Bijlagen bij COM(2017)652 - Naar een zo breed mogelijk gebruik van alternatieve brandstoffen - een actieplan inzake infrastructuur voor alternatieve brandstoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage VI bij MARPOL en zoals vermeld in Richtlijn 2012/33/EU 31 .


·Nieuwe motoren voor binnenschepen moeten vanaf 2019 beantwoorden aan nieuwe grenswaarden voor verontreinigende stoffen 32 . De overschakeling op het gebruik van motoren op LNG is van cruciaal belang. Een snelle installatie van de nodige LNG-infrastructuur op de kernnetwerkcorridors van het TEN-T zou daartoe bijdragen. Synergieën met andere vervoerswijzen moeten worden onderzocht, bijvoorbeeld LNG-infrastructuur in zeehavens of voor zware bedrijfsvoertuigen.

De lidstaten en regio's worden ook aangemoedigd om meer gebruik te maken van de steun in het kader van het cohesiebeleid en met name de programma's voor Europese territoriale samenwerking (Interreg), zodat de infrastructuur voor alternatieve brandstoffen op gecoördineerde en samenhangende wijze wordt uitgebouwd, niet alleen op het TEN-T maar ook op regionaal en lokaal niveau.

De omvang en impact van financiering vergroten

De omvang en impact van financiering vergroten is een sleutelprioriteit. EU-steun moet zoveel mogelijk extra openbare en particuliere financiering losmaken. Bij de opstelling van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020 zal rekening worden gehouden met de financiële behoeften en kansen met betrekking tot innovatieve financiering.

Steun voor alternatieve brandstoffen gaat steeds meer over de uitbouw van oplossingen en niet alleen over innovatie. Overheidsgeld moet doeltreffend worden gebruikt. Soms zijn nog steeds subsidies nodig om de uitbouw van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen te versnellen, vooral voor grensoverschrijdende en interstedelijke projecten en voor technologie die nog niet helemaal op punt staat. In de meeste gevallen moet particuliere financiering worden gecombineerd met een overheidssubsidie, als de projecten hoofdzakelijk door andere fondsen gefinancierd zullen worden, bijvoorbeeld door banken of de privésector, en als de subsidie slechts een klein deel dekt.

Investeringen hebben nood aan beleidszekerheid. Deze belangrijke marktbelemmering wordt aangepakt in het voorstel voor de CO2-emissienormen voor personenauto's en bestelwagens voor de periode na 2020 33 , dat samen met dit actieplan wordt gepresenteerd, evenals in andere beleidsvoorstellen zoals de herziening van de richtlijn schone voertuigen 34 .

Doorgaans moeten door de EU gesteunde projecten voldoen aan de vereisten van Richtlijn 2014/94/EU en rekening houden met de prioriteiten van de nationale beleidskaders. De Commissie zal de beoordeling van de nationale beleidskaders gebruiken als onderbouwing voor haar besluiten in het kader van de CEF, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling.

De Commissie zal een promotietour in de lidstaten houden om een diepgaande analyse te maken van het ambitieniveau van de nationale beleidskaders en de investeringsbehoeften voor emissiearme en emissievrije mobiliteit, alsmede van de kansen die de verschillende subsidie- en financieringsinstrumenten van de EU bieden, onder meer in het kader van de TEN-T-vlaggenschipinitiatieven voor infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. Dit zal gebeuren in samenwerking met alle diensten van de Commissie die de fondsen in kwestie beheren, alsmede met de Europese Investeringsbank en, indien nodig, nationale stimuleringsbanken.

Om particuliere investeringen in groene en duurzame projecten aan te trekken, zal de Commissie een actieplan inzake duurzame financiering voorstellen met stimulansen voor investeerders en een beter rechtskader en betere randvoorwaarden. Dat plan moet de uitbouw van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen ten goede komen.

EU-financieringssteun beter benutten

In het kader van verschillende door de EU-begroting gesteunde financieringsinstrumenten is aanzienlijke steun beschikbaar voor infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.

Het investeringsplan voor Europa zorgt voor meer en meer investeringen in de vervoer- en innovatiesector, met inbegrip van emissiearme en emissievrije voertuigen en de bijbehorende infrastructuur 35 . Horizon 2020 biedt voortgezette investeringen in onderzoek en ontwikkeling op het vlak van schoon vervoer, waaronder infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en geavanceerde biobrandstoffen. Onder andere het Europees initiatief voor groene voertuigen of de gemeenschappelijke onderneming voor brandstofcellen en waterstof worden daardoor gesteund.

