Bijlagen bij COM(2019)629 - Voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage B 5 bij het gedelegeerde DWU-wetgevingspakket (GV/DWU). Tijdens de ontwikkeling van een aantal trans-Europese systemen is gebleken dat bijlage B in sommige gevallen niet kon worden geïmplementeerd vanwege de functionele behoeften, of dat zij alleen met buitensporige kosten kon worden geïmplementeerd. In het kader van ICS2 moesten bijvoorbeeld extra kolommen in bijlage B worden opgenomen om rekening te houden met alle gegevenssets die mogelijk zijn in ICS2. Dit leidde tot een herziening van bijlage B om deze in overeenstemming te brengen met de functionele en technische specificaties voor trans-Europese systemen en om de harmonisatie tussen de systemen onderling te waarborgen, zoals gevraagd door de lidstaten en het bedrijfsleven. Het spreekt voor zich dat deze herziening niet zonder gevolgen zal zijn voor de nationale systemen, hoewel er een gezamenlijke inspanning werd geleverd om de gevolgen voor deze systemen zoveel mogelijk te beperken. De lidstaten die al ver gevorderd zijn met de ontwikkeling van hun nationale systemen, betreuren deze gang van zaken, ondanks het feit dat de herziening van bijlage B in het algemeen wordt gewaardeerd.

Het is de bedoeling dat er tegen eind 2019 een akkoord met de lidstaten wordt bereikt over de herziene bijlage B en dat de desbetreffende wetgeving vervolgens in 2020 wordt aangenomen. De lidstaten zijn evenwel bezorgd dat deze instabiliteit hun nationale planning in de war stuurt. Meer in het bijzonder zijn zij van mening dat de veelvuldige toevoeging van nieuwe verplichtingen en deadlines via de updates van het DWU/WP het hen moeilijk maakt om de gemeenschappelijke gegevensvereisten in hun nationale systemen te integreren. Er moet evenwel aan worden herinnerd dat de huidige herziening van het DWU/WP nodig was voor een correcte tenuitvoerlegging van het gewijzigde artikel 278 DWU. De wijziging van artikel 278 DWU is het resultaat van het compromis dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben bereikt. De toepasbaarheid van de verschillende kolommen van bijlage B bij de GV/DWU is gekoppeld aan de uitroldatums van de elektronische systemen die in het DWU/WP zijn vastgesteld.

Een andere bezorgdheid van de lidstaten is de instabiliteit die is ontstaan en de moeilijkheden om een planning op te stellen als gevolg van de steeds weerkerende evaluaties van bedrijfs- en IT-documentatie. Deze evaluatiecycli (waarbij documenten door de input van deskundigen steeds opnieuw worden bijgewerkt) zijn nodig om een gemeenschappelijke interpretatie en implementatie van de systemen te waarborgen. Als eerst de projectdocumentatie klaar moet zijn, kan het voorkomen dat de lidstaten voor sommige projecten nog geen enkele vorm van nationale planning hebben opgezet. Hoewel vele lidstaten bereid zijn om ondersteunende maatregelen te nemen om de planningstermijnen van het DWU/WP in acht te nemen, zijn hun effectbeoordelingsprocessen lang en complex en hebben deze een vertragende werking.

De lidstaten hebben gerapporteerd dat zij een wendbare (“agile”) 6 aanpak hanteren, zodat zij flexibel kunnen reageren. Deze aanpak betekent echter ook dat sommige projecten slechts zes kwartalen van tevoren worden gepland. Daardoor weten deze lidstaten dus nog niet precies in welke mate zij de uitroldatums voor deze systemen zullen kunnen respecteren.

Tot slot zullen er zich nog nieuwe uitdagingen aandienen die, al dan niet met spoed, het hoofd zullen moeten worden geboden met nieuwe beleids-, wets- en IT-maatregelen op het gebied van douane, en die vaak de reeds overeengekomen tijdschema’s voor de uitvoering van het DWU/WP (bv. e-commerce enz.) in de war zullen sturen.

