Bijlagen bij COM(2017)404 - Samenvatting van de jaarverslagen over de uitvoering van operationele programma's die in 2015 zijn medegefinancierd door het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage.

Om rekening te houden met het tijdsverloop tussen tenuitvoerlegging en verslaglegging, bevat dit verslag ook informatie over ontwikkelingen na 2015, indien die informatie beschikbaar is.

II. Algemene ontwikkelingen

De programmering van FEAD-middelen werd in 2015 afgerond, met de goedkeuring van de laatste drie resterende programma's (DE, SE, UK) door de Commissie begin 2015. Twee lidstaten dienden ook de eerste verzoeken om wijzigingen in. RO stelde voor om zijn programma te wijzigen om de eindontvangers eenvoudiger te kunnen identificeren. CZ stelde voor om het toepassingsgebied van zijn programma te verruimen om de verstrekking van gratis maaltijden aan leerlingen te ondersteunen. In 2016 werden nog eens vier wijzigingsverzoeken ingediend.

In de loop van het jaar werden er vorderingen gemaakt met de ontwikkeling van het tweede rechtskader voor het FEAD. Tegen het eind van 2015 had de Commissie drie gedelegeerde en vijf uitvoeringshandelingen vastgesteld en gepubliceerd 6 , goed voor een voltooiingspercentage van 80 %. In november 2016 had zij alle uitvoerings- en gedelegeerde handelingen vastgesteld en gepubliceerd.

In 2015 kreeg de EU te maken met een enorme instroom van migranten, onder wie talrijke asielzoekers. Dat leidde tot heel wat bezorgdheid, onder meer over hoe zij de nodige materiële bijstand konden krijgen. Het directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie stelde een nota 7 op over de steun die uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het FEAD kan worden geboden aan asielzoekers. Of asielzoekers in aanmerking komen voor bijstand uit het FEAD is afhankelijk van hoe de lidstaten de begunstigden van het fonds zullen definiëren. De nota werd aan de lidstaten voorgelegd en met hen besproken tijdens een speciale vergadering op 25 september 2015.

In 2016 zette de Commissie een beslissende stap in de capaciteitsopbouw van de belanghebbenden van het FEAD, met de lancering van het FEAD-netwerk voor het uitwisselen van ervaringen en goede praktijken. Na de startconferentie in juni 2016, waar 200 belanghebbenden uit alle 28 lidstaten aan deelnamen, hadden aan het eind van het jaar al drie bijeenkomsten van het FEAD-netwerk plaatsgevonden. Tijdens die bijeenkomsten werd bijzondere aandacht geschonken aan de verschillende aspecten van het FEAD die moeten bijdragen aan de sociale inclusie van de meest behoeftigen. De deelnemers stelden casestudy's voor en vertelden over uitdagingen en oplossingen met betrekking tot vraagstukken van gezamenlijk belang bij de uitvoering van FEAD-programma's. Voor 2017 zijn vijf bijeenkomsten met de belanghebbenden gepland.

In 2016 startte de Commissie eveneens met de tussentijdse evaluatie van het FEAD om de verwezenlijkingen van de FEAD-programma's te beoordelen. In het kader van die evaluatie is een openbare raadpleging gestart, gericht op alle belanghebbenden van het FEAD en op het grote publiek. Het tussentijdse verslag zal klaar zijn in de zomer van 2017. De definitieve versie wordt uiterlijk op 31 december 2018 aan het Europees Parlement en de Raad voorgesteld.

Uit de eerste ervaringen met de tenuitvoerlegging van de programma's in het veld en de feedback van verschillende belanghebbenden blijkt dat de regels voor het FEAD voor verbetering vatbaar zijn. In september 2016 nam de Commissie een voorstel aan om het Financieel Reglement te herzien door middel van voorgestelde wijzigingen op een reeks sectorale wetshandelingen 8 . Het voorstel omvat meerdere wijzigingen van Verordening (EU) nr. 223/2014 die het beheer van het fonds verder moeten vereenvoudigen.