Tot op heden is met CEF-subsidies voor alternatieve brandstoffen voor het wegvervoer meer 600 miljoen euro aan steun gemobiliseerd voor bijna 60 projecten 36 . De CEF heeft ook in bijna 150 miljoen euro aan subsidies voorzien voor walstroom, LNG-terminals en innovatieve technologie voor groenere vaartuigen.

In de periode 2014-2020 is in het kader van het cohesiebeleid steun voor investeringen in duurzame mobiliteit en duurzaam vervoer gepland in 209 operationele programma's en programma's voor Europese territoriale samenwerking, waarvan een deel speciaal specifiek bedoeld is voor infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. In het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling is ongeveer 70 miljard euro steun geprogrammeerd voor vervoer, waaronder 35 miljard euro voor het TEN-T-netwerk en 12 miljard euro voor koolstofarme, multimodale en duurzame mobiliteit in de stad. Verscheidene lidstaten en regio's benutten de steun van het cohesiebeleid reeds voor de uitvoering van de nationale beleidskaders en de uitbouw van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.

Zo worden met medefinanciering van de EU uit het Cohesiefonds 177 elektrische bussen aangekocht in Warschau, Zielona Góra en Świnoujście in Polen en worden in Letland tegen 2020 maximaal 150 oplaadpunten geïnstalleerd.


De combinatie van subsidies en leningen is een geweldige kans om openbare en particuliere investeringen aan te trekken. De eerste blending-oproep van de CEF in 2017 leverde 150 miljoen euro op voor de uitbouw van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen op de kernnetwerkcorridors van het TEN-T. Gezien de positieve reacties op de oproep heeft de Commissie besloten om voor oproepen in het voorjaar van 2018 het budget met 350 miljoen euro te verhogen, wat wellicht ten minste 1,75 miljard euro aan extra investeringen zal aantrekken.

Die investeringen kunnen worden gecombineerd met aanvullende steun uit het schuldinstrument van de CEF – er wordt maximaal 450 miljoen euro beschikbaar gesteld door de herschikking van niet-uitgekeerde inkomsten van de nieuwkomersreserve (NER 300) in het kader van het emissiehandelssysteem van de EU – voor steun aan innovatieve projecten op het gebied van hernieuwbare energie in de energie- en vervoersector.

Bijgevolg wordt in het kader van dit actieplan maximaal 800 miljoen euro aan extra EU-steun uit de CEF en NER 300 beschikbaar gesteld voor investeringen in infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.

De eerste investeringen die worden ondersteund door het Europees Fonds voor strategische investeringen en de CEF betreffen projecten voor schonere bussen in Riga, Las Palmas, Palma de Mallorca en het departement Pas-de-Calais in Noord-Frankrijk. In het kader van het Bulles-project in Pas-de-Calais gaat de betrokken vervoersonderneming over tot een grondige revisie van haar bussen en worden de klassieke verbrandingsmotoren vervangen door een hybride aandrijfsysteem. Op één lijn zullen uitsluitend elektrische bussen op waterstof rijden.

De ontwikkeling van innovatieve financieringsmechanismen zoals het programma "Green Shipping Guarantee" steunt de Europese scheepvaart om versneld te investeren in duurzame technologie. Doel is te voorzien in 3 miljard euro aan garanties voor investeringen in groene scheepvaart. Die kunnen worden benut om bijvoorbeeld investeringen in het gebruik van LNG te ondersteunen. De Europese Investeringsbank voert het programma uit in het kader van een specifieke regeling met de Commissie. Tot nu toe zijn twee kaderovereenkomsten gesloten met commerciële banken in Frankrijk en Nederland.


Capaciteitsopbouw

De Commissie zal verder steun verlenen voor de capaciteitsopbouw in openbare instanties, ondernemingen en financieringsinstellingen. Ze heeft haar regelingen voor technische bijstand, zoals JASPERS en ELENA 37 , uitgebreid; de ervaring leert tot dusver dat deze vorm van capaciteitsopbouw belangrijk is.

Om een geschikte projectpijplijn te creëren voor het TEN-T en daarbuiten, met name in steden, is er behoefte aan meer samenwerking en coördinatie. De Commissie moedigt overheden, particuliere ondernemingen en private en stimuleringsbanken aan om de bestaande kansen te benutten, vooral in het kader van vlaggenschipinitiatieven voor het TEN-T. Daarom zal de Commissie steun verlenen aan kennisdelingsplatformen op het vlak van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen, die aansluiten bij de werkzaamheden van het forum voor duurzaam vervoer.

