Bijlagen bij COM(2018)651 - Werking van Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage B geeft een overzicht van de geaggregeerde patiëntenstromen in 2015, 2016 en 2017 voor behandelingen waarvoor voorafgaande toestemming was vereist 26 . Uit de kaarten met patiëntenstromen, alsook de ruwe gegevens, blijkt duidelijk dat de meeste patiënten vanuit Frankrijk naar andere landen reizen, en dat mobiliteit van patiënten van Frankrijk naar Spanje en van Frankrijk naar Duitsland het meest voorkomt. In de jaren 2015 en 2017, toen Frankrijk niet in staat was gegevens te verstrekken over patiëntenmobiliteit betreffende behandelingen met voorafgaande toestemming, was de grootste mobiliteit van patiënten o.a. waarneembaar van Luxemburg naar Duitsland en van Ierland naar het Verenigd Koninkrijk.

Kaart 2 met patiëntenstromen in bijlage B geeft een overzicht van de geaggregeerde patiëntenstromen in 2015, 2016 en 2017 voor behandelingen waarvoor geen voorafgaande toestemming was vereist. Opnieuw tekent zich een duidelijk patroon af waarin Frankrijk het grootste aantal grensoverschrijdende patiënten heeft, terwijl Spanje, Portugal en België in alle drie de jaren het vaakst voorkomen als zorgaanbieder. Na de patiënten uit Frankrijk betreffen de vaakst voorkomende gevallen van patiëntenmobiliteit patiënten die van Denemarken naar Duitsland reizen, gevolgd door patiënten die van Polen naar Tsjechië reizen en van Noorwegen naar Spanje reizen. Het is interessant om op te merken dat uit de aanvullende nationale gegevens van Denemarken blijkt dat het merendeel van de Deense patiënten voor tandheelkundige zorg naar het buitenland reist.

In de gegevens over de richting van de patiëntenstromen komen twee belangrijke trends naar voren, ongeacht of het mobiliteit met of zonder voorafgaande toestemming betreft. De eerste trend is dat er gedurende de afgelopen drie jaar voornamelijk sprake was van patiëntenmobiliteit tussen buurlanden. Dit wijst erop dat patiënten over het algemeen de voorkeur geven aan gezondheidszorg zo dicht mogelijk bij huis en dat zij, indien zij toch verkiezen om te reizen, het liefst naar een buurland reizen. De tweede trend is te zien in het totaalpatroon van de kaarten met patiëntenstromen in de bijlage. Ongeveer de helft van de patiëntenstromen bestaat uit verplaatsingen vanuit Frankrijk naar haar buurlanden, en de andere helft bestaat uit kleine aantallen patiënten die voor zorg naar landen overal in de EU reizen, zowel buurlanden als landen die verder weg liggen. Dit wijst erop dat, hoewel in 50 % van de gevallen van patiëntenmobiliteit de factor nabijheid en mogelijk ook de samenwerking tussen klinieken in grensgebieden een rol speelt, een zeer aanzienlijk deel van de mobiliteit ook zijn oorsprong zou kunnen vinden in de wens van patiënten om gezondheidszorg te ontvangen op een plek die zij zelf kiezen. Een dergelijke keuze kan worden ingegeven door de wens om naar "huis", d.w.z. het geboorteland, terug te keren voor behandeling, of de wens om iemand te laten behandelen op een plek waar een familielid hem of haar kan verzorgen, of de wens om gebruik te maken van expertise die in het eigen land niet voorhanden is.

3.Informatieverstrekking aan patiënten

Het is belangrijk dat informatie over grensoverschrijdende gezondheidszorg eenvoudig toegankelijk is voor patiënten en familie die deze willen inzien of nodig hebben. De nationale contactpunten (NCP's) spelen hierin een cruciale rol, en moeten burgers op verzoek informatie verstrekken en, meer in het algemeen, burgers bewust maken van hun rechten als patiënt en inspelen op informatiebehoeften.

3.1. Gegevens van lidstaten over informatieverzoeken ontvangen door nationale contactpunten

In 2017 werden er in totaal 74 589 informatieverzoeken ontvangen in 22 lidstaten en Noorwegen, hetgeen veel gelijkenis vertoont met de cijfers over NCP's in 2016, toen er in totaal 69 723 informatieverzoeken werden geteld in 28 lidstaten en Noorwegen, en de cijfers over 2015, toen er in totaal 59 558 informatieverzoeken werden ontvangen in 19 lidstaten.

