Bijlagen bij COM(2020)38 - Tenuitvoerlegging van het Europees energieprogramma voor herstel en het Europees Fonds voor energie-efficiëntie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage).

In de gas- en elektriciteitsinfrastructuur is de toestand als volgt: de meeste projecten zijn afgerond en twee projecten zijn in de uitvoeringsfase.

De projectontwikkelaars hebben aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de integratie van offshore-windenergie in het net, terwijl de projectontwikkelaars van het laatste resterende CCS-project (afvang en opslag van kooldioxide) hun financiële steun hebben ingetrokken.

De Commissie handhaaft financiële steun aan de investeerders zolang een definitief investeringsbesluit (FID) tot de mogelijkheden behoort en het project een aanzienlijke waarde voor de maatschappij blijft bieden.

1. Gas- en elektriciteitsinfrastructuur

Het EEPR-subprogramma voor infrastructuur heeft ondersteuning geboden aan 44 projecten op drie hoofdgebieden (gasinterconnectoren, bidirectionele gaspijpleidingen en elektriciteit).

Er is een bedrag van 2 267 574 462 EUR vastgelegd, waarvan op 31 december 2018 1 669 370 233 EUR was uitgekeerd aan de begunstigden. Betalingen worden alleen verricht als de begunstigden zich er door middel van een definitief investeringsbesluit toe verbinden het project uit te voeren.


1.1.Reeds geboekte vooruitgang 

Tot op heden zijn 38 (3 meer dan in 2017) van de 44 infrastructuurprojecten afgerond, vier zijn stopgezet en twee projecten zijn in de uitvoeringsfase.

In de elektriciteitssector zijn alle 12 projecten (2 meer dan in 2017) voltooid.

Op het gebied van gasinterconnectoren zijn 13 (1 meer dan in 2017) van de 18 projecten voltooid; twee projecten worden uitgevoerd volgens een nieuw tijdschema en drie projecten zijn stopgezet.

Op het gebied van bidirectionele en interconnectieprojecten in Centraal- en Oost-Europa zijn 13 projecten afgerond en heeft de Commissie in september 2014 één project in Roemenië stopgezet.

Sinds het laatste verslag over de tenuitvoerlegging van het EEPR zijn met name de volgende vorderingen gemaakt:

-De interconnector Griekenland-Bulgarije (IGB) is een belangrijke route voor het vervoer van gas uit de TAP en Grieks LNG naar het noorden; het is een belangrijk project voor de diversificatie van de gasvoorziening in de regio Zuidoost-Europa. Het gaat om een project van gemeenschappelijk belang (PGB 6.8.1) en een prioritair project betreffende energieconnectiviteit in Midden- en Oost-Europa (CESEC). De Commissie heeft vanaf het begin politieke en financiële steun aan het project verleend. Het project heeft 45 miljoen EUR uit het Europees energieprogramma voor herstel ontvangen alsmede 39 miljoen EUR uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling. In 2018 heeft het project verdere vooruitgang geboekt. Tijdens de ministeriële bijeenkomst betreffende CESEC die in juni in Sofia plaatsvond, hebben de Bulgaarse Energy Holding en de Europese Investeringsbank een memorandum van overeenstemming ondertekend voor een lening voor het project. De Commissie heeft het project in juli 2018 vrijstelling van het EU-energierecht verleend, met inbegrip van een gedeeltelijke vrijstelling van de regels inzake de toegang voor derden. De Commissie keurde ook staatssteun goed voor overheidssteun en de toegang tot Bulgaarse structuurfondsen. De uitvoering van het project verloopt goed, alle aanbestedingsprocedures zijn afgerond en de bouw is eind mei 2019 begonnen.


-In de Republiek Cyprus treft het ministerie van Energie, Handel, Industrie en Toerisme momenteel voorbereidingen voor de uitvoering van een landterminal voor aardgas die zal bijdragen aan de diversificatie van de Cypriotische energiemix en aan het beëindigen van het energie-isolement van het eiland, alsook aan de bevordering van de concurrentie in de elektriciteitsopwekking uit gas door onafhankelijke producenten. Naar verwachting zal aardgas in Cyprus tegen 2021 op de markt beschikbaar zijn.

Momenteel is het de verwachting dat deze twee lopende projecten eind 2021 en eind 2022 voltooid zullen zijn.


2. Offshore-windenergieprojecten

2.1 Reeds geboekte vooruitgang

Het sub-programma voor offshore windenergie omvatte negen projecten die 565 miljoen EUR aan steun hebben ontvangen, verdeeld over twee belangrijke soorten activiteiten:

- grootschalige beproeving, fabricage en ingebruikname van innovatieve windturbines en offshore funderingsstructuren (6 projecten); en

- ontwikkeling van modulegebaseerde oplossingen voor de netwerkintegratie van grote hoeveelheden windelektriciteit (3 projecten).

Vier van de negen projecten zijn afgerond en twee zijn voortijdig stopgezet. Voor de projecten is 341 639 214 EUR uitbetaald (na aftrek van terugvorderingen). De drie resterende projecten lopen nog.