Kernacties

·Openbare en particuliere belanghebbenden worden verzocht om vlaggenschipinitiatieven op het vlak van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen op het TEN-T-netwerk begin 2018 af te ronden.

·De Commissie zal vanaf november 2017 een promotietour in de lidstaten houden om een diepgaande analyse te maken van het ambitieniveau van de nationale beleidskaders en de investeringsbehoeften voor emissiearme en emissievrije mobiliteit, alsmede van de kansen die worden geboden door de verschillende subsidie- en financieringsinstrumenten van de EU.

·Overheidsinstanties worden samen met de sector verzocht sneller werk te maken van de introductie van voertuigen op alternatieve brandstoffen op het TEN-T-netwerk, met inbegrip van alle stedelijke knooppunten. Vanaf 2020 moet de impact zichtbaar worden en in 2025 moet het netwerk gedekt zijn. Dit zal worden opgenomen in de nieuwe werkplannen van het TEN-T.

·Fabrikanten, infrastructuurexploitanten en overheidsinstanties worden aangemoedigd om de kansen voor gezamenlijke projecten en innovatieve financiering te benutten.

·De Commissie zal haar financiële steun met maximaal 800 miljoen euro verhogen door: i) 350 miljoen euro extra te voorzien voor de tweede blending-oproep van de CEF, waarvoor voorstellen moeten worden ingediend in het voorjaar van 2018; ii) de niet-uitgegeven inkomsten van NER 300 snel ter beschikking te stellen via InnovFin EDP en de schuldfaciliteit van de CEF.

3.3.Acties in steden

Talrijke Europese steden en regio's zijn koplopers in de overgang naar emissiearme en emissievrije mobiliteit. Een aanzienlijk deel van de overheidsopdrachten wordt uitgeschreven door gemeentelijke en lokale autoriteiten, maar steden worden ook geconfronteerd met ongekende uitdagingen. Op een beperkte ruimte moet de infrastructuur voor alternatieve brandstoffen worden ingepast in de infrastructuur voor andere vervoerswijzen. Niet alle gebruikers kunnen hun elektrisch voertuig thuis opladen. Daarom moeten oplossingen worden uitgewerkt voor zowel woon- als andere gebouwen, of moeten oplaadfaciliteiten worden gecombineerd met andere infrastructuur (bijvoorbeeld lantaarnpalen). Ook moet het effect van trage en snelle oplaadinfrastructuur op het net worden beoordeeld.

Er moet een uitgebreide analyse van de behoeften worden gemaakt, evenals een planning van instrumenten op het vlak van beleid, financiering en informatie op stedelijk niveau. Vele steden hebben plannen voor duurzame stedelijke mobiliteit (SUMP's) uitgevoerd. Dat concept is waardevol gebleken voor het samenbrengen van de verschillende openbare en particuliere belanghebbenden op het vlak van stedelijke mobiliteitsplanning. De Commissie wil met de steden samenwerken rond de aanpassing van hun plannen voor duurzame stedelijke mobiliteit. Zij zal ook het algemene concept van die plannen aanpassen aan de behoeften op het vlak van alternatieve brandstoffen en infrastructuur en ervaringen uitwisselen met belanghebbenden tijdens het volgende SUMP-forum in 2018.

In het actieplan zijn de volgende acties opgenomen:

·Indien mogelijk moeten de lokale en regionale overheidsinstanties meer en meer gebruikmaken van de financieringsmogelijkheden voor duurzame stadsmobiliteit van het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling. Projecten op het gebied van alternatieve brandstoffen en infrastructuur bieden aanzienlijke voordelen voor een snelle marktopname en een onmiddellijke verbetering van de plaatselijke luchtkwaliteit.

·De informatie over de toegangsregelingen voor steden moet transparanter worden. Het gaat onder meer om digitale oplossingen zoals apps voor burgers en bedrijven. De Commissie zal de ontwikkelingen van nabij blijven volgen.

·De stedelijke oplaadinfrastructuur moet beschikbaar zijn voor alle soorten voertuigen, met inbegrip van deelauto's, elektrische fietsen en gemotoriseerde tweewielers.

·Lokale en regionale instanties moeten er in het kader van het Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie naar streven om in hun actieplannen voor klimaat en duurzame energie maatregelen op te nemen om de broeikasgasemissies door verkeer te verminderen en om de geraamde gezamenlijke vermindering van CO2-emissies met 19 % in 2020 te halen.