Rekening houdend met het variërende aantal lidstaten dat gegevens heeft verstrekt over het aantal ontvangen verzoeken, en de beperkte variatie in de spreiding van de verzoeken (in alle drie de jaren werd het aantal verzoeken gedomineerd door Polen en Litouwen, die tezamen ruim 50 % van alle informatieverzoeken in alle lidstaten voor hun rekening namen), is er weinig verandering in het aantal informatieverzoeken van burgers over toegang tot grensoverschrijdende gezondheidszorg.

Het feit dat er echter sprake is van een langzame maar gestage toename van het aantal burgers dat gebruik maakt van gezondheidszorg in een ander land wijst erop dat de toegenomen informatieverstrekking op de websites van de NCP's heeft geleid tot minder informatieverzoeken door patiënten bij de NCP's. Evenzo geldt dat artsen nu zelf rechtstreeks informatie dienen te verstrekken aan patiënten omdat zij beter op de hoogte zijn van het stelsel.

Afbeelding 3: Informatieverzoeken ingediend bij NCP's


3.2.Verbetering van informatieverstrekking aan patiënten / Informatiebehoeften van personen met een handicap

Uit een recent onderzoek van de Commissie naar de informatie die aan patiënten wordt verstrekt 27 , blijkt dat gedetailleerde informatie over de rechten van patiënten vaak ontbreekt op NCP-websites, evenals informatie over hoe te handelen in geval van ongepast lange vertraging. De informatieverstrekking over klachtenprocedures en geschillenbeslechting was eveneens schaars, alsook de verstrekking van informatie over de vereiste termijn voor verwerking van verzoeken om terugbetaling en verzoeken om voorafgaande toestemming. Ook was de informatie over de behandelingen die voor vergoeding in aanmerking komen nogal wisselvallig. Uit de bevindingen blijkt dat, hoewel de informatieverstrekking via NCP-websites voor verscheidene categorieën naar behoren was, er nog steeds noodzaak bestaat tot verdere verbetering van de websites.

In de richtlijn worden NCP's opgeroepen om patiënten en zorgaanbieders informatie te verstrekken over de toegankelijkheid van ziekenhuizen voor personen met een handicap (artikel 4, lid 2, onder a)). Informatie moet met elektronische middelen en in een voor personen met een handicap toegankelijk formaat beschikbaar worden gesteld (artikel 6, lid 5) en er moet rekening worden gehouden met de extra kosten van personen met een handicap (artikel 7, lid 4). Uit een onlangs door IF SBH (Internationale federatie voor spina bifida en hydrocephalus) 28 uitgevoerd kleinschalig onderzoek dat in hoofdzaak betrekking had op één lidstaat (Denemarken) blijkt dat de overgrote meerderheid van de respondenten nog nooit had gehoord van het bestaan van NCP's. De weinigen die hun rechten uit hoofde van de richtlijn hebben uitgeoefend, waren echter veelal tevreden, kregen hun kosten geheel of gedeeltelijk terugbetaald en zouden graag opnieuw van dit mechanisme gebruikmaken. Dit komt overeen met de bevindingen in het eerdere verslag van de Commissie 29 en bevestigt de eerdere conclusies dat in de bevraagde groepen slechts weinigen op de hoogte zijn van het bestaan van de richtlijn.

3.3.Interactie met de verordeningen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

Wat betreft het recht op terugbetaling is het voornaamste verschil tussen de richtlijn en de verordeningen dat patiënten krachtens de verordeningen recht hebben op gezondheidszorg in het buitenland alsof zij verzekerd zouden zijn conform het socialezekerheidsstelsel van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt. Krachtens de richtlijn ontvangen zij terugbetaling van de kosten van de behandeling in het buitenland alsof de behandeling zou zijn uitgevoerd in hun eigen land (lidstaat van aansluiting). Zoals echter uitgelegd in overweging 46 van de richtlijn moeten de prestaties, behoudens een andersluidend verzoek van de patiënt, in bepaalde gevallen overeenkomstig de verordeningen worden verstrekt.

