Bijlagen bij COM(2017)259 - Toepassing van Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I, deel B).

3. Omzetting en uitvoering

Overeenkomstig artikel 28 van de richtlijn moesten de lidstaten uiterlijk op 13 december 2013 de nationale omzettingsmaatregelen vaststellen en bekendmaken en die maatregelen met ingang van 13 juni 2014 toepassen.

De Commissie heeft van oktober 2012 tot april 2014 vijf omzettingsworkshops georganiseerd om de lidstaten daarbij te helpen 8 . Desondanks waren zeventien lidstaten 9 te laat klaar met de omzetting en werd de richtlijn pas vanaf eind 2014 in alle 28 lidstaten toegepast.

De lidstaten hebben verschillende omzettingstechnieken toegepast: sommige hebben de richtlijn omgezet door deze op te nemen in bestaande wetten (bijvoorbeeld het burgerlijk wetboek), andere hebben nieuwe wetgeving vastgesteld met een vrijwel letterlijke omzetting van de richtlijn en weer andere hebben voor een combinatie van deze twee methoden gekozen.

De Commissie heeft een uitgebreid onderzoek verricht naar de omzetting van de richtlijn consumentenrechten in alle lidstaten. Naar aanleiding daarvan zijn met de betrokken nationale autoriteiten 21 bilaterale gestructureerde dialogen gestart in het kader van EU-Pilot. Uit het onderzoek is gebleken dat de meeste lidstaten in eerste instantie bepaalde definities en belangrijke termen van de richtlijn niet in hun nationale wetgeving hadden omgezet. Hoewel de betrokken lidstaten aanzienlijke wijzigingen in hun omzettingswetgeving hebben aangebracht of voorgesteld om deze problemen aan te pakken en de wetgeving met de richtlijn in overeenstemming te brengen, zet de Commissie de bilaterale dialoog met de meeste lidstaten voort met het oog op volledige conformiteit. Gebrekkige of onjuiste omzetting is zeker van invloed geweest op de mate waarin de doelstellingen van de richtlijn zijn bereikt, maar de Europese Commissie beschikt momenteel over te weinig gegevens over de concrete gevolgen van de verlate en/of onjuiste omzetting, aangezien alle bedoelde EU-Pilotdossiers op één na ambtshalve zijn geopend en niet naar aanleiding van een klacht.

Na overleg met de autoriteiten van de lidstaten die met de omzetting en handhaving van de richtlijn belast zijn en met belanghebbenden van het bedrijfsleven en consumentenorganisaties hebben de diensten van de Commissie in juni 2014 een leidraad betreffende de richtlijn consumentenrechten 10 uitgegeven (hierna de „leidraad consumentenrechten” genoemd). De leidraad consumentenrechten licht de belangrijkste begrippen en bepalingen van de richtlijn toe en biedt de nationale autoriteiten en rechters daarmee een helpende hand bij de uniforme en consequente toepassing van de richtlijn. De leidraad bevat tevens praktische voorbeelden ter illustratie van de juiste werking ervan.

De Commissie heeft in 2015 de coördinatie verzorgd van een „sweep” 11 , die 26 lidstaten en Noorwegen en IJsland hebben uitgevoerd om te verifiëren of handelaren zich bij de onlineverkoop van hun producten houden aan de regels van de richtlijn inzake precontractuele informatie 12 . Vóór de sweep voldeed slechts 37% aan de regels; erna bleek 88% van de websites in orde.

Tussen voorjaar 2014 en voorjaar 2016 heeft de Commissie een voorlichtingscampagne over consumentenrechten georganiseerd om handelaren en consumenten beter bekend te maken met de consumentenrechten die in de EU gelden. Die rechten zijn vastgelegd in een aantal EU-richtlijnen over consumentenrechten; het herroepingsrecht is bijvoorbeeld in de richtlijn consumentenrechten opgenomen 13 .