III. Uitvoeringsniveau van de operationele programma's

Financiële uitvoering

De financiële uitvoering van de FEAD-programma's werd in 2015 in een stroomversnelling gebracht. Er werd 419,3 miljoen EUR vrijgemaakt voor FEAD-acties in 21 lidstaten, in vergelijking met 333,5 miljoen EUR in 2014. Daarmee komen de totale betalingsverplichtingen voor 2014-2015 op 725,7 miljoen EUR, ofwel 17 % van de totale middelen voor programma's (medefinanciering door de EU en de nationale overheden). Die versnelling was nog duidelijker merkbaar bij de betalingen aan begunstigden: In 2015 werd 388 miljoen EUR uitbetaald, vier keer zoveel als de 96,3 miljoen EUR in 2014. De meeste betalingen gingen naar acties met betrekking tot voedselhulp (97,7 %).

In 2015 werden voor het eerst betalingsverzoeken ingediend bij de Commissie. Drie lidstaten (EE, FR en LV) gaven 46,3 miljoen EUR aan subsidiabele overheidsuitgaven aan. Op 31 december 2016 had de Commissie betalingen gedaan ten belopen van 732,3 miljoen EUR, waarvan 312,8 miljoen EUR aan tussentijdse betalingen.

Fysieke uitvoering (OP I)

De versnelde financiële uitvoering in 2015 was het resultaat van verdere vooruitgang in de fysieke uitvoering van de FEAD-programma's. Tegen het einde van het jaar was er bijstand verstrekt in 16 van de 24 lidstaten in het kader van OP I. Er werd in het totaal 408 770 ton voedsel verstrekt in 2015, waarvan IT het grootste deel voor zijn rekening nam, met 21,4 %. Vijf landen (ES, FR, IT, PL, RO) verstrekten meer dan 93 % van de totale hoeveelheid voedselhulp. In 14 lidstaten werd voedsel verstrekt in de vorm van pakketten.

Het aantal landen dat maaltijden verstrekte, steeg van twee in 2014 naar zeven in 2015 (BE, BG, ES, FI, IT, LV, PL). Er wordt geraamd dat het FEAD in 2015 minstens ten dele heeft bijgedragen aan de verstrekking van 47 miljoen maaltijden.

Zuivelproducten namen het grootste deel van de totale hoeveelheid verstrekte voedselhulp voor hun rekening, met meer dan de helft van de totale hoeveelheid, gevolgd door zetmeelhoudende producten. Fruit en groenten zijn met net iets meer dan 10 % van de totale hoeveelheid goed voor het derde grootste aandeel. De Commissie zou graag een gestage toename van de verstrekte hoeveelheid fruit en groenten zien, aangezien dat de beste garantie is om gezonde voeding te promoten bij lagere sociaaleconomische klassen.

Voorbeeld: Voedingsproducten verstrekt in FR

Diepgevroren boter, zonnebloemolie, verse boter; meel, couscous, pasta (macaroni), langkorrelige rijst; halfvolle melk, gecondenseerde melk, suiker, suikerklontjes; bonen, doperwten/wortelen, aardappelpureevlokken, linzen (gekookte uien, wortelen enz.), groentencassoulet, gepelde tomaten, ratatouille; couscous met kip, diepgevroren preitaart, magere vis en rijst op Provençaalse wijze, shepherd's pie; Emmentaler, smeltkaas; chocoladevla, caramelcake met roomtopping, rijstpudding, melkchocolade, chocoladekoekjes, appelmoes zonder toegevoegde suiker, perziken, lichte ananassiroop; rijst- en volkorenontbijtgranen, gemalen koffie, jam; diepgevroren kalkoenschnitzel, diepgevroren runderhamburgers, kippenpoten, diepgevroren magere visfilet, hele gestreepte tonijn in pekel, sardines in pekel.

Naast het voedsel dat werd aangekocht met FEAD-middelen, hielp het fonds in 2015 ook voedselverspilling verminderen door levensmiddelenschenkingen te financieren. In LU was 51 % van het verstrekte voedsel afkomstig van schenkingen, waarvoor het FEAD alleen de vervoers- en distributiekosten van de partnerorganisaties dekte. LU zette ook bewustmakingsactiviteiten op 9 om potentiële schenkers aan te moedigen om levensmiddelen te schenken.

In 2015 werd ook voor het eerst fundamentele materiële bijstand verstrekt in drie lidstaten. AT verstrekte schoolbenodigdheden aan 33 493 leerlingen uit kansarme gezinnen. LU combineerde de verlening van voedselhulp met de verstrekking van essentiële toiletartikelen, zoals shampoo en tandpasta, aan 9 243 mensen. Ook in LV werden soortgelijke toiletartikelen verdeeld, samen met andere artikelen, zoals wasmiddel en vaatwasmiddel, aan 25 675 eindontvangers.