Volgens een onderzoek onder NCP's blijven sommige lidstaten 30 hun bezorgdheid uitspreken over het geven van uitleg over de complexiteit van de huidige juridische situatie. Op iets minder dan de helft van de NCP-websites wordt informatie over beide wetgevingsteksten verstrekt. Er zijn nationale deskundigen opgeleid voor het geven van uitleg over de twee trajecten, in de eerste plaats via de conferentie van oktober 2016 31 over kennis van uit de richtlijn voortvloeiende rechten en in de tweede plaats via de NCP-workshop voor het opbouwen van capaciteiten die op 8 maart 2018 is gehouden, evenementen die beide zijn georganiseerd door de Commissie. Door gebruik te maken van de instrumenten die tijdens de workshop zijn aangereikt, moeten alle NCP's nu in staat zijn om via hun website het verschil tussen de twee trajecten uit te leggen en om dit proactief ter sprake te brengen tijdens hun contacten met patiënten.

4.Samenwerking tussen gezondheidszorgstelsels

4.1.Evaluatie van gezondheidstechnologie

Evaluatie van gezondheidstechnologie (EGT) is een belangrijk onderdeel van de empirisch onderbouwde besluitvorming over gezondheidszorg in de landen van de EU. De meeste lidstaten hebben gerapporteerd 32 dat zij een nationaal EGT-systeem hanteren voor geneesmiddelen (26 lidstaten en Noorwegen) en/of medische hulpmiddelen (20 lidstaten en Noorwegen) 33 .

Momenteel bestaat de EU-samenwerking op EGT-gebied uit twee hoofdelementen. In de eerste plaats het EGT-netwerk 34 waarin de nationale autoriteiten of instanties die verantwoordelijk zijn voor de evaluatie van gezondheidstechnologie verenigd zijn. De voorschriften met betrekking tot het EGT-netwerk zoals bedoeld in artikel 15 van de richtlijn zijn vervat in Uitvoeringsbesluit 2013/329/EU van de Commissie 35 . Het netwerk biedt strategische begeleiding en beleidsoriëntatie voor wetenschappelijke en technische samenwerking. Naast de uitwisseling van informatie over relevante beleidsontwikkelingen op het gebied van EGT heeft het EGT-netwerk de afgelopen drie jaar belangrijke beleidsdocumenten opgesteld, zoals "The Added Value of the European Cooperation in the Joint HTA of Medical Devices" in oktober 2015 en "A Reflection Paper on Synergies between Regulatory and HTA issues" in november 2016. Bovendien zijn er door het EGT-netwerk een aantal aanvullende strategische documenten gepland in zijn Meerjarig werkprogramma 2016-2020 36 .

Het tweede en aanvullende element is de wetenschappelijke en technische samenwerking die plaatsvindt in de gezamenlijke EUnetHTA-acties 37 . De huidige gezamenlijke actie, EUnetHTA 3, die gestart is in juni 2016, loopt tot 2020 en omvat de samenwerking met meer dan 80 partners, relevante EGT-instanties die evaluaties uitvoeren en non-profitorganisaties die een bijdrage leveren aan EGT in Europa.

In antwoord op de oproepen van de Raad en het Europees Parlement om de duurzaamheid van de Europese samenwerking op het gebied van EGT na 2020 te waarborgen, heeft de Commissie een uitgebreid denkproces in gang gezet, inclusief overleg met belanghebbenden en een impactevaluatie overeenkomstig de agenda voor betere regelgeving van de Commissie 38 . Dit denkproces heeft geculmineerd in de goedkeuring van een wetsvoorstel 39 door de Commissie op 31 januari 2018. Met het wetsvoorstel wil de Commissie voortbouwen op de samenwerking op het gebied van EGT in het lopende project en een oplossing aanreiken voor bepaalde tekortkomingen die in het denkproces naar voren zijn gekomen. De voorgestelde wetgeving is bedoeld om het beter functioneren van de interne markt te waarborgen, en bij te dragen aan een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid. Naar verwachting zal de samenwerking op het gebied van EGT na 2020 overeenkomstig het voorstel instrumenteel zijn voor het beschikbaar komen van innovatieve gezondheidstechnologieën voor Europese patiënten, een beter gebruik van de beschikbare middelen, en verbetering van de voorspelbaarheid voor zakendoen. Het voorstel bevat een kader en procedures ter ondersteuning van de samenwerking op het gebied van EGT op het niveau van de Unie en algemene regels voor klinische evaluaties van gezondheidstechnologieën. In het bijzonder heeft het voorstel betrekking op samenwerking op het gebied van klinische evaluaties, wetenschappelijk overleg en opkomende gezondheidstechnologieën.

