen van capaciteit in de regio's en bilaterale bijeenkomsten.

Erkend wordt dat de nalevingsregeling ook doeltreffender is geworden, aangezien krachtens de MRR de lidstaten elektronische rapportage kunnen verplichten. De meeste lidstaten rapporteren het gebruik van modellen of systemen die gebaseerd zijn op de minimumeisen gesteld door de publicaties van de Commissie. Dertien lidstaten hebben in 2016 gerapporteerd dat zij een soort geautomatiseerd ICT-systeem gebruiken voor de EU-ETS-verslaggeving (vergeleken met 10 in 2015).

Om de lidstaten verder te kunnen assisteren bij de beschikbaarheid van een geautomatiseerd systeem, heeft de Commissie DECLARE ETS MRVA gelanceerd (in mei 2016). Dit websysteem is bedoeld om administratieve doeltreffendheid en een meer geharmoniseerde aanpak te bevorderen. Het is ontwikkeld ter ondersteuning van verschillende verplichtingen met betrekking tot EU-ETS monitoringplannen, jaarlijkse emissieverslagen, verificatieverslagen en verbeteringsverslagen binnen lidstaten. De Europese Commissie heeft het platform ontwikkeld en beheert het ook, maar toegang ertoe is beperkt tot de verantwoordelijkheden toegekend onder de MMR en AVR, oftewel de bevoegde instanties, exploitanten en, indien relevant, de door de exploitant geselecteerde verificateur. Het systeem stelt deelnemende lidstaten ook in staat om er gegevens uit op te vragen tot totaalverslagen.

6.2.Toepassing van monitoring

Volgens de artikel 21-verslagen over de toepassing van de ETS-richtlijn in 2015 die de lidstaten aan de Commissie hebben overgelegd, gebruiken de meeste installaties de op berekeningen gebaseerde methode. Er is slechts van 151 installaties (in 22 lidstaten) gemeld dat deze gebruik maken van continue meetsystemen om emissies te meten; deze kwamen vooral voor in Duitsland (CO2 28, N2O 10, beide 1) en Tsjechië (CO2 14, N2O 4).

Slechts 13 lidstaten maakten melding van het gebruik van de "fall-back"-methode door in totaal 40 installaties, van toepassing op ruim 6,6 miljoen ton CO2e (vergeleken met 6,1 miljoen ton CO2e in het vorige jaar). Twaalf installaties in Nederland waren goed voor meer dan de helft van deze totale emissie.

De flexibiliteit in de keuze van de toegestane monitoringmethode maakt het mogelijk om de MRV kosteneffectiever toe te passen. Een ander, in dit kader belangrijk element is de op niveaus gebaseerde aanpak. Voor alle parameters die nodig zijn om de emissiegegevens te bepalen, zijn zogenaamde "niveaus" vastgesteld om de inspanningen of de eisen inzake onzekerheidsniveaus af te stemmen op de omvang van de installaties. Op grond van de MRR moeten alle exploitanten voldoen aan een bepaald minimumniveau, waarbij grotere emissiebronnen aan hogere niveaus moeten voldoen (van een hogere betrouwbaarheid voor wat betreft hun kwaliteit) en kleinere bronnen om redenen van kosteneffectiviteit minder strenge eisen opgelegd krijgen.  30  

De overgrote meerderheid van de installaties voldoet aan de minimumeisen van elk niveau van de MRR. Slechts 113 installaties van categorie C (vergeleken met 118 in het vorige jaar), 14% (hetzelfde als in het vorige jaar) weken volgens de verslagen voor minstens één parameter af van de eis om het hoogste niveau toe te passen voor de grootste bronstromen (in 2013 waren dit 137 installaties of 16% van het totaal). Deze afwijkingen zijn alleen toegelaten als de exploitant aantoont dat het hoogste niveau technisch niet haalbaar is of onredelijke kosten met zich meebrengt. Als de exploitant niet langer aan deze voorwaarden voldoet, moet hij zijn monitorinregeling verbeteren. Zo ook meldden de lidstaten in hun verslagen hoeveel installaties van categorie B niet voldeden aan de eisen van het hoogste niveau voor de grootste bronstromen of emissiebronnen. Van 22 lidstaten zijn verslagen hierover ontvangen (evenveel als in het vorige jaar), hetgeen erop wijst dat in totaal bij 26% van de installaties van categorie B enige afwijking van de standaardeisen van de MRR is toegestaan (vergeleken met 28% in het vorige jaar).

