Bijlagen bij COM(2021)87 - Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2021)87 - Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa.
document COM(2021)87 NLEN
datum 19 november 2021
bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.


6.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (vooraf):

De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

Een grote meerderheid van de respondenten van de online openbare raadpleging over het voorgestelde CBE-initiatief was voorstander van maatregelen op EU-niveau.

Bovendien worden de meeste belemmeringen en langetermijnuitdagingen voor de verdere ontwikkeling van de biogebaseerde sector niet op afdoende wijze aangepakt op het nationale niveau, maar zijn zij sterk afhankelijk van regelgeving op EU‑niveau. Voorbeelden zijn de aanvoer van duurzame biomassa op de markt via streefcijfers, productstandaardisering en regelingen voor groene overheidsopdrachten.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf):

Een duidelijke Europese toegevoegde waarde van het voorgestelde CBE-initiatief is dat het een belangrijke rol kan spelen om de uitvoering van de bijgewerkte strategie en het bijgewerkte actieplan voor een bio-economie van de Europese Commissie mogelijk te maken. Een samenhangende, EU-brede aanpak is ook nodig om ervoor te zorgen dat een goed evenwicht wordt gevonden tussen groei (Europees industrieel concurrentievermogen) en (sociale en ecologische) duurzaamheidsdoelstellingen.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

6.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Een van de unieke kenmerken van het initiatief voor de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën (GO BBI) is dat het een nauwere samenwerking tussen de wetenschappelijke gemeenschap en het bedrijfsleven stimuleert, het niveau van technologische paraatheid (TRL) verhoogt en zo een vlottere overgang naar innovatie mogelijk maakt, zoals vermeld in de strategische innovatie- en onderzoeksagenda van 2017. De mobilisering van de wetenschappelijke gemeenschap blijkt ook uit de participatiegraad van universiteiten en onderzoekscentra aan de projecten van de GO BBI, die 28,4 % bedraagt. Ook de jaarlijkse enquête onder de projectcoördinatoren van de GO BBI bevestigt dit: volgens de eigen verslaglegging draagt 80 % van de projecten bij aan kenniscreatie, 79 % aan meer samenwerking tussen de academische wereld en het bedrijfsleven en meer dan de helft aan het opzetten van netwerken in de wetenschappelijke gemeenschap en aan technologieoverdracht. Wat de mobilisering van de kmo-gemeenschap betreft, heeft de GO BBI uitstekende resultaten geboekt: 41 % van de begunstigden van GO BBI-projecten is een kmo, en 35 % van de financiering gaat naar kmo’s. Dat is aanzienlijk meer dan het streefdoel van 20 % voor Horizon 2020.

De verwachte milieueffecten van de projecten, met uitzondering van de vlaggenschepen, zijn aanzienlijk: twee derde van de projecten geeft aan biogebaseerde producten met lagere broeikasgasemissies te produceren. Meer dan de helft verwacht bij te dragen aan afvalvermindering, hergebruik, valorisatie of recycling en verwacht dat zijn energieverbruik zal dalen. Tot slot wordt voor 40 % van de projecten gemeld dat zij naar verwachting het landgebruik zullen verbeteren en wordt voor zeven projecten een positief effect op de biodiversiteit gemeld, bv. doordat een duurzame boslandbouwpraktijk voor de teelt van biomassa wordt ontwikkeld.

Wat zijn de belangrijkste gebieden waar het beter kan en wat zijn de resterende uitdagingen?

Tijdens de uitvoering van de GO BBI zijn evenwel diverse problemen gerezen en is heel wat ervaring opgedaan, die moeten worden meegenomen bij de opzet van een nieuw initiatief op dit gebied.

Gebieden waar het beter kan en resterende uitdagingen:

• Er zijn betere synergieën met nationale en regionale ontwikkelingen nodig om onderlinge banden tot stand te brengen tussen primaire producenten, regionale overheden en bioraffinaderijen, alsook particuliere marktdeelnemers, zoals merkhouders, waarbij rekening moet worden gehouden met de noodzaak van meer circulariteit en digitalisering, intersectorale samenwerking en een betere deelname van actoren uit de EU‑13, en integratie van gebieden die een nieuwe impuls nodig hebben.

• Nationale en regionale overheden moeten zich bewust zijn van het economisch en ecologisch potentieel van biogebaseerde oplossingen en moeten ondersteuning krijgen bij de ontwikkeling van biogebaseerde oplossingen, en er moet een betere uitwisseling van beste praktijken worden opgezet.

• Bij de programmering van het initiatief moet rekening worden gehouden met het algemeen belang, wat met name cruciaal is voor de langetermijneffecten, en moet worden voorkomen dat het bedrijfsleven gevangen komt te zitten, waarbij tegelijkertijd win-winscenario’s voor internationale samenwerking moeten worden overwogen.

• In deze fase van het huidige GO BBI-initiatief wordt van GO BBI-projecten verwacht dat zij, voor de meeste BBI-specifieke KPI’s, de kernprestatiestreefdoelen voor 2020 ruimschoots zullen overtreffen. Dit toont enerzijds aan dat de GO BBI heeft bijgedragen aan de systemische ontwikkeling van de sector, door de kloof tussen innovatie en de markt te dichten. Anderzijds geeft het ook aan dat de KPI’s mogelijk niet correct zijn beoordeeld op voorhand, of dat zij onvoldoende ambitieus waren.

• De beperkte aandacht voor de instandhouding en verbetering van de biodiversiteit in het kader van de beoogde waardeketens voor biomassa moet worden verbeterd.

• De particuliere partner van de GO BBI, BIC, is zijn verbintenis inzake de financiële bijdrage voor de operationele kosten niet nagekomen; daardoor moest de verordening tot oprichting worden gewijzigd (wat ook aanvullende administratieve lasten met zich bracht). De gewijzigde financiële modelregeling waarborgt dat de particuliere partner zijn officiële financiële verbintenissen moet nakomen.

• De manier waarop verslag werd uitgebracht over de bijdragen in natura van de particuliere partner aan de operationele en aanvullende kosten is ingewikkeld en duur gebleken. Op basis van de lessen die uit de huidige ervaring zijn geleerd, kan dit risico worden beperkt door de wettelijke ontwerprichtlijnen voor financiële verbintenissen te volgen en de effecten beter te meten.

• In de GO BBI-verordening in het kader van Horizon 2020 was gespecificeerd dat de Unie en BIC de administratieve kosten van de GO gelijkelijk zouden verdelen. Er werd evenwel een bijdrage van het subsidiebedrag (4 %) gevraagd van begunstigden die geen lid waren van de GO om het particuliere aandeel van die kosten te dekken. Met de vaststelling van de herziene financiële modelregeling en het relevante financiële reglement van de GO BBI werd een einde gemaakt aan die praktijk.

Recent had het Corporate Europe Observatory (CEO), een zakelijke ngo, kritiek op het bestaande GO BBI-initiatief omdat het alleen aan particuliere belangen ten goede kwam. De bevolking vraagt terecht dat publieke investeringen in een partnerschap met de particuliere sector voordelen opleveren voor de gehele samenleving. In het verslag van CEO werd ook een aantal van de tijdens de uitvoering van de GO BBI opgedane ervaringen herhaald. Toekomstige initiatieven op dit gebied moeten dan ook gebaseerd zijn op een gedegen beoordeling van de beleidsopties vanuit governanceoogpunt, waarbij met name moet worden gekeken naar de mogelijkheid om passende waarborgen vast te stellen om ervoor te zorgen dat het algemeen belang naar behoren wordt geëerbiedigd bij alle activiteiten. Dit strookt volledig met de hierboven vermelde aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie van de GO BBI.

6.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zullen zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

CBE zou dit als volgt organiseren:

• Op EU-niveau: Horizon Europa (hoofdzakelijk pijler II, cluster 6), het InvestEU-instrument, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), het LIFE-programma, het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU (GLB), het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), het Europees Partnerschap voor innovatie in de landbouw (EIP-Agri), het Europees Fonds voor de circulaire bio-economie (ECBF), het BIOEAS-initiatief en de EU-strategie voor eiwithoudende producten. Door InvestEU gepromote gemengde benaderingen zouden bijvoorbeeld leningen voor infrastructuur kunnen combineren met CBE-onderzoekssubsidies om in het bijzonder grootschalige bioraffinaderijen te ontwikkelen, waar de infrastructuurbehoeften zouden kunnen worden gefinancierd met andere bronnen dan ondersteunende programma’s als CBE. Gezamenlijke discipline-overschrijdende projecten ( ) met andere partnerschappen, bv. CKNI (circulaire en klimaatneutrale industrieën;de mogelijke opvolger van SPIRE), zouden kunnen voortbouwen op de eerdere geslaagde samenwerking tussen GO BBI en SPIRE, die erin geslaagd is redundanties om te vormen in synergieën.

• Op het nationale en regionale niveau zou CBE contacten leggen met lidstaten en regio’s met aandacht voor de strategieën en plannen, zoals strategieën en programma’s voor de bio-economie, om synergieën tot stand te brengen en partnerschappen op te zetten voor regionale ontwikkeling, bijvoorbeeld inzake synergieën met financieringsinstrumenten en programma’s voor de uitrol van infrastructuur en bioraffinaderijen. Dit omvat de follow-up van de aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie van de GO BBI om de participatie van de lidstaten uit de EU‑13 te verhogen, hetgeen naar verwachting onder meer via bovengenoemde synergieën met het BIOEAST-initiatief kan worden verzekerd.

• Op het internationale niveau hebben talrijke belanghebbenden voorgesteld dat het CBE open zou kunnen blijven voor internationale spelers, in het bijzonder technologie- en onderzoeksleiders en -aanbieders, om voordeel te kunnen halen uit samenwerkingen met deze spelers, en om ervoor te zorgen dat Europa een toonaangevende rol speelt in de internationale ontwikkeling van de biogebaseerde economie. CBE zou de bestaande aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie van het GO BBI-initiatief volgen, om win-winstrategieën te identificeren om de betrokkenheid van derde landen te vergroten en tegelijkertijd de bescherming van de belangen van het bedrijfsleven in de EU te verzekeren.