2.2 Reeds geboekte vooruitgang per sector

2.2.1 Vooruitgang op het gebied van innovatieve turbines en offshore-structuren

Voor het offshore-windmolenpark van Aberdeen zijn op 1 juli 2018 elf windmolens met de grootste capaciteit ter wereld van start gegaan in het offshore-windmolenpark van Vattenfall “Aberdeen Bay”. In september 2018 vond de officiële opening van het European Offshore Wind Deployment Centre (Aberdeen Offshore Wind Farm) plaats. De laatste rapportage over het project en de eindbetaling worden in het derde kwartaal van 2019 verwacht.

2.2.2 Vooruitgang bij de integratie van windenergie in het net

Over het algemeen vorderen de twee resterende projecten, Kriegers Flak en COBRAcable, als gepland. Voor Kriegers Flak was de definitieve commerciële exploitatie gepland voor eind september 2019. Ondanks vertragingen en andere problemen die zich tijdens het project hebben voorgedaan, hebben de begunstigden de planning van de inbedrijfstelling in de tweede helft van juli 2019 aangevat.

Voor COBRAcable is de installatie van de convertorstations in Nederland en Denemarken voltooid, maar er is vertraging is bij de installatie van kleinere segmenten van de kabel. De voltooiing van de kabelinstallatie en de systeemtests werd in de tweede helft van 2019 verwacht; de commerciële exploitatie moet meteen daarna in eind 2019 van start gaan. Het project COBRAcable omvat een studie die is gericht op het in kaart brengen en beschrijven van belangrijke ontwerpgerelateerde kwesties waarmee rekening moet worden gehouden om de HVDC-link Cobracable in de toekomst te kunnen exploiteren als onderdeel van een multiterminalnetwerk. Voor deze taak zijn nieuwe documenten ingediend.

3. Koolstofafvang en -opslag

Het EEPR-subprogramma omvatte zes projecten, en er wordt 1 miljard EUR steun uitgekeerd voor projecten ter demonstratie van het volledige proces van koolstofafvang, -transport en -opslag.

Eén project (Compostilla in Spanje) met betrekking tot operationele proefinstallaties voor afvang, transport en opslag is afgerond. Vier projecten zijn voortijdig stopgezet omdat de projectontwikkelaars hadden besloten niet te investeren, één project werd vóór de voltooiing beëindigd. Voor deze projecten werd 387 211 547 EUR (na aftrek van terugvorderingen voor een totaalbedrag van 48 660 666,85 EUR) uitbetaald.

III. EUROPEES FONDS VOOR ENERGIE-EFFICIËNTIE (EEEF)

In december 2010 werd 146,3 miljoen EUR uit het Europees energieprogramma voor herstel (EEPR) toegewezen aan een financieringsregeling ter ondersteuning van duurzame-energieprojecten 2 . Een bedrag van 125 miljoen EUR werd gebruikt als EU-bijdrage aan het Europees Fonds voor energie-efficiëntie (EEEF). Het EEEF is opgericht in juli 2011 met een totaal vermogen van 265 miljoen EUR 3 , ondersteund door een faciliteit voor technische bijstand met een begroting van 20 miljoen EUR en een subsidiefaciliteit van 1,3 miljoen EUR voor voorlichtingsactiviteiten.

Het EEEF verstrekt financiering op maat (zowel schuld- als eigenvermogensinstrumenten) voor projecten op het gebied van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en schoon stadsvervoer. De begunstigden zijn lokale of regionale overheden, of particuliere entiteiten die namens hen optreden.

1.Reeds geboekte vooruitgang

In 2018 werden drie nieuwe transacties aan de portefeuille van het fonds toegevoegd:

- Het CIMAC-project in Portugal bestaat uit de vervanging van bestaande straatverlichtingsarmaturen met hogedruknatriumlampen door de laatste generatie ledlampen (EEEF-investering van 12,1 miljoen EUR, totale projectomvang 16,6 miljoen EUR). Het project vloeit voort uit de EEEF-faciliteit voor technische bijstand en is een van de grootste verbeteringen van straatverlichting in Portugal die grotendeels via het EEEF is ontwikkeld en gefinancierd.

- Het stadsverlichtingsproject in Italië omvat een portefeuille van straatverlichtingsprojecten die voornamelijk kleine tot middelgrote gemeenten ten goede komen (EEEF-investering van 16 miljoen EUR, totale projectomvang 20 miljoen EUR).

- Slimme ziekenhuizen en universiteiten is een ander project in Italië, dat een portefeuille van energie-efficiëntieprojecten in de sectoren gezondheidszorg en onderwijs mogelijk maakt (EEEF-investering van 7 miljoen EUR, totale projectomvang van 22 miljoen EUR).

Vanaf de oprichting van het EEEF tot en met 31 december 2018 zijn er contracten gesloten met 16 projecten ter waarde van 170 miljoen EUR, en hoewel dit niet de grootst mogelijke beschikbare kredietopneming is, heeft het EEEF naar schatting 301,5 miljoen EUR aan definitieve investeringen opgeleverd.