Naar schatting hebben meer dan 14 miljoen mensen, waarvan 47,2 % (6,7 miljoen) vrouwen, in 2015 geprofiteerd van voedselhulp uit het FEAD. Kinderen van 15 jaar of jonger maakten naar schatting circa 30 % van de eindontvangers (4,1 miljoen mensen) uit, en 10 % van de eindontvangers (1,4 miljoen mensen) was 65 jaar of ouder. Onder de eindontvangers bevonden zich naar schatting 0,8 miljoen mensen met een handicap (5,5 %), bijna 2 miljoen migranten, mensen met een buitenlandse achtergrond (waaronder vluchtelingen) en minderheden (14 %), en 1,2 miljoen daklozen (8,5 %).

Bij de beoordeling van de geaggregeerde waarden voor de gemeenschappelijke indicatoren moet rekening worden gehouden met het feit dat de indicatoren voor het aantal mensen dat van FEAD OP I heeft geprofiteerd, zijn gebaseerd op ramingen van de partnerorganisaties, om de administratieve lasten voor die organisaties en voor de eindontvangers te beperken. De ramingen kunnen op steekproeven (bv. door het aantal ontvangers op bepaalde dagen of tijdens bepaalde weken van het jaar te tellen en te extrapoleren) of op andere methodes zijn gebaseerd. Het is mogelijk dat eindontvangers in sommige gevallen meer dan eens zijn meegeteld bij de vaststelling van de ramingen door de partnerorganisaties. Bovendien kunnen eindontvangers die voedselhulp hebben gekregen ook materiële bijstand hebben gekregen. Vanwege die aanpak moeten de gemelde waarden als een ruwe raming van het aantal deelnames worden gezien, en als een raming van het aantal individuele deelnemers aan FEAD-acties of het aantal keer dat FEAD-bijstand werd verleend aan kansarme mensen.

De eindbegunstigden variëren van lidstaat tot lidstaat, aangezien elk land een nationale definitie van de meest behoeftigen hanteert. Meestal wordt de doelgroep bepaald op basis van economische criteria, waarbij de nationale autoriteiten lijsten opstellen van de mensen die in aanmerking komen voor FEAD-hulp. In sommige landen zijn er andere, meer flexibele manieren om te bepalen of eindontvangers in aanmerking komen. In sommige gevallen kunnen de partnerorganisaties zelf "ter plaatse" bepalen of iemand al dan niet in aanmerking komt, op basis van de informatie die die persoon geeft over zijn situatie. Soms wordt hulp geboden aan daklozen op straat of in een sociale kantine, zonder dat de betrokkenen formeel moeten worden geïdentificeerd of om informatie moeten worden gevraagd. In dergelijke gevallen zijn de waarden die worden gemeld voor de FEAD-resultaatindicatoren slechts een raming van het aantal keer dat FEAD-bijstand werd verleend en niet van het werkelijke aantal kansarme mensen dat hulp kreeg.

Een belangrijk kenmerk van het FEAD is dat het verder wil gaan dan het verlenen van materiële bijstand door de sociale inclusie van de meest behoeftigen te bevorderen. Daarom werd bijstand verleend in combinatie met een reeks begeleidende maatregelen. De meest gebruikelijke maatregel blijft informatieverstrekking en doorverwijzing naar de bevoegde sociale diensten. De lidstaten melden ook vaak dat zij tips geven voor een evenwichtige voeding, kookworkshops organiseren over het voorkomen van voedselverspilling en advies verstrekken over het beheer van het huishoudbudget. In sommige gevallen worden ook psychologische hulp en bijstand geboden om moeilijkheden te overwinnen (LU, LV), evenals advies over de opvoeding van kinderen (LV), advies over manieren om met noodsituaties om te gaan (BG), bijstand om de sociale vaardigheden van de eindontvangers te verbeteren, gratis rechtsbijstand (SI), informatie over de beschikbare huisvesting en activiteiten om de geletterdheid te verbeteren (FR). In FI omvatten de begeleidende maatregelen ook verschillende acties om eindontvangers aan te zetten om meer te bewegen en er een gezonde levensstijl op na te houden en werden receptenboekjes verdeeld.