Hieruit volgt dat de MRR-bepalingen inzake dergelijke afwijkingen (die niet te vergeten naar behoren moeten worden gerechtvaardigd door de exploitant en goedgekeurd door de bevoegde autoriteit) in de praktijk kunnen worden toegepast en dat ze in het algemeen goed worden nageleefd door de exploitanten.

Voor vliegtuigexploitanten zijn er minder opties voor de monitoring van emissies: alleen op berekeningen gebaseerde methoden zijn haalbaar. In dergelijke berekeningen staat het brandstofverbruik centraal, een parameter die moet worden bepaald voor alle vluchten waarop het EU-ETS van toepassing is.

6.3.Geaccrediteerde verificatie

Volgens de artikel 21-verslagen die in 2016 door de lidstaten zijn ingediend, kwam het aantal verificateurs voor elk afzonderlijk accreditatiegebied in totaal tot 1077 geaccrediteerde verificateurs over alle toepassingsgebieden heen. In de meeste gevallen zijn individuele verificateurs voor meer dan één gebied geaccrediteerd en dit getal komt dan ook niet overeen met het totale aantal verificateurs. Het totale aantal verificateurs wordt niet genoemd in de artikel 21-verslagen van de lidstaten, maar een redelijke schatting op basis van het aantal dat voor verbranding (het primaire accreditatiegebied) geaccrediteerd is, waren er in totaal minstens 130 verschillende verificateurs geaccrediteerd voor de verificaties van 2015. De artikel 21-verslagen van de lidstaten die in 2016 zijn ingediend, laten zien dat er 51 individuele verificateurs geaccrediteerd waren voor de verificaties met betrekking tot de luchtvaart in 2015. De AVR vereist dat elke NAO een databank bijhoudt die actuele gegevens bevat over de verificateurs die deze geaccrediteerd heeft, met inbegrip van de accreditatiegebieden. De Europese samenwerking voor accreditatie (EA) voorziet in een centrale link naar relevante NAO's en hun lijsten van verificateurs die voor het EU-ETS geaccrediteerd zijn 31 .

De wederzijdse erkenning van verificateurs tussen lidstaten werkt goed: de meeste lidstaten (28, alle met uitzondering van FR, LV, SI) meldden dat minstens één buitenlandse verificateur actief is op hun grondgebied. De beschikbaarheid van verificateurs was tijdens geen van de eerste drie jaren van de tenuitvoerlegging van de AVR een knelpunt in het systeem.

Er is een hoge mate van naleving van de verificateurs van de AVR aangetroffen, blijkens het feit dat er zelden administratieve maatregelen door lidstaten gerapporteerd zijn. Geen lidstaat heeft schorsingen of intrekkingen van accreditaties gemeld (vergeleken met één schorsing en één intrekking in het voorgaande jaar). Slechts vier lidstaten (vergeleken met drie in het voorgaande jaar) rapporteerden een vermindering van het toepassingsgebied van de accreditatie van een verificateur; dit betrof slechts vijf verificateurs (vergeleken met zes in het voorgaande jaar). Hoewel een groter aantal lidstaten dit jaar melding gemaakt heeft van klachten die ontvangen zijn over verificateurs (negen vergeleken met zeven), is het aantal klachten met 20% afgenomen en is 96% van de ontvangen klachten als opgelost vermeld (vergeleken met 99% in het voorgaande jaar). Elf lidstaten hebben gemeld dat zij non-conformiteiten van verificateurs hebben gevonden door middel van het informatieuitwisselingsproces tussen NAB's en de bevoegde instanties (vergeleken met negen in het voorgaande jaar).