Het voorstel is voorgelegd aan de Raad en het Europees Parlement.

4.2.E-gezondheid

Het e-gezondheidsnetwerk is een vrijwillig netwerk bestaande uit nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor e-gezondheid, dat zich inzet voor interoperabele toepassingen en betere continuïteit van en toegang tot de gezondheidszorg 40 .

Het werk van het e-gezondheidsnetwerk speelt een belangrijke rol bij het overwinnen van de juridische, organisatorische, technische en semantische uitdagingen op het gebied van interoperabiliteit binnen het kader van de grensoverschrijdende uitwisseling van persoonlijke gezondheidsgegevens. Het netwerk vormt de basis voor de digitale diensteninfrastructuur voor e-gezondheidszorg (eHealth Digital Service Infrastructure of eHDSI), een IT-systeem dat is gefinancierd door de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting Europe Facility of CEF) 41 en de lidstaten, en dat richtsnoeren bevat voor patiëntendossiers (november 2013) 42 en elektronische recepten (november 2014)  43 .

Binnen de eHDSI-infrastructuur zullen eind 2018 in een aantal landen voor het eerst vrijwillige grensoverschrijdende uitwisselingen van patiëntengegevens en e-recepten een aanvang nemen, en tegen 2020 zullen hieraan naar verwachting 20 lidstaten deelnemen. Tot dusverre hebben 16 lidstaten 10,6 miljoen EUR aan CEF-financiering ontvangen om de vereiste technische voorbereidingen voor deze grensoverschrijdende uitwisseling te treffen. In 2018 is er een extra oproep gedaan om meer lidstaten aan de eHDSI te laten deelnemen.

Op 25 april 2018 heeft de Commissie een mededeling vastgesteld, die onder meer bedoeld is om te komen tot passend beheer van de eHDSI en de financiële grondslag daarvan en om de interoperabiliteit van patiëntgegevens en de toegang daartoe voor de burger te verbeteren 44 . Het is de bedoeling het beheer en functioneren van het e-gezondheidsnetwerk te evalueren teneinde de rol daarvan in de digitale diensteninfrastructuur van de e-gezondheid en bijbehorende operationele vereisten te verduidelijken.

4.3.De Europese referentienetwerken

De Europese referentienetwerken (ERN's) zijn virtuele, grensoverschrijdende netwerken die zorgaanbieders uit heel Europa samenbrengen. De netwerken zijn bedoeld om een bijdrage te leveren aan de diagnose en behandeling van patiënten met een zeldzame, complexe of weinig voorkomende ziekte waarvoor zeer gespecialiseerde gezondheidszorg en een bundeling van kennis en middelen vereist zijn.

Sinds het laatste verslag heeft de ERN-bestuursraad van de lidstaten 24 thematische netwerken goedgekeurd die in maart 2017 zijn gelanceerd op de derde ERN-conferentie in Vilnius. De netwerken bestaan uit ruim 900 zeer gespecialiseerde zorgaanbieders in ongeveer 300 ziekenhuizen in 25 lidstaten (plus Noorwegen). Een basisbeginsel van de ERN's is verspreiding van kennis in plaats van patiënten. ERN's zijn niet rechtstreeks toegankelijk voor individuele patiënten; in plaats daarvan verwijzen zorgaanbieders patiënten door naar het relevante netwerk, met hun toestemming en in overeenstemming met de regels van de nationale gezondheidszorgstelsels.

De klinische bedrijfsvoering is gestart in november 2017, toen het speciale IT-platform, het Clinical Patient Management System, operationeel werd zodat de eerste patiëntengevallen konden worden beoordeeld door de virtuele evaluatiepanels. De virtuele evaluatiepanels worden bijeengeroepen om hun mening te geven over de diagnose en behandeling van een patiënt en bestaan uit medisch specialisten uit verschillende expertisecentra in de EU. In juni 2018 waren er 165 panels gevormd, en het aantal groeit nog dagelijks, en de eerste patiënten hebben er direct baat bij gehad.