4. Belangrijkste resultaten van de evaluatie

4.1.Effectiviteit

Uit het onderzoek van de nationale wetgeving in de lidstaten voorafgaand aan de uitvoering van de richtlijn is gebleken dat de voorschriften inzake de bescherming van de consument bij overeenkomsten tussen handelaren en consumenten aanzienlijk uiteenlopen. Met uitzondering van de beperkte gebieden waarop de lidstaten nog zelf regelgevingskeuzes kunnen maken, zijn die verschillen tussen de lidstaten door de richtlijn consumentenrechten grotendeels verdwenen, wat tot de rechtszekerheid voor handelaren en consumenten bijdraagt, met name in grensoverschrijdende situaties.

De vergelijkende analyse van de situatie op wetgevingsgebied in alle lidstaten voor en na de omzetting van de richtlijn heeft ook uitgewezen dat de consument in de meeste, zo niet alle lidstaten beter wordt beschermd. Overeenkomstig de doelstellingen van de richtlijn zal dit de consumenten waarschijnlijk meer vertrouwen geven in hun binnenlandse en grensoverschrijdende aankopen, met name online. Uit gegevens van Eurostat blijkt dat het aantal grensoverschrijdende onlineaankopen tussen 2012 en 2016 is gestegen 14 . Wat het vertrouwen en de mondigheid van de consument betreft, blijkt uit de beschikbare gegevens van de Eurobarometerenquête dat 76% van de consumenten in 2016 vond dat detailhandelaren en dienstverleners zich over het algemeen houden aan de regels van het consumentenrecht. Dat is 14 procentpunten meer dan in 2006.

Uit de evaluatie is echter ook gebleken dat enkele factoren de doeltreffendheid van de richtlijn consumentenrechten verminderen. Deze factoren zijn onder meer:

·consumenten en handelaren zijn onvoldoende bekend met de bepalingen van de richtlijn;

·sommige bepalingen zijn moeilijk te interpreteren, zoals de definitie van „basistarief” (artikel 21) 15 , de betekenis van „buiten” een „verkoopruimte” bij een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst (artikel 2, punt 8), het onderscheid tussen een overeenkomst voor digitale inhoud en een overeenkomst voor een betaalde onlinedienst, het moment waarop de herroepingstermijn van veertien dagen begint te lopen bij overeenkomsten die elementen van zowel verkoopovereenkomsten als dienstenovereenkomsten omvatten (artikel 9) en de berekening van de waardevermindering van goederen wanneer de consument gebruikmaakt van zijn herroepingsrecht nadat hij de goederen langer heeft gebruikt dan nodig was om de aard, de kenmerken en de werking ervan vast te stellen (artikel 14, lid 2);

·gebrekkige naleving door handelaren; en

·problemen in verband met de handhaving, met name indien de nationale handhavingspraktijk laks is, en verschillen in de wijze waarop de regels worden gehandhaafd.

·Ook de uiteenlopende zwaarte van de sancties die de lidstaten bij inbreuken op de richtlijn opleggen, kan problematisch zijn, want de maximumsanctie lijkt in verschillende lidstaten onvoldoende „doeltreffend, evenredig en afschrikkend” (artikel 24) voor handelaren, ongeacht de omvang van hun bedrijf.

4.2.Efficiëntie

Er is nog geen duidelijk beeld van het totaaleffect van de richtlijn op de kosten voor het bedrijfsleven, aangezien er nog geen kwantitatieve ramingen van de kosten en de voordelen van de uitvoering ervan konden worden vastgesteld. Met name konden de belanghebbenden die bij de evaluatie zijn geraadpleegd geen kwantitatieve raming verstrekken van het effect van de richtlijn en geen rechtstreeks causaal verband vaststellen tussen de stijging van de verkoop en de vankrachtwording van de richtlijn. Er zijn bovendien slechts weinig gegevens over de werkelijke kosten en voordelen, omdat de richtlijn pas kortgeleden is omgezet. Bij de analyse is daarom van kwalitatieve informatie uitgegaan. Door de beperkte beschikbaarheid van gegevens konden geen definitieve conclusies worden getrokken over de hoogte van de kosten die bedrijven moeten maken om aan de richtlijn te voldoen. De onderzochte bedrijven waren terughoudend met de verstrekking van financiële ramingen van die kosten en er waren slechts weinig monetaire gegevens beschikbaar. Wat kwalitatieve beoordelingen betreft, zijn wel enkele specifieke lasten gemeld, met name voor het midden- en kleinbedrijf. Deze lasten betroffen met name de precontractuele informatieverplichtingen, met name als de informatieverplichtingen elkaar overlappen, en het herroepingsrecht. Belanghebbenden meldden onder andere dat zij verlies hadden geleden wanneer teruggestuurde goederen meer waren gebruikt dan noodzakelijk was om de aard, de kenmerken en de werking ervan vast te stellen; zij ondervonden namelijk problemen bij het beoordelen van de waardevermindering van de goederen en het opnieuw verkopen ervan. Handelaren hebben ook hun bezorgdheid geuit over het feit dat zij de consument moeten terugbetalen zodra deze heeft aangetoond de goederen te hebben teruggestuurd, ook indien zij de teruggestuurde goederen nog niet hebben kunnen inspecteren.