7. SAMENVATTING VAN ADMINISTRATIEVE REGELINGEN IN DE LIDSTATEN


Lidstaten hanteren verschillende benaderingen van de bevoegde instanties die belast zijn met de tenuitvoerlegging van het EU-ETS. In sommige lidstaten zijn er meerdere lokale instanties betrokken, terwijl andere lidstaten een veel meer centrale aanpak hebben toegepast. De artikel 21-verslagen geven op globaal niveau inzicht in de organisatiestructuur van elke lidstaat.


Volgens de artikel 21-verslagen van de lidstaten die in 2016 zijn ingediend, zijn er gemiddeld vier verschillende bevoegde instanties betrokken bij de tenuitvoerlegging van het EU-ETS in iedere lidstaat. Er moet echter opgemerkt worden dat in sommige gevallen lidstaten wellicht een aantal verschillende regionale of lokale overheden als één enkele overheid vermelden.

Coördinatie tussen de bevoegde instanties is een van de belangrijkste voorwaarden om de uniforme, correcte toepassing van de wettelijke eisen in elke lidstaat te verzekeren en dit wordt dan ook bevorderd door toepasselijke bepalingen van de MRR. Voor de coördinatie tussen bevoegde instanties meldden de lidstaten dat ze, indien nodig, verschillende instrumenten gebruiken.

Voor 2015 meldden 12 lidstaten dat ze over wetgevingsinstrumenten beschikken voor het centrale beheer van monitoringplannen en emissieverslagen (vergeleken met 10 voorheen). In 10 gevallen biedt een centraal orgaan bindende instructies en richtsnoeren (vergeleken met 8 waarvoor dit een jaar eerder gemeld werd). Veertien lidstaten meldden dat een centrale bevoegde instantie monitoringplannen, meldingen en emissieverslagen op vrijwillige basis beoordeelt en er adviezen over verstrekt (vergeleken met 11 een jaar eerder). Veertien lidstaten meldden ook dat ze regelmatig werkgroepen of bijeenkomsten voor instanties houden (vergeleken met 12 voorheen) en dat 9 rapporteerden dat ze gedeelde opleidingen hebben opgezet (vergeleken met 8 voorheen). Tien lidstaten rapporteerden dat ze, met het oog op het nader borgen van de coördinatie, gebruikmaken van een gemeenschappelijk ICT-platform (vergeleken met 9 het jaar voorheen). Slechts zeven lidstaten (CY, EE, HU, IT, LI, LU, MT) gaven aan geen van het bovenstaande te hebben; een aantal kent geen meervoudige of complexe structuur van bevoegde instanties.

Voor wat het opleggen van administratieve kosten door lidstaten betreft (met name voor de afgifte van vergunningen en de goedkeuring van monitoringplannen), rapporteerden zestien landen dat ze de exploitanten van installaties geen kosten opleggen (CY, DE, EE, FR, GR, IE, IT, LI, LT, LU, LV, MT, NL, SE, SK). Vliegtuigexploitanten betalen geen kosten in zestien landen (BE, CY, CZ, DE, EE, ES, GR, IT, LI, LT, LU, LV, MT, NL, SE, SK). Wanneer er wel kosten in rekening worden gebracht, verschillen deze per lidstaat en voor de desbetreffende dienst. De kosten voor vergunningen en goedkeuring van het monitoringplan voor installaties lopen uiteen van 10 EUR tot 7 690 EUR en voor het aanpassen van een vergunning van 10 EUR tot 2 481 EUR. Soortgelijke verschillen worden aangetroffen bij de luchtvaart, waar de kosten voor goedkeuring van het monitoringplan variëren van 10 EUR tot 2 400 EUR en voor een aanpassing aan het monitoringplan van 10 EUR tot 827 EUR.