Tot slot moet worden vermeld dat een gunstig beleidskader een belangrijke factor is voor de leefbaarheid van nieuwe biogebaseerde waardeketens en innovaties, in het bijzonder als de markten onvoldoende stimulansen bieden om die waardeketens tot stand te brengen. CBE zou kunnen bijdragen aan regelgevingsaspecten en aan de vaststelling van normen, door methoden voor de levenscyclusanalyse te ontwikkelen die deze normen of producten kunnen ondersteunen en door processen voor projectanalyse te ontwikkelen. Het kan ook bijdragen aan de verruiming van de markt voor biogebaseerde producten en oplossingen door groene overheidsopdrachten te bevorderen. Dit kan helpen om het bewustzijn te vergroten, knelpunten in de regelgeving te identificeren en succesverhalen bij het aanpakken van regelgevingsaspecten te leveren.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag.


6.5.Duur en financiële gevolgen 

⌧ beperkte geldigheidsduur

–◻    van kracht vanaf 01/01/2021 tot en met 31/12/2031

–◻    financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2031 voor betalingskredieten.

◻ onbeperkte geldigheidsduur

–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

–gevolgd door een volledige uitvoering.

6.6.Beheersvorm(en) 80   

◻ Direct beheer door de Commissie

–◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

–◻    door de uitvoerende agentschappen

◻ Gedeeld beheer met lidstaten

⌧ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

–◻ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

–◻ publiekrechtelijke organen;

–◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen


7. BEHEERSMAATREGELEN 

7.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een monitoringsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en monitoring levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Daarnaast zal het partnerschap verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

Europese partnerschappen worden geëvalueerd aan de hand van het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals vastgesteld in artikel 47 van de verordening.


7.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

7.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”, en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het interne controlekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.


7.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.


De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

7.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

7.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie zorgt ervoor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De huidige Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën in het kader van Horizon 2020 werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

8. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

8.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kaderBegrotingsonderdeelSoort kredietBijdrage
Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa
GK/ NGK 81van EVA-landenvan kandidaat-lidstaten 82

van derde landenin de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement
101 02 02 61 — Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”GKJAJAJAJA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

BegrotingsonderdeelJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01
Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02
Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03
Cluster levensmiddelen, bio-economie, natuurlijke hulpbronnen, landbouw en milieu

01 02 02 60
71,130178,490147,800148,340148,930148,910156,4000,0001000,00
Totaal uitgaven71,130178,490147,800148,340148,930148,910156,4000,0001000,00


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

8.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

8.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader1Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

Gemeenschappelijke Onderneming 83 842021202220232024202520262027 85Na 2027TOTAAL
Titel 1Vastleggingen(1)0,1800,2700,4400,7401,6101,6108,00012,850
Betalingen(2)0,1800,2700,4400,7401,6101,6101,6006,40012,850
Titel 2Vastleggingen(1a)0,1500,2200,3600,6001,3201,3006,70010,650
Betalingen(2a)0,1500,2200,3600,6001,3201,3001,3005,40010,650
Titel 3Vastleggingen(3a)70,800178,000147,000147,000146,000146,000141,7000,000976,500
Betalingen(3b)1,00043,480129,040149,680151,100147,400147,100207,700976,500
TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke OndernemingVastleggingen= 1+1a +3a
71,130178,490147,800148,340148,930148,910156,4000,0001000,00
Betalingen= 2+2a+3b
1,33043,970129,840151,020154,030150,310150,000219,5001000,00

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
DG RTD2021202220232024202520262027Functie

2027
TOTAAL
Personele middelen 86

(3 ambtenaren + 2 arbeidscontractanten)
0,4910,5030,5130,5230,5330,5440,555-3,662
Andere administratieve uitgaven0,1280,1300,1330,1350,1380,1410,144-0,949
TOTAAL DGKredieten0,6190,6330,6460,6580,6710,6850,699-4,611


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 
Vastleggingen71,749179,123148,446148,998149,601149,595157,099-1 004,611
Betalingen1,94944,603130,486151,678154,691150,995150,699219,5001 004,611


Rubriek van het meerjarige financiële kader
7“Administratieve uitgaven”


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
Personele middelen
Andere administratieve uitgaven
TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader Vastleggingen71,749179,123148,446148,998149,601149,595157,099-1 004,611
Betalingen1,94944,603130,486151,678154,701150,995150,699219,5001 004,611


8.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

–☑    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)333333333
Arbeidscontractanten141616161616161616
Tijdelijke functionarissen101010101010101010
Gedetacheerde nationale deskundigen000000000
TOTAAL 87272929292929292929
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)0,00,00,10,10,10,10,10,30,6
Arbeidscontractanten0,10,20,20,30,40,40,41,73,9
Tijdelijke functionarissen0,00,00,00,10,50,50,52,23,9
Gedetacheerde nationale deskundigen0,00,00,00,00,00,00,00,00,0
TOTAAL0,110,180,290,481,051,051,054,208,41


Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rangJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
AD16000000000000
AD15000000000000
AD14111111111110
AD13000000000000
AD12111111111110
AD11111111111110
AD10000000000000
AD9222222222220
AD8333333333330
AD7222222222220
AD6000000000000
AD5000000000000
Totaal AD10101010101010101010100
AST11000000000000
AST10000000000000
AST9000000000000
AST8000000000000
AST7000000000000
AST6000000000000
AST5111111111110
AST4111111111110
AST3111111111110
AST2000000000000
AST1000000000000
Totaal AST333333333330
AST/SC 6000000000000
AST/SC 5000000000000
AST/SC 4000000000000
AST/SC 3000000000000
AST/SC 2000000000000
AST/SC 1000000000000
Totaal AST/SC000000000000

Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

ArbeidscontractantenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Functiegroep IV81010101010101010101010
Functiegroep III666666666666
Functiegroep II
Functiegroep I
Totaal141616161616161616161616

Gedetacheerde nationale deskundigenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Totaal000000000000


8.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

–☑ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 88 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren2021202220232024202520262027
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie
Delegaties
Onderzoek3333333
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 89

Rubriek 7
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader - zetel
- delegaties
Gefinancierd uit het budget van het programma  90- zetel
- delegaties
Onderzoek2222222
Andere (gelieve toe te lichten)
TOTAAL5555555

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel
Extern personeel


8.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

–◻    voorziet niet in medefinanciering door derden

–☑    voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

–Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)( 91 )
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie0,330,490,801,342,932,9114,700,0023,5
Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners
Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten
Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 92  0( 93 )000015,00050,000185,000250,000( 94 )
Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten
TOTAAL medegefinancierde kredieten0,30,50,81,32,917,9164,7185,0273,5

Aangezien BIC de enkele basishandeling niet heeft gezien, kan dit niet als een officiële, definitieve verbintenis worden gezien. Een definitieve verbintenis kan pas worden gegeven zodra BIC en de Europese Commissie een overeenkomst hebben gesloten en een duidelijk beeld hebben van alle aspecten van de definitieve enkele basishandeling en de uitvoering ervan. Dit omvat met name de doelstellingen en prioriteiten van de CBE, hoe de bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten, hun bijdragen in natura aan aanvullende activiteiten en de hefboomwerking worden berekend, alle uiteindelijke juridische aspecten, de financieringspercentages, de verdeling van de overheidsfinanciering over de verschillende niveaus van technische paraatheid, de financiering van de beheerskosten enz.


8.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

–◻    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

–◻    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

◻    voor de eigen middelen

◻    voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:Gevolgen van het voorstel/initiatief 95
2021202220232024202520262027
Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]


FINANCIEEL MEMORANDUM — SCHONE LUCHTVAART

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake het Europees Partnerschap voor schone luchtvaart

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Activiteit: Horizon Europa

Cluster 5: klimaat energie en mobiliteit

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

◻ een nieuwe actie 

◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 96  

X de verlenging van een bestaande actie 

◻ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De belangrijkste doelstelling van het initiatief zou erin bestaan bij te dragen aan het beperken van de ecologische voetafdruk, door de ontwikkeling van klimaatneutrale luchtvaarttechnologieën te versnellen opdat deze zo snel mogelijk kunnen worden ingezet, om zo aanzienlijk bij te dragen aan de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de Europese Green Deal, te weten: een emissiereductie van 50 % tot 55 % tegen 2030 en klimaatneutraliteit tegen 2050.

De tweede algemene doelstelling is het verzekeren dat de O&I-activiteit op het gebied van luchtvaart bijdraagt aan het mondiale concurrentievermogen van de Europese luchtvaartindustrie, door het O&I-proces te versnellen en te optimaliseren. Zonder een sterke Europese toeleveringsketen heeft Europa geen invloed om een ambitieus milieubeleid na te streven.

De derde doelstelling zou zijn te verzekeren dat een schonere luchtvaart veilig, betrouwbaar en efficiënt blijft voor het luchtvervoer van personen en goederen. Deze doelstelling strookt met diverse SDG’s, met name SDG 9 (industrie, innovatie en infrastructuur).

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met de criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

De belangrijkste rechtvaardiging voor overheidsoptreden door de EU op het gebied van luchtvaart-O&I is het harmoniseren, optimaliseren en coördineren van middelen op ecosysteemniveau uit alle Europese landen om klimaatneutraliteit in de luchtvaart te bereiken — een ambitieuze doelstelling die niet kan worden verwezenlijkt door een enkel luchtvaartbedrijf of land. Zoals hierboven aangegeven is er behoefte aan een holistische O&I-benadering om tot klimaatneutraliteit te komen.

Bovendien moet alle onderzoek stroken met de marktmaatregelen, de stimulansen en een robuust, modern regelgevings- en standaardiseringskader, dat alleen kan worden opgezet in de EU-context en door internationale samenwerking. Dit kader moet samenhangend zijn en afgestemd zijn op het milieu- en klimaatbeleid, de handel, defensie, ruimtevaart, luchtverkeersbeheer, certificerings- en standaardiseringsregelingen die tot de bevoegdheden van de EU behoren.

Daarnaast stelt Europees onderzoek met openbare vergelijkende oproepen deelnemers in staat om zich los te wrikken van hun natuurlijke leveranciers en nieuwe partnerschappen aan te gaan met diverse soorten organisaties (academische organisaties, onderzoekscentra, bedrijfsleven enz.), ook uit EU-landen die niet over een traditionele luchtvaartindustrie beschikken maar mogelijk nieuwe benaderingen kunnen aanreiken.

De rationale voor EU-interventie behelst risicodeling, gezien de hoge kosten van de ontwikkeling en demonstratie van innovatieve technologische oplossingen, die niet door individuele bedrijven alleen kunnen worden uitgevoerd.

Gelet op de specifieke kenmerken van de luchtvaartsector zijn de kosten en risico’s van nieuwe ontwikkelingen afhankelijk van een doeltreffende samenwerking op Europese schaal. Samenwerking tussen verschillende belanghebbenden is belangrijk, zowel in de ontwikkelingsfase als bij het tot wasdom komen van innovatieve technologieën.