Begeleidende maatregelen maken een wezenlijk onderdeel uit van de tenuitvoerlegging van OP I, aangezien zij bedoeld zijn om de sociale inclusie van de eindontvangers te stimuleren. Het is verplicht om begeleidende maatregelen aan te bieden aan eindontvangers, maar de lidstaten kunnen zelf kiezen of ze die uit het FEAD financieren of niet. Uit de meldingen van 2015 blijkt dat de resultaten met betrekking tot de aanvaarding van de begeleidende maatregelen uiteenlopen. Hoewel de eindontvangers in sommige landen meer open lijken te staan voor dergelijke aanvullende activiteiten, is er in andere landen relatief weinig belangstelling voor. In sommige gevallen hebben de eindontvangers geen ervaring met de activiteiten rond sociale inclusie, waardoor ze aarzelen om eraan deel te nemen. Een van de uitdagingen voor de partnerorganisaties in de loop van de programma-uitvoering zal er dan ook in bestaan de eindontvangers nauwer te betrekken bij de begeleidende maatregelen. Dat is vooral belangrijk omdat die maatregelen zijn opgezet om de sociale inclusie van de eindontvangers te bevorderen en voor een koppeling met het ESF kunnen zorgen.

Fysieke uitvoering (OP II)

In 2015 waren de programma's voor sociale inclusie gericht op voorbereidende activiteiten, zoals het opzetten van toezichtcomités en het selecteren van partnerorganisaties.

Het Duitse OP II is bedoeld om de sociale inclusie van de meest behoeftige EU-immigranten en hun kinderen te bevorderen, evenals de sociale inclusie van daklozen of mensen die het risico lopen dakloos te worden. Na de goedkeuring ervan begin 2015 werd een toezichtcomité opgezet. Dat hield zijn eerste voorbereidende vergadering in januari en kwam nog een keer bijeen in maart. In juni 2015 publiceerde de beheersautoriteit een oproep tot het indienen van voorstellen voor een eerste ronde voor de periode van 2016 tot 2018. Voor die eerste ronde werden in het totaal 191 projectvoorstellen verzameld. Bij de oproep werd gebruikgemaakt van op het nationale niveau uitgewerkte forfaits als vereenvoudigingsmaatregel.

In DK, waar het FEAD wordt ingezet om armoede en dakloosheid aan te pakken en de sociale inclusie van de meest kwetsbaren moet versterken, werd er een verandering in het beheer van het programma doorgevoerd en werd in augustus 2015 een nieuwe beheersautoriteit aangesteld. DK leidde een wijziging van het programma in om de informatie in het programma bij te werken en kon in april 2016 een oproep tot het indienen van voorstellen publiceren.

In NL, waar het OP II bedoeld is om de sociale uitsluiting van ouderen met een laag besteedbaar inkomen te voorkomen, werd een begunstigde geselecteerd om de activiteiten op het gebied van sociale inclusie in vier Nederlandse steden te verrichten vanaf 2016: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.

Het Zweedse OP II, dat kwetsbare burgers van de EU/EER moet ondersteunen in hun interactie met de Zweedse samenleving, werd in maart 2015 gestart met een informatief evenement. Het toezichtcomité werd de maand nadien opgezet. In juni 2015 werd een oproep tot het indienen van voorstellen gepubliceerd en kregen vijf projecten financiering. SE zette ook een FEAD-onderzoeksgroep op, die in november 2015 voor het eerst bijeenkwam.

Beheers- en controlesystemen

In 2015 wezen de lidstaten aanzienlijke middelen toe om aan de voorschriften voor de procedures voor het aanwijzen van autoriteiten te voldoen, zoals bepaald in het rechtskader voor het FEAD 10 . Daartoe werden op nationaal niveau passende procedures uitgewerkt, beschrijvingen van de beheers- en controlesystemen opgesteld, IT-systemen ontwikkeld en eerste controles verricht door controle-instanties. Aan het eind van 2015 hadden zes lidstaten (LV, EE, LT, FR, BG en HU) de aanwijzingsprocedure voltooid, waardoor zij tussentijdse betalingsverzoeken konden indienen bij de Commissie.

In december 2016 hadden 25 lidstaten de aanwijzingsprocedure afgerond.