Er kan in het algemeen worden geconcludeerd dat de systemen van de lidstaten grotendeels doeltreffend zijn als ze zijn afgestemd op de administratieve organisatie van het land. Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing. De communicatie tussen de lokale overheden binnen de lidstaten en het delen van beste werkwijzen tussen de bevoegde instanties, ook door middel van de activiteiten van het nalevingsforum van het EU-ETS, moet versterkt en gestimuleerd worden.


8. NALEVING EN HANDHAVING


Het EU-ETS kent een zeer hoge mate van naleving: jaarlijks zijn er voor ongeveer 99% van de emissies ook werkelijk het nodige aantal emissierechten. Tijdens de verslagperiode was de mate van naleving met de regels van het EU-ETS opnieuw zeer hoog. Minder dan 1% van de installaties die emissies voor 2015 hebben gerapporteerd, had tegen de uiterste datum van 30 april 2016 nog geen emissierechten ter dekking van alle emissies ingeleverd. Deze (doorgaans kleine) installaties zijn verantwoordelijk voor ongeveer 0,5% van de emissies waarop het EU-ETS van toepassing is. In de luchtvaartsector was de mate van naleving ook zeer hoog: de vliegtuigexploitanten die verantwoordelijk zijn voor meer dan 99% van de luchtvaartemissies die onder het EU-ETS vallen, voldoen aan de regels. Dit omvat ook meer dan 100 buiten de EU gevestigde commerciële luchtvaartmaatschappijen die vluchten binnen de EER uitvoeren.


De EU-ETS-richtlijn voorziet in een geldelijke sanctie in de vorm van een "boete wegens overmatige emissie" van 100 EUR (geïndexeerd) voor elke ton uitgestoten CO2 waarvoor niet tijdig emissierechten zijn ingeleverd. Andere sancties kunnen opgelegd worden wegens inbreuk van de tenuitvoerlegging van het EU-ETS op basis van de nationale bepalingen van de desbetreffende lidstaat.


De bevoegde autoriteiten van de lidstaten dragen, door het uitvoeren van verschillende conformiteitscontroles op de jaarlijkse emissieverslagen, nog altijd sterk bij tot de hoge mate van naleving door de exploitanten. Volgens de informatie in de in 2016 ingediende artikel 21-verslagen controleerden alle lidstaten (met uitzondering van SE en IT) 100% (met uitzondering van FR, 90%) van de jaarlijkse emissieverslagen op volledigheid en interne samenhang. Verder zijn er aanwijzingen dat de lidstaten gemiddeld meer dan 80% van de verslagen controleren op samenhang met monitoringplannen en 70% met toewijzingsgegevens. Vierentwintig lidstaten rapporteerden bovendien controles met andere gegevens/informatie.

Op basis van de artikel 21-verslagen die in 2016 door de lidstaten zijn ingediend, waren de bevoegde autoriteiten in zestien lidstaten (AT, BG, DK, ES, FI, FR, HR, LV, NL, NO, PL, PT, RO, SE, SK, VK) slechts voor in totaal 45 installaties verplicht om conservatieve schattingen te verrichten (minder dan 0,5%). Dit vergeleken met 37 installaties (0,3%) in het voorgaande jaar, maar de daaraan gekoppelde emissies bedroegen slechts 8,3 miljoen ton CO2 vergeleken met 9,1 miljoen ton in het voorgaande jaar (in beide gevallen minder dan 0,5% van de totale emissies). De redenen die het meest werden opgegeven voor dergelijke schattingen waren het ontbreken van een emissieverslag op 31 maart of emissieverslagen die niet volledig voldeden aan de vereisten van de MRR/AVR.