4.4.Erkenning van recepten

De Commissie heeft 45 Uitvoeringsrichtlijn 2012/52/EU 46 vastgesteld om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van medische recepten. Er zijn 21 inbreukprocedures ingesteld wegens niet-mededeling van nationale omzettingsmaatregelen. Alle procedures zijn inmiddels afgesloten omdat er vervolgens omzetting door de lidstaten heeft plaatsgevonden.

4.5.Inventarisatie en opbouw van grensoverschrijdende en regionale samenwerking

De Commissie moedigt de lidstaten tevens aan om samen te werken bij de verstrekking van grensoverschrijdende gezondheidszorg in grensregio’s 47 . Dit laatste moet worden gezien als een kans om de toegang van patiënten tot de gezondheidszorg te verbeteren, te profiteren van schaalvoordelen en efficiënt gebruik te maken van middelen. In haar mededeling inzake groei en cohesie stimuleren in grensregio's van de EU 48 beschrijft de Commissie manieren waarop de EU de complexiteit, duur en kosten van grensoverschrijdende interactie kan verminderen en de bundeling van diensten langs de binnengrenzen kan bevorderen. In de mededeling worden een aantal acties voorgesteld om de mededingingssituatie van de grensregio's te verbeteren door het onder de aandacht brengen van succesvolle praktijken. De Commissie is voornemens om eind 2018 een strategisch evenement over de gezondheidszorg te organiseren met belanghebbenden uit de grensregio's, teneinde te onderzoeken hoe de informatie-uitwisseling en beste praktijken in de Unie verder kunnen worden ontwikkeld.

Op de informele ministeriële raad van 2015 hebben de lidstaten de Commissie verzocht onderzoek te verrichten naar de inventarisatie van grensoverschrijdende samenwerking. Het onderzoek dat vervolgens is uitgevoerd 49 geeft een beeld van de door de EU gefinancierde projecten die zijn uitgevoerd in de periode van 2007 tot 2017 en toont aan dat geografische en cultureel-maatschappelijke factoren voor beleidsmakers nog steeds van doorslaggevend belang zijn voor het tot stand brengen en in stand houden van grensoverschrijdende samenwerkingsinitiatieven. Van de ruim 400 initiatieven die in de inventarisatie werden geanalyseerd, vond veruit het merendeel plaats tussen landen met soortgelijke tradities op het gebied van de verzorgingsstaat en kennisdeling en beheer en gezamenlijke diagnose en behandeling van patiënten. Er zijn diverse scenario's voor de ontwikkeling van samenwerking en, zoals reeds is gebleken uit eerdere onderzoeken 50 , is een van de meest realistische een scenario waarin regionale netwerken worden opgezet die gericht zijn op het inspelen op de lokale en regionale behoeften. Bijlage A bevat een gedetailleerde lijst van verdere onderzoeken ten behoeve van goede tenuitvoerlegging.

5.Gedelegeerde bevoegdheden

Volgens artikel 17 van de richtlijn wordt de bevoegdheid tot het vaststellen van de in de richtlijn bedoelde gedelegeerde handelingen aan de Commissie verleend voor een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de richtlijn. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de gedelegeerde bevoegdheden op.

In het kader van de wederzijdse erkenning van recepten door de lidstaten geeft artikel 11, lid 5, de Commissie de bevoegdheid om, door middel van gedelegeerde handelingen, maatregelen vast te stellen om specifieke categorieën geneesmiddelen en medische hulpmiddelen uit te sluiten van de erkenning van recepten wanneer dit nodig is om de volksgezondheid te beschermen. De lidstaten zijn overeengekomen dat er geen uitsluiting vereist is; daarom heeft de Commissie geen gebruik gemaakt van de gedelegeerde bevoegdheid 51 . Ingeval de noodzaak daartoe zich in de toekomst voordoet, zal het noodzakelijk zijn snel te handelen via een gedelegeerde handeling.

Uit hoofde van de richtlijn 52 is de Commissie tevens bevoegd om, door middel van gedelegeerde handelingen, een lijst vast te stellen met specifieke criteria en voorwaarden waaraan Europese referentienetwerken moeten voldoen alsook voorwaarden en criteria waaraan zorgaanbieders die zich bij dergelijke netwerken willen aansluiten moeten voldoen. De Commissie heeft nauw samengewerkt met de lidstaten aan de inhoud van de gedelegeerde handeling voordat deze op 10 maart 2014 is vastgesteld voor inwerkingtreding op 27 mei 2014 53 .