·Het Europees Parlement en de Raad buigen zich momenteel over het voorstel van de Commissie voor de herziening van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen. De in deze tekst opgenomen ambitieuze voorschriften inzake de bekabeling en installatie van oplaadpunten in woon- en andere gebouwen zouden een ruimere verspreiding ervan aanmoedigen.

·De Commissie zal de uitwisseling van informatie in belangrijke fora zoals het Civitas Forum en het Europees innovatiepartnerschap voor slimme steden 38 blijven bevorderen, zodat de geïntegreerde aanpak van schoon vervoer en schone energie wordt gestimuleerd.

·De Commissie onderzoekt de mogelijkheden om in stedelijke gebieden oplossingen voor alternatieve brandstoffen op fleetgebied te promoten, met inbegrip van de financiering van stadsprojecten voor alternatieve brandstoffen in het innovatieluik van de blending-oproep van de CEF.

Kernacties

·De Commissie zal het volgende jaarlijkse SUMP-forum in het voorjaar van 2018 aangrijpen om samen met overheidsinstanties de plannen voor duurzame stedelijke mobiliteit aan te passen.

·Zij zal tegen eind 2017 ook de financiering van alternatieve brandstoffen in stedelijke knooppunten, met inbegrip van fleetoplossingen, bekijken en indien nodig aanpassen.


3.4.Groeiende deelname van de consument

Consumenten spelen een grote rol bij de acceptatie van emissiearme mobiliteit. Een vlotte en betaalbare toegang tot infrastructuur vergemakkelijkt de zaak. Een essentiële vereiste is dat consumenten dezelfde naadloze mobiliteit blijven genieten als nu het geval is met voertuigen op conventionele brandstoffen.

Daarom moeten publieke en particuliere actoren beter samenwerken op het gebied van toegang tot tijdige, betrouwbare informatie over de plaats en beschikbaarheid van oplaad- en tankpunten. Naadloze interoperabele betaaldiensten zullen ook een grote impact hebben. Dergelijke diensten zijn echter nog lang geen realiteit in de EU en soms zelfs niet binnen afzonderlijke lidstaten. Er is vooral vooruitgang op het gebied van e-mobiliteitsdiensten nodig, waarvoor een groeiend aantal oplaadpunten wordt uitgerold.

Uiteindelijk moeten alle onderdelen van de benodigde infrastructuur digitaal verbonden zijn (d.w.z. vanop afstand en in real time voor oplaadstations). Daardoor kan niet alleen het oplaadpunt zelf digitaal worden gemonitord. Verschillende oplaadopties met gebruik van een smartphone worden eveneens mogelijk, alsmede (toekomstige) diensten met een meerwaarde (bv. reservering) die een business case kunnen vormen voor investeerders in en exploitanten van infrastructuur.

Over een aantal vereisten voor de toegang tot, het delen van en het hergebruik van gegevens is al een overeenkomst bereikt in het kader van de uitvoering van de richtlijn inzake intelligente vervoerssystemen (ITS) 39 en de daaropvolgende gedelegeerde verordeningen, volgens welke bestaande informatie over de plaats en de beschikbaarheid van oplaadstations moet worden verstrekt via nationale toegangspunten. De lidstaten, wegenautoriteiten en dienstverleners moeten er nu voor zorgen dat de desbetreffende gedelegeerde verordeningen 40 in het kader van de ITS-richtlijn snel worden uitgevoerd. In vele gevallen zijn de gegevens echter nog steeds niet beschikbaar en moeten ze worden verzameld en verwerkt in de lidstaten. Deze tekortkomingen verhelpen moet voor de autoriteiten van de lidstaten een prioriteit zijn.

Om een open en concurrerende markt te creëren die het best mogelijke resultaat voor consumenten biedt, is een breder scala van door de sector ondersteunde normen, dataformaten en communicatieprotocollen nodig. Openbare en particuliere marktdeelnemers hebben op dat vlak vooruitgang geboekt in het forum voor duurzaam vervoer, met als resultaat een memorandum van overeenstemming (MoU) met belangrijke aanbevelingen voor interoperabele betaaldiensten.