Er vonden meer conservatieve schattingen plaats voor vliegtuigexploitanten, namelijk 103 (PT 47; FR 21; RO 16; VK 10; IT 6; AT, ES en IE elk één), op één uitzondering na telkens wegens het ontbreken van een emissieverslag op 31 maart. Dit betreft bijna 20% van alle vliegtuigexploitanten, maar in alle gevallen ging het om kleine emittenten (in de meeste gevallen zelfs zeer kleine emittenten), die slechts een zeer klein aandeel in de totale emissies hadden.

Controles door de bevoegde autoriteiten blijven van belang als aanvulling op de werkzaamheden van de verificateur en zorgen voor een kwalitatief sterk systeem voor monitoring, rapportage en verificatie. Alle lidstaten (behalve GR, LU, MT, SE, IT) hebben met betrekking tot 2015 bevestigd dat zij verdere steekproeven en inspecties verrichten om de uitvoering en naleving van installaties te controleren ten aanzien van monitoringplannen, de MRR en AVR. Dertien lidstaten (AT, BE, BG, DK, FI, HR, IE, LV, NL, PL, RO, SI, SK) gaven aan dat deze controles zich ook tot vliegtuigexploitanten uitstrekten.

Voor 2015 werd slechts voor een zeer beperkt aantal installaties (slechts 12) in zes lidstaten (DE, NL, PL, PT, RO, UK) de toepassing van de "boete wegens overmatige emissie" gemeld. Voor de luchtvaart zijn boetes wegen overmatige emissie gemeld voor in totaal 9 vliegtuigexploitanten door ES, IS, SE, VK. Er zijn 47 vliegtuigexploitanten gemeld door één lidstaat (PT), hetgeen lijkt samen te vallen met hetzelfde aantal gemelde conservatieve schattingen, wat een verband suggereert met zeer kleine emittenten.

De andere sancties die in de lidstaten worden toegepast, zijn sterk uiteenlopend voor wat betreft de soort overtredingen waarop de sanctie van toepassing is, alsmede de zwaarte van de sancties. Enkele lidstaten meldden dat de sancties worden bepaald door de rechtbank op basis van het specifieke geval. De meeste lidstaten rapporteerden een onder- en/of bovengrens voor de sanctie (indien van toepassing), met een minimum van enkele tientallen euro's tot maar liefst 50 000 EUR en een maximum van 100 EUR tot 16 miljoen EUR. Negen lidstaten (BE, CY, DK, EE, FR, IE, LU, NO, SE) rapporteerden ook gevangenisstraffen van drie maanden tot tien jaar als een van de mogelijke sancties.

Elf lidstaten hebben het bestaan van deze laatstgenoemde categorie sancties tijdens de verslagperiode 2015 bevestigd. Er zijn geen gevangenisstraffen gemeld, maar 35 installaties en 5 vliegtuigexploitanten ontvingen in totaal 13 356 036 EUR aan boetes, hoewel EUR 12 327 070 EUR daarvan toe te schrijven viel aan een enkele installatie (in IT) die zonder vergunning geëxploiteerd werd. De meest voorkomende overtreding is gerapporteerd als het niet indienen van het geverifieerde jaarlijkse emissieverslag binnen de gestelde termijn (11 gevallen), gevolgd door het niet naleven van het goedkeurde monitoringplan/MRR (6 gevallen), het niet melden van capaciteitswijzigingen (5 gevallen) en het niet naleven van de vergunningsvoorwaarden (4 gevallen). In andere gevallen ging het om het niet indienen van een verbeteringsverslag, het niet melden van wijzigingen in het monitoringplan, het niet inleveren van een voldoende aantal emissierechten voor 30 april en het niet hebben van een monitoringplan.