4.3.Samenhang met andere EU-wetgeving

Wat de samenhang met andere EU-wetgeving betreft, heeft de richtlijn geen grote problemen opgeleverd. Niettemin zijn er specifieke interacties tussen de richtlijn en andere wetgeving op het gebied van consumenten en marketing, andere horizontale en sectorspecifieke wetgeving (met name de richtlijn elektronische handel en de dienstenrichtlijn) en nieuwe voorstellen, die verder zouden kunnen worden gestroomlijnd en verhelderd. Bepaalde informatieverplichtingen in het kader van de „uitnodiging tot aankoop” (artikel 7, lid 4, van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken) overlappen bijvoorbeeld met de verplichtingen inzake precontractuele informatie in de richtlijn consumentenrechten; dit zou kunnen worden gecorrigeerd door aanpassing van de wetgeving naar aanleiding van de geschiktheidscontrole en de evaluatie van de richtlijn consumentenrechten. Bij eventuele wijziging van de bepalingen van de richtlijn consumentenrechten op het gebied van digitale inhoud zou ook rekening moeten worden gehouden met het resultaat van de onderhandelingen over de voorgestelde richtlijn betreffende de levering van digitale inhoud (zie ook punt 5).

4.4.Relevantie

De conclusie van de evaluatie is dat de doelstellingen van de richtlijn vandaag nog even relevant zijn als toen de richtlijn werd voorgesteld. Nog steeds zeer relevant – met name in het kader van het beleid inzake de digitale eengemaakte markt – zijn de doelstellingen dat de consument een hoog beschermingsniveau geniet en dat gelijke marktvoorwaarden gelden voor alle bedrijven die onlineovereenkomsten aangaan met consumenten. De bepalingen over op afstand gesloten overeenkomsten zullen in de toekomst waarschijnlijk nog relevanter worden, nu consumenten hun aankopen steeds vaker online doen.

De bepalingen van de richtlijn over informatieverplichtingen blijken nog steeds relevant, met uitzondering van de in artikel 6, lid 1, onder c), opgenomen verplichting voor de handelaar om zijn faxnummer en e-mailadres te verstrekken, aangezien de consument ook met andere, modernere communicatiemiddelen (zoals webformulieren) efficiënt met de handelaar contact kan opnemen en dat op een duurzame gegevensdrager kan vastleggen. Volgens de evaluatie zou tevens kunnen worden onderzocht hoe de presentatie van de precontractuele informatie en de standaardvoorwaarden kan worden vereenvoudigd. Gezien het groeiende belang van onlineplatforms dringen met name consumentenorganisaties en sommige beroepsorganisaties sterk aan op invoering van specifieke transparantievereisten voor onlinemarktplaatsen. Het is de bedoeling dat consumenten worden geïnformeerd over de identiteit en de hoedanigheid („handelaar” of „consument”) van de leverancier, over de verschillende niveaus van consumentenbescherming die gelden voor een overeenkomst met een handelaar en een overeenkomst met een andere consument, en over de standaardrangschikkingscriteria bij aanbiedingen.

4.5.EU-meerwaarde

Een aanpak op EU-niveau is nog steeds het meest geschikt, en zal met grotere waarschijnlijkheid de doelstellingen van de richtlijn verwezenlijken dan een nationale aanpak. Door de harmoniserende aanpak heeft de richtlijn de verschillen tussen de lidstaten op regelgevingsgebied consequent verminderd, wat heeft bijgedragen tot versterking van het vertrouwen van de consument in grensoverschrijdende aankopen en verlaging van de nalevingskosten voor internationaal verkopende handelaren. Dat is gebleken uit de raadpleging van de belanghebbenden in het kader van de evaluatie. Harmonisatie van de regels is ook nodig voor doeltreffende grensoverschrijdende handhavingsmaatregelen.