Met een duidelijk klimaatbeleid en duidelijke doelstellingen voor 2030 en 2050 is er een sterke behoefte aan het richtingseffect van Europese investeringen en aan additionaliteit. EU-optreden zou een aanvulling vormen op de nationale regelingen om een duidelijkere beleidsaanpak tot stand te brengen, vooral aangezien er dringend innovaties nodig zijn om het klimaatactieplan en de klimaatdoelstellingen te bereiken.

De Europese Commissie is uitstekend geplaatst om samenwerking tussen de nationale O&I-programma’s voor de luchtvaart en het initiatief voor schone luchtvaart na te streven, overlapping van de inspanningen te voorkomen en middelen te bundelen om de streefcijfers van de Green Deal te bereiken.

Tegelijkertijd neemt zij het initiatief voor talrijke luchtvaartgerelateerde beleidsmaatregelen en kan zij ervoor zorgen dat beleidsmaatregelen, wetgeving en O&I-inspanningen op elkaar worden afgestemd.

Voorts is de Europese Commissie ad-hocwaarnemer in diverse ICAO-organen (de vergadering en andere technische organen) die zich toeleggen op de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart, milieu, luchtverkeersbeheer en luchtvervoer.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In het kader van eerdere publieke en particuliere onderzoeks- en innovatieprogramma’s zijn talrijke veelbelovende klimaatneutrale oplossingen onderzocht, hetzij in de EU (vanaf het vierde programma voor onderzoek en ontwikkeling), hetzij in nationale of regionale programma’s. Een aantal van die technologieën, die tot wasdom zijn gekomen in de onderzoeksprogramma’s KP 7 Clean Sky en H2020 Clean Sky 2, zijn beoordeeld in de KP7-Clean Sky Technology Evaluator, en er is vastgesteld dat als zij in nieuwe vliegtuigen zouden worden toegepast, zij de emissies met wel 30 % zouden kunnen terugdringen ten opzichte van het referentievliegtuig uit 2000.

In de tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Ondernemingen onder Horizon 2020 werd geconcludeerd dat publiek-private partnerschappen (ppp’s) op basis van GO’s in KP7 aantoonbare efficiëntieverbeteringen hebben opgeleverd, ondanks een aantal tekortkomingen die nog moeten worden aangepakt.

Hoewel het nog te vroeg is om conclusies te trekken voor CS2 (dat tot 2024 loopt), blijkt uit de eerste beoordelingen dat het goed op weg is om zijn doelstellingen te bereiken om technologieën te demonstreren en te valideren om CO2- en NOx-emissies met 20 % tot 30 % terug te dringen in vergelijking met geavanceerde luchtvaartuigen die sinds 2014 in gebruik zijn genomen. Uit een toenemend aantal publicaties en octrooiaanvragen blijkt dat de belangrijkste demonstratiemodellen goede vorderingen maken. De invoering van die technologieën in vliegtuigen op de markt is jammer genoeg nog erg onzeker, omdat die grotendeels wordt bepaald door de marktwerking.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

Er moeten sterke synergieën tot stand worden gebracht tussen de twee voorgestelde partnerschappen voor de luchtvaart, geïntegreerd luchtverkeersbeheer en schone luchtvaart. Dat moet de verenigbaarheid van de in het kader van schone luchtvaart ontwikkelde oplossingen en de in het kader van het initiatief voor geïntegreerd luchtverkeersbeheer ontwikkelde geavanceerde ATM-benaderingen verzekeren.

Het waterstofinitiatief en het batterijeninitiatief (die alternatieve energiebronnen voor de luchtvaart zouden kunnen opleveren) zouden een enorm effect kunnen hebben om emissieloze luchtvaart mogelijk te maken, als de resultaten ervan stroken met de behoeften van de luchtvaartsector.

Synergieën tot stand brengen zou al deze initiatieven ten goede komen. Er zij op gewezen dat voor meer elektrische luchtvaartuigen verdere ontwikkelingen op het gebied van elektrische aandrijfsystemen op hoogspanning nodig zijn, die op grote hoogte extra veiligheidsrisico’s met zich meebrengen die moeten worden aangepakt, en dat technologische oplossingen moeten worden gevalideerd. Daarom moet in de eerste fasen van voorgestelde oplossingen altijd rekening worden gehouden met de vereisten van luchtvaartuigen.

Certificering is een bijzonder belangrijk aspect in het tot wasdom brengen van nieuwe technologieën, en in dat verband is het van cruciaal belang dat EASA al in een vroeg stadium bij het proces wordt betrokken. Een sterke betrokkenheid van de Europese Commissie en de lidstaten moet de onderlinge afstemming van en synergieën tussen de prioriteiten en financieringsprogramma’s op EU-, nationaal en regionaal niveau verzekeren.

Een nauwere betrokkenheid van de lidstaten bij de uitrol en aanvaarding van de meest veelbelovende klimaatneutrale technologieën op EU-niveau zal synergieën en schaalvoordelen bevorderen in de nationale O&I-programma’s en zal de afstemming van de nationale onderwijsregelingen op de toekomstige behoeften aan de overeenkomstige vaardigheden en banen verbeteren.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag.

1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

–X    van kracht vanaf 01/01/2021 tot en met 31/12/2031

–X    financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2031 voor betalingskredieten.

◻ onbeperkte geldigheidsduur

–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

–gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 97   

◻ Direct beheer door de Commissie

–◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

–◻    door de uitvoerende agentschappen

◻ Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

–◻ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

–◻ publiekrechtelijke organen;

–◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

/


2. BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.


Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een toezichtsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en monitoring levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Het partnerschap zal verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

De Europese partnerschappen worden geëvalueerd overeenkomstig het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals uiteengezet in artikel 47 daarvan.


2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie


Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.


2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken


Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.


De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 


Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.


2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.


De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De huidige Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 in het kader van Horizon 2020 werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.


3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kaderBegrotingsonderdeelSoort kredietBijdrage
Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa
GK/ NGK 98van EVA-landen 99van kandidaat-lidstaten 100van derde landenin de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement
101.020252 — Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”GKJAJAJAJA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

BegrotingsonderdeelJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01
Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02
Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03
Cluster Klimaat, Energie en Mobiliteit 01 02 02 50229,925150,583231,570190,688388,057133,814375,3631 700,000
Totaal uitgaven229,925150,583231,570190,688388,057133,814375,3631 700,000


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader1Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

Gemeenschappelijke Onderneming 101 1022021202220232024202520262027 103Na 2027TOTAAL
Titel 1:Vastleggingen(1)0,1390,4970,7651,4892,5403,02116,035-24,486
Betalingen(2)0,1390,4970,7651,4892,5403,0213,08112,95424,486
Titel 2:Vastleggingen(1a)0,2430,9431,2621,7761,5341,6507,329-14,737
Betalingen(2a)0,2430,9431,2621,7761,5341,6501,6605,66914,737
Titel 3Vastleggingen(3a)229,543149,143229,543187,423383,983129,143351,99901660,777
Betalingen(3b)14,041123,686137,678262,701220,938344,980194,261362,4921 660,777
TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke OndernemingVastleggingen= 1+1a +3a
229,925150,583231,570190,688388,057133,814375,36301 700,000
Betalingen= 2+2a+3b
14,423125,126139,705265,966225,012349,651199,002381,1151 700,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
DG RTD2021202220232024202520262027Functie

2027
TOTAAL
Personele middelen 1040,4910,5030,5130,5230,5330,5440,555-3,662
Andere administratieve uitgaven0,1280,1300,1330,1350,1380,1410,144-0,949
TOTAAL DGKredieten0,6190,6330,6460,6580,6710,6850,699-4,611


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader Vastleggingen230,544151,216232,216191,346388,728134,499376,0620.0001 704,611
Betalingen15,042125,759140,351266,624225,683350,336199,701381,1151 704,611


Rubriek van het meerjarige financiële kader
7“Administratieve uitgaven”


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
Personele middelen
Andere administratieve uitgaven
TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader Vastleggingen230,544151,216232,216191,346388,728134,499376,0620,0001 704,611
Betalingen15,042125,759140,351266,624255,683350,336199,701381,1151 704,611


3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)3232323232323232
Ambtenaren (AST-rangen)44333333
Arbeidscontractanten66666666
Tijdelijke functionarissen
Gedetacheerde nationale deskundigen22000000
TOTAAL 1054444414141414141
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten0,3670,3750,3820,3900,3970,4050,3451,0763,737
Tijdelijke functionarissen4,3534,4404,4464,5354,6254,7184,81215,02146,949
Gedetacheerde nationale deskundigen0,1300,1320,0000,0000,0000,0000,0000,0000,262
TOTAAL4,8494,9464,8284,9245,0235,1235,15716,09750,947


Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rangJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
AD16
AD15
AD14111111111111
AD13
AD12222222222222
AD11111111111111
AD10333333333333
AD9101010101010101010101010
AD8333333333333
AD7333333333333
AD6999999999999
AD5
Totaal AD323232323232323232323232
AST11
AST10
AST9
AST8111111111111
AST7
AST6222222222222
AST511
AST4
AST3
AST2
AST1
Totaal AST443333333333
AST/SC 6
AST/SC 5
AST/SC 4
AST/SC 3
AST/SC 2
AST/SC 1
Totaal AST/SC


Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

ArbeidscontractantenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Functiegroep IV111111111111
Functiegroep III555555555555
Functiegroep II
Functiegroep I
Totaal666666666666

Gedetacheerde nationale deskundigenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Totaal220000000000


3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

106 Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaren2021202220232024202520262027
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie
Delegaties
Onderzoek3333333
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 107

Rubriek 7
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader - zetel
- delegaties
Gefinancierd uit het budget van het programma  108- zetel
- delegaties
Onderzoek2222222
Andere (gelieve toe te lichten)
TOTAAL5555555

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeelDiverse taken met betrekking tot:

·Technische follow-up van de voortgang van de werkzaamheden op het gebied van schone luchtvaart

·Monitoring van de vooruitgang in het onderzoeksprogramma voor schone luchtvaart

·Toezicht op de naleving van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie

·Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in de raad van bestuur van het partnerschap

·Definitie van de positie van de Commissie in de raad van bestuur (stem-/vetorecht)

· Administratieve taken met betrekking tot de governance van het partnerschap

·Ruggespraak met de groep van vertegenwoordigers van de nationale overheden, ACARE en het comité voor het vervoerprogramma

·Waarneming bij oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en het toelaten van nieuwe leden

·Deelname aan vergaderingen van subgroepen en werkgroepen

·Organisatie van tussentijdse evaluaties en eindevaluatie

·Uitvoering van inspecties/controles ter plekke

·Bevordering van synergieën tussen nationale onderzoeksprogramma’s en het programma voor onderzoek en innovatie van schone luchtvaart.
Extern personeel

3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

–◻    voorziet niet in medefinanciering door derden

–☑    voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

–Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie0,3821,4402,0273,2654,0744,6714,74118,62339,223
Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners
Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten
Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 10926,683234,097230,109465,520387,181618,556336,278662,3532 960,777
Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten
TOTAAL medegefinancierde kredieten27,065235,537232,136468,785391,255623,227341,019680,9763 000,000


Toelichting:

In het gezamenlijke memorandum van verbintenis, dat in oktober 2020 is ondertekend, heeft de particuliere kant zijn voornemen geuit om tot 3 miljard EUR bij te dragen (met inbegrip van de deelname van het VK) aan algemene activiteiten voor schone luchtvaart, uitgaand van een “redelijke en evenredige financiering door de Europese Commissie” (d.w.z. 2,5 miljard EUR financiering door de Europese Commissie), naar aanleiding van de overeenkomst over het MFK, waar ook de bijdrage van het VK in opgenomen is. Om die aannamen te wijzigen, zou nieuw overleg met de belanghebbenden nodig zijn.