Het "Compliance Forum" (forum inzake de naleving) van het EU-ETS blijft een doeltreffend mechanisme voor het delen van informatie inzake monitoring, rapportage en verificatie tussen lidstaten en bevoegde instanties en voor het vaststellen van de beste praktijken voor een doeltreffende tenuitvoerlegging. Een jaarlijks congres inzake de naleving is voor het laatst in november 2016 gehouden. Dit helpt de activiteiten van het "Compliance Forum" bekendheid te geven, met name de activiteiten van zijn vijf taakgroepen: monitoring en rapportage, accreditatie en verificatie, luchtvaart, elektronische rapportage en koolstofafvang en -opslag. Informatie over de vergaderingen en de lopende werkzaamheden van de taakgroepen wordt doorlopend ter beschikking gesteld van alle bevoegde EU-ETS-instanties via een gedeelde website.

De werkgroep van registeradministrateurs is een samenwerkingsforum tussen de lidstaten en de Commissie als centrale administrateur. Deze werkgroep houdt zich bezig met aspecten en procedures met betrekking tot de werking van het EU-register en de tenuitvoerlegging van de registerverordening.


9. CONCLUSIES EN VOORUITBLIK


Het EU-ETS heeft in 2015 gezorgd voor een verdere afname van emissies binnen de EU en is daarmee als instrument het vlaggenschip om klimaatverandering aan te pakken en een effectief instrument om op een kosteneffectieve wijze emissies terug te dringen. De afname van de emissies van broeikasgassen door installaties die deelnemen aan het systeem met rond de 0,4% bevestigt de afnemende trend van de afgelopen vijf jaar.

Daarnaast is 2015 het eerste jaar waarin het overschot aan emissierechten dat zich sinds 2009 in het systeem heeft opgehoopt - vooral vanwege de diepgaande en aanhoudende economische recessie die emissies meer verminderde dan verwacht - een wezenlijke afname vertoonde. Dit is het gevolg van de invoering van de korte-termijnmaatregel tegen de toenemende onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod, het zogenaamde "backloading", dat het veilen van 300 miljoen emissierechten van 2015 naar 2019-2020 uitstelde, gecombineerd met stabiele emissies. Het effect hiervan zal worden aangevuld met de marktstabiliteitsreserve die in werking zal treden met ingang van januari 2019.

Voorts heeft het derde jaar van de derde handelsperiode verder aangetoond dat het EU-ETS een robuuste architectuur kent. Het systeem biedt sinds 2005 een prijssignaal aan elektriciteitscentrales en andere installaties, om onderzoek en ontwikkeling te stimulerenen te investeren in schone, koolstofarme technologieën.

Er zijn herziene regels voorgesteld voor de vierde handelsperiode (2021-2030); onder deze regels zal het EU-ETS een kosteneffectieve drijfveer blijven voor koolstofarme investeringen voor de komende jaren. Een sterkere, beter functionerende Europese koolstofmarkt maakt het mogelijk om een grote bijdrage te leveren aan de overgang naar een koolstofarme Europese economie met een hogere mate van energiezekerheid. Het zal ook bijdragen aan de overgang naar een koolstofarme wereld die reeds gaande is en vaart begint op te bouwen na de aanname van het eerste universele akkoord inzake klimaatverandering in december van vorig jaar in Parijs. 

De Commissie zal de koolstofmarkt blijven opvolgen en eind 2017 het volgende verslag bekendmaken.


(1)

COM (2015) 337, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52015PC0337


(2)

  http://ec.europa.eu/clima/news/articles/news_2016072001_en.htm

(3)

COM(2016) 482 final, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52016PC0482

(4)

COM(2012) 652 final, http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/reform/docs/com_2012_652_nl.pdf

(5)

COM(2015) 576 – BIJLAGE 1, http://ec.europa.eu/clima/policies/strategies/progress/docs/com_2015_576_annex_1_cover_nl.pdf

(6)

Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(7)

 Voor de artikel 21-verslagen wordt met "lidstaten" de 28 EU-lidstaten en de EER-landen (IJsland, Noorwegen en Liechtenstein) bedoeld.

(8)

De emissies uit biobrandstof die in de artikel 21-verslagen genoemd zijn, komen overeen met 0,001% van de totale emissies van de desbetreffende luchtvaartmaatschappij.