Migratiecrisis

Verschillende lidstaten gebruiken het FEAD om de gevolgen van de migratiecrisis aan te pakken. In BE waren er partnerorganisaties die gespecialiseerd waren in de ondersteuning van asielzoekers en vluchtelingen. LT en CZ breidden het toepassingsgebied van hun doelgroepen uit naar asielzoekers. MT en FI versterkten de coördinatie tussen de autoriteiten op het nationale niveau om de complementariteit van de steun uit het ESF, het FEAD en het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) te verzekeren. Om kwetsbare bevolkingsgroepen beter te informeren over de mogelijkheid om steun te ontvangen uit het FEAD, zette de Litouwse beheersautoriteit een voorlichtingscampagne op waarin ook aspecten met betrekking tot het voorkomen van discriminatie werden behandeld, om de zorgen van de bevolking weg te nemen. In NL zullen de deelnemers aan het project naar verwachting vooral een migratiegeschiedenis hebben en heeft de beheersautoriteit de acties dienovereenkomstig aangepast en voorzien in taallessen.

Vastgestelde problemen

Een aantal FEAD-programma's was in de loop van het jaar nog niet volledig operationeel. In de meeste gevallen was de reden voor die vertraging dat er meer tijd nodig was dan verwacht om over te stappen van de regels van het voormalige AGRI-instrument naar de regels voor het beheer van het FEAD. Meerdere lidstaten gaven er de voorkeur aan hun beheers- en controlesystemen volledig op te zetten alvorens acties te selecteren. In andere lidstaten werd de eerste aanzet gegeven tot de uitvoering en werd de selectie van de partnerorganisaties bijvoorbeeld afgerond, maar startten de eigenlijke activiteiten pas in 2016.

Van de lidstaten die in 2015 al enige resultaten boekten, loopt de in de verslagen vermelde informatie over de vastgestelde problemen uiteen. Dat is deels te wijten aan de weinig strenge verslagleggingsvereisten. In de meeste gevallen werd elke uitdaging aangepakt via een specifieke maatregel. De belangrijkste uitdagingen zijn hieronder opgesomd.

-Ongelijke dekking van het grondgebied of onevenwichtige toewijzing van de bijstand: dit bleek in meerdere lidstaten een probleem te zijn, en terwijl er in sommige gevallen aanvullende partnerorganisaties werden geselecteerd om de overige bijstand te verlenen, werd in andere gevallen bijstand overgedragen tussen partnerorganisaties om door hen te kunnen worden verleend (LV, PL).

-Problemen bij het bepalen van de eindontvangers: in een geval werd dit opgelost door het operationele programma te wijzigen (RO).

-Vertragingen bij de verlening van bijstand doordat bezwaar wordt gemaakt tegen de resultaten van de aanbestedingsprocedure, succesvolle inschrijvers zich terugtrekken of aanbiedingen niet aan de voorwaarden voldoen: Deze problemen werden hoofdzakelijk aangepakt door de voorzieningsperiode te verlengen en waar nodig aanbestedingen opnieuw op te starten (BE, BG, MT).

-Problemen met de kwaliteit van het aangekochte voedsel: hiervoor moesten artikelen die niet geschikt waren voor verdeling door de contractant worden vervangen, waarbij de beheersautoriteit zich inzette om het proces te bespoedigen (FR).

-In sommige gevallen werden de verslagleggingsvereisten voor de partnerorganisaties te complex bevonden en ondernam de beheersautoriteit de nodige stappen om ze te vereenvoudigen (PL).


IV. Horizontale beginselen

·Coördinatie met het ESF en met andere relevante EU-beleidsmaatregelen 11

De coördinatie tussen het FEAD en het ESF behelst twee belangrijke aspecten: dubbele financiering voorkomen en de complementariteit van beide fondsen verzekeren. De lidstaten hebben allerhande maatregelen genomen om dubbele financiering te voorkomen, onder meer via de uitwisseling van informatie tussen relevante autoriteiten, het gebruik van een gemeenschappelijk toezichtsysteem of maatregelen om overlappingen in de programmeringsfase te voorkomen door verschillende doelgroepen of gefinancierde activiteiten vast te stellen.