Enkele voorbeelden:

·Om te waarborgen dat e-mobiliteitsdiensten in de hele EU interoperabel zijn, moeten actoren op het vlak van e-mobiliteit op unieke wijze kunnen worden geïdentificeerd 41 . Daarom moet op EU-niveau een registratieprocedure op basis van internationale normen worden ingesteld. De lidstaten zullen een instantie moeten aanwijzen die bevoegd is voor de registratie van unieke identificatiecodes voor e-mobiliteit. De Commissie zal nagaan welk mechanisme (bv. de CEF) geschikt is om die procedure te helpen opzetten. Zij zal steun verlenen voor de verzameling van de ontbrekende informatie in verband met de bovengenoemde gedelegeerde verordeningen. Zij zal ook nagaan in hoeverre de ontwikkeling van verschillende roamingoplossingen moet worden ondersteund.

·De consument heeft behoefte aan naadloze, interoperabele betaaldiensten voor e-mobiliteit op basis van open standaarden die vrij zijn van intellectuele-eigendomsrechten en royalty's. De Commissie zal de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend volgen. Zij zal hierover voor eind 2017 een openbare raadpleging houden. Als de betaaldiensten grotendeels versnipperd blijken zijn, kan een wetgevende aanpak een optie zijn om interoperabele diensten te waarborgen.

·Voorspelbare kosten zijn een belangrijke factor. De beschikbare prijsinformatie moet transparant, gemakkelijk te begrijpen en tijdig zijn. Roamingtarieven moeten redelijk zijn en beperkt blijven. De Commissie gaat ervan uit dat het best mogelijke resultaat voor de markt kan worden bereikt door een centraal knooppunt voor roaming en concurrerende mechanismen, zoals "blockchain". De Commissie zal nauw toezien op de marktontwikkelingen, met name op de toegang tot prijsinformatie en roamingtarieven, en de toestand evalueren tijdens de jaarlijkse conferentie over schoon vervoer en infrastructuur voor alternatieve brandstoffen in het najaar van 2018.

De Commissie zal de input van deskundigen blijven verzamelen en het delen van informatie blijven faciliteren.

De Commissie werkt ook samen met de lidstaten aan een methode waarmee consumenten de prijzen van conventionele en alternatieve brandstoffen in een gemeenschappelijke eenheid kunnen vergelijken, zodat zij de totale gebruikskosten van verschillende soorten voertuigen kunnen ramen. Zij zal de lidstaten ook steunen bij de publicatie van deze informatie via digitale instrumenten.

Uit de recente evaluatie van Richtlijn 1999/94/EG 42 betreffende de etikettering van auto's, die ervoor moet zorgen dat consumenten beter worden geïnformeerd over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot, is gebleken dat er geen specifieke vereisten zijn voor voertuigen op alternatieve brandstoffen; dit moet verder worden onderzocht.

De Commissie zal de lidstaten ook helpen om gegevens te verzamelen over de plaats en de beschikbaarheid van tankstations voor alternatieve brandstoffen 43 . Die gegevens moeten beschikbaar zijn in de in Richtlijn 2010/40/EU genoemde nationale toegangspunten.

Kernacties

·De lidstaten moeten instanties aanwijzen voor de registratie van unieke identificatiecodes voor e-mobiliteit. De Commissie zal nadenken over een daarmee verbonden steunmechanisme.

·De Commissie zal nog in 2017 een openbare raadpleging houden over naadloze, interoperabele diensten met de klemtoon op e-mobiliteit en zal de marktontwikkelingen inzake prijzen voor het laden van elektrische voertuigen nauwlettend volgend.

·De Commissie zal in 2018 een uitvoeringshandeling vaststellen inzake de prijsvergelijking van brandstoffen. De uitvoering zal worden gestimuleerd door flankerende maatregelen.


3.5.Integratie van elektrische voertuigen in het elektriciteitssysteem

Naarmate het aantal elektrische voertuigen toeneemt, zal de vraag naar elektriciteit op het netwerk stijgen, terwijl dat netwerk in bepaalde gebieden op bepaalde tijdstippen nu al zwaar wordt belast. Om te vermijden dat de verspreiding van elektrische voertuigen onnodig duurder wordt en wordt vertraagd door kostbare, tijdrovende investeringen in de verbetering van de elektriciteitsinfrastructuur, moeten voertuigen hoofdzakelijk (traag) worden geladen op momenten dat het netwerk niet wordt belast en er genoeg elektriciteit wordt geproduceerd.