(9)

Zie Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake het monitoren en rapporteren van de emissies van broeikasgassen op basis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europese Parlement en van de Raad, PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30, waarbij installaties van categorie C meer dan 500 000 ton CO2e per jaar uitstoten, installaties van categorie B tussen de 500 000 en 50 000 ton CO2e per jaar en installaties van categorie A minder dan 50 000 ton CO2e per jaar. De "installaties met geringe emissies" vormen een deelverzameling van de installaties van categorie A die minder dan 25 000 ton CO2e per jaar uitstoten.

(10)

Italië laat nog altijd gegevens weg omtrent het aantal installaties met geringe emissies.

(11)

Verordening (EU) nr. 601/2012 (zie voetnoot 8).

(12)

  http://unfccc.int/resource/docs/2015/cmp11/eng/08a01.pdf

(13)

  http://ec.europa.eu/clima/publications/docs/ets_handbook_en.pdf


(14)

Deze cijfers zijn gebaseerd op kennisgevingen tot juli 2016 en kunnen later, als gevolg van nieuwe kennisgevingen door de lidstaten, nog sterk wijzigen.

(15)

Oorspronkelijk aantal, incl. de uiteindelijk niet-toegewezen rechten als vermeld onderaan in de tabel.

(16)

Gevoegde zaken C-191/14, C-192/14, C-295/14, C-389/14 en C-391/14 tot en met C-393/14.

(17)

Zoals bepaald in het Besluit 2010/670/EU van de Commissie (NER300-besluit), moeten de projecten die zijn toegewezen onder de eerste oproep in 2012 een definitief investeringsbesluit nemen tegen het einde van 2016, terwijl dit voor projecten die onder de tweede oproep zijn toegewezen voor eind juni 2018 voorzien wordt.

(18)

 Er werden in 2012 vooruitgeschoven veilingen van emissierechten van de derde handelsperiode gehouden naar aanleiding van de algemeen toegepaste handelspraktijk in de elektriciteitssector, met name het verkopen van stroom op basis van forwards en het aankopen van de vereiste inputs (met inbegrip van emissierechten) bij de verkoop van de output.

(19)

Deze verslagen kunnen worden geraadpleegd op de specifieke website van de Commissie, waarop ook andere informatie over de veilingen te vinden is: http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/auctioning/documentation_en.htm

(20)

Zie daarvoor artikel 10, lid 3, van de EU-ETS-richtlijn.

(21)

  http://ec.europa.eu/clima/consultations/articles/0028_en.htm  

(22)

Besluit nr. 1359/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter verduidelijking van de bepalingen inzake de tijdstippen van de veilingen van broeikasgasemissierechten, PB L 343 van 19.12.2013, blz. 1.

(23)

Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG, PB L 264 van 9.10.2015, blz. 1.


(24)

Deze cijfers voor 2013-2015 zijn gebaseerd zijn op de meest recente gegevens voor deze jaren, die te vinden zijn in het EU-transactielogboek (EUTL). Dit impliceert dat zij recente gegevens over 2013, 2014 en 2015 kunnen bevatten.

(25)

Gegevens van september 2015.

(26)

Speciaal verslag inzake de integriteit en uitvoering van de EU-ETS, http://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR15_06/SR15_06_EN.pdf .

(27)

Op emissierechten is btw van toepassing, aangezien ze als een belastbare dienst worden beschouwd.

(28)

De verleggingsregeling zorgt ervoor dat niet de verkoper, maar de koper van een goed of dienst moet betalen voor de btw-transactie en vormt een doeltreffende voorzorgsmaatregel tegen btw-fraude.

(29)

Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 181 van 12.7.2012, blz. 1.

(30)

Artikel 26 van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie.

(31)

Lijst van de EA met ingangen naar NAO's die verificateurs voor de EU-ETS accrediteren: http://www.european-accreditation.org/information/national-accreditation-bodies-having-been-successfully-peer-evaluated-by-ea