5. Regels voor digitale inhoud

Door middel van de richtlijn zijn voor het eerst in het consumenten- en marketingrecht van de EU specifieke precontractuele informatieverplichtingen voor digitale inhoud vastgelegd, alsmede regels voor de herroeping van overeenkomsten betreffende digitale inhoud die niet op een materiële drager wordt geleverd. Deze bepalingen zijn met name relevant voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie inzake de digitale eengemaakte markt.

Digitale inhoud wordt gedefinieerd als „gegevens die in digitale vorm geproduceerd en geleverd worden” (artikel 2, punt 11, van de richtlijn consumentenrechten). Wat betreft de toepasselijkheid van de richtlijn consumentenrechten ten aanzien van digitale inhoud wordt in de leidraad consumentenrechten van juni 2014 gesteld dat

„de richtlijn, gezien het onderscheid dat in overweging 19 wordt gemaakt, ook van toepassing [is] op overeenkomsten voor digitale online-inhoud als de overeenkomst niet gepaard met gaat de betaling van een prijs door de consument” 16 .

Hoewel de leidraad consumentenrechten in samenwerking met de lidstaten en de belanghebbenden is opgesteld, zijn sommige betrokkenen van mening dat het niet absoluut duidelijk is of de richtlijn van toepassing is op „gratis” digitale inhoud. De Commissie bevestigt de interpretatie die in de leidraad consumentenrechten wordt gegeven, maar niettemin kan het in de praktijk moeilijk zijn om onderscheid te maken tussen overeenkomsten voor digitale inhoud en overeenkomsten voor onlinediensten, die voornamelijk zijn gericht op de levering van een dienst en niet op de levering van de digitale inhoud zelf; overeenkomsten voor onlinediensten vallen slechts onder de richtlijn als „dienstenovereenkomst” indien voor de diensten een prijs wordt betaald.

In beginsel zijn alle bepalingen van de richtlijn consumentenrechten ook van toepassing op overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud. Er zijn bovendien diverse bepalingen met specifieke vereisten op het gebied van digitale inhoud:

·verplichtingen inzake precontractuele informatie over functionaliteit en interoperabiliteit (artikel 5, lid 1, onder g) en h), en artikel 6, lid 1, onder r) en s));

·herroepingsrecht — begin van de herroepingstermijn en verplichte verstrekking van informatie over het verlies van het herroepingsrecht bij downloaden (artikel 9, lid 2, onder c), en artikel 14, lid 4, onder b));

·uitzonderingen op het herroepingsrecht (artikel 16, onder m)).

Digitale inhoud is een belangrijk gebied waarvoor nog steeds geldt dat de consument zich minder goed beschermd acht dan bij verkoop- en dienstenovereenkomsten. De bevindingen van de evaluatie lijken erop te wijzen dat de geringe effectiviteit van de bepalingen inzake digitale inhoud te wijten is aan de geringe bekendheid ermee bij zowel handelaren als consumenten, slechte naleving door de handelaren en gebrekkige handhaving door de nationale overheden. Handelaren hebben anekdotisch ook gewezen op bepaalde problemen in verband met de praktische uitvoering en interpretatie van deze bepalingen, met name de verplichting om precontractuele informatie over het herroepingsrecht te verstrekken. Het minst bekend bleken volgens de gegevens de precontractuele informatieverplichtingen en herroepingsregels voor digitale inhoud. De evaluatie heeft uitgewezen dat de regels voor digitale inhoud slecht worden nageleefd, en met name dat de handelaren de consumenten er meestal niet op wijzen wanneer zij hun herroepingsrecht verliezen.

