Bijlagen bij COM(2017)771 - Waarschuwingsmechanismeverslag 2018

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2017)771 - Waarschuwingsmechanismeverslag 2018.
document COM(2017)771 NLEN
datum 22 november 2017
bijlage met een uitgebreide reeks statistieken waarop dit verslag onder meer is gebaseerd.
(2) Zie artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011.
(3) Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden.
(4) Cijfer gebaseerd op de nationale rekeningen.
(5) Verordening (EU) nr. 1176/2011 (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).
(6) Zie "Europees semester 2016: beoordeling van structurele hervormingen, preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden, en resultaten van diepgaande evaluaties ingevolge Verordening (EU) nr. 1176/2011" - COM(2016) 95 final/2 -, 7.4.2016.
(7) Volgens de PMO-verordening (Verordening (EU) nr. 1176/2011) is een mechanistische interpretatie van het scorebord uitgesloten. Over de rechtvaardiging die ten grondslag ligt aan de structuur van het scorebord van het waarschuwingsmechanismeverslag en de interpretatie daarvan, zie "The Macroeconomic Imbalance Procedure. Rationale, process, application: a compendium" (Europese Commissie, 2016).
(8) De gedetailleerde scorebordindicatoren zijn samen met de respectieve indicatieve drempelwaarden opgenomen in tabel 1.1 in de bijlage.
(9) De berekeningen voor lopende rekeningen die de internationale netto-investeringspositie stabiliseren, zijn gebaseerd op de volgende veronderstellingen: de prognoses voor het nominale bbp vloeien voort uit de najaarsprognoses 2017 van de Commissie (tot 2019) en uit de methode van de Commissie voor prognoses voor de komende tien jaar; overeengekomen wordt dat de waarderingseffecten tijdens de prognoseperiode gelijk aan nul moeten worden geacht; en er wordt aangenomen dat de kapitaalrekeningen constant blijven als percentage van het bbp op de mediaanwaarde tussen 2016 en de prognoses tot 2019.
(10)

     Een grotendeels vergelijkbare beoordeling is opgenomen in het External Sector Report van het IMF. Zie ook voetnoot 13.

(11) In enkele landen, zoals Polen en Roemenië, hebben sterke stijgingen van het kapitaal per werknemer (vergroting van de kapitaalintensiteit) de arbeidsproductiviteit opgetrokken en de loonkosten per eenheid product getemperd, terwijl het omgekeerde gebeurde in Letland, Griekenland, Portugal en Slovenië.
(12) Cijfer gebaseerd op de nationale rekeningen voor de periode 2017-2019; de cijfers gebaseerd op de nationale rekeningen en de cijfers in de betalingsbalansstatistieken voor 2015 en 2016 vallen samen.
(13) De benchmark wordt afgeleid van regressies op basis van de gereduceerde-vormmethode die de belangrijkste determinanten van het evenwicht tussen besparingen en investeringen bestrijken, met inbegrip van fundamentele determinanten (bijv. demografie, hulpbronnen), beleidsfactoren en de wereldwijde financiële toestand. Deze methode is verwant aan de External Balance Assessment (EBA) die door het IMF is ontwikkeld (Phillips, S. et al., 2013, "The External Balance Assessment (EBA) methodology", IMF Working Paper, 13/272). De belangrijkste verschillen zijn het gebruik van een grotere steekproef bij de raming, een licht verschillende empirische specificatie (verschillende interacties voor de variabele voor de gevolgen van de vergrijzing en een extra variabele die het aandeel van de maakindustrie in de toegevoegde waarde weergeeft) en sommige verschillen bij de definiëring van normen (voorspellingen gebaseerd op een kleiner aantal fundamentele parameters, met name zonder rekening te houden met de internationale netto-investeringsposities en variabelen inzake internationale risicoaversie, en beleidsvariabelen die op een mondiaal gemiddelde zijn vastgesteld). Schattingen door het IMF van de norm voor de lopende rekening van de eurozone wijzen op een beperkt overschot ten belope van 2,7% van het bbp (beoordeling door de diensten van het IMF).
(14) De overschotlanden zijn: België, Duitsland, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Finland. De tekortlanden zijn de resterende 19 landen uit de eurozone. In alle overschotlanden werd in de periode 1999-2012 een evenwicht of overschot op lopende rekening opgetekend (de enige uitzonderingen waren Duitsland en Oostenrijk vóór 2002 en Finland na 2010), terwijl alle tekortlanden een tekort optekenden tussen 2000 en 2012.
(15) Hongarije vormt hierop een uitzondering, hoewel de in 2016 vastgestelde snelle toename van de verplichtingen van de financiële sector toe te schrijven is aan een specifieke transactie met beperkte macro-economische gevolgen.
(16) In november 2016 heeft het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB) landspecifieke waarschuwingen afgegeven met betrekking tot de kwetsbaarheden op middellange termijn in de sector van het niet-zakelijk onroerend goed voor acht EU-lidstaten (Oostenrijk, België, Denemarken, Finland, Luxemburg, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk).
(17) De indicator "het risico op armoede of sociale uitsluiting lopen" (AROPE) stemt overeen met het percentage personen dat kwetsbaar is volgens ten minste een van volgende drie sociale indicatoren: (1) Personen voor wie armoede dreigt (AROP), hebben een besteedbaar inkomen (gecorrigeerd is in functie van de samenstelling van de huishoudens) onder 60 % van de nationale mediaan; (2) Ernstige materiële deprivatie omvat indicatoren die betrekking hebben op een gebrek aan middelen, namelijk het aantal mensen die in ten minste 4 van de 9 domeinen deprivatie ervaren; (3) Personen die deel uitmaken van een huishouden met een zeer lage arbeidsintensiteit, zijn personen tussen 0-59 jaar die deel uitmaken van een huishouden waar de volwassenen (in de leeftijd van 18-59 jaar) het afgelopen jaar minder dan 20% van hun totale potentiële arbeidstijd hebben gewerkt.
(18) In het geval van Griekenland vindt het toezicht op de onevenwichtigheden en de monitoring van de corrigerende maatregelen nog steeds plaats in het kader van het programma voor financiële bijstand en niet in het kader van de procedure inzake macro-economische onevenwichtigheden.