De Commissie is van oordeel dat zij de aan haar gedelegeerde bevoegdheden binnen de begrenzingen van de richtlijn heeft uitgeoefend. Aangezien noch het Europees Parlement noch de Raad de gedelegeerde bevoegdheden die zijn verleend uit hoofde van artikel 11, lid 5, en artikel 12, lid 5, heeft ingetrokken, worden deze automatisch verlengd met een periode van vijf jaar, in overeenstemming met artikel 17, lid 1, van de richtlijn.

6.Conclusies

In de grensoverschrijdende mobiliteit van patiënten binnen de EU is de afgelopen drie jaar een licht stijgende trend waarneembaar. Dit kan deels te danken zijn aan de geleidelijke verbetering van de informatieverstrekking over de richtlijn aan burgers, met als mogelijk gevolg dat patiënten beter op de hoogte zijn van hun rechten. Dit kan daarnaast deels te danken zijn aan de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten met betrekking tot de juiste tenuitvoerlegging van de richtlijn en de interactie tussen de richtlijn en de verordeningen betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels, vooral via het werk dat is verricht bij de NCP's en via de onderzoeken op eigen initiatief van de Commissie (zie hoofdstuk 1).

Tegelijkertijd kan worden geconcludeerd dat de richtlijn wat betreft patiëntenrechten heeft geresulteerd in rechtszekerheid en duidelijkheid voor zowel grensoverschrijdende patiënten als patiënten uit eigen land. De interpretatie van de richtlijn is niet onderworpen geweest aan toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie. De controles op de naleving en de dialogen met lidstaten worden de volgende verslagperiode voortgezet en er zal meer gebruik worden gemaakt van mobiliteitsgegevens.

Wat betreft de vrijwillige samenwerkingsstructuur (e-gezondheid, EGT, ERN's) biedt de richtlijn de Commissie en de lidstaten een basis voor het verbeteren van de grensoverschrijdende samenwerking en het aangaan van de bredere technologische en maatschappelijke uitdagingen. Een aantal ontwikkelingen op het gebied van deze nieuwe perspectieven zijn al in gang gezet. In de eerste plaats heeft de Commissie een wetsvoorstel inzake evaluatie van gezondheidstechnologie ingediend (zie hoofdstuk 4.1). In de tweede plaats heeft de Commissie in haar mededeling over de digitale transformatie van gezondheid en zorg verdere maatregelen op het gebied van e-gezondheid voorgesteld (zie hoofdstuk 4.2). Tot slot luidt de lancering van ERN's een grote verandering in op het gebied van de levering van kwaliteit en toegankelijke grensoverschrijdende gezondheidszorg aan Europese burgers (zie hoofdstuk 4.3). In deze virtuele netwerken zijn zorgaanbieders uit heel Europa verenigd om een oplossing te vinden voor ingewikkelde of zeldzame medische aandoeningen, waardoor het niet de patiënt maar wel de medische kennis is die de grenzen oversteekt. Dit is zonder twijfel een voorbeeld van een goede praktijk.

Op dit moment, vijf jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn, kan worden geconcludeerd dat grensoverschrijdende patiëntenstromen een stabiel patroon vertonen, en dat geografische nabijheid of culturele verwantschap daarbij veelal een rol speelt. Over het algemeen zijn de patiëntenmobiliteit en haar financiële dimensie binnen de EU nog steeds betrekkelijk gering en heeft de richtlijn betreffende grensoverschrijdende gezondheidszorg geen grote begrotingseffecten gehad op de duurzaamheid van de gezondheidszorgstelsels.


(1)

   Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).

(2)

   Verordeningen (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1) en nr. 987/2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 (PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1).

(3)

   Verslag van de Commissie over de werking van Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg, COM(2015) 421 final, 4.9.2015.

(4)

   Het comité zoals bedoeld in artikel 16 van de richtlijn en conform advies van de Deskundigengroep zorg in het buitenland.