In 2015 werden al enkele stappen gezet om voor de nodige complementariteit tussen het ESF en het FEAD te zorgen. Dat gebeurde vooral via de begeleidende maatregelen in het kader van OP I, waarbij partnerorganisaties eindontvangers informeren over de mogelijkheden om deel te nemen aan ESF-acties. In PL heeft de beheersautoriteit regionale en plaatselijke partnerorganisaties verplicht FEAD-eindontvangers informatie te verstrekken over de beschikbare ESF-maatregelen en hen te helpen eraan deel te nemen. In LT kunnen ESF-deelnemers die in aanmerking komen voor hulp uit het FEAD, complementaire steun krijgen uit beide fondsen tegelijkertijd. Andere FEAD-eindontvangers worden aangespoord om ook aan ESF-acties deel te nemen. FR maakt gewag van gevallen waarin sommige partnerorganisaties ook begunstigden zijn van ESF-acties. Dat maakt het voor eindontvangers van het FEAD gemakkelijker om vervolgens toegang te krijgen tot ESF-steun.

Door FEAD- en ESF-steun aan elkaar te koppelen kan het totale effect van de FEAD-acties worden vergroot, doordat niet alleen de ergste vormen van armoede worden bestreden. Daarom moet bij de planning van acties op nationaal niveau in eerste instantie worden nagegaan of er mogelijkheden zijn om de complementariteit van de twee fondsen te verzekeren via trajecten en complementaire maatregelen.

·Gelijkheid van mannen en vrouwen, integratie van het genderperspectief en preventie van discriminatie 12

In de meeste gevallen wordt aan de hand van economische criteria bepaald wie het meest behoeftig is. Zo wordt voorkomen dat bij de toekenning van hulp gediscrimineerd wordt op grond van geslacht, afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap of seksuele geaardheid. In sommige lidstaten kunnen partnerorganisaties thuis bijstand verstrekken als de eindontvanger niet in staat is naar het verdeelpunt te komen. In CZ worden alleenstaande moeders en vrouwen met kinderen in opvangtehuizen beschouwd als een van de meest kwetsbare groepen en zij krijgen een speciaal pakket met toiletartikelen dat is afgestemd op hun behoeften. SK heeft het gewicht van de pakketten aangepast zodat zowel mannen als vrouwen ze zouden kunnen dragen. LV heeft een aantal stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat de antidiscriminatiebeginselen worden toegepast. Zo worden de distributiecentra toegankelijk gemaakt voor personen met een handicap, worden flexibele openingsuren toegestaan en wordt voorzien in kinderopvang voor ouders die hulp krijgen of van begeleidende maatregelen profiteren.


·Klimatologische en ecologische aspecten, met het oog op de vermindering van voedselverspilling 13

Om voedselverspilling tegen te gaan hanteren de lidstaten selectiecriteria voor levensmiddelen: de levensmiddelen moeten o.m. duurzaam, gemakkelijk te bewaren en lang houdbaar zijn. LU financiert ook de ophaling en verdeling van geschonken levensmiddelen. In BG worden niet-opgehaalde pakketten opnieuw verdeeld onder andere eindontvangers, terwijl eindontvangers in LV worden aangespoord om producten die zij niet denken te gebruiken op een daartoe aangewezen plek achter te laten in de distributiecentra. Begeleidende maatregelen zijn ook een manier om aan bewustmaking te doen: een van de basisworkshops in PL is gewijd aan de preventie van voedselverspilling.

·Bijdrage aan een evenwichtig voedingspatroon van de meest behoeftigen 14

De lidstaten hebben in de specificaties voor de aankoop van voedsel voedings- en voedselveiligheidsvoorschriften opgenomen. Zij plegen met partnerorganisaties, sociale partners, bevoegde autoriteiten en deskundigen overleg over de selectie van de levensmiddelen, wat bijdraagt tot een evenwichtig voedingspatroon. Bij de selectie van levensmiddelen wordt ook rekening gehouden met hoe de producten in het verleden werden onthaald door de doelgroep.

BE heeft zijn lijst van levensmiddelen in 2015 bijgewerkt door voorrang te geven aan onverwerkte en minder verwerkte levensmiddelen, die vlot in de gerechten van alle culturen passen en de eindontvangers ertoe aanzetten te koken. Het aantal levensmiddelen werd verhoogd om meer variatie te bieden en er worden meer plantaardige eiwitten aangeboden, bijvoorbeeld in de vorm van linzen. De voorkeur wordt ook gegeven aan dierlijke eiwitten uit vis, die gewoonlijk beter worden aanvaard door de eindontvangers.

