Bijlagen bij COM(2020)745 - Waarschuwingsmechanismeverslag 2021 (overeenkomstig art. 3 en 4 verordening (EU) No 1176/2011 betreffende de preventie en de correctie van macro-economische onevenwichtigheden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage.

(3)

 COM(2020) 575 final, Jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2021, te vinden op:  https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_20_1658

(4)

Voor lidstaten met vastgestelde onevenwichtigheden is specifieke monitoring een gericht toezicht op de beleidsvooruitgang om onevenwichtigheden aan te pakken, in aanvulling op het toezicht dat tijdens de cyclus van het Europees Semester plaatsvindt. In voorgaande jaren vond de specifieke monitoring in de herfst plaats.

(5)

Voor lidstaten waar in februari onevenwichtigheden of buitensporige onevenwichtigheden zijn geconstateerd, bevatten de landspecifieke opmerkingen in het waarschuwingsmechanismeverslag van dit jaar (deel 5) ook een samenvatting van de laatste PMO-relevante LSA’s en de door die landen genomen maatregelen om ze uit te voeren.

(6)

Zie “Europees semester 2020: beoordeling van structurele hervormingen, preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden, en resultaten van diepgaande evaluaties ingevolge Verordening (EU) nr. 1176/2011” - COM(2020) 150 final van 26.2.2020. Bulgarije was in februari ook onderworpen aan een diepgaande evaluatie, maar bleek niet langer onevenwichtigheden te ondervinden.

(7)

De wisselwerking tussen de overheidsfinanciën en de externe sector moet ook worden geanalyseerd in de diepgaande evaluatie die voor Roemenië is gepland.

(8)

Zie https://ec.europa.eu/info/files/policy-measures-against-spread-coronavirus_en . Zie ook Internationaal Monetair Fonds, Fiscal Monitor, oktober 2020.

(9)

Zie Internationaal Monetair Fonds, World Economic Outlook, hoofdstuk 2, oktober 2020;

(10)

Europese Commissie, European Economic Forecast, Autumn 2020, Institutional paper 136, november 2020.

(11)

Het Verenigd Koninkrijk is niet opgenomen in de grafieken in de volgende delen, aangezien zij ten grondslag liggen aan de uitvoering van de PMO in 2021, die na het einde van de overgangsperiode plaatsvindt.

(12)

Zie ook ECB, Financial Stability Review, mei 2020, Bank voor Internationale Betalingen, Annual Economic Report, juni 2020; en Internationaal Monetair Fonds, Global Financial Stability Report, april 2020, bijgewerkt in juni 2020 en oktober 2020.

(13)

De economische vertrouwensindex van de Commissie ligt, hoewel hij zich herstelt, nog steeds onder het gemiddelde sinds het herstel van 2013, terwijl de belangrijkste aandelenprijsindex in de eurozone zich heeft hersteld tot een niveau dat grotendeels overeenstemt met het gemiddelde voor dezelfde periode na 2013. Zie ook Internationaal Monetair Fonds, Global Financial Stability, bijgewerkt in juni 2020 en oktober 2020.

(14)

In het verslag van 22 juni 2015 over “De voltooiing van de Economische en Monetaire Unie” van Jean-Claude Juncker, Donald Tusk, Jeroen Dijsselbloem, Mario Draghi en Martin Schulz is voorgesteld meer aandacht te besteden aan de eurozone-dimensie van onevenwichtigheden. De rol van wisselwerkingen en systeemimplicaties van onevenwichtigheden wordt erkend in Verordening (EU) nr. 1176/2011, die “onevenwichtigheden” omschrijft als “elke trend die macro-economische ontwikkelingen in de hand werkt, welke een ongunstige invloed uitoefenen of kunnen uitoefenen op de goede werking van de economie van een lidstaat dan wel van de economische en monetaire unie of van de Unie als geheel”. De analyse in dit verslag begeleidt de beoordeling in het werkdocument van de diensten van de Europese Commissie “Analyse van de economie van de eurozone”, dat bij de aanbeveling van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad betreffende het economisch beleid van de eurozone is gevoegd.

(15)

De Oxford Stringency Index in grafiek 3 omvat acht inperkingsmaatregelen en één gezondheidscomponent. Zie T. Hale et al. (2020), “Variation in government responses to COVID-19”. BSG, Working Paper 32 (versie 8.0), Blavatnik School of Government, University of Oxford, oktober.

(16)

Rekening houdend met de strengheid van de lockdown, de kwaliteit van de instellingen en de afhankelijkheid van toerisme, lijkt de overheidsschuld geen beslissende factor voor de omvang van de recessie na COVID-19. Dit ondersteunt de opvatting dat interventies van monetaire autoriteiten ter ondersteuning van de obligatiemarkten doeltreffend waren om te voorkomen dat de spanningen op de obligatiemarkt de recessies verergerden. Zie A. Sapir, “Why has COVID-19 hit different European Union economies so differently?”, Policy Contribution nr. 18, september 2020.

(17)

De hier aangehaalde en gebruikte cijfers voor de lopende rekening van de eurozone hebben betrekking op het “aangepaste” saldo op de lopende rekening van de eurozone dat gerapporteerd wordt ten aanzien van de rest van de wereld (uit de statistieken met betrekking tot de betalingsbalans van de eurozone), hetgeen in overeenstemming is met het verslag over de lopende rekeningen van de lidstaten ten aanzien van partners buiten de eurozone (volgens het zogenoemde “communautair begrip”). Dit cijfer kan verschillen van de som van de nominale saldi op de lopende rekening van de lidstaten als gevolg van asymmetrieën van de saldi op de lopende rekening binnen de eurozone die door de verschillende nationale statistische instanties worden gerapporteerd.

(18)

Volgens het IMF (External Sector Report 2020) zou de norm voor de lopende rekening van de eurozone op ongeveer 1,4 % van het bbp liggen.

(19)

De som van de in Duitsland en Nederland opgetekende overschotten is hoger dan het overschot van de eurozone, aangezien sommige lidstaten in 2019 een tekort vertoonden; zie ook voetnoot 17.

(20)

Over de rechtvaardiging die ten grondslag ligt aan de structuur van het scorebord van het waarschuwingsmechanismeverslag en de interpretatie daarvan, zie Europese Commissie (2016) “The Macroeconomic Imbalance Procedure. Rationale, Process, Application: A Compendium”, European Economy, Institutional Paper 039, november 2016.

(21)

Voor de methoden voor landspecifieke prudentiële drempels voor de NIIP, zie voetnoot 25.

(22)

Lopende rekeningen die overeenstemmen met de fundamentals (“lopenderekeningnormen”) zijn afgeleid van regressies in gereduceerde vorm die de belangrijkste determinanten van de besparingen/investeringenbalans weergeven, waaronder determinanten van fundamentals, beleidsfactoren en mondiale financiële omstandigheden. Zie L. Coutinho et al. (2018), “Methodologies for the assessment of current account benchmarks”, European Economy, Discussion Paper 86, 2018, voor de beschrijving van de methodologie voor de berekening van de in dit waarschuwingsmechanismeverslag gebruikte lopende rekening op basis van de fundamentals; de methodologie is verwant met S. Phillips et al. (2013), “The External Balance Assessment (EBA) Methodology”, IMF Working Paper, 13/272.

(23)

Conjunctuurgezuiverde saldi op de lopende rekening ondervinden het effect van de cyclus door te corrigeren voor de binnenlandse outputgap en die van de handelspartners, zie M. Salto en A. Turrini (2010), “Comparing alternative methodologies for real exchange rate assessment”, European Economy, Discussion Paper 427/2010.

(24)

Het grote tekort dat Ierland in 2019 heeft geboekt is toe te schrijven aan eenmalige effecten die verband houden met de activiteiten van multinationals. De kloof tussen de daadwerkelijke lopende rekeningen en die welke vereist zouden zijn om de NIIP te stabiliseren, is in hoofdzaak afhankelijk van de in aanmerking genomen tijdshorizon. De lopende rekening die bijvoorbeeld vereist is om de NIIP van Griekenland binnen een horizon van 20 jaar boven de prudentiële NIIP-drempel te stabiliseren, zou een overschot van 1,7 % van het bbp zijn, terwijl dat bij een horizon van 10 jaar 7,7 % van het bbp zou zijn.

(25)

NIIP's die in overeenstemming zijn met de fundamentals (NIIP-normen), worden verkregen als de cumulatie in de tijd van lopenderekeningnormen (zie ook voetnoot 22). De prudentiële drempels voor de NIIP worden bepaald door de signaalsterkte bij het voorspellen van een betalingsbalanscrisis te maximaliseren, waarbij rekening wordt gehouden met landspecifieke informatie, samengevat naar inkomen per capita. Voor de methodologie voor de berekening van NIIP-standen in overeenstemming met de fundamentals, zie A. Turrini en S. Zeugner (2019), “Benchmarks for Net International Investment Positions”, European Economy, Discussion Paper 097/2019.

(26)

 NENDI is een subset van de NIIP die zuiver aan aandelen verbonden componenten buiten beschouwing laat, namelijk buitenlandse directe investeringen (BDI) in deelnemingen en aandelen alsook bedrijfsinterne grensoverschrijdende BDI-schuld. NENDI vertegenwoordigt NIIP met uitsluiting van instrumenten waaraan geen wanbetalingsrisico verbonden is. Zie ook de technische nota van de Commissie, “Envisaged revision of selected auxiliary indicators of the MIP scoreboard”, https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-and-fiscal-policy-coordination/eu-economic-governance-monitoring-prevention-correction/macroeconomic-imbalance-procedure/scoreboard_en .

(27)

De verslechtering van de NIIP in Griekenland in 2019 houdt grotendeels verband met negatieve waarderingseffecten.

(28)

De 10 EU-lidstaten die vóór de COVID-uitbraak over een kader beschikten om inkomenssteun te verlenen bij een geringer aantal uren, hebben hun regelingen aangepast om de COVID-schokken aan te kunnen. In andere landen zijn op ad-hocbasis soortgelijke maatregelen ingevoerd (zie ook kader 2 en Europese Commissie (2020), Labour Market and Wage Developments in Europe, dat binnenkort verschijnt). Voor de financiering van dergelijke regelingen zal gebruik worden gemaakt van het SURE-instrument dat door de Commissie beschikbaar is gesteld.

(29)

De daling van de beloning per werknemer is sterker in landen waar inkomenssteun wordt aangemerkt als uitkering van de overheid in plaats van als inkomen uit arbeid.

(30)

Gemiddeld is de vermindering van het totale aantal gewerkte uren in de eerste helft van 2020 in de eurozone naar raming voor 75 % te wijten aan de vermindering van het aantal gewerkte uren en voor de rest aan de vermindering van het aantal werknemers. Zie ECB (2020), Economic Bulletin, nr. 6/2020.

(31)

Botelho V, A. Consolo en A. Dias da Silva (2020), A preliminary assessment of the impact of the COVID-19 pandemic on the euro area labour market, ECB Economic Bulletin nr. 5/2020 , Europese Centrale Bank. OESO (2020), Policy Responses to Coronavirus (COVID-19) - Job retention schemes during the COVID-19 lockdown and beyond, 3 augustus 2020, https://www.oecd.org/coronavirus/policy-responses/job-retention-schemes-during-the-covid-19-lockdown-and-beyond-0853ba1d/#biblio-d1e2009 .

(32)

Terwijl de margekrimp verhindert dat het kostenconcurrentievermogen van invloed is op de ruilvoet, waardoor in bedrijfstakken die worden gekenmerkt door productdifferentiatie en afstemming van prijzen op de markt, de impact op de handelsstromen beperkt blijft, zou een aanhoudende dalende winstgevendheid op termijn een krimpende verhandelbare sector impliceren.

(33)

De methode voor de berekening van deze op fundamentals gebaseerde benchmarks is gebaseerd op de nota voor de EPC LIME Working Group “Benchmarks for the assessment of real effective exchange rates”, die is gepresenteerd op 15 juni 2020.

(34)

Landspecifieke schuldbenchmarks zijn door de Europese Commissie ontwikkeld in samenwerking met de werkgroep LIME van het Comité voor de economische politiek (Europese Commissie, “Benchmarks for the assessment of private debt”, Note for the Economic Policy Committee, ARES(2017) 4970814) en J.-C. Bricongne, L. Coutinho, A. Turrini en S. Zeugner, “Is Private Debt Excessive?”, Open Economies Review, 3, 471-512, 2020. Met op fundamentals gebaseerde benchmarks kan de particuliere schuld worden getoetst aan waarden die kunnen worden verklaard op basis van economische fundamentals. Ze zijn afgeleid van regressies die de belangrijkste determinanten van kredietgroei weergeven en rekening houden met een gegeven initiële schuldstand. Prudentiële drempels vertegenwoordigen het schuldniveau waarbij een bankencrisis zeer waarschijnlijk is indien die drempel wordt overschreden; die niveaus zijn gebaseerd op het maximaliseren van de signaalsterkte bij het voorspellen van bankcrises door de waarschijnlijkheid van gemiste crises en vals alarm te minimaliseren en door landspecifieke informatie op te nemen over bankkapitalisatie, overheidsschuld en het niveau van economische ontwikkeling.

(35)

ECB (2020), The euro area bank lending survey – Second quarter of 2020, juli 2020.

(36)

De kloof in de waardering van huizenprijzen wordt berekend ten opzichte van benchmarks, om het effect van de landspecifieke huizenprijs in beeld te brengen. Synthetische waarderingskloven zijn gebaseerd op de kloof die wordt afgeleid uit verschillende benchmarks: i) price-to-income-afwijking ten opzichte van het langetermijngemiddelde; ii) price-to-rent-afwijking ten opzichte van het langetermijngemiddelde; iii) afwijking van via regressie verkregen benchmarks, waarbij rekening wordt gehouden met economische fundamentals van vraag en aanbod; zie Philiponnet, N., en Turrini, A. (2017), Assessing House Price Developments in the EU, European Commission Discussion Paper 48, mei 2017. Bij de berekening van via regressie verkregen benchmarks wordt op cyclische verklarende conjunctuurvariabelen een Hodrick Prescott (HP) filter toegepast om de volatiliteit ervan te beperken.

(37)

Schattingen van het prijsniveau zijn verkregen op basis van de gegevens van nationale rekeningen en tellingen of, indien niet beschikbaar, informatie op websites van vastgoedmakelaars; zie J. C. Bricongne et al. (2019), Assessing House Prices: Insights from “Houselev”, a Dataset of Price Level Estimates, European Economy. Discussion Paper nr. 101, juli 2019.

(38)

Bij de evolutie op kwartaalbasis van gedefleerde huizenprijzen kan er sprake zijn van seizoenseffecten. Dit geldt met name voor Roemenië als gevolg van het seizoensgebonden karakter van de gehanteerde deflator (de deflator van de nationale rekeningen voor particuliere consumptieve bestedingen). Meer recent bewijsmateriaal, op basis van de Valueguard Hox-huizenprijsindex, laat zien dat nominale huizenprijzen in Zweden in september 2020 met 8,9 % op jaarbasis zijn gestegen.

(39)

Deze schattingen werden verkregen op basis van een willekeurige, naar regio gestratificeerde steekproef voor huizen en appartementen van maximaal 600 m². Gegevens afkomstig van de makelaarswebsite Idealista.com. Voor elk land bedroeg de initiële steekproefomvang rond 1 700 tot 2 000 vastgoedobjecten. De samenstelling van de steekproef is dynamisch, aangezien sommige vastgoedobjecten niet meer beschikbaar zijn en er nieuwe worden opgenomen. De mediaanprijs per m² werd gevolgd over de periode van april en september 2020 en liet in de drie geanalyseerde landen een duidelijk neerwaarts patroon zien.

(40)

De prognoses van huizenprijzen zijn door de diensten van de Europese Commissie met een foutencorrectiemodel verkregen prognoses, waarbij als verklarende variabelen werden gebruikt: bevolking, beschikbaar inkomen, woningvoorraad, lange rente en de prijsdeflator voor particuliere consumptieve bestedingen, alsmede het residu van de geschatte co-integratie.

(41)

In september 2019 heeft het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) landspecifieke waarschuwingen en aanbevelingen afgegeven met betrekking tot kwetsbaarheden op middellange termijn in de sector van het niet-zakelijk onroerend goed in negen lidstaten: aanbevelingen aan België, Denemarken, Finland, Luxemburg, Nederland en Zweden en waarschuwingen aan Duitsland, Frankrijk en Tsjechië. Van de eerste groep hadden alle landen reeds in november 2016 waarschuwingen van het ESRB gekregen, en hetzelfde gold voor Oostenrijk. In de PMO-verordening (Verordening (EU) nr. 1176/2011) wordt de Commissie verzocht rekening te houden met waarschuwingen of aanbevelingen van het ESRB aan lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zijn onderworpen.

(42)

In de reeks aanvullende scorebordindicatoren worden NPL’s gedefinieerd als totale bruto-NPL’s en voorschotten als het percentage van de totale brutoleningen en -voorschotten (brutoboekwaarde), voor de rapporterende sector “binnenlandse bankgroepen en zelfstandige banken, dochterondernemingen onder buitenlandse zeggenschap en bijkantoren onder buitenlandse zeggenschap, alle instellingen”. Deze waarden zijn opgenomen in tabel 2.1 in de bijlage. Geharmoniseerde NPL-ratio’s zijn pas sinds 2014 beschikbaar. Voor de gegevens met betrekking tot 2008 en de “stijging tot piek” geeft grafiek 29 de data voor de ratio van de bruto niet-renderende schuldinstrumenten (NPD’s) ten opzichte van de totale bruto schuldinstrumenten weer, die in langere tijdreeksen beschikbaar is, en die niet alleen betrekking heeft op leningen, maar ook op andere schuldinstrumenten die de banksector aanhoudt. Laatstgenoemde ratio is doorgaans iets lager dan de NPL-ratio’s, vooral omdat de noemer groter is, d.w.z. de totale bruto schuldinstrumenten zijn groter dan de totale leningen. Het maximale verschil tussen beide ratio’s bedraagt momenteel 4 procentpunten (voor Griekenland), terwijl dat voor de meeste landen minder dan 1 procentpunt is.

(43)

Zie, voor een recente ECB-stresstest om het kapitaalverlies in alternatieve scenario’s te schatten voor de banksector in de eurozone, https://www.bankingsupervision.europa.eu/press/pr/date/2020/html/ssm.pr200728~7df9502348.en.html

(44)

Bron: EBA Risk Dashboard, tweede kwartaal 2020.

(45)

Het aandeel niet-renderende leningen in de eurozone zou tussen december 2019 en 2021 met tussen 1,7 en 2,3 ppt kunnen stijgen, volgens Allianz Research, European Banks: Could EUR300bn of additional NPLS crunch the recovery in Europe?, juli 2020.

(46)

ECB, Financial Stability Review, mei 2020; EBA, The EU Banking Sector: First Insights into the COVID-19 Impacts, Thematic Note EBA/REP/2020/17.

(47)

EIOPA (2020), Financial Stability Report, juli 2020.

(48)

 Gewogen gemiddelde van de 25 lidstaten waarvoor per 23 oktober 2020 gegevens beschikbaar waren. De indicator “personen die met armoede of sociale uitsluiting worden bedreigd” (AROPE) betreft het percentage personen die kwetsbaar zijn volgens ten minste één van deze drie sociale indicatoren: 1) het armoederisicopercentage (AROP), dat de monetaire armoede meet in verhouding tot de nationale inkomensdistributie en wordt berekend als het aandeel van de personen met een beschikbaar inkomen (gecorrigeerd voor de samenstelling van het huishouden) lager dan 60 % van de nationale mediaan; 2) ernstige materiële deprivatie (SMD), die betrekking heeft op indicatoren in verband met een gebrek aan middelen, en het aandeel personen weergeeft die voor ten minste vier op negen punten met deprivatie worden geconfronteerd, omdat zij zich bepaalde specifieke soorten uitgaven niet kunnen veroorloven; 3) personen in huishoudens met zeer lage werkintensiteit zijn personen tussen 0 en 59 jaar die in een huishouden wonen waar de volwassenen (18 tot 59 jaar) het voorbije jaar minder dan 20 % van hun totale potentiële arbeid hebben verricht.

(49)

 Europese Commissie (2020), Labour Market and Wage Developments in Europe 2020 (te verschijnen). Landen met geconsolideerde regelingen werktijdverkorting: Oostenrijk, België, Duitsland, Spanje, Finland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Portugal en Zweden.

(50)

Zie Basso, G., et al. (2020), The new hazardous jobs and worker reallocation, OECD Social, Employment and Migration Working Papers, 247, Parijs: OECD Publishing, https://doi.org/10.1787/400cf397-en.

(51)

De wisselwerking tussen de overheidsfinanciën en de externe sector dient ook te worden geanalyseerd in de diepgaande evaluatie die voor Roemenië gepland staat.