Door de toenemende digitalisering van de infrastructuur kan het netwerk op intelligente wijze worden beheerd. Hetzelfde geldt voor oplaadpunten. Daardoor wordt "slim opladen" mogelijk: opladen op het voor het netwerk meest geschikte tijdstip en tegen de laagste prijs voor de consument. In de toekomst zullen de accu's van elektrische voertuigen ook worden gebruikt voor activiteiten op het elektriciteitssysteem (van voertuig naar netwerk), wat ertoe bijdraagt dat het elektriciteitsnet op kostenefficiënte wijze wordt gebalanceerd. De inkomsten die netwerkbeheerders uit die diensten halen, zouden gebruikt kunnen worden om de investeringskosten voor infrastructuur, vooral voor opladen op de werkplek, te herfinancieren.

In haar voorstel voor een richtlijn inzake gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (herschikking) 44 , dat gebaseerd is de bepalingen van de energie-efficiëntierichtlijn 45 , heeft de Commissie een coherent kader voor vraagrespons voorgesteld. Dat opent perspectieven voor slim opladen, stimuleert consumenten om buiten piekperioden op te laden en stelt distributiesysteembeheerders in staat het netwerk actief te beheren. Een snelle overeenstemming over en een correcte omzetting van de voorgestelde herschikte richtlijn is dan ook een vereiste voor slim opladen en uiteindelijk de grootschalige verspreiding van elektrische voertuigen.

Het gebruik van apparaten en technologie voor energieopslag (bv. secundair gebruik van auto-accu's in het gebouwenbestand en duurzaam opgewekte waterstof) moet sterker worden gepromoot als een cruciale voorwaarde voor emissievrije mobiliteit.

Prijzen moeten transparant zijn zodat onnodige kosten en prijsstijgingen (voor elektriciteit) voor de modernisering van elektrische voertuigen worden vermeden, ook voor huishoudens met een lager inkomen.

Kernacties

·De lidstaten moeten de randvoorwaarden creëren voor vraagrespons door de snelle omzetting van de respectieve bepalingen van de energie-efficiëntierichtlijn en de daarmee verbonden opzet van de elektriciteitsmarkt, waarbij een ondersteunend rechtskader voor vraagrespons en slim opladen wordt vastgesteld.

·De lidstaten moeten de uitbouw van oplaadpunten en de bekabeling van parkeerruimten in woon- en andere gebouwen bevorderen.

·De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de technologie die slim opladen mogelijk maakt, zoals slimme meters, wordt uitgerold en dat de reeds goedgekeurde en verwachte normen voor slim opladen van elektrische voertuigen (bv. ISO 15118 en IEC 63110) worden toegepast.

·Met de behoeften in verband met elektrische mobiliteit zal rekening worden gehouden in het kader van de programmering van Horizon 2020 en van het strategisch plan voor energietechnologie en andere fora van belanghebbenden.

·Het forum voor duurzaam vervoer zal de nodige aanbevelingen blijven doen om de doeltreffende integratie van oplaadstations in het elektriciteitsnetwerk te faciliteren en de interoperabiliteit in de EU te waarborgen.

3.6.Opkomende kwesties

Er moet meer duurzaam biomethaan worden gebruikt voor menging met of de vervanging van aardgas in voertuigen op aardgas zodat die voertuigen duurzamer worden. Fabrikanten en exploitanten zouden overeenstemming kunnen bereiken over ambitieuze mengdoelstellingen en zo voor marktzekerheid zorgen.

Niet alleen moet als onderdeel van de nationale beleidskaders in het kader van Richtlijn 2014/94/EU elektriciteit voor stationaire vliegtuigen worden voorzien op luchthavens; er moet ook verder werk worden gemaakt van alternatieve brandstoffen voor de luchtvaart. Daarbij moet de klemtoon worden gelegd op drop-inbiobrandstoffen, waarvan het gebruik en de productie nog altijd beperkt is. Op langere termijn moet ook worden gefocust op koolstofvrije aandrijvingstechnologie. Multilaterale actie is op dit gebied van fundamenteel belang. Als binnen de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) verder wordt gewerkt aan de onderlinge afstemming van ICAO- en EU-regels en -normen inzake duurzame brandstoffen, zal dat bijdragen tot betere marktvoorwaarden.

De Commissie zal het gebruik van alternatieve brandstoffen, zoals waterstof en andere hernieuwbare brandstoffen in combinatie met brandstofcellen, stimuleren om het aanbod aan schone aandrijvingstechnologieën voor het spoor uit te breiden. De synergie tussen waterstof en LNG in de scheepvaart en geavanceerde biobrandstoffen kunnen worden aangewend als drop-inoplossingen voor deze sector.