CZ streefde naar een hoge voedselkwaliteit op basis van de belangrijkste bestanddelen van een evenwichtig voedingspatroon: bij de keuze van de producten werd gestreefd naar een hoog vleesgehalte, een laag percentage additieven, een laag vetgehalte, veel fruit enzovoort. De minimale houdbaarheid van elk levensmiddel bij levering werd ook vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de levensmiddelen daadwerkelijk kunnen worden gebruikt.

In EE werden noten, de meest voorkomende allergenen, uit het pakket geweerd, werden meer vlees en vis in blik en bijzonder voedzame graansoorten verdeeld. De inhoud van het voedselpakket varieert bij elke voedselverdeling om de eindontvangers een gevarieerde voeding te bieden.

ES wil aan de voedingsbehoeften van de eindontvangers voldoen door voor essentiële voedingsmiddelen te zorgen (eiwitten, koolhydraten, vet, vezels, vitaminen en mineralen). Er werden specifieke producten voor kinderen verstrekt om hun groei en ontwikkeling te verzekeren.

In FI werden specifieke kwaliteitsvereisten vastgesteld voor elk levensmiddel. De erwtensoep moet bijvoorbeeld een vleesgehalte van ten minste 5 % hebben en het melkpoeder moet vitamine D bevatten.


V. Overleg met de vertegenwoordigers van de partnerorganisaties op EU-niveau

In 2015 werden twee bijeenkomsten georganiseerd met de vertegenwoordigers van de partnerorganisaties op EU-niveau.

De eerste bijeenkomst vond plaats op 9 maart. De Commissie lichtte de basiskenmerken van het FEAD toe en gaf een overzicht van de resultaten van de programmering van de nieuwe middelen. Ook de stand van zaken inzake de voorbereiding van het FEAD-netwerk werd besproken. De deelnemers kaartten een aantal kwesties aan, in het bijzonder met betrekking tot de betrokkenheid van de partners bij de verstrekking van FEAD-hulp op nationaal niveau.

De tweede bijeenkomst vond plaats op 16 november. De Commissie stelde de ontwerpsamenvatting voor van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen van het FEAD die door de lidstaten ter discussie waren overgelegd. Daarna volgde een discussie over de mobilisering van middelen uit het FEAD (en het ESF) als reactie op de migratiecrisis. Onder het laatste agendapunt werden de belangrijkste kenmerken van het FEAD-netwerk toegelicht.


VI. Conclusie

Het hoofddoel van de Europa 2020-strategie om het aantal mensen voor wie armoede of sociale uitsluiting dreigt met ten minste 20 miljoen te verminderen, geeft aan hoeveel belang de EU aan armoedebestrijding hecht. De Commissie steunt de lidstaten in hun inspanningen om het aantal mensen voor wie armoede dreigt, te verminderen, onder meer met de steun van het FEAD. Aangezien armoede een complex probleem is dat een geïntegreerde aanpak vereist, is complementariteit met het ESF en andere instrumenten en maatregelen op nationaal en op EU-niveau echter van cruciaal belang. Het FEAD beschikt over beperkte middelen en is daarom specifiek bedoeld om de armoede te verlichten en sociale inclusie te bevorderen, onder meer door koppelingen met andere beschikbare diensten tot stand te brengen. Zo kan het fonds een eerste stap vormen om armoede uit te bannen.

De nieuwe modellen voor FEAD-steun bieden een grotere verscheidenheid aan bijstand, hetgeen absoluut noodzakelijk is om een aangepaste aanpak uit te werken om specifieke doelgroepen te helpen. De ervaring uit 2015 leert ons dat asielzoekers en vluchtelingen, maar ook leden van gemarginaliseerde gemeenschappen, zoals de Roma, tot de doelgroep van het fonds kunnen behoren. Het fonds helpt ook om voedselverspilling tegen te gaan, de capaciteit van de partnerorganisaties te vergroten en potentiële schenkers van levensmiddelen en materiële bijstand meer vertrouwen te geven in het fonds.

