Bijlagen bij COM(2018)52 - Gedelegeerde handelingen EC over bewakings- en rapportagesystemen voor de uitstoot van broeikasgassen en overige informatie op nationaal, EU niveau mbt klimaatverandering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I bij de MMR of indicatoren toe te voegen aan, te schrappen uit of te wijzigen in bijlage III bij die verordening, en rekening te houden met wijzigingen in aardopwarmingsvermogens en internationaal overeengekomen richtsnoeren voor inventarisering overeenkomstig artikel 7, lid 6; en

·het register van de Unie aan te leggen, zoals bedoeld in artikel 10, lid 4.


Dit verslag moet worden opgesteld uit hoofde van artikel 25, lid 2, van de MMR. Krachtens artikel 25, lid 2, is de Commissie voor een periode van vijf jaar met ingang van 8 juli 2013 bevoegd om de in artikel 6, artikel 7 en artikel 10, lid 4 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen. De Commissie moet uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over deze bevoegdheidsdelegatie opstellen.


De MMR werd in 2014 gewijzigd wat betreft de technische uitvoering van het Protocol van Kyoto 3 . Door deze wijziging werd aan de Commissie ook de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de technische uitvoering van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto in de Unie, overeenkomstig artikel 10, leden 5 en 6, van de MMR. Overeenkomstig artikel 25, lid 2 bis, van de MMR zijn de in artikel 10, leden 5 en 6, bedoelde bevoegdheden aan de Commissie toegekend vanaf de datum van de sluiting door de Unie van de Wijziging van Doha van het Protocol van Kyoto, tot het einde van de aanvullende periode voor het nakomen van verplichtingen uit hoofde van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto. Aangezien deze bevoegdheden voor een precies gedefinieerde en niet uit te breiden periode aan de Commissie zijn toegekend en er niet wordt naar verwezen in artikel 25, lid 2, zijn ze niet in dit verslag opgenomen.


Op 30 november 2016 heeft de Commissie een voorstel gedaan voor een verordening inzake de governance van de energie-unie 4 . De MMR is volledig in dit voorstel verwerkt ter bevordering van de integratie tussen de domeinen energie en klimaat, zodat verordening vanaf 1 januari 2021 kan worden ingetrokken. Tot die datum zal de MMR van kracht blijven als het relevante kader voor de bewaking en rapportering van emissies en verwijderingen van broeikasgassen en andere informatie over het klimaat.


2. Uitoefening van de delegatie


2.1. Materiële voorschriften voor een inventarisatiesysteem van de Unie en rekening houden met wijzigingen in aardopwarmingsvermogens en internationaal overeengekomen richtsnoeren voor inventarisering (artikel 6, lid 2, en artikel 7, lid 6, onder b))


Krachtens artikel 6, lid 2, wordt aan de Commissie de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de materiële voorschriften voor een inventarisatiesysteem van de Unie, teneinde te voldoen aan de verplichtingen van Besluit 19/CMP.1 van de Conferentie van de partijen bij het UNFCCC waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen en waarin de richtsnoeren worden vastgesteld voor nationale systemen die de partijen moeten toepassen. Op 12 maart 2014 heeft de Commissie de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 666/2014 5 van de Commissie goedgekeurd. In deze verordening worden de regels voor het inventarisatiesysteem van de Unie gespecificeerd teneinde te voldoen aan internationale verplichtingen zoals vereist door Besluit 19/CMP.1. Hierdoor worden de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, samenhang, vergelijkbaarheid en volledigheid van de rapportage over broeikasgasemissies aan het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering verzekerd. Verder worden ook de vereisten voor een inventarisatiesysteem van de Unie vastgelegd, waarbij nadere invulling wordt gegeven aan de voorschriften inzake de voorbereiding en het beheer van de broeikasgasinventaris van de Unie, met inbegrip van voorschriften inzake samenwerking met de lidstaten tijdens de jaarlijkse rapportage en de beoordeling van de inventaris in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.


Krachtens artikel 7, lid 6, onder b), wordt aan de Commissie de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde rekening te houden met wijzigingen in aardopwarmingsvermogens en internationaal overeengekomen richtsnoeren voor inventarisering, overeenkomstig de betrokken besluiten die zijn aangenomen door de instanties van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering of het Protocol van Kyoto of van overeenkomsten die daaruit voortvloeien of deze opvolgen. Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 666/2014 van de Commissie houdt rekening met deze wijzigingen en stelt voorschriften vast met betrekking tot de aardopwarmingsvermogens en de internationaal overeengekomen richtsnoeren voor inventarisering die door de lidstaten en de Commissie moeten worden gebruikt bij het bepalen en het rapporteren van de broeikasgasinventaris, teneinde aldus de samenhang te verzekeren met de uitvoering van bewakings- en rapportageverplichtingen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Protocol van Kyoto.