Ook bleek dat sommige bepalingen van de richtlijn over digitale inhoud wellicht zouden moeten worden heroverwogen om beter in te spelen op de huidige behoeften in de EU. Met name is het zo dat de richtlijn consumentenrechten momenteel niet van toepassing is op „gratis” onlinediensten. Dergelijke diensten zijn onder meer cloudopslag en webmail, waarbij de voornaamste contractuele verplichting van de handelaar niet de levering van digitale inhoud is, maar de verlening van een dienst die het mogelijk maakt door de consument geproduceerde inhoud aan te maken, te verwerken, op te slaan of te delen. In aansluiting op de besprekingen die de Raad in het kader van de JBZ-Raad van juni 2016 heeft gevoerd over het voorstel voor een richtlijn betreffende overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud, verzochten de ministers de Commissie uitdrukkelijk „om in haar verslag over de toepassing van de [richtlijn consumentenrechten] een evaluatie van de toepassing van de [richtlijn consumentenrechten] op te nemen, en in het bijzonder van de daarin vervatte vereisten inzake precontractuele informatie, bij alle soorten contracten voor de levering van digitale inhoud waarvoor [het voorstel van december 2015 voor] de richtlijn inzake digitale inhoud geldt, om te helpen bij het beoordelen in hoeverre de twee instrumenten (met name de definities die daarin worden gebruikt) moeten worden aangepast om een grotere samenhang te krijgen”.

Om te waarborgen dat de richtlijn geheel relevant blijft en aan de uitdagingen van vandaag kan beantwoorden, dient het toepassingsgebied van de richtlijn volgens de Commissie dan ook te worden uitgebreid tot „gratis” digitale diensten, waarbij er voor zover nodig op moet worden toegezien dat de richtlijn digitale diensten en digitale inhoud gelijk behandelt.

6. Conclusies en volgende stappen

De Commissie zal naar aanleiding van de bevindingen van de evaluatie het volgende ondernemen:

·consumenten en handelaren beter bekend maken met hun rechten en verplichtingen. De Commissie heeft daarom in december 2016 een proefproject gestart om voor het midden- en kleinbedrijf opleidingen te organiseren over het consumenten- en marketingrecht van de EU. Dit proefproject moet de bekendheid van de handelaren met hun verplichtingen en de overeenkomstige rechten van de consument aanzienlijk vergroten;

·overwegen in een nieuwe leidraad aandacht te besteden aan de bepalingen die volgens de evaluatie onvoldoende duidelijk zijn;

·in het kader van de onlangs gestarte zelfreguleringsronde in de REFIT-stakeholdersgroep aansturen op een multistakeholderovereenkomst over belangrijke beginselen voor een betere presentatie van de precontractuele informatie overeenkomstig de richtlijn en de standaardvoorwaarden. Deze activiteit laat uiteraard verder wetgevend optreden onverlet, met name indien de zelfreguleringsaanpak onbevredigend blijkt;

·afhankelijk van de uitkomst van de effectbeoordeling nader onderzoek doen naar mogelijke gerichte wijzigingen van de richtlijn met het oog op:

Øuitbreiding van het toepassingsgebied tot overeenkomsten voor „gratis” digitale diensten, waardoor de verplichtingen inzake precontractuele informatie en het herroepingsrecht voor alle digitale diensten zouden gelden. De wijziging zou moeten verduidelijken dat de richtlijn ook van toepassing is op overeenkomsten betreffende de levering van digitale inhoud die wordt geleverd zonder dat daarvoor wordt betaald;

Øvereenvoudiging van enkele van de bestaande informatieverplichtingen, met name om deze meer in overeenstemming te brengen met de technologische en marktontwikkelingen, bijvoorbeeld door toe te staan dat handelaren voor het contact met de consument modernere communicatiemiddelen gebruiken, mits die middelen het voor de consument mogelijk maken op efficiënte wijze contact op te nemen met de handelaar en dat op een duurzame gegevensdrager vast te leggen;

Øverlichting van de regeldruk voor de handelaren (met name in het midden- en kleinbedrijf), die sommige belanghebbenden onevenredig achten. Dit betreft de bepalingen over het herroepingsrecht voor goederen die de consument langer heeft gebruikt dan nodig was om de aard, de kenmerken en de werking ervan vast te stellen, en de verplichting tot terugbetaling voordat de handelaar de teruggestuurde goederen heeft ontvangen.