Uit de FEAD-verslagen van 2015 blijkt dat hoewel de resultaten bemoedigend zijn, er nog grote verschillen bestaan. Aan het eind van het jaar moesten 12 lidstaten hun eerste resultaten nog verwezenlijken. Daaruit blijkt dat de periode voorafgaand aan de uitvoering van de acties in het veld na de datum van goedkeuring van het desbetreffende programma, in sommige gevallen langer dan een jaar in beslag kunnen nemen. Opdat het fonds zijn volledige potentieel zou kunnen waarmaken, moet uit de verslagen van 2016 absoluut blijken dat de overgrote meerderheid van de lidstaten resultaten heeft bereikt.

Uit de verslagen van 2015 bleek dat de lidstaten kort na de start van de programma's werden geconfronteerd met uiteenlopende problemen en dat zij specifieke maatregelen troffen om die problemen het hoofd te bieden. Er werden een aantal wijzigingen van de operationele programma's goedgekeurd om een goede dekking in de lidstaten te verzekeren en het fonds eenvoudig toegankelijk te maken voor de doelgroep. Het is van essentieel belang dat problemen efficiënt worden aangepakt, rekening houdend met het feit dat het FEAD is opgezet als een instrument onder eenvoudig beheer, dat in staat is om sociale noodsituaties het hoofd te bieden. Het FEAD is slechts eenvoudig uit te voeren in de praktijk als de vereenvoudigde vereisten uit de wetgeving op het niveau van individuele acties worden toegepast. Daarom is het ook belangrijk dat alle mogelijkheden worden benut om ervaringen en goede praktijken uit te wisselen tussen programma-autoriteiten en tussen partnerorganisaties via de bestaande kanalen: de FEAD-deskundigengroep, het FEAD-netwerk en het regelmatige overleg met de belanghebbenden op nationaal en EU-niveau.

In 2016 zullen de jaarlijkse uitvoeringsverslagen van de lidstaten voor het eerst een beoordeling omvatten van de bijdrage die de programma's hebben geleverd aan de specifieke en algemene doelstellingen van het FEAD. Aan de hand van die informatie zal de Commissie in haar volgende samenvatting een meer gedetailleerde beoordeling kunnen maken van eventuele cumulatieve resultaten en effecten met betrekking tot de FEAD-doelstellingen.

(1)

Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 12.3.2014, blz. 1).

(2)

Verordening (EU) nr. 223/2014 biedt de lidstaten de mogelijkheid om beide soorten programma's tegelijkertijd uit te voeren, maar alle lidstaten gaven er de voorkeur aan slechts een van beide te ontwikkelen.

(3)

Artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 223/2014.

(4)

De Commissie kon op 3 februari 2017 de laatste verslagen van 2015 van de lidstaten aanvaarden. Dat was bepalend voor het moment van aanneming van dit verslag van de Commissie.

(5)

Artikel 13, lid 9, van Verordening (EU) nr. 223/2014.

(6)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 532/2014 van de Commissie van 13 maart 2014 (PB L 148 van 20.5.2014, blz. 54), Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1255/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 (PB L 337 van 25.11.2014, blz. 46), Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1972 van de Commissie van 8 juli 2015 (PB L 293 van 10.11.2015, blz. 11), Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 463/2014 van de Commissie van 5 mei 2014 (PB L 134 van 7.5.2014, blz. 32), Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/212 van de Commissie van 11 februari 2015 (PB L 36 van 12.2.2015, blz.1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/341 van de Commissie van 20 februari 2015 (PB L 60 van 4.3.2015, blz.1), Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1386 of 12 augustus 2015 (PB L 214 van 13.8.2015, blz. 9) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/1976 van de Commissie van 8 juli 2015 (PB L 293 van 10.11.2015, blz. 26).

(7)

  http://ec.europa.eu/esf/main.jsp?catId=67&langId=nl&newsId=2336  

(8)

COM(2016) 605 definitief.

(9)

Die activiteiten werden niet gefinancierd door het FEAD.    

(10)

Artikel 35 van Verordening (EU) nr. 223/2014.

(11)

Artikel 5, lid 6, van Verordening (EU) nr. 223/2014.

(12)

Artikel 5, lid 11, van Verordening (EU) nr. 223/2014.

(13)

Artikel 5, lid 13, van Verordening (EU) nr. 223/2014.

(14)

Artikel 5, lid 13, van Verordening (EU) nr. 223/2014.