(5)

   Omwille van de continuïteit wordt in dit verslag de term "controle op de naleving" gebruikt, zulks in overeenstemming met het eerdere uitvoeringsverslag van 2015 waarin deze term wordt gebruikt in de zin van verenigbaarheid van de nationale omzettingsmaatregelen met de bepalingen van de richtlijn. Dit is identiek aan de "conformiteitscontroles" die worden genoemd in de mededeling van de Commissie: "EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing", C/2016/8600, PB C 18 van 19.1.2017 final, blz. 10. Evenzo is de term "volledigheidscontrole" identiek aan "omzettingscontrole" in de terminologie die in de mededeling wordt gebruikt.

(6)

   Artikel 7, lid 6, en artikel 9.

(7)

   Artikel 4, lid 2, onder a) en b), artikel 5, onder b), artikel 6, lid 3.

(8)

   Artikel 4, lid 2, onder c) en e) t/m f), artikel 4, leden 3 en 4, artikel 5, onder b) t/m d), artikel 7, lid 1, artikel 9, leden 4 en 5.

(9)

   Artikel 4, lid 2, onder d).

(10)

   Zie bijvoorbeeld zaak C-372/04 Watts, punt 100.

(11)

   Zie overweging 38 van de richtlijn.

(12)

   Richtlijn 2011/24/EU moest door de EVA-landen IJsland, Liechtenstein en Noorwegen uiterlijk 1.8.2015 zijn omgezet.

(13)

   Zeven landen (Tsjechië, Estland, Finland, Litouwen, Nederland, Zweden en Noorwegen) hebben niet voor een systeem van voorafgaande toestemming gekozen.

(14)

   Zie bv. zaak C-205/99 Analir e.a. [2001] ECR I-1271, punt 38; zaak C-157/99 Smits en Peerbooms, punt 90.

(15)

   Zie bv. zaak C-205/99 Analir e.a. [2001] ECR I 1271, punten 35 t/m 38; zaak C 157/99 Smits en Peerbooms, punten 80 t/m 90.

(16)

   Krachtens artikel 8, lid 2, onder b) en c), hebben lidstaten tevens de mogelijkheid om voorafgaande toestemming te verlangen wanneer de verleende gezondheidszorg een behandeling met zich meebrengt die een bijzonder risico voor de patiënt of de bevolking inhoudt, of wanneer de gezondheidszorg in kwestie wordt verleend door een zorgaanbieder die aanleiding zou kunnen geven tot ernstige en specifieke bezorgdheid over de kwaliteit of veiligheid van de zorg.

(17)

   Artikel 8, lid 1, van de richtlijn.

(18)

   Artikel 7, lid 4, van de richtlijn.

(19)

   Artikel 4, lid 2, onder d), van de richtlijn stipuleert dat er een stelsel met een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, dan wel een waarborg of een soortgelijke regeling die gelijkwaardig is of met betrekking tot het doel in wezen vergelijkbaar is, beschikbaar moet zijn.

(20)

   Zie voetnoot 2.

(21)

   Hierbij moet worden opgemerkt dat Frankrijk alleen over 2016 gegevens kon verstrekken over gezondheidszorg waarvoor voorafgaande toestemming is vereist. Daarom moet afbeelding 2 worden geïnterpreteerd aan de hand van het feit dat Frankrijk in 2016 3 510 van de 5 162 verzoeken om voorafgaande toestemming voor haar rekening nam en 2 579 van de 3 644 gevallen waarin toestemming is verleend. De gegevens exclusief Frankrijk zijn iets donkerder weergegeven in het onderste deel van de kolommen.

(22)

    http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1154&langId=en

(23)

   Vergoeding krachtens de richtlijn geschiedt gewoonlijk tegen het tarief dat gebruikelijk is in het land van verzekering, terwijl vergoeding krachtens de verordeningen geschiedt op basis van het vergoedingstarief in het land van behandeling.

(24)

    https://www.oecd-ilibrary.org/social-issues-migration-health/health-at-a-glance-2017/health-expenditure-in-relation-to-gdp_health_glance-2017-45-en

(25)

http://ec.europa.eu/eurostat/tgm/refreshTableAction.do;jsessionid=9ea7d07e30dd3bf0a52b9a8a474c872db039e243c026.e34OaN8Pc3mMc40Lc3aMaNyTa3eQe0?tab=table&plugin=1&pcode=tec00001&language=en

(26)

   Men dient zich dus bewust te zijn van het feit dat de patiëntenstroom van Frankrijk naar andere lidstaten alleen van toepassing is op de gegevens over 2016 omdat Frankrijk in 2015 en 2017 niet in staat was gegevens dienaangaande te verstrekken.

(27)

   https://ec.europa.eu/health/cross_border_care/key_documents_en

(28)

   IF SBH (Internationale federatie voor spina bifida en hydrocephalus) en EDF (Europees Gehandicaptenforum), "Impact of Cross-border Healthcare on Persons with Disabilities and Chronic Conditions" , 2017.

(29)

   https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/cross_border_care/docs/2015_operation_report_dir201124eu_en.pdf

(30)

   In 2017 erkenden 14 van de 37 NCP-medewerkers problemen te hebben met het aan de patiënt uitleggen van de relatie tussen de richtlijn en de verordeningen.

(31)

   https://ec.europa.eu/health/cross_border_care/events/ev_20161024_en

(32)

   https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/technology_assessment/docs/2018_mapping_npc_en.pdf

(33)

   Inkaartbrenging van nationale EGT-organisaties, programma’s en processen in de EU en Noorwegen, 2017, contractnr. 17010402/2016/734820, ISBN: 978-92-79-77080-7.

(34)

   https://ec.europa.eu/health/technology_assessment/policy/network_en

(35)

   Uitvoeringsbesluit 2013/329/EU van de Commissie van 26 juni 2013 betreffende de voorschriften voor de oprichting, het beheer en de transparante werking van het netwerk van nationale autoriteiten of instanties die verantwoordelijk zijn voor de evaluatie van gezondheidstechnologie (PB L 175 van 27.6.2013, blz. 71).

(36)

   https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/technology_assessment/docs/2016_2020_pgmnetwork_en.pdf

(37)

   https://www.eunethta.eu/#tab-3-tab

(38)

   https://ec.europa.eu/health/technology_assessment/eu_cooperation_en

(39)

   Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de evaluatie van gezondheidstechnologie en tot wijziging van Richtlijn 2011/24/EU, COM(2018)51 final, 31.1.2018. https://ec.europa.eu/health/technology_assessment/eu_cooperation_en

(40)

   2011/890/EU: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 22 december 2011 tot vaststelling van de voorschriften voor de oprichting, het beheer en de werking van het netwerk van nationale verantwoordelijke autoriteiten inzake e-gezondheid.

(41)

   Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).

(42)

   https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/ehealth/docs/ev_20161121_co10_en.pdf

(43)

   https://ec.europa.eu/health//sites/health/files/ehealth/docs/eprescription_guidelines_en.pdf

(44)

   Mededeling over het mogelijk maken van de digitale transformatie van gezondheid en zorg in de digitale eengemaakte markt; de burger "empoweren" en bouwen aan een gezondere maatschappij, COM(2018) 233 final, 25.4.2018.

(45)

   Op grond van artikel 11, lid 2, onder a), c) en d), van de richtlijn.

(46)

   Uitvoeringsrichtlijn 2012/52/EU van de Commissie van 20 december 2012 tot vaststelling van maatregelen om de erkenning van in een andere lidstaat verstrekte medische recepten te vergemakkelijken (PB L 356 van 22.12.2012, blz. 68).

(47)

   Artikel 10, lid 3, van de richtlijn.

(48)

   COM(2017) 534 final.

(49)

    "Study on Cross-Border Cooperation: Capitalising on existing initiatives for cooperation in cross-border regions" , Gesundheit Österreich Forschungs und Planungs GmbH, SOGETI, Universiteit van Maastricht, 2017.

(50)

   Zie de onderzoeken van het Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie, bv. "Barrières en opportuniteiten in de Benelux" , februari 2018.

(51)

   Zie voor meer bijzonderheden het verslag van de Commissie over de werking van de richtlijn, dat is gepubliceerd op 4.9.2015 (COM(2015) 421 final).

(52)

   Artikel 12, lid 5, juncto artikel 12, lid 4, onder a).

(53)

   Gedelegeerd Besluit 2014/286/EU van de Commissie van 10 maart 2014 tot vaststelling van de criteria en voorwaarden waaraan Europese referentienetwerken en zorgaanbieders die zich bij een Europees referentienetwerk willen aansluiten, moeten voldoen (PB L 147 van 17.5.2014, blz. 71).