Volgens het raamwerk van het EEEF voor de beoordeling van en rapportering over de besparingen van primaire energie en CO2-equivalenten, was de CO2-uitstoot eind 2016 met bijna 388 478 ton verminderd en werd 794 124 MWh aan primaire energie bespaard 4 dankzij de investeringen.


2.Faciliteit voor technische bijstand van het EEEF

In november 2016 heeft het Europees Fonds voor energie-efficiëntie een nieuwe faciliteit voor technische bijstand in het leven geroepen. In aansluiting op de door het EEEF beheerde faciliteit voor technische bijstand van de Europese Commissie heeft het EEEF een nieuw instrument opgezet om ambitieuze publieke entiteiten te ondersteunen bij betrouwbare investeringen in duurzame energie. Dergelijke projecten hebben betrekking op de sector energie-efficiëntie, kleinschalige hernieuwbare energie en/of initiatieven op het gebied van openbaar vervoer. Het EEEF ondersteunt de begunstigden – regio’s, gemeenten, universiteiten, openbare ziekenhuizen en andere overheidsinstanties in de EU-lidstaten – in de vorm van adviesdiensten voor de geplande investeringen, zoals haalbaarheidsstudies, energie-audits, juridische diensten en analyses van de economische levensvatbaarheid. De EEEF-faciliteit voor technische bijstand heeft middelen ontvangen uit de ELENA-faciliteit (Europese plaatselijke bijstand op energiegebied) in het kader van het Horizon 2020-programma van de Europese Unie. In december 2018 werd reeds steun verleend aan vier begunstigden in Italië, Spanje en Litouwen.

3.Voornaamste conclusies en vooruitzichten

Het EEEF heeft geleidelijk een solide staat van dienst bereikt met betrekking tot winstgevende investeringen en na zeven jaar reeds steun verleend aan 18 zeer specifieke projecten (waarvan er twee al zijn terugbetaald en de opbrengsten in het fonds zijn geherinvesteerd) in verschillende technologieën in acht verschillende lidstaten.


IV. algemene conclusies

Het EEPR heeft goede resultaten opgeleverd. Alle twaalf projecten op het gebied van elektriciteitsinfrastructuur en de meeste projecten op het gebied van gasinfrastructuur zijn voltooid; twee lopende gasprojecten zullen naar verwachting in 2021 en 2022 worden voltooid. Het strikte toezicht van de Europese Commissie op de tenuitvoerlegging en monitoring van projecten heeft bijgedragen tot een grotere efficiëntie van het instrument.

De offshore-windenergieprojecten waren complexer dan verwacht, maar de projectontwikkelaars en bouwbedrijven zijn erin geslaagd oplossingen te vinden om deze af te ronden, waarbij de looptijd van de contracten soms werd verlengd. In de tien jaar sinds de lancering van het EEPR heeft het programma bijdragen aan de verwerving van technologische kennis en aan de ontwikkeling van de interconnectietechnologie voor offshore-windenergie.

Hoewel de financiële steun van het EEPR niet volstond om bedrijven ertoe aan te zetten CCS-demonstratieprojecten op commerciële schaal te realiseren, is de Commissie nog steeds van mening dat CCS belangrijk is voor de decarbonisatie (de enige betrouwbare technologie voor de opslag van kooldioxide op lange termijn), voor de EU in het algemeen en voor de energie- en koolstofintensieve industrieën in het bijzonder.

Het EEEF heeft geïnvesteerd in verschillende projecten op het gebied van energie-efficiëntie en zal zijn portefeuille blijven uitbreiden, waarbij het financiële oplossingen zal leveren en winst zal maken voor de aandeelhouders. Het EEEF dient ook als model voor innovatieve financiële instrumenten bij het investeren in kosteneffectieve en rijpe projecten op het gebied van duurzame energie dat particulier kapitaal kan aantrekken, waarbij de businesscase betreffende investeringen wordt aangetoond en een geloofwaardige lijst van prestaties wordt gecreëerd.

(1)

Verslag van 2017, aangenomen op 5.3.2018 (COM(2018) 86 final).

(2)

Verordening (EU) nr. 1233/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 663/2009 houdende vaststelling van een programma om het economisch herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie.

(3)

Naast de Europese Commissie hebben de volgende instanties een bijdrage geleverd: de Europese Investeringsbank: 75 miljoen EUR, Cassa Depositi e Prestiti SpA (CDP): 60 miljoen EUR, en de Investment Manager Deutsche Bank (DB): 5 miljoen EUR.

(4)

Cumulatieve primaire energiebesparingen worden alleen weergegeven voor energie-efficiëntietechnologieën en technologieën voor schoon stadsvervoer. Deze besparingen worden berekend voor de periode tussen de financiële afsluiting en het moment waarop de leningen aflopen – voor projecten die in aanbouw zijn of nog geen jaar lopen, gebeurt dit op basis van ramingen en voor projecten die al meer dan een jaar lopen, gebeurt dit op basis van de feitelijke gegevens. Besparingen hebben betrekking op het totale investeringsvolume van een project (m.a.w. zowel EEEF-investeringen als niet-EEEF-investeringen).