4.Conclusies

Naar aanleiding van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering moet de overgang naar een moderne en koolstofarme economie worden versneld. Tijdens de Europese Raad van juni 2017 werd de Overeenkomst van Parijs erkend als "cruciaal voor de modernisering van de Europese industrie en economie".

Dat leidt tot een intense wereldwijde concurrentie op het vlak van marktaandeel, technologie en kennis die nodig is voor de koolstofarme oplossingen van de toekomst. Dit is niet het moment voor zelfgenoegzaamheid.

In dit actieplan worden een aantal maatregelen voorgesteld voor de versnelde uitbouw van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen in de EU. Die maken deel uit van een pakket maatregelen voor het mobiliteitsbeleid waarin voertuigen, infrastructuur, het elektriciteitsnetwerk en gebruikersdiensten gezamenlijk worden behandeld. In 2025 moet de EU de kernnetwerkcorridors van het TEN-T volledig hebben voorzien van basisinfrastructuur voor opladen en tanken.

Europa kan zich niet langer een versnipperde infrastructuur voor alternatieve brandstoffen veroorloven waarbij sommige regio's en consumenten uit de boot dreigen te vallen. Uit de beoordeling van de nationale beleidskaders in het kader van de richtlijn inzake infrastructuur voor alternatieve brandstoffen blijkt dat er heel veel lering kan worden getrokken uit de positieve ervaringen van een aantal lidstaten. Alle openbare en particuliere belanghebbenden moeten nu grondig grens- en sectoroverschrijdend gaan samenwerken om snel vooruitgang te boeken op dit gebied. De lock-in van markten en technologieën moet worden vermeden. Infrastructuur en diensten voor alternatieve brandstoffen moeten open, transparant en interoperabel zijn zodat de markt kan groeien. Gebruikers moeten het volledige vervoersnetwerk vlot en gemakkelijk kunnen benutten.

De Commissie staat klaar om dit proces te ondersteunen met de wetgevende en niet-wetgevende maatregelen van dit actieplan. Daardoor zal de Europese vervoersector sterker en concurrerender worden, zullen geen consumenten of regio's in de kou blijven staan en zullen we de leiding nemen in de strijd tegen de klimaatverandering.

(1) COM(2016) 501 final.
(2) COM(2017) 283 final.
(3) COM(2017) 675 final.
(4) Met name elektriciteit, aardgas (aardgas onder druk (CNG) en vloeibaar aardgas (LNG)), waterstof en vloeibaar petroleumgas (LPG), waarvoor specifieke infrastructuur nodig is.
(5) Wainwright, S. and Peters, J. (2016), Clean Power for Transport Infrastructure Deployment. Eindverslag voor de Europese Commissie, Brussel.
(6) Volgens het Europees Waarnemingscentrum voor alternatieve brandstoffen zijn dat Nederland en Denemarken.
(7) In de veronderstelling dat elk station ongeveer 1 200 voertuigen bedient. Ter vergelijking: voor de 256 miljoen voertuigen op de Europese wegen zijn er momenteel 115 700 conventionele brandstofstations.
(8) SWD(2017) 365.
(9) In de nationale beleidskaders moeten slechts doelstellingen tot 2020 zijn opgenomen.
(10) Naast de totale kostprijs voor 937 (2020 ten opzichte van vandaag) en 1 575 (2025 ten opzichte van vandaag) nieuwe CNG-tankpunten die volgens de nationale beleidskaders moeten worden gebouwd.
(11) WDC(2017) 650.
(12) In de veronderstelling dat per voertuig 1,1 oplaadpunt nodig is. Van alle oplaadpunten zal 1 op 10 publiek toegankelijk zijn. Volgens dit scenario moeten er dus ook ongeveer vier miljoen particuliere oplaadpunten komen.
(13) De gemiddelde kostprijs van een gewoon oplaadpunt wordt geraamd op 5 000 euro, van een snellaadpunt op 30 000 euro.
(14) In de veronderstelling dat 70 % van de infrastructuur moet worden aangelegd in steden (en gezien meer dan 70 % van de EU-bevolking in stedelijke gebieden woont) moet er 2,7 miljard euro worden geïnvesteerd in 2020. Tussen 2020 en 2025 moet jaarlijks 1,9 tot 2,7 miljard euro worden geïnvesteerd in stedelijke gebieden.
(15) SWD(2017) 366.
(16) Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van Richtlijn 2014/94/EU en met inachtneming van de voorwaarden in de artikelen 5, 6 en 7 van Richtlijn 2014/94/EU.
(17) Meer informatie over de nationale beleidskaders in SWD(2017) 365.
(18) In enkele gevallen heeft de Commissie een inbreukprocedure ingeleid wegens de niet-naleving van artikel 3 van Richtlijn 2014/94/EU. In geval van niet-kennisgeving zal zij die procedure verder zetten.
(19) Oostenrijk, België, Finland, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk.
(20) Malta en Roemenië.
(21)

