Bijlagen bij COM(2020)806 - Voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage B (gemeenschappelijke gegevensvereisten) van het DWU is van cruciaal belang.

In antwoord op de feedback van de Raad drukt de Commissie haar vertrouwen uit dat de huidige rapportage een correct overzicht van de situatie biedt, aangezien zij enerzijds gebaseerd is op de eigen activiteiten van de Commissie die uitmonden in vooruitgang voor de trans-Europese centrale systemen, en anderzijds op de activiteiten van de lidstaten, zoals die aan de Commissie zijn gemeld. De lidstaten werd verzocht in hun rapportage over de gedecentraliseerde elementen van de trans-Europese systemen en over hun nationale systemen een realistisch beeld te schetsen van de voortgang van het project en de vastgestelde risico’s.

Wat de financiële situatie en houdbaarheid betreft, werd in de conclusies van de Raad over het meerjarig financieel kader een begrotingstoewijzing van 950 miljoen EUR voor het douaneprogramma goedgekeurd. Dit vertegenwoordigt een belangrijke toezegging om de werkzaamheden van de douane en met name de ontwikkeling van elektronische systemen in de periode tot 2027 te realiseren en financieel te ondersteunen. Gezien deze ontwikkelingen ziet de Commissie niet langer een risico op een gebrek aan middelen uit de EU-begroting voor de ontwikkeling van de systeemcomponenten waarvoor zij verantwoordelijk is. Op het ogenblik waarop dit verslag wordt opgesteld, zijn de begrotingsonderhandelingen met het Europees Parlement nog bezig. Dit betekent dat dit bedrag mogelijk niet definitief is.

In de context van het vorige jaarverslag werd door de Raad en de douanediensten van de lidstaten gewezen op de onstabiliteit van bijlage B bij de GV/DWU 6 en UV/DWU 7 en de toekomstige wijzigingen als een belangrijk risico. De gemeenschappelijke gegevensvereisten van bijlage B worden gebruikt voor de trans-Europese en de nationale systemen en de toepasbaarheid van de verschillende kolommen van bijlage B op de GV/DWU is gekoppeld aan de uitroldatums van de elektronische systemen die in het DWU/WP zijn vastgesteld. De Commissie is verheugd te melden dat het risico is verminderd dankzij de in 2020 geboekte vooruitgang. De werkzaamheden aan de harmonisatie van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor aangiften, kennisgevingen en bewijs van de douanestatus van Uniegoederen zijn voltooid en zijn opgenomen in de wijzigingen van de GV/DWU en de UV/DWU die door de Commissie begin 2020 zullen worden goedgekeurd. De wijzigingen waren noodzakelijk om de wettelijke bepalingen volledig af te stemmen op de functionele en technische specificaties voor de trans-Europese systemen en om de nodige stabiliteit te garanderen.

Om terug te komen op het overzicht van de in 2020 geboekte vooruitgang, daaruit blijkt dat de ontwikkelingen waarvoor de Commissie verantwoordelijk is, goed vorderen en dat er geen vertragingen zijn geïdentificeerd of opgetreden ten aanzien van de wettelijke deadlines. Bovendien werden er geen belangrijke risico’s gemeld die zouden leiden tot een laattijdige uitrol.

Ook de lidstaten boeken grote vooruitgang met de ontwikkelingen waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Zoals vermeld in punt 4.2 is er echter één project waarvoor een vertraging tot na de wettelijke deadline (in dit geval 31/12/2022) is gemeld, namelijk het project NA, PN en TS, dat als een zuiver nationaal project is aangemerkt. De door de lidstaten gemelde vertragingen zijn weergegeven in de tabellen 9, 10 en 11 van het werkdocument van de diensten van de Commissie dat dit verslag vergezelt en kunnen als volgt worden samengevat:

·Voor de implementatie van de Kennisgeving van aankomst (NA) hebben de volgende lidstaten een uitroldatum gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: BE, BG, DE, EE, ES, FI, FR, NL en RO. Door DK werd geen geplande datum voor de uitrol van de NA verstrekt.

Vier lidstaten hebben meer bepaald gemeld dat zij de NA zullen integreren in ICS2 — release 2 (geplande uitrol 1/3/2023). Voor acht lidstaten blijft de vertraging beperkt tot twee à drie maanden.

·Voor de implementatie van de Kennisgeving van aanbrengen (PN) en de aangifte tot tijdelijke opslag (TS) hebben de volgende lidstaten een uitroldatum voor PN gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma: BE, FR en NL. Door DK werd geen geplande datum voor de uitrol van de PN verstrekt.

Voor twee lidstaten blijft de vertraging naar schatting meer bepaald beperkt tot twee maanden.

Wat het project in verband met nationale invoersystemen betreft, lijkt het risico op vertragingen dat door enkele lidstaten in het vorige jaarverslag werd vermeld, onder controle te zijn en niet langer te leiden tot een laattijdige voltooiing die mogelijke gevolgen heeft voor het trans-Europese CCI-project.

Wat het nationaal project over bijzondere regelingen betreft, hebben alle lidstaten aangegeven dat zij op tijd klaar zullen zijn, met uitzondering van de uitvoercomponent waarvoor één lidstaat (DK) geen datum heeft verstrekt.

Aan de kant van de lidstaten hebben een aantal algemene risico’s zich sinds vorig jaar herhaald, met mogelijke gevolgen voor de voortgang van hun activiteiten. Een belangrijke oorzaak van moeilijkheden en risico’s op vertraging voor de lidstaten is, zoals zij aangeven, hun gebrek aan middelen en de noodzaak om de DWU-projecten verder te integreren. In vergelijking met het vorige jaarverslag zijn er slechts enkele gevallen waarin de inschrijvingen nog niet zijn gegund, voor andere gevallen is het risico in verband met overheidsopdrachten verdwenen. Wat het gebrek aan financiële middelen betreft, heeft de goedkeuring van het DWU/WP door de Commissie en haar jaarlijkse voortgangsverslag van einde 2019 de lidstaten geholpen aanvullende financiële middelen te verkrijgen. Een lidstaat heeft uitdrukkelijk melding gemaakt van de geslaagde uitkomst. Wat de personele middelen betreft, hebben de lidstaten nogmaals gewezen op het gebrek daaraan dat een specifiek risico vormt voor een geslaagde en tijdige implementatie van de projecten. Personele middelen werken vaak tegelijkertijd aan andere IT-projecten. Voorts dragen tal van factoren bij aan de complexiteit van de DWU-projecten (de onderlinge afhankelijkheid van projecten, de transitie en tests met de marktdeelnemers, systeemintegraties).

In het jaarlijkse voortgangsverslag van 2019 hebben de lidstaten reeds gewezen op problemen bij de nakoming van de verplichtingen voor douanesystemen die door het op 5 december 2017 vastgestelde pakket voor btw en e-handel worden opgelegd 8 . De lidstaten hebben vermeld dat de parallelle implementaties vertraging zouden kunnen veroorzaken bij de tijdige voltooiing van de elektronische systemen van het DWU. De Commissie heeft dit jaar verder toezicht gehouden op de situatie. Op 8 mei 2020 heeft de Commissie voorgesteld de invoering van de nieuwe regels met zes maanden uit te stellen (van 1 januari 2021 naar 1 juli 2021 of later). Op 20 juli 2020 heeft de Raad dit voorstel aanvaard en de nodige wetgeving vastgesteld 9 . Door dit uitstel krijgen de lidstaten meer tijd om de wettelijke deadlines voor de nationale ontwikkelingen te halen, en minder lidstaten hebben in 2020 melding gemaakt van het risico dat het initiatief betreffende btw en e-handel indirecte gevolgen zou kunnen hebben voor de uitvoering van het DWU. Met name twee lidstaten lieten weten dat zij enkele DWU-activiteiten opnieuw moeten plannen en platforms en ondersteunende IT-systemen moeten opschalen. Zij hebben echter ook gemeld dat zij ondersteunende maatregelen overwegen om een echte vertraging bij de start van de uitrol te voorkomen. Op te merken valt dat het risico door de lidstaten werd bekeken in combinatie met andere externe factoren zoals COVID-19 en de brexit (zie blz. 29, blz. 35 en blz. 41 van het werkdocument van de diensten van de Commissie dat dit verslag vergezelt).

Wat de uitdagingen betreft die de COVID-19-pandemie en de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU met zich meebrengen, heeft de Commissie gemeld dat de COVID-19-pandemie geen gevolgen heeft voor haar eigen activiteiten en dat er ondersteunende maatregelen werden genomen om de gevolgen van het terugtrekkingsakkoord tegen te gaan. De lidstaten hebben gerapporteerd dat de gevolgen momenteel onduidelijk zijn, maar dat bijkomende druk op hun nationale planning en op het aantal intern en extern beschikbare personele middelen (IT-contractanten, marktdeelnemers) te verwachten valt.

Tot besluit is uit de beoordeling van de belangrijkste risico’s voor de tijdige implementatie van de DWU-systemen gebleken dat die risico’s voornamelijk aan de kant van de lidstaten bestaan en gekoppeld zijn aan de complexiteit van de projecten, kwesties in verband met overheidsopdrachten en contracten, beperkte middelen, het transformatieproces, en enkele externe factoren zoals COVID-19 en de brexit. De Commissie zal de lidstaten blijven bijstaan met de in punt 4.4 hieronder beschreven ondersteunende maatregelen om te voorkomen dat de risico’s leiden tot een laattijdige uitrol van de elektronische systemen.


4.4 Ondersteunende maatregelen

Wat de nationale projecten betreft, blijkt uit de planning en voortgang die de lidstaten hebben verstrekt enerzijds dat de situatie beter is dan vorig jaar aangezien voor de nationale invoersystemen niet langer sprake is van vertragingen, maar anderzijds dat de situatie voor het nationale project inzake AN/PN/TS enigszins is verslechterd. In het licht van de beoordeelde risico’s is de Commissie voornemens de ondersteuning aan de lidstaten te intensiveren aan de hand van verscheidene maatregelen. Aangezien een aantal lidstaten hun nationale activiteiten koppelen aan de activiteiten die in het kader van ICS2 release 2 zijn gepland, zal de Commissie het planningsverschil van twee maanden grondiger onderzoeken. Zij zal de voortgang regelmatiger meten, bilaterale contacten onderhouden om een inzicht te verwerven in de problemen en een formeel schrijven richten aan de betrokken lidstaten om de vertragingsrisico’s te verminderen. De lidstaten krijgen intussen het advies om hun intensieve samenwerking aan de implementatie van het AN/PN/TS-project voort te zetten en daar verder spoed achter te zetten en de krachten te bundelen in het deskundigenteam. De Commissie blijft medefinanciering uit het douaneprogramma geven aan het deskundigenteam voor nieuwe benaderingen om de IT-douanesystemen (ETCIT) te ontwikkelen en te exploiteren. De tijdige implementatie van de nationale componenten blijft uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de lidstaten.

Zoals aangekondigd in het vorige jaarverslag heeft de Commissie haar steun aan de lidstaten bij de ontwikkeling van de trans-Europese systemen geïntensiveerd door innovatieve ontwikkelings- en uitrolmechanismen op te zetten, de governanceaanpak te verfijnen en trans-Europese coördinatie- en monitoringprogramma’s te verstrekken. Dit wordt hieronder nader beschreven.

De Commissie blijft een wendbare aanpak hanteren in verband met de ontwikkeling en uitrol van de elektronische systemen van het DWU om projectdocumentatie en applicatiesoftware in beter beheersbare iteraties of pakketten te leveren en te herzien. Dit maakt snellere oplossingen mogelijk en zorgt voor een evenwichtiger werklast voor de Commissie en de lidstaten. Deze methode werd eerst uitgetest in de projecten AES, NCTS — fase 5 en ICS2 en is door de lidstaten en bedrijven gunstig onthaald. Na het verzoek om de aanpak te veralgemenen, werd hij gebruikt voor andere DWU-projecten zoals PoUS en CCI. Voorts heeft de Commissie een mechanisme vastgesteld voor betere samenwerking tussen alle belanghebbenden vanaf het begin van de projecten, om de kwaliteit van de voorbereidende activiteiten te verhogen en moeilijkheden bij de besluitvorming en aanvullende vereisten in latere projectstadia te voorkomen.

De vorderingen bij de Commissie worden gevolgd op een dashboard van het strategische meerjarenplan voor de douane (MASP-C), dat als voortgangs- en informatie-instrument fungeert. Het MASP-C 2019 en het DWU/WP 2019 dienen als basis voor de mijlpalen op het dashboard. Het dashboard wordt elk kwartaal ter informatie en sturing aan de lidstaten (Electronic Customs Coordination Group) en het bedrijfsleven (Trade Contact Group) gepresenteerd.

De Commissie volgt thans niet alleen de vorderingen bij de belangrijkste projectmijlpalen, zoals aangegeven in het DWU/WP en het MASP-C, maar legt ook specifieke tussentijdse mijlpalen per project vast (bv. mijlpalen voor de voltooiing van de conformiteitstests door alle lidstaten). Dit strakke toezicht is noodzakelijk om de uitrol van de gedecentraliseerde trans-Europese systemen beheersbaar te houden en extra kosten te vermijden voor de exploitatie van oude en nieuwe systemen in het geval van een verlengde uitroltermijn.

Voor de implementatie van het ICS2-programma heeft de Commissie in 2019 en 2020 de “trans-Europese coördinatieactiviteiten” voortgezet 10 . De werkzaamheden betroffen de implementatie van ICS2 — release 1 met de bedoeling de operationele paraatheid van de douaneautoriteiten van de lidstaten, koeriersdiensten en postaanbieders in de EU vanaf 15 maart 2021 te faciliteren.

De Commissie heeft de nationale overheden en de marktdeelnemers ondersteuning geboden bij hun ontwikkelingsactiviteiten, via een reeks activiteiten waaronder:

·oprichting van een specifiek forum en organisatie van webinars, ondersteuning via vaak gestelde vragen en organisatie van regelmatige plenaire trans-Europese coördinatievergaderingen in verband met ICS2 met deelname van alle nationale vertegenwoordigers van het ICS2-projectbeheer en -risicobeheer van de lidstaten, individuele marktdeelnemers, bedrijfsverenigingen en internationale organisaties;

·nauwgezette en voortdurende monitoring, planning van nationale en handelsprojecten om te garanderen dat ze zijn afgestemd op de centrale planning van de Commissie en de relevante mijlpalen voor IT-oplevering (conformiteitstestcampagnes, end-to-endtests, proefdraaien). Dit hield zowel voortdurende ondersteuning voor de coördinatie van conformiteitstestactiviteiten in als het aansporen van nationale overheden en marktdeelnemers tot coördinatie van hun individuele projecten;

·voorbereiding voor de lancering van communicatiecampagnes, met verschillende activiteiten die in 2020 en tijdens de gehele implementatie van het ICS2-programma werden uitgevoerd, onder meer de creatie van specifieke inhoud over het ICS2-programma op de webpagina van DG TAXUD;

·opstellen van opleidingsmateriaal dat gebaseerd zal zijn op het compendium van de gemeenschappelijke operationele richtsnoeren voor ICS2 release 1.


Eind 2019 heeft de Commissie bovendien een “programma voor de kwartaalmonitoring van nationale overheden” opgestart voor de trans-Europese systemen NCTS — fase 5 en AES, met kernprestatie-indicatoren zodat de voortgang regelmatig kan worden gemeten en ruim op tijd voor eventuele problemen zal worden gewaarschuwd.

Als aanvullend instrument heeft de Commissie voor deze projecten ook een “programma voor de coördinatie van nationale overheden” opgezet om de lidstaten te helpen bij de ontwikkeling en de uitrol van hun nationale componenten voor de trans-Europese systemen. Deze programma’s zullen het IT-transitieproces vanaf 2020 helpen sturen met een specifieke helpdesk, webinars, bilaterale bezoeken (waar mogelijk), opleidingen, follow-up van conformiteitstests, driemaandelijkse voortgangsrapportage, dienstverleningsbeheer enz.

Tijdens de eerste zes maanden van de toepassing van het programma konden de volgende resultaten worden opgetekend:

·alle nationale overheden voldeden aan de bepalingen van het coördinatieprogramma voor NCTS — fase 5 en AES, verstrekten uitvoerige nationale projectplannen met behulp van de voorgestelde sjablonen en rapporteerden afwijkingen van hun basisplan;

·het algemene coördinatieprogramma werd met alle nationale overheden besproken tijdens vier virtuele en fysieke vergaderingen en werd aanvaard door de Electronic Customs Coordination Group (ECCG);

·er hebben drie bilaterale missies plaatsgevonden en er werden zes bilaterale webinars gehouden met nationale overheden;

·de Commissie heeft dit verslag aan de ECCG en de douanebeleidsgroep (CPG) verstrekt met het overzicht van de kernprestatie-indicatoren voor de geaggregeerde nationale plannen.


Beide programma’s zullen waardevolle voortgangsinformatie verschaffen die zal worden gebruikt voor de toekomstige jaarlijkse voortgangsverslagen. Zij zullen nauwkeurige voortgangsinformatie per project en per lidstaat verschaffen.