De Commissie zal blijven controleren of er op internationaal niveau al dan niet nieuwe besluiten worden vastgesteld die wijzigingen zouden rechtvaardigen. Indien van toepassing, zal ze ernaar streven gedelegeerde handelingen ter zake vast te stellen.


2.2 Bijlage I en bijlage III van de MMR (artikel 7, lid 6, onder a))


Krachtens artikel 7, lid 6, onder a), wordt aan de Commissie de bevoegdheid toegekend om stoffen toe te voegen aan of te verwijderen uit de lijst met broeikasgassen in bijlage I bij de MMR of om indicatoren toe te voegen aan, te schrappen uit of te wijzigen in bijlage III bij de MMR, overeenkomstig de betrokken besluiten die zijn aangenomen door de instanties van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering of het Protocol van Kyoto of van overeenkomsten die daaruit voortvloeien of deze opvolgen. De Commissie is van mening dat de instanties van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering of het Protocol van Kyoto geen besluiten hebben aangenomen die de Commissie ertoe aanzetten om zich op deze rechtsgrondslag te beroepen. Daarom heeft de Commissie nog geen gebruik gemaakt van deze machtiging. De Commissie zal de ontwikkelingen op internationaal niveau op de voet blijven volgen en desgevallend gedelegeerde handelingen in dit verband voorbereiden.


2.3. Het aanleggen van het register van de Unie (artikel 10, lid 4)


Bij Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie 6 is het registersysteem vastgesteld dat de nauwkeurige boekhouding garandeert van de transacties in het kader van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU-ETS) 7 , het Protocol van Kyoto en de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen. De rechtsgrondslag voor de registerverordening is vastgelegd in drie rechtshandelingen: de richtlijn betreffende het EU-systeem inzake emissiehandel (artikel 9), de MMR (artikel 10, lid 4, en artikel 10, leden 5 en 6, met betrekking tot de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto) en de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen (artikel 11, lid 3). De registerverordening werd goedgekeurd vóór de inwerkingtreding van de MMR en is derhalve gebaseerd op de voorganger daarvan, de beschikking betreffende het bewakingssysteem 8 (artikel 6, lid 1). In artikel 10, lid 4, van de MMR wordt de blijvende rechtsgrondslag vastgelegd voor de registerverordening in het kader van het Protocol van Kyoto. De Commissie heeft nog geen nieuwe gedelegeerde handeling vastgelegd op basis van artikel 10, lid 4, van de MMR. De herziening van de registerverordening loopt echter nog, en het verwachte toepassingsgebied van de wijziging zal bepalingen omvatten met betrekking tot de eerste verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto. Bijgevolg is het gebruik van deze rechtsgrondslag voorzien.


3. Conclusie


De voorbije vijf jaar heeft de Commissie één gedelegeerde handeling aangenomen tot vaststelling van de materiële voorschriften voor een inventarisatiesysteem van de Unie en teneinde rekening te houden met wijzigingen in de aardopwarmingsvermogens en internationaal overeengekomen richtsnoeren voor inventarisering. De Commissie zal de ontwikkelingen op internationaal niveau op de voet blijven volgen en in voorkomend geval gedelegeerde handelingen opstellen om de samenhang te verzekeren. De Commissie zal ook de uitvoering van de aangenomen gedelegeerde verordeningen op de voet blijven volgen en de nodige wijzigingen aan deze voorschriften aanbrengen indien de ontwikkelingen in de praktijk dit eisen.

(1)

Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13).

(2)

Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen en zo aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136).

(3)

Verordening (EU) nr. 662/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 wat betreft de technische uitvoering van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 155).

(4)

 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de governance van de energie-unie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013, COM(2016) 759 final.

(5)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 666/2014 van de Commissie van 12 maart 2014 tot vaststelling van de materiële voorschriften voor een inventarisatiesysteem van de Unie en teneinde rekening te houden met wijzigingen in de aardopwarmingsvermogens en internationaal overeengekomen richtsnoeren voor inventarisering overeenkomstig Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 26).

(6)

Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie van 2 mei 2013 tot instelling van een EU-register overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, Beschikkingen nrs. 280/2004/EG en 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 920/2010 en 1193/2011 van de Commissie (PB L 122 van 3.5.2013, blz. 1), de registerverordening.

(7)

Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(8)

Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1).