     Bovendien blijft een aantal lidstaten conventionele motorbrandstoffen, met name diesel (gasolie), laag belasten in vergelijking met vele alternatieve brandstoffen, rekening houdend met de hogere externe kosten die afbreuk doen aan de stimulans om op alternatieve brandstoffen over schakelen.

(22) Voor nadere informatie, zie SWD(2017) 365.
(23) België, Tsjechië, Hongarije, Italië.
(24) Oostenrijk, Duitsland, Luxemburg, Nederland.
(25) Finland, Hongarije, Italië.
(26) Oostenrijk, België, Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Estland, Spanje, Finland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Nederland, Zweden en het VK. Denemarken vermeldt waterstof in zijn nationaal beleidskader, maar stelt geen streefdoelen voor infrastructuur. Duitsland, Italië en het VK hebben ambitieuze streefdoelen gesteld.
(27) Het scenario zonder nationale beleidskaders steunt op het basisscenario van de effectbeoordeling bij het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (SWD(2017) 180) en bijgevolg op het EU-referentiescenario voor 2016. Het houdt echter geen rekening met aanmoedigingspremies van lidstaten om op alternatieve brandstoffen over te stappen. Het scenario is opgesteld door ICCS-E3M Lab met gebruik van het PRIMES-TREMOVE-model (hetzelfde model dat is gebruikt voor het EU-referentiescenario voor 2016).
(28) De meest ambitieuze lidstaten (Oostenrijk en Ierland) kunnen in vergelijking met het scenario zonder nationaal beleidskader hun NO2-uitstoot met 7 tot 10 % en hun PM2.5-uitstoot met 8 tot 12 % verlagen tegen 2030.
(29) https://ec.europa.eu/transport/themes/urban/cpt/stf_en
(30) http://ec.europa.eu/transparency/regexpert/index.cfm?do=groupDetail.groupDetail&groupID=2869
(31) Ook de nieuwe bepalingen inzake de maximale zwaveluitstoot, die van toepassing worden op 1 januari 2020, zullen gevolgen hebben voor het gebruik van alternatieve brandstoffen, met name LNG. De Commissie beveelt aan om infrastructuur voor het bunkeren van LNG in de havens van het TEN-T-kernnetwerk te installeren vóór 2025.
(32) Verordening (EU) nr. 2016/1628.
(33) COM(2017) 676 final .
(34) COM(2017) 653 final.
(35) https://ec.europa.eu/commission/priorities/jobs-growth-and-investment/investment-plan_en .
Voor voorbeelden zie SWD(2017) 177 final.
(36) Zie voor TENtec-kaarten: http://ec.europa.eu/transport/infrastructure/tentec/tentec-portal/map/maps.html.
(37) JASPERS: http://www.eib.org/products/advising/jaspers/index.htm?f=search&media=search . ELENA: http://www.eib.org/products/advising/elena/index.htm?f=search&media=search.
(38) Zie http://civitas.eu/ en http://beta.eu-smartcities.eu/
(39) Richtlijn 2010/40/EU.
(40) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/962 van de Commissie van 18 december 2014 ter aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de verlening van EU-wijde realtimeverkeersinformatiediensten betreft (voor de EER relevante tekst), PB L 157 van 23.6.2015.     Gedelegeerde Verordening (EU) .../... van de Commissie van 31 mei 2017 ter aanvulling van Richtlijn 2010/40/EG van het Europees Parlement en de Raad voor wat de verlening van EU-wijde realtimeverkeersinformatiediensten betreft.
(41) Bv. oplaadpunten, clusters van oplaadpunten en rekeningen van eindgebruikers van e-mobiliteit.
(42) Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot bij de verbranding van nieuwe personenauto's.
(43) Ook op basis van de werkzaamheden in het kader van het Europees Waarnemingscentrum voor alternatieve brandstoffen.
(44) COM(2016) 864 final van 30.11.2016.
(45) Richtlijn 2012/27/EU.