Øverbetering van de transparantie van de informatie die onlinemarktplaatsen aan consumenten verstrekken over de identiteit en de hoedanigheid („handelaar” of „consument”) van de leverancier, over de verschillende niveaus van consumentenbescherming die gelden voor een overeenkomst met een handelaar en een overeenkomst met een andere consument, en over de standaardrangschikkingscriteria bij aanbiedingen, en vaststelling van de consequenties van niet-naleving van de transparantievereisten;

·intensivering van de handhaving van de richtlijn in alle lidstaten, onder meer door middel van gemeenschappelijke activiteiten in het kader van de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming.

(1)

PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64.

(2)

Uitgevoerd door een consortium onder leiding van Risk & Policy Analysts Ltd, eindverslag verkrijgbaar op http://ec.europa.eu/newsroom/just/item-detail.cfm?item_id=59332 .

(3)

Informatief rapport van het EESC: Richtlijn consumentenrechten (evaluatie) http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.int-opinions.39555

(4)

Uitgevoerd door de externe consultant die de studie heeft verricht (een online-enquête en gesprekken met consumenten, handelaren, nationale consumenten- en beroepsorganisaties, handhavingsautoriteiten, ministeries, Europese consumentencentra); online openbare raadpleging (mei–september 2016); vergaderingen van de adviesgroep van belanghebbenden in verband met de geschiktheidscontrole en van bestaande netwerken zoals de Europese consumentenadviesgroep en het netwerk consumentenbeleid; besprekingen in het kader van de Europese consumententop 2016.

(5)

Analyse van klachtengegevens, resultaten van de „sweep” van de richtlijn (door de Commissie gecoördineerde screeningmaatregelen van de nationale autoriteiten, zie voetnoot 11), „mystery shopping” en gedragsexperimenten, bevindingen van de verkennende studie naar consumentenproblemen in de deeleconomie.

(6)

Het eindverslag is beschikbaar op http://ec.europa.eu/newsroom/just/item-detail.cfm?item_id=59332 .

(7)

Zie voor uitvoeriger informatie de tabellen op http://ec.europa.eu/justice/consumer-marketing/files/overview_regulatory_choices.pdf .

(8)

De workshops vonden plaats op 5 oktober 2012, 8 maart 2013, 19 september 2013, 11 december 2013 en 11 april 2014.

(9)

De volgende lidstaten hebben de richtlijn te laat omgezet: AT, BE, BG, FI, HR, HU, ES, FR, IT, LV, LU, NL, PL, PT, RO, SK, SL.

(10)

DG JUSTITIE – Leidraad betreffende Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten, beschikbaar op http://ec.europa.eu/consumers/consumer_rights/rights-contracts/directive/index_en.htm .

(11)

Bij een „EU-sweep” worden in de hele EU websites gescreend. Dat houdt in dat tegelijkertijd gecoördineerde controles worden verricht om inbreuken op de consumentenwetgeving op te sporen en vervolgens handhavingsmaatregelen te nemen. Zie ook: http://ec.europa.eu/consumers/enforcement/sweeps/index_en.htm . Zie voor nadere informatie over de sweep van 2015 op het gebied van consumentenrechten: http://ec.europa.eu/consumers/enforcement/sweeps/directive/index_en.htm .

(12)

  http://ec.europa.eu/consumers/enforcement/sweeps/directive/index_en.htm .

(13)

  http://ec.europa.eu/justice/newsroom/consumer-marketing/events/140317_en.htm .

(14)

  http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/E-commerce_statistics_for_individuals (figuur 8).

(15)

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 2 maart 2017 in zaak C568/15, Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs Frankfurt am Main eV / comtech GmbH, geoordeeld dat „[h]et begrip „basistarief”, als bedoeld in artikel 21 van richtlijn 2011/83/EU […] aldus [moet] worden uitgelegd dat de kosten van een oproep over een gesloten overeenkomst naar een door een handelaar opengestelde servicelijn niet meer mogen bedragen dan de kosten van een oproep naar een gewoon vast geografisch of mobiel nummer. Voor zover deze limiet in acht wordt genomen, is het irrelevant of de betrokken handelaar winst haalt uit deze servicelijn”.

(16)

Blz. 73 van de leidraad.