Als conclusie kan worden gesteld dat er momenteel geen kritische risico’s zijn vastgesteld met betrekking tot de deadline voor de voltooiing van de implementatie van de DWU-systemen tegen eind 2025. Desalniettemin is het zaak dat de IT-teams van de Commissie en van de douanediensten van de lidstaten de passende middelen krijgen om de bestaande grote risico’s dat de deadlines voor sommige systemen niet worden gehaald, met name wat de nationale systemen betreft, te beperken. De IT-teams moeten kunnen beschikken over voldoende vaste medewerkers om de projecten te leiden, en in het huidige Douane 2020 en het vervolgprogramma daarvan moeten voldoende financiële middelen worden uitgetrokken om de oplevering door externe partners te garanderen. Voorts moet worden vermeden dat de reikwijdte van projecten verschuift en dat nieuwe wetgeving wordt aangenomen met gevolgen voor de douanesystemen voor eind 2023. Als deze maatregelen worden genomen, overeenkomstig de aanbevelingen in het verslag van de Europese Rekenkamer, zouden de risico’s redelijk onder controle moeten blijven.

Ondersteunende maatregelen

De vorderingen bij de Commissie worden gevolgd op een dashboard van het strategische meerjarenplan voor de douane (MASP-C), dat als voortgangs- en informatie-instrument fungeert. Het MASP-C 2019 en het DWU/WP 2019 dienen als basis voor de mijlpalen op het dashboard. Het dashboard wordt elk kwartaal ter informatie en sturing aan de lidstaten (Electronic Customs Coordination Group) en het bedrijfsleven (Trade Contact Group) gepresenteerd.

De Commissie volgt thans niet alleen de vorderingen bij de belangrijkste projectmijlpalen volgens het DWU/WP en het MASP-C, maar legt ook specifieke tussentijdse mijlpalen per project vast (bv. mijlpalen voor de voltooiing van de conformiteitstests door alle lidstaten). Dit strakkere toezicht is noodzakelijk om de uitrol van de gedecentraliseerde trans-Europese systemen beheersbaar te houden en extra kosten te vermijden voor de exploitatie van oude en nieuwe systemen in het geval van een verlengde uitroltermijn. Aangezien deze cruciale trans-Europese systemen met hun gedecentraliseerde architectuur pas hun doel kunnen bereiken als alle lidstaten naar de nieuwe omgeving zijn overgeschakeld, heeft de Commissie er bij de lidstaten op aangedrongen om niet tot het einde van de uitroltermijn te wachten om over te schakelen op de nieuwe systemen. Voor de trans-Europese systemen AES en NCTS zal vanaf 2020 een programma voor de kwartaalmonitoring van nationale overheden met kernprestatie-indicatoren worden opgezet, dat regelmatig de voortgang zal meten en ruim op tijd voor eventuele problemen zal waarschuwen.

Daarnaast zal de Commissie begin 2020 een programma voor de coördinatie van nationale overheden opzetten om de lidstaten te helpen bij de ontwikkeling en de uitrol van hun nationale componenten voor de trans-Europese systemen. Deze systemen zijn doelbewust gekozen omdat de lidstaten in 2016-2017 zijn overeengekomen dat de systemen voor invoer, douanevervoer en uitvoer centraal staan en de hoogste prioriteit bij de uitrol moeten krijgen. Omdat een aantal lidstaten hun werkzaamheden voor de transitie van de nationale systemen en componenten die betrekking hebben op invoer-, douanevervoer- en uitvoerregelingen, hebben verschoven tot helemaal op het einde van de uitroltermijnen, bestaat het risico dat zij onvoldoende tijd hebben uitgetrokken voor het testen en voltooien van de uitrol overeenkomstig de gemeenschappelijke specificaties en het IT-transitiebeleid. Omdat de trans-Europese systemen pas goed kunnen functioneren als alle lidstaten zich hebben aangesloten, zullen nationale problemen of vertragingen bij de uitrol gevolgen hebben op het niveau van het trans-Europese systeem en de tijdige voltooiing ervan in gevaar brengen.

Op basis van de feedback van de lidstaten heeft de Commissie bovendien al vastgesteld dat de voor 2022 geplande voltooiing van de nationale systemen, met name wat binnenbrengen en invoer van goederen betreft, in het gedrang kan komen, wat een negatief effect zou hebben op de voltooiing van het CCI.

Deze programma’s zullen het IT-transitieproces vanaf 2020 helpen sturen met een specifieke helpdesk, webinars, bilaterale bezoeken, opleidingen, follow-up van conformiteitstests, driemaandelijkse voortgangsrapportage, dienstverleningsbeheer enz. De lidstaten en de Commissie moeten goed zijn toegerust om de komende uitdagingen het hoofd te bieden.

Deze programma’s zullen waardevolle voortgangsinformatie verschaffen die zal worden gebruikt voor de toekomstige jaarlijkse voortgangsverslagen. Zij zullen nauwkeurige voortgangsinformatie per project en per lidstaat verschaffen.


4.Conclusie

Al bij al is duidelijk dat de Commissie en de lidstaten met uitdagingen zullen worden geconfronteerd als zij de elektronische systemen van het DWU binnen de vastgestelde termijnen volledig willen uitrollen. De lidstaten vinden moeilijk de nodige middelen, de systemen zijn complex en onderling met elkaar verbonden, en de overgang van de bestaande naar de geüpgradede systemen moet vlot verlopen om de gevolgen voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk te beperken.

Anderzijds kan niet worden ontkend dat er tastbare vooruitgang wordt geboekt. Er is al een groot aantal elektronische systemen uitgerold en deze zijn nu volledig operationeel.

De resterende systemen liggen grotendeels op schema en zullen in principe worden voltooid in de periode 2020-2025 in overeenstemming met de projectplanning die in het DWU/WP is opgenomen. Figuur 2 hieronder bevat een beknopt overzicht van de planning en de voortgang.


Figuur 2: planning van DWU/WP-projecten


Ten tijde van de opstelling van dit verslag zijn er voor deze resterende systemen, behalve een aantal probleempunten die op het niveau van de lidstaten aan de orde zijn gesteld, geen kritische risico’s vastgesteld. De Commissie en de lidstaten zullen ook in de toekomst regelmatig bijeenkomen om de projecten aan te sturen en te volgen via de dashboards van het MASP-C en de aangescherpte rapportagevereisten inzake planning en voortgang voor de uitvoering van het DWU/WP. De Commissie en de lidstaten zullen ook voor de resterende trans-Europese systemen businesscases en visiedocumenten opstellen en uitwerken en de functionele en technische specificaties ervan (inclusief technische specificaties voor een overgangsperiode in sommige gevallen) voorbereiden als basis voor de lancering en de uitrol van deze systemen.

Tot zal de Commissie begin 2020 extra ondersteunende maatregelen nemen in de vorm van een coördinatieprogramma om de lidstaten met name te helpen bij de uitrol van hun componenten voor het AES en het NCTS, en van een monitoringprogramma om hun vorderingen hierbij te beoordelen. De Commissie is ervan overtuigd dat zij met deze beheersinstrumenten de passende middelen ter beschikking heeft om de komende veranderende uitdagingen het hoofd te bieden. Van hun kant hebben vele lidstaten zich bereid getoond om ondersteunende maatregelen te nemen die hen in staat moeten stellen de planningstermijnen van het DWU/WP in acht te nemen.

Nadere informatie over de planning en de status van elk project is opgenomen in een werkdocument van de diensten van de Commissie dat samen met dit verslag is gepubliceerd.

(1)

Het DWU is op 9 oktober 2013 bij Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad aangenomen. Het volledige wetgevingspakket bestaat uit de gedelegeerde DWU-verordening, de DWU-uitvoeringsverordening, de gedelegeerde DWU-overgangsverordening, de DWU-uitvoeringsverordening betreffende technische regelingen en het DWU-werkprogramma.

(2)

Artikel 280 DWU en Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578 van de Commissie , dat momenteel wordt geactualiseerd.

(3)

 Verordening (EU) 2019/632 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 houdende verlenging van het tijdelijke gebruik van andere middelen dan de elektronische gegevensverwerkingstechnieken waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 54).

(4)

 Europese Rekenkamer (2018) “Een reeks vertragingen bij de IT-douanesystemen: wat ging er mis?”.

(5)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

(6)

Een methode voor projectbeheer, speciaal gebruikt voor softwareontwikkeling, die wordt gekenmerkt door taakverdeling in korte werkfasen en frequente herbeoordeling en aanpassing van plannen.