De verdeling van de bijdragen in natura van de stichtende leden/geassocieerde leden tussen 2021 en 2027 en na 2027 is gebaseerd op de eerste ramingen voor de bijdragen in natura voor operationele activiteiten, die op hun beurt verband houden met de ontwerpwerkplannen en de strategische agenda voor onderzoek en innovatie voor schone luchtvaart. Een herziening van die verdeling zal nodig zijn wanneer de routekaart voor de uitvoering van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie is vastgesteld.


3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

–☑    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

–◻    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:Gevolgen van het voorstel/initiatief 110
2021202220232024202520262027
Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]


FINANCIEEL MEMORANDUM — SCHONE WATERSTOF

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake het Europees partnerschap voor schone waterstof


1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Activiteit: Horizon Europa

Cluster 5: klimaat energie en mobiliteit

1.3. Het voorstel/initiatief betreft: 

◻ een nieuwe actie 

◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 111  

X de verlenging van een bestaande actie 

◻ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Het initiatief heeft tot doel de ontwikkeling en uitrol van Europese technologieën voor schone waterstof te versnellen en zo bij te dragen aan een duurzaam, gedecarboniseerd en volledig geïntegreerd energiesysteem. De nadruk ligt daarbij op de productie, distributie en opslag van schone waterstof om moeilijk te decarboniseren sectoren, zoals de zware industrie en zware vervoerstoepassingen, van waterstof te voorzien. Enkele doelstellingen die tegen 2030 moeten worden verwezenlijkt: schone waterstof produceren voor ~1,5-3 EUR/kg, om zo penetratie op massamarkten mogelijk te maken;de distributiekosten beperken tot minder dan 1 EUR/kg waterstof op industriële schaal.


Hoewel waterstof een schone brandstof is, zonder uitstoot, is zij nog steeds duurder dan andere energiebronnen en is zij hoofdzakelijk afkomstig van aardgas, dat koolstofdioxide (CO2) genereert. We moeten “schone waterstof” produceren op basis van hernieuwbare energiebronnen die tijdens het productieproces geen CO2-emissies veroorzaken. Toepassingen op schone waterstof zijn duurder dan concurrerende technologieën en zijn nog niet volledig betrouwbaar of niet van voldoende kwaliteit om te worden aanvaard. Ook de grootschalige uitrol van opwekkingscapaciteit voor schone waterstof is beperkt. De belanghebbenden in de Europese waterstofindustrie en het onderzoek en de industriële belanghebbenden in de energiesector, het vervoer en de bouwsector ondervinden hier de meeste gevolgen van.


Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met de criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (vooraf)

De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

De verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf) van schone waterstof omvat complexe, onderling verbonden waardeketens waarvoor doeltreffende en intersectorale samenwerking op Europees niveau vereist is om een geslaagde, grootschalige demonstratie en uitrol mogelijk te maken.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.


1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

i) Concentratie van de financiering, en de noodzaak ervoor te zorgen dat de huidige geografische spreiding van door de huidige GO ondersteunde projecten niet wordt versterkt door een gebrek aan informatie/openheid/transparantie ten aanzien van entiteiten uit landen waar de participatie beperkt is, in het bijzonder de EU-13;

ii) de betrokkenheid van de lidstaten en met name de rol van de vertegenwoordigers van de nationale overheden, die niet zo doeltreffend is als zou moeten;

iii) de noodzaak van meer aandacht voor de veiligheid van technologieën op het gebied van brandstofcellen en waterstof om het nodige vertrouwen op te bouwen om een brede aanvaarding te verzekeren. Door het relatief beperkte aantal projecten waarbinnen waterstof in nieuwe contexten wordt geïntroduceerd (in bussen, woningen of in oplaad- en tankstations, naast conventionele brandstoffen) konden producten niet op commerciële schaal worden uitgerold.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten


Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

Het partnerschap voor waterstof zal nauw samenwerken met andere partnerschappen, zoals de partnerschappen voor emissievrij vervoer over de weg en over het water, het omvormen van het Europese spoorwegstelsel, schone luchtvaart, processen voor de planeet en schoon staal. Er zijn ook koppelingen met het voorgestelde belangrijke project van gemeenschappelijk Europees belang inzake waterstof en de CEF- en ETS-fondsen.


Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag en de binnenkort op te richten Interpartnerschapsraad voor waterstof.


1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

– van kracht vanaf 01/01/2021 tot en met 31/12/2031

–X    Financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot het einde van de gefinancierde acties voor betalingskredieten.

◻ onbeperkte geldigheidsduur

–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

–gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 112   

◻ Direct beheer door de Commissie

–◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

–◻    door de uitvoerende agentschappen

◻ Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

–X de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

–◻ publiekrechtelijke organen;

–◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen


2. BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 


Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een toezichtsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en toezicht levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Het partnerschap zal verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

De Europese partnerschappen worden geëvalueerd overeenkomstig het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals uiteengezet in artikel 47 daarvan.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”, en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.


De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

de processen worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De huidige Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2 van Horizon 2020 werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kaderBegrotingsonderdeelSoort kredietBijdrage
Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa
GK/ NGK 113van EVA-landen 114van kandidaat-lidstaten 115van derde landenin de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement
101 02 02 54 Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”GKJAJAJAJA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

BegrotingsonderdeelJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01
Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02
Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03
Cluster klimaat energie en mobiliteit

02 02 02 50
150,000150,000150,000133,413133,875133,987148,725-1 000,000
Totaal uitgaven150,000150,000150,000133,413133,875133,987148,725-1 000,000


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader1Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

Gemeenschappelijke Onderneming 116 1172021202220232024202520262027 118Na 2027TOTAAL
Titel 1Vastleggingen(1)0,0000,0000,0002,0652,1402,218 11,257 

17,680
Betalingen(2)0,0000,0000,0002,0652,1402,2182,2988,95917,680
Titel 2Vastleggingen(1a)0,0000,0000,0001,3481,7351,7697,66112,513
Betalingen(2a)0,0000,0000,0001,3481,7351,7691,8045,85712,513
Titel 3Vastleggingen(3a)150,000150,000150,000130,000130,000130,000129,807969,807
Betalingen(3b)75,00077,00085,50088,563128,104143,000128,784243,856969,807
TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke OndernemingVastleggingen= 1+1a +3a
150,000150,000150,000133,413133,875133,987148,7251 000,000
Betalingen= 2+2a+3b
75,00077,00085,50091,976131,979146,987132,886258,6721 000,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
DG RTD2021202220232024202520262027Functie

2027
TOTAAL
Personele middelen 1190,4910,5030,5130,5230,5330,5440,555-3,662
Andere administratieve uitgaven0,1280,1300,1330,1350,1380,1410,144-0,949
TOTAAL DGKredieten0,6190,6330,6460,6580,6710,6850,699-4,611


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 
Vastleggingen150,619150,633150,646134,071134,546134,672149,424-1 004,611
Betalingen75,61977,63386,14692,634132,65147,672133,585258,6721 004,611


Rubriek van het meerjarige financiële kader
7“Administratieve uitgaven”


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
Personele middelen
Andere administratieve uitgaven
TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader Vastleggingen150,619150,633150,646134,071134,546134,672149,424-1 004,611
Betalingen75,61977,63386,14692,634132,65147,672133,585258,6721 004,611


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)


3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

–☑    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)1517171717171761178
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)910101010101034103
Arbeidscontractanten3222222823
Tijdelijke functionarissen000000000
Gedetacheerde nationale deskundigen2222222519
TOTAAL 12029313131313131108323
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)1,5751,8561,9312,0082,0882,1722,2598,91022,799
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)0,9451,0921,1361,1811,2281,2771,3294,94713,135
Arbeidscontractanten0,2070,1440,1490,1550,1610,1680,1750,7711,930
Tijdelijke functionarissen0,0000,0000,0000,0000,0000,0000,0000,0000,000
Gedetacheerde nationale deskundigen0,1400,1430,1450,1490,1520,1550,1570,4081,449
TOTAAL2,8673,2353,3613,4933,6293,7723,92015,03639,313

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rangJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
AD16000000000000
AD15000000000000
AD14111111111110
AD13000000011110
AD12222222211110
AD11000000000000
AD10000002454440
AD9555553222330
AD8233454325330
AD7333433341100
AD6222111100000
AD5011001111100
Totaal AD15171717171717171615130
AST11000000000000
AST10000001111100
AST9111221112220
AST8112111110000
AST7110000000110
AST6111233333220
AST5225433333210
AST4330011111000
AST3011100000000
AST2000000000000
AST1000000000000
Totaal AST91010101010101010860
AST/SC 6000000000000
AST/SC 5000000000000
AST/SC 4000000000000
AST/SC 3000000000000
AST/SC 2000000000000
AST/SC 1000000000000
Totaal AST/SC000000000000


Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

ArbeidscontractantenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Functiegroep IV111111111110
Functiegroep III111111111110
Functiegroep II100000000000
Functiegroep I000000000000
Totaal322222222220

Gedetacheerde nationale deskundigenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Totaal222222222100


3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

–☑ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 121 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren2021202220232024202520262027
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie
Delegaties
Onderzoek3333333
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 122

Rubriek 7
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader - zetel
- delegaties
Gefinancierd uit het budget van het programma  123- zetel
- delegaties
Onderzoek2222222
Andere (gelieve toe te lichten)
TOTAAL5555555

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeelBeheer van het partnerschap voor schone waterstof
Extern personeel


3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

–◻    voorziet niet in medefinanciering door derden

–☑    voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

–Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie0,0000,0000,0003,4143,8753,9874,10214,81530,193
Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners
Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten
Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 124  35,00070,00070,000110,000175,000175,000175,000190,0001 000,000
Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten
TOTAAL medegefinancierde kredieten35,00070,00070,000113,414178,875178,987178,972204,8151 030,193


3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

–◻    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

–◻    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

◻    voor de eigen middelen

◻    voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:Gevolgen van het voorstel/initiatief 125
2021202220232024202520262027
Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]


FINANCIEEL MEMORANDUM — EUROPESE SPOORWEGEN

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Europees partnerschap voor de Europese spoorwegen

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Cluster 5 (Klimaat, energie, mobiliteit)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

X een nieuwe actie 

◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 126  

◻ de verlenging van een bestaande actie 

◻ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Het Europees partnerschap voor de Europese spoorwegen zal bijdragen tot de totstandbrenging van de Europese spoorwegruimte, tot een snellere overschakeling naar een aantrekkelijker, gebruikersvriendelijker, competitief, efficiënt en duurzaam Europees spoorwegsysteem, en tot de ontwikkeling van een sterke en mondiaal competitieve Europese spoorwegindustrie. Het partnerschap zal meer in het bijzonder de volgende doelstellingen verwezenlijken:

1. Belemmeringen voor de interoperabiliteit wegnemen en oplossingen bieden voor een volledige integratie, met inbegrip van besturings- en seingevingssystemen en verkeersbeheer, voertuigen, infrastructuur en diensten, teneinde een geïntegreerd en veerkrachtig Europees spoorwegnet met een hoge capaciteit tot stand te brengen. Door het enorme digitaliserings- en automatiseringspotentieel te benutten, zullen innovatieve oplossingen worden ontwikkeld om de kosten te verlagen, de capaciteit te verhogen en de flexibiliteit en betrouwbaarheid van het spoor te vergroten.

2. De O&I-activiteiten in verband met het goederenvervoer per spoor en de intermodale vervoersdiensten uitbreiden om een concurrerend groen goederenvervoer per spoor te bewerkstelligen dat volledig is geïntegreerd in de logistieke waardeketen. Automatisering en digitalisering van goederentreinen staan centraal, maar ook de exploitatie ervan, de emplacementen en intermodale terminals zijn gebieden waar verdere O&I-activiteiten mogelijk zijn.

3. Een ecosysteem tot stand brengen dat de interactie tussen belanghebbenden vergemakkelijkt en samenwerking in en tussen waardeketens efficiënter maakt. Dit zal ervoor zorgen dat onderzoek via demonstratie en toepassing wordt omgezet in marktgerichte innovatie.

4. Grootschalige projecten opstarten om innovatie snel te kunnen overbrengen naar de markt. Deze projecten, waaronder demonstraties, zouden leveranciers en gebruikers van technologie moeten samenbrengen.

5. De wetenschappelijke excellentie van de EU versterken en het innovatiepotentieel van kmo’s en start-ups benutten. Dat zou een geavanceerde wetenschappelijke kennisbasis opleveren die als leidraad kan dienen voor de ontwikkeling van beleidsmaatregelen en technologieën die van cruciaal belang zijn om de overgang naar een klimaatneutrale economie en samenleving te versnellen.

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met de criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

Door de inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling op EU-niveau te bundelen en te coördineren is de kans op welslagen groter gezien enerzijds het grensoverschrijdende karakter van de te ontwikkelen infrastructuur en technologieën en anderzijds de noodzaak om voldoende middelen bijeen te brengen. Voor een geïntegreerd en complex Europees netwerk zoals het spoor is een Europees antwoord nodig: alleen door op het niveau van de Unie gezamenlijk onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer te verrichten zal het mogelijk zijn operationele concepten en gemeenschappelijke digitale oplossingen te ontwikkelen, een gemeenschappelijke referentie te creëren waarop nieuwe oplossingen kunnen worden gebaseerd, integratie met andere vervoerswijzen tot stand te brengen en een ambitieuze verjonging van het spoor te bewerkstelligen. Daartoe zou een gezamenlijke inspanning moeten worden geleverd, ingegeven door het beleid van de Unie, om samenwerking tussen actoren uit heel Europa en in de hele waardeketen mogelijk te maken, teneinde een geïntegreerd programma op poten te zetten dat aansluit bij de behoeften van een complex systeem dat kan inspelen op wat de markt nodig heeft en een snelle en gerichte verwezenlijking van de doelstellingen mogelijk te maken.

De toegevoegde waarde voor de EU zou voortkomen uit een systemische benadering van de ontwikkeling van het spoor, via de oprichting van twee geïntegreerde pijlers, enerzijds om de concepten en de architectuur te definiëren en oplossingen te valideren, en anderzijds om de noodzakelijke technologische en operationele oplossingen te ontwerpen, te onderzoeken en te realiseren als antwoord op de veranderende markt- en beleidsbehoeften. Het partnerschap zal gericht zijn op de ontwikkeling van de systemen die centraal staan in het netwerk; andere elementen waarvoor geen normalisatie vereist is, kunnen gemakkelijker worden overgelaten aan onderzoek waarbij wordt uitgegaan van concurrentie tussen bedrijven.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In de tussentijdse evaluatie van het voorgaande programma, de Gemeenschappelijke Onderneming S2R in het kader van Horizon 2020 is een aantal verbeterpunten vastgesteld, zoals de behoefte aan een evenwichtigere onderzoeksagenda waarbij rekening wordt gehouden met de maatschappelijke en operationele problemen waarmee de spoorwegindustrie te kampen heeft, en een betere afstemming op de behoeften van exploitanten van goederenvervoer.

Bovendien moet meer nadruk worden gelegd op demonstratieprojecten om de markttoepassing van O&I-outputs te verbeteren. Daarvoor is een verschuiving in de richting van meer O&I-activiteiten op TRL 7-9 nodig, wat een belangrijke verandering inhoudt ten opzichte van de nadruk op TRL 1-6 in het kader van Horizon 2020. Bovendien moeten de synergieën met andere initiatieven beter worden benut, met name met het oog op de toepassing van sleuteltechnologieën zoals digitale toepassingen in de hele vervoerssector alsook in het algemeen.

Voorts heeft de Gemeenschappelijke Onderneming S2R geholpen om vast te stellen op welke gebieden de O&I-activiteiten beter moeten worden afgestemd op de behoeften van een concurrerende sector, en werd bevestigd dat een gemeenschappelijke visie moet worden ontwikkeld voor de toekomstige technische veranderingen. De ervaring heeft met name aangetoond dat in de toekomst meer aandacht moet worden besteed aan systeemkwesties dan aan stapsgewijze verbeteringen van onderdelen van het complexe spoorwegsysteem, waarin pan-Europese normalisatie cruciaal is.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.


Er kunnen verbanden met andere kandidaten voor Europese partnerschappen worden overwogen, zoals: Ecsel en 5G voor digitalisering en automatisering, schone waterstof en batterijen als alternatieven voor dieseltreinen en voor een nieuw concept van autonome voertuigen voor vrachtvervoer, luchtverkeersbeheer voor het concept met betrekking tot functionele systeemarchitectuur, schone luchtvaart met betrekking tot nieuwe materialen en structuren en andere vervoerspartnerschappen met betrekking tot interfaces met andere vervoerswijzen en multimodaliteit, zoals het partnerschap inzake coöperatieve, geconnecteerde en geautomatiseerde mobiliteit.

Er kunnen synergieën en samenwerking met de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG) tot stand worden gebracht (bv. met de KIG’s voor stedelijke mobiliteit, energie en klimaat) om de demonstraties uit te breiden en de uitrol van technologieën te vergemakkelijken. Bovendien kunnen er synergieën en samenwerking met de missies tot stand worden gebracht, met name op het gebied van klimaatverandering en slimme steden. Het kandidaat-partnerschap voor de Europese spoorwegen moet mogelijkheden voor financiering in het kader van het programma Digitaal Europa, CEF, EFRO en het Cohesiefonds kunnen onderzoeken en bepalingen kunnen vaststellen voor systemische synergieën met bestaande financieringsmechanismen.

Bovendien zou het initiatief ook de belangen van de O&I-gemeenschap op het gebied van de spoorwegen kunnen vertegenwoordigen in discussies met andere relevante Europese instellingen, zoals de Europese Investeringsbank.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag.


1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

–X van kracht vanaf 01/06/2021 tot en met 31/12/2030 (voorlopige data)

–X financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2030 voor betalingskredieten.

◻ onbeperkte geldigheidsduur

–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

–gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 127   

◻ Direct beheer door de Commissie

–◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

–◻    door de uitvoerende agentschappen

◻ Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

–X de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

–◻ publiekrechtelijke organen;

–◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

/


2. BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.


Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een monitoringsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en toezicht levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Het partnerschap zal verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

2.2.Europese partnerschappen worden geëvalueerd aan de hand van het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals vastgesteld in artikel 47 van de verordening. Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen, en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2. Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor de andere leden dan de Unie in de raad van bestuur, met een vereiste van 70 % van de stemmen voor het nemen van een besluit: er wordt een lagere drempel van 55 % voorgesteld voor de pijler “Systeem” (om de Commissie meer flexibiliteit te bieden bij het nemen van besluiten — dit deel van het programma zal grotendeels door de Commissie worden gefinancierd) en voor onderzoek met een lage TRL;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.


De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegen.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De EDCTP-vereniging werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.


3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kaderBegrotingsonderdeelSoort kredietBijdrage
Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa
GK/ NGK 128van EVA-landen 129van kandidaat-lidstaten 130van derde landenin de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement
101 02 02 53 — Gemeenschappelijke Onderneming voor de Europese spoorwegenGKJAJAJAJA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

BegrotingsonderdeelJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01
Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02
Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03
Cluster Klimaat, Energie en Mobiliteit — 01 02 02 5073,00093,00094,000107,00094,00080,00059,000600,000
Totaal uitgaven73,00093,00094,000107,00094,00080,00059,000600,000


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader1Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

Gemeenschappelijke Onderneming 131 1322021202220232024202520262027 133Na 2027TOTAAL
Titel 1Vastleggingen(1)0,9091,8161,8521,8911,9281,9657,41817,779
Betalingen(2)0,9091,8161,8521,8911,9281,9652,0045,41417,779
Titel 2Vastleggingen(1a)0,2590,5410,5520,5740,6090,6593,0276,221
Betalingen(2a)0,2590,5410,5520,5740,6090,6590,6722,3556,221
Titel 3Vastleggingen(3a)71,83290,64391,596104,53591,46377,37648,555576,000
Betalingen(3b)11,83297,64371,59670,53584,46378,37684,32477,231576,000
TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke OndernemingVastleggingen= 1+1a +3a
73,00093,00094,000107,00094,00080,00059,000600,000
Betalingen= 2+2a +3b
13,000100,00074,00073,00087,00081,00087,00085,000600,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
DG MOVE2021202220232024202520262027Functie

2027
TOTAAL
Personele middelen 1340,4930,5030,5130,5240,5340,5450,5563,668
Andere administratieve uitgaven 1350,1320,1420,1450,1480,1510,1540,1571,029
TOTAAL DGKredieten0,6250,6450,6580,6720,6850,6990,7134,697


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 
Vastleggingen73,62593,64594,658107,67294,68580,69959,713604,697
Betalingen13,625100,64574,65873,67287,68581,69987,71385,000604,697


Rubriek van het meerjarige financiële kader
7“Administratieve uitgaven”


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
Personele middelen
Andere administratieve uitgaven
TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader Vastleggingen73,62593,64594,658107,67294,68580,69959,713604,697
Betalingen13,625100,64574,65873,67287,68581,69987,71385,000604,697


3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

–☑    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)

Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten1717171717171711,0
Tijdelijke functionarissen101010101010107,0
Gedetacheerde nationale deskundigen22222220
TOTAAL 1362929292929292918,0
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten0,6801,3601,3871,4151,4431,4721,5024,05613,315
Tijdelijke functionarissen0,8191,6371,6691,7031,7371,7711,8075,22316,366
Gedetacheerde nationale deskundigen0,0600,1200,1220,1250,1270,1300,1320,0270,843
TOTAAL1,5593,1173,1783,2433,3073,3733,4419,30630,524

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rangJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
AD16
AD1511111110
AD141111
AD13
AD122220
AD11222211
AD10222211110
AD911111111
AD811113220
AD744440
AD6444411110
AD51111
Totaal AD10101010101010107650
AST11
AST10
AST9
AST8
AST7
AST6
AST5
AST4
AST3
AST2
AST1
Totaal AST000000000000
AST/SC 6
AST/SC 5
AST/SC 4
AST/SC 3
AST/SC 2
AST/SC 1
Totaal AST/SC000000000000


Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

ArbeidscontractantenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Functiegroep IV15151515151515151086
Functiegroep III11111111
Functiegroep II11111111111
Functiegroep I
Totaal171717171717171711970

Gedetacheerde nationale deskundigenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Totaal222222200000


3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

–☑ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 137 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren2021202220232024202520262027
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie
Delegaties
Onderzoek3333333
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 138

Rubriek 7
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader - zetel
- delegaties
Gefinancierd uit het budget van het programma  139- zetel
- delegaties
Onderzoek2222222
Andere (gelieve toe te lichten)
TOTAAL5555555

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeelDiverse taken met betrekking tot:

·technische follow-up van de voortgang van werkzaamheden van de GO;

·monitoring van de vooruitgang in het onderzoeksprogramma van de GO;

·toezicht op de naleving van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie;

·vertegenwoordiging van de Europese Commissie in de raad van bestuur van het partnerschap;

·definitie van de positie van de Commissie in de raad van bestuur (stem-/vetorecht);

·administratieve taken met betrekking tot de governance van het partnerschap, met inbegrip van financiële, juridische, personele of controlegerelateerde kwesties;

·ruggespraak met de groep vertegenwoordigers van de staten en het comité voor het vervoerprogramma;

·waarneming bij oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en het toelaten van nieuwe leden;

·deelname aan vergaderingen van subgroepen en werkgroepen.
Extern personeel

3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

–◻    voorziet niet in medefinanciering door derden

–☑    voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

–Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie1,1682,3572,4042,4652,5372,6242,6767,76924,000
Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners
Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten
Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 140  6,00043,00080,00088,00088,00088,00088,000145,000626,000
Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten
TOTAAL medegefinancierde kredieten7,16845,35782,40490,46590,53790,62490,676152,769650,000


3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

–X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

–◻    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

◻    voor de eigen middelen

◻    voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:Gevolgen van het voorstel/initiatief 141
2021202220232024202520262027
Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]


FINANCIEEL MEMORANDUM — EDCTP3

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Horizon Europa, Cluster 1

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

◻ een nieuwe actie 

◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 142  

◻ de verlenging van een bestaande actie 

X de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 


1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Algemene doelstellingen (langetermijndoelstellingen) van het initiatief:

• de sociaal-economische last van infectieziekten in Afrika ten zuiden van de Sahara verminderen door de ontwikkeling en toepassing van nieuwe of verbeterde gezondheidstechnologieën tegen infectieziekten;

• de gezondheidsbeveiliging in Afrika ten zuiden van de Sahara en wereldwijd verbeteren door de op onderzoek en innovatie gebaseerde capaciteiten op het gebied van paraatheid en respons met betrekking tot infectieziekten te versterken.

Specifieke doelstellingen van het initiatief:

1. De ontwikkeling en het gebruik van nieuwe of verbeterde gezondheidstechnologieën voor de bestrijding van infectieziekten bevorderen door de uitvoering van klinische proeven in Afrika ten zuiden van de Sahara te ondersteunen.

• Doel: aan het einde van het initiatief ten minste twee licenties te hebben verleend voor nieuwe of verbeterde gezondheidstechnologieën gericht op infectieziekten; vooruitgang te boeken met de klinische ontwikkeling van ongeveer 30 potentiële gezondheidstechnologieën.

2. Een betere afstemming te bevorderen van financiers van O&I op een gemeenschappelijke strategische agenda voor onderzoek en innovatie teneinde de kosteneffectiviteit van Europese overheidsinvesteringen te verhogen.

• Doel: aan het einde van het initiatief gemeenschappelijke acties met andere publieke en private financiers te hebben opgezet en de begroting voor de gemeenschappelijke acties te hebben verhoogd tot ten minste 400 miljoen EUR in vergelijking met 300 miljoen EUR in het kader van EDCTP2.

3. De onderzoeks- en innovatiecapaciteit en de nationale stelsels voor gezondheidsonderzoek in Afrika ten zuiden van de Sahara versterken om infectieziekten aan te pakken.

• Doel: aan het einde van het initiatief ten minste 50 coördinatie- en ondersteuningsacties en ten minste 250 beurzen te hebben ondersteund om het klimaat voor het uitvoeren van klinische proeven in landen ten zuiden van de Sahara te versterken, en in overeenstemming met de fundamentele ethische beginselen en de relevante wetgeving op nationaal, internationaal en Unieniveau.

4. De capaciteit in Afrika ten zuiden van de Sahara voor paraatheid bij epidemieën versterken door middel van een doeltreffende en snelle onderzoeksrespons met het oog op de ontwikkeling van essentiële diagnostiek, vaccins en geneesmiddelen voor vroegtijdige opsporing en bestrijding van nieuwe, mogelijk epidemische ziekten.

• Doel: de paraatheid van 100 onderzoeksinstellingen in ten minste 30 landen ten zuiden van de Sahara te hebben versterkt tegen het einde van het initiatief, met het oog op een doeltreffende en snelle onderzoeksrespons teneinde essentiële diagnosemethoden, vaccins en behandelmethoden te ontwikkelen om opnieuw de kop opstekende epidemieën overeenkomstig de internationale gezondheidsvoorschriften aan te pakken.

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met de criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.


1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (vooraf):

De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

Een gecoördineerd en samenhangend optreden van de EU zou helpen om de huidige versnippering van het onderzoek tegen te gaan en een kritische massa van organisaties en van de vereiste investeringen te verzamelen om deze belangrijke wereldwijde gezondheidsuitdaging het hoofd te kunnen bieden. Een gecoördineerde optreden zal het effect en de kosteneffectiviteit van Europese activiteiten en investeringen vergroten.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf):

Het potentiële initiatief zou ook de samenwerking en strategische respons op bestaande en nieuwe infectieziekten vergemakkelijken door op te treden als verbindingsschakel en kennisleverancier op een manier die moeilijk te verwezenlijken is voor nationale actoren of initiatieven. Bovendien zou het nieuwe initiatief, gezien de sterke rol die het EDCTP al sinds de oprichting ervan in 2003 heeft gespeeld op het wereldtoneel voor gezondheidsonderzoek, een concurrentievoordeel opleveren door voort te bouwen op het succes van het EDCTP.

Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara zijn sterke belanghebbende partijen van het EDCTP en het nieuwe initiatief zou een goed platform bieden voor een betere bundeling van middelen en intensievere contacten tussen de Europese en Afrikaanse landen.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De voorloper van deze GO, EDCTP2, werd uitgevoerd als een geïnstitutionaliseerd partnerschap uit hoofde van artikel 185 ten tijde van Horizon 2020. In de onafhankelijke tussentijdse evaluatie van het EDCTP2-programma werd geconcludeerd dat het EDCTP “belangrijke stappen had gezet bij het versterken van de samenwerking en het partnerschap tussen Europese en Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara en bij de ontwikkeling van capaciteit voor klinische proeven en wetenschappelijke loopbaanontwikkeling in Afrika”. De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” zal voortbouwen op de tot stand gebrachte capaciteit. Uit een SWOT-analyse van het vorige EDCTP-programma is gebleken dat een breder scala aan partners nodig is, waarbij wordt samengewerkt met particuliere financiers zoals weldoeners en farmaceutische bedrijven voor gezamenlijke financieringsinitiatieven en medefinancieringsregelingen. De oprichting van de GO zal deze op particuliere financiers gerichte financieringsbenaderingen flexibeler maken.


1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten


Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

Onder Horizon 2020 vertaalde dit zich in samenwerking met:

het gezamenlijk programmeringsinitiatief inzake antimicrobiële resistentie (JPAMR), het initiatief innovatieve geneesmiddelen (IMI) en het InnovFin-mechanisme van de Europese Investeringsbank.

In het kader van Horizon Europa zal dit zich vertalen in samenwerking met:

het initiatief voor innovatieve gezondheidszorg, het “één gezondheid”-partnerschap tegen antimicrobiële resistentie en EIB-leningen in het kader van het toekomstige EuropeInvest.


Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag


1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

–van kracht vanaf 01/06/2021 tot en met 31/12/2031

–Financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot het einde van de activiteit (laatste betaling) voor betalingskredieten.

◻ onbeperkte geldigheidsduur

–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

–gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 143   

◻ Direct beheer door de Commissie

–◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

–◻    door de uitvoerende agentschappen

◻ Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

–X de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

–◻ publiekrechtelijke organen;

–◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen


2. BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden

Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een toezichtsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en toezicht levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Daarnaast zal het partnerschap verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

De Europese partnerschappen worden geëvalueerd overeenkomstig het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals uiteengezet in artikel 47 daarvan.


2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.


De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De EDCTP-vereniging werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kaderBegrotingsonderdeelSoort kredietBijdrage
Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa
GK/ NGK 144van EVA-landen 145van kandidaat-lidstaten 146van derde landenin de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement
101 02 02 12 - Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”GKJAJAJAJA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Voor de GO EDCTP3 is in de laatste twee jaar van Horizon Europa in een conservatieve begroting voor vastleggingskredieten voorzien (jaren 2026 en 2027) om ervoor te zorgen dat de projecten voor klinische proeven, die vaak zeer lang en veeleisend zijn, binnen de looptijd van het programma kunnen worden afgerond.

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

BegrotingsonderdeelJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01
`---------
Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02
---------
Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03
---------
Cluster Gezondheid —

01 02 02 10
 33,336  68,135  133,830  168,339  168,406  149,474 78,480-  800,000
Totaal uitgaven33,33668,135133,830168,339168,406149,474 78,480 -  800,000


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader1Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

Gemeenschappelijke Onderneming 147 1482021202220232024202520262027 149Na 2027TOTAAL
Titel 1Vastleggingen(1)0,2211,405 1,862  2,197  2,241  2,286  9,446 
19,658
Betalingen(2) 0,221 1,4051,8622,1972,2412,2862,3317,11519,658
Titel 2Vastleggingen(1a) 0,115  0,730  0,968  1,142  1,165  1,188  4,912 10,220
Betalingen(2a)
0,115

0,730

0,968

1,142

1,165

1,188

1,212

3,700

10,220
Titel 3Vastleggingen(3a)33,00066,000131,000165,000165,000146,00064,122-770,122
Betalingen(3b)029,00043,00071,80085,00085,000110,000346,322770,122
TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke OndernemingVastleggingen= 1+1a +3a
33,33668,135133,830168,339168,406149,47478,480-
800,000
Betalingen= 2+2a+3b

0,336

31,135

45,830

75,139

88,406

88,474
 113,543  357,137 800,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
DG RTD2021202220232024202520262027Functie

2027
TOTAAL
Personele middelen 150

(3 ambtenaren + 2 arbeidscontractanten)
0,4910,5030,5130,5230,5330,5440,5553,662
Andere administratieve uitgaven0,1280,1300,1330,1350,1380,1410,1440,949
TOTAAL DGKredieten0,6190,6330,6460,6580,6710,6850,699-4,611


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 
Vastleggingen33,95568,768134,476168,997169,077150,15979,179-804,611
Betalingen0,95531,76846,47675,79789,07789,159114,242357,137804,611


Rubriek van het meerjarige financiële kader
7“Administratieve uitgaven”


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
Personele middelen
Andere administratieve uitgaven
TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader Vastleggingen33,95568,768134,476168,997169,077150,15979,179-804,611
Betalingen0,95531,76846,47675,79789,07789,159114,242357,137804,611


3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

–☑    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031TOTAAL
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)2,715,019,023,023,023,023,022,020,016,014,0200,7

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)0,32,03,03,03,03,03,03,03,01,01,025,3
Arbeidscontractanten0,36,08,08,08,08,08,06,04,03,01,060,3
Gedetacheerde nationale deskundigen0,00,00,00,00,00,00,00,00,00,00,00,0
TOTAAL 1513,323,030,034,034,034,034,031,027,020,016,0286,3
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031TOTAAL
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)0,3401,9512,5203,1123,1743,2383,3023,2222,9882,4382,17628,461
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)0,0430,2600,3980,4060,4140,4220,4310,4390,4480,15201553,569
Arbeidscontractanten0,0190,3430,4670,4760,4860,4960,5050,3870,2630,2010,0683,711
Gedetacheerde nationale deskundigen0,0000,0000,0000,0000,0000,0000,0000,0000,0000,0000,0000,000
TOTAAL0,4012,5543,3853,9944,0744,1564,2394,0483,6992,7912,40035,741



Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rangJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
AD16
AD15
AD140,31,01,01,01,01,01,01,01,01,01,0
AD13
AD120,02,02,02,02,02,02,02,02,02,02,0
AD110,01,01,01,01,01,01,01,01,01,01,0
AD10
AD9
AD80,33,05,07,07,07,07,06,05,03,01,0
AD71,34,04,04,04,04,04,04,03,03,03,0
AD60,33,05,07,07,07,07,07,07,05,05,0
AD50,31,01,01,01,01,01,01,01,01,01,0
Totaal AD2,715,019,023,023,023,023,022,020,016,014,0
AST11
AST10
AST9
AST8
AST7
AST6
AST50,00,01,01,01,01,01,01,01,00,00,0
AST40,31,01,01,01,01,01,01,01,00,00,0
AST30,01,01,01,01,01,01,01,01,01,01,0
AST2
AST1
Totaal AST0,32,03,03,03,03,03,03,03,01,01,0
AST/SC 6
AST/SC 5
AST/SC 4
AST/SC 3
AST/SC 2
AST/SC 1
Totaal AST/SC


Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

ArbeidscontractantenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Functiegroep IV0,33,04,04,04,04,04,03,01,01,00,0
Functiegroep III0,03,04,04,04,04,04,03,03,02,01,0
Functiegroep II
Functiegroep I
Totaal0,36,08,08,08,08,08,06,04,03,01,0

Gedetacheerde nationale deskundigenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Totaal0,00,00,00,00,00,00,00,00,00,00,0


3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

–☑ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 152 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren2021202220232024202520262027
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie
Delegaties
Onderzoek3333333
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 153

Rubriek 7
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader - zetel
- delegaties
Gefinancierd uit het budget van het programma  154- zetel
- delegaties
Onderzoek2222222
Andere (gelieve toe te lichten)
TOTAAL5555555

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeelDe taken van de diensten van de Commissie zijn er in samenhang met de uitvoering van de GO voor bedoeld om ervoor te zorgen dat de begroting op de juiste manier wordt uitgevoerd en toezicht wordt uitgeoefend op de werkzaamheden. Hoge functionarissen van de diensten van de Commissie hebben zitting in de raad van bestuur van de GO.

Personeelsleden van de Commissie zullen een bijdrage leveren aan de werkzaamheden van de adviesgroepen van de GO die door de raad van bestuur worden opgericht.
Extern personeelExtern personeel zal ambtenaren en tijdelijk personeel bijstaan om ervoor te zorgen dat de begroting op de juiste manier wordt uitgevoerd en toezicht wordt uitgeoefend op de werkzaamheden van de GO.


3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

–◻    voorziet niet in medefinanciering door derden

–☑    voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

–Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie
0,336

2,135

2,830

3,339

3,406

3,474

3,543


10,815

 29,878

Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/ geassocieerde partners
Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten
Bijdragen in natura van de geassocieerde partners (weldoeners + bedrijfstak)20,000

50,000

70,000

80,000

90,000

50,000

50,000

-

410,000

Bijdragen in natura aan operationele activiteiten 155 van een particulier lid — de EDCTP-vereniging (waarvan deelnemende staten samenstellende entiteiten zijn)50,000

50,000

60,000

70,000

70,000

60,000

50,000

-

410,000

TOTAAL medegefinancierde kredieten70,336102,135132,830153,339163,406113,474114,358-849,878


3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

–X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

–◻    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

◻    voor de eigen middelen

◻    voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:Gevolgen van het voorstel/initiatief 156
2021202220232024202520262027
Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]


FINANCIEEL MEMORANDUM — INNOVATIEVE GEZONDHEIDSZORG

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake het Europees partnerschap voor innovatieve gezondheidszorg (IHI — Innovate Health Initiative, initiatief voor innovatieve gezondheidszorg)

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Beleidsterrein: de politieke prioriteiten voor 2019‑2024 van de Commissie-Von der Leyen, in het bijzonder “Een economie die werkt voor mensen” en “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”, zijn beide van groot belang voor het initiatief voor innovatieve gezondheidszorg (ook de “Europese Green Deal” is relevant, zij het in mindere mate).

Activiteit: Horizon Europa — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, gefinancierd in het kader van pijler II, cluster 1 Gezondheid.

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

X een nieuwe actie 

◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 157  

◻ de verlenging van een bestaande actie 

◻ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De algemene doelstellingen van het initiatief voor innovatieve gezondheidszorg (op de lange termijn) zijn:

1. Een bijdrage leveren aan de totstandbrenging van een EU-breed ecosysteem voor O&I op het gebied van gezondheid dat het gemakkelijker maakt om wetenschappelijke kennis om te zetten in innovaties. Hiermee wordt voornamelijk beoogd de huidige inefficiëntie aan te pakken bij de omzetting van in Europa vergaarde wetenschappelijke kennis in gezondheids- en zorginnovaties, zoals nieuwe preventiestrategieën, diagnosemethoden of geneesmiddelen.

2. De ontwikkeling van veilige, doeltreffende, mensgerichte en kosteneffectieve innovaties bevorderen waarbij een antwoord wordt geboden op strategische onbevredigde behoeften op het gebied van volksgezondheid die momenteel onvoldoende door de industrie worden vervuld. Hierbij wordt ingespeeld op het feit dat te weinig innovatieve producten gericht op onbevredigde behoeften op het gebied van volksgezondheid de gezondheidszorg bereiken. Het bevorderen van de ontwikkeling van innovaties die niet alleen veilig en doeltreffend, maar ook mensgericht en kosteneffectief zijn, zal de kans vergroten dat mensen en gezondheidszorgstelsels innovaties aanvaarden, en als de gezondheidszorgstelsels efficiënter worden, komt dat de EU-burgers ten goede en wordt de economie versterkt.

3. Sectoroverschrijdende gezondheidsinnovatie stimuleren voor een mondiaal concurrerende Europese gezondheidsindustrie. Hiermee wordt voornamelijk beoogd het risico voor het mondiale concurrentievermogen van de gezondheidsindustrie in de EU aan te pakken.

De algemene doelstellingen stroken met de doelstellingen van Horizon Europa en met name met de doelstellingen “de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de Unie versterken” en “het concurrentievermogen bevorderen”. Zij stroken ook met de strategische prioriteiten van de EU ter bevordering van gezondheid en welzijn voor iedereen, met inbegrip van toegang tot innovatieve, duurzame en hoogwaardige gezondheidszorg, en met duurzameontwikkelingsdoelstelling 3 “verzeker een goede gezondheid en promoot welzijn voor alle leeftijden”.

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met de criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.

.


1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

De problemen die in dit document zijn beschreven, zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal een meer samenhangende, gecoördineerde inspanning mogelijk maken en overlapping voorkomen.

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (vooraf):

• De huidige uitdagingen en bedreigingen voor de gezondheid zijn mondiaal en kennen geen grenzen. Zij vereisen een snelle en gecoördineerde respons, terwijl de capaciteiten en gegevens voor onderzoek op het gebied van gezondheid over heel Europa verspreid zijn. Geen enkele lidstaat zou de brede waaier aan belanghebbenden en bedrijven individueel kunnen mobiliseren en benaderen en de vereiste kritische massa aan deskundigheid en gegevens kunnen verzamelen die nodig is om deze uitdagingen aan te pakken.

• Acties op het niveau van de lidstaten zouden beperkt zijn tot de beschikbare industriële en academische ervaring in een bepaald land. Actie ondernemen op EU-niveau is veel geschikter om meerdere belanghebbenden op doeltreffende wijze te coördineren en de geplande doelstellingen te verwezenlijken en tegelijkertijd overlappingen in het onderzoek te voorkomen.

• De meeste gezondheidsbedrijven die in de lidstaten actief zijn, zijn aanwezig in de hele EU. Hun activiteiten en producten vallen onder EU-brede rechtskaders, bijvoorbeeld wat geneesmiddelen, medische hulpmiddelen en grensoverschrijdende gezondheidszorg betreft. Daarom is het logisch om op EU-niveau een initiatief op te zetten dat gericht is op gezondheidsinnovatie. Bovendien is de EU het beste in staat om gemeenschappelijke normen en kaders met betrekking tot gezondheidsinnovaties te ontwikkelen en uit te voeren en die toe te passen op de gehele interne markt van de EU.

• De lidstaten alleen zouden niet over het juridische en financiële kader beschikken om sectoroverschrijdende samenwerking mogelijk te maken met het beoogde toepassingsgebied en/of op de beoogde schaal.


Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf):

Een EU-initiatief kan helpen om een breed spectrum van belanghebbenden op gezondheidsgebied, zowel particuliere als publieke partijen, bijeen te brengen. Betrokkenheid van het bedrijfsleven zou helpen om de academische onderzoeksinspanningen in de richting van bruikbare gezondheidsinnovaties te sturen, terwijl de EU, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, zou garanderen dat projecten belangrijke onvervulde behoeften op het gebied van de volksgezondheid aanpakken en innovaties opleveren die door de gezondheidszorgstelsels kunnen worden ingezet. Een initiatief op EU-niveau kan voor het nodige volume en bereik van investeringen zorgen om extra investeringen aan te trekken of bestaande investeringen te verschuiven in de richting van O&I op het gebied van strategische onbevredigde behoeften op het gebied van volksgezondheid waar het bedrijfsleven op eigen initiatief geen actie zou ondernemen. Bovendien zou een initiatief onder auspiciën van de EU een betrouwbare en neutrale omgeving creëren voor het delen van expertise, middelen en kennis. Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Op basis van de tussentijdse evaluatie van de GO IMI2 (de voorganger) was “de belangrijkste verwezenlijking van de GO IMI 2 waarover een algemene consensus bestond, dat sinds het begin van de GO samenwerking mogelijk werd tussen verschillende concurrerende ondernemingen op wereldniveau, kmo’s en de academische wereld”. Samen met de beschikbare begroting en de langetermijnstrategie werden deze samenwerkingen als een belangrijke troef voor het Europees farmaceutisch onderzoek beschouwd. Deze samenwerking heeft vertrouwen gecreëerd en een mentaliteitsverschuiving in gang gezet, aangezien partners beter van elkaar begrepen wat zij wilden.

Een les die hieruit is getrokken, is dat “andere industriesectoren actief moeten kunnen samenwerken met de farmaceutische industrie om hun deskundigheid te benutten bij de ontwikkeling van nieuwe interventies in de gezondheidszorg”. Daarom moeten de industriesectoren de sectoren biofarmaceutica, biotechnologie en medische technologie omvatten, met inbegrip van bedrijven die actief zijn op digitaal gebied. Deze actoren zijn (zij het in verschillende mate) noodzakelijk om elk van de specifieke doelstellingen te verwezenlijken. Een beter vroegtijdig overleg met regelgevende instanties zou waarschijnlijk verspilling of inefficiënt onderzoek beperken en de uitrol versnellen en tegelijkertijd een tekortkoming aanpakken die is vastgesteld in de tussentijdse evaluatie van de GO IMI2 en een aanbeveling van het wetenschappelijk comité van de GO IMI2 158 .

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.


Er zijn een aantal andere kandidaat-partnerschappen in het cluster “Gezondheid” die nauw verband houden met innovatieve gezondheidszorg, maar een meer thematische of geografische nadruk kennen: gepersonaliseerde geneeskunde, zeldzame ziekten, “één gezondheid” tegen antimicrobiële resistentie en volksgezondheid EDCTP3. De resultaten van het initiatief voor innovatieve gezondheidszorg zouden kunnen worden toegepast en uitgebreid in een complexe Europese gezondheidsomgeving waarin andere gezondheidsinitiatieven (het potentiële Europese partnerschap voor de transformatie van gezondheid en zorg of EIT Health) complementair kunnen blijken. Tot slot lijkt de omgeving het partnerschap ook te helpen om zijn doelstellingen te verwezenlijken, samen met kandidaat-partnerschappen op het gebied van 1) digitale sleuteltechnologieën; 2) kunstmatige intelligentie, gegevens en robotica; en 3) high-performance computing.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag.


1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

–X    van kracht vanaf 1/6/2021 tot en met 31/12/2031 (voorlopige data)

–X    Financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot het einde van de gefinancierde acties voor betalingskredieten.

◻ onbeperkte geldigheidsduur

–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

–gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 159   

◻ Direct beheer door de Commissie

–◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

–◻    door de uitvoerende agentschappen

◻ Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

–X de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

–◻ publiekrechtelijke organen;

–◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Te beheren door het programmabureau van de GO “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”.


2. BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden

Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een toezichtsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en toezicht levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Daarnaast zal het partnerschap verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.

Europese partnerschappen worden geëvalueerd aan de hand van het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals vastgesteld in artikel 47 van de verordening.

.


2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”, en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.


De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De GO IMI2 (het voorgaande programma) werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.


3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kaderBegrotingsonderdeelSoort kredietBijdrage
Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa
GK/ NGK 160van EVA-landen 161van kandidaat-lidstaten 162van derde landenin de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement
101 02 02 11 - Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”GKJAJAJAJA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

BegrotingsonderdeelJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01
`---------
Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02
---------
Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03
---------
Cluster Gezondheid —

01 02 02 10
100,455150,928201,425201,694201,976202,295141,227-1 200,000
Totaal uitgaven100,455150,928201,425201,694201,976202,295141,227-1 200,000


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader1Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

Gemeenschappelijke Onderneming 163 1642021202220232024202520262027 165Na 2027TOTAAL
Titel 1 (Personeelsuitgaven)Vastleggingen(1)0,3000,6110,9371,1151,3001,51114,10019,874
Betalingen(2)0,3000,6110,931,1151,33001,5112,39711,70319,874
Titel 2 (overige administratieve kosten inclusief infrastructuur, kosten van deskundigenonderzoek enz.)Vastleggingen(1a)0,1550,3170,4880,5790,6760,7847,33910,338
Betalingen(2a)0,1550,3170,4880,5790,6760,7841,2506,08910,338
Titel 3 (operationeel)Vastleggingen(3a)100,000150,000200,000200,000200,000200,000119,7881 169,788
Betalingen(3b)-30,00050,00072,000115,000157,000180,000565,7881 169,788
TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke OndernemingVastleggingen= 1+1a +3a
100,455150,928201,425201,694201,976202,925141,227-1 200,000
Betalingen= 2+2a+3b
0,45530,92851,42573,694116,976159,295183,647583,5801 200,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
DG RTD2021202220232024202520262027Functie

2027
TOTAAL
Personele middelen 1660,4910,5030,5130,5230,5330,5440,555-3,662
Andere administratieve uitgaven0,1280,1300,1330,1350,1380,1410,144-0,949
TOTAAL DGKredieten0,6190,6330,6460,6580,6710,6850,699-4,611


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 
Vastleggingen101,074151,561202,071202,352202,647202,980141,926-1 204,611
Betalingen1,07431,56152,07174,352117,647159,980184,346583,5801 204,611


Rubriek van het meerjarige financiële kader
7“Administratieve uitgaven”


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
Personele middelen--------
Andere administratieve uitgaven--------
TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader(totaal vastleggingen = totaal betalingen)--------

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader Vastleggingen101,074151,561202,071202,352202,647202,980146,926-1 204,611
Betalingen1,07431,56152,07174,352117,647159,980184,346583,5801 204,611


3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

–☑    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten1515151515141440143
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)33333434343535120358
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)66555552057
Gedetacheerde nationale deskundigen110000002
TOTAAL 16755555454545454180560
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten0,8410,8580,8750,8930,9110,8670,8842,6568,787
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)4,2074,2924,5104,6004,6924,9275,02518,10950,364
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)0,3370,3430,2920,2980,3030,3100,3161,3283,527
Gedetacheerde nationale deskundigen0,0610,0620,124
TOTAAL5,4475,5565,6775,7915,9076,1046,22622,09362,801


Na 2027

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)
Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten1010101040
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)30303030120
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)555520
Gedetacheerde nationale deskundigen0
TOTAAL45454545180
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten0,6450,6570,6700,6842,656
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)4,3944,4814,5714,66318,109
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)0,3220,3290,3350,3421,328
Gedetacheerde nationale deskundigen
Totaal5,3615,4675,5765,68922,093

Uitsplitsing aantal personeelsleden IMI2/IHI

Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031
Aantal personeelsleden IMI2504438353230167000
Aantal personeelsleden IHI511161922243838454545
Totaal5555545454545445454545


Kosten titel 1 en titel 2 uitsplitsing IM2/IHI