5Samenvatting en conclusies

Al bij al is duidelijk dat de Commissie en de lidstaten met uitdagingen zullen worden geconfronteerd als zij de elektronische systemen van het DWU volledig willen uitrollen binnen de vastgestelde termijnen. Uit de beoordeling van de voortgang en de risico’s blijkt dat deze uitdagingen voornamelijk bij de lidstaten worden gesitueerd. De lidstaten verwijzen naar de onzekerheid in verband met de gevolgen van de COVID-19-pandemie, naar tal van andere verplichtingen die via douanesystemen moeten worden toegepast, naar problemen met middelen in de lidstaten, naar de complexiteit en interconnectiviteit van de systemen, en naar de behoefte aan een vlotte transitie van de bestaande naar de geüpgradede systemen met zo weinig mogelijk gevolgen voor het handelsverkeer. De Commissie zal zich de volgende jaren inzetten om de voortgang van de lidstaten zorgvuldiger en grondiger te ondersteunen, coördineren en monitoren en zij zal enkele specifieke maatregelen nemen om de tijdige implementatie van de nationale en de trans-Europese systemen te garanderen.

Anderzijds kan niet worden ontkend dat er tastbare vooruitgang wordt geboekt. Er is al een aanzienlijk aantal elektronische systemen uitgerold en deze zijn nu volledig operationeel.

Dit jaar werd het INF SP-project met succes uitgerold en werd er aanzienlijke vooruitgang geboekt met de afronding van technische en functionele specificaties voor vier respectievelijk twee projecten, de voltooiing van twee businesscases en de voorbereiding van belangrijke komende releases.

Zoals hierboven vermeld liggen de resterende systemen grotendeels op schema en zullen ze worden voltooid in overeenstemming met de projectplanning die in het DWU/WP is opgenomen. Figuur 4 hieronder bevat een beknopt overzicht van de planning en de voortgang.


Figuur 4: planning van DWU/WP-projecten


De Commissie en de lidstaten zullen ook in de toekomst regelmatig bijeenkomen om de projecten aan te sturen en te volgen via de dashboards van het MASP-C en de aangescherpte rapportagevereisten inzake planning en voortgang voor de uitvoering van het DWU/WP. De Commissie en de lidstaten zullen ook voor de resterende trans-Europese systemen businesscases en visiedocumenten opstellen en uitwerken en de functionele en technische specificaties ervan (inclusief technische specificaties voor een overgangsperiode in sommige gevallen) voorbereiden als basis voor de lancering en de uitrol van deze systemen.

De Commissie zet het programma voor de kwartaalmonitoring van nationale overheden en het programma voor de coördinatie van nationale overheden voort. De Commissie is ervan overtuigd dat zij met deze beheersinstrumenten de passende middelen ter beschikking heeft om de komende uitdagingen het hoofd te bieden.

Alle lidstaten hebben zich bereid getoond om ondersteunende maatregelen vast te stellen en te nemen die hen in staat moeten stellen de planningstermijnen van het DWU/WP in acht te nemen.

Nadere informatie over de planning en de status van elk project is opgenomen in een werkdocument van de diensten van de Commissie dat samen met dit verslag is gepubliceerd. 

(1)

 Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek (COM(2019) 629 final).

(2)

 Werkdocument van de diensten van de Commissie bij het Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek (SWD(2019) 434 final) (enkel beschikbaar in het Engels).

(3)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 325 van 16.12.2019, blz. 168).

(4)

 Werkdocument van de diensten van de Commissie bij het Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek, SWD(2020) XXX final (enkel beschikbaar in het Engels).

(5)

 Verordening (EU) 2019/632 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 houdende verlenging van het tijdelijke gebruik van andere middelen dan de elektronische gegevensverwerkingstechnieken waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 54).

(6)

 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

(7)

 Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

(8)

  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2459 van de Raad van 5 december 2017 ( PB L 348 van 29.12.2017, blz. 32 ).

(9)

  Besluit (EU) 2020/1109 van de Raad van 20 juli 2020 tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2017/2455 en (EU) 2019/1995 wat betreft de data van omzetting en toepassing in respons op de COVID‐19-pandemie ( PB L 244 van 29.7.2020, blz.3 ) , Verordening (EU) 2020/1108 van de Raad van 20 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2454 wat betreft de toepassingsdata in respons op de COVID‐19-pandemie ( PB L 244 van 29.7.2020, blz.1 ) en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1112 van de Raad van 20 juli 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2026 wat betreft de toepassingsdata in respons op de COVID-19-pandemie ( PB L 244 van 29.7.2020, blz. 9 ).

(10)

Het onderdeel trans-Europese coördinatieactiviteiten van ICS2, een integraal element van het ICS2-programma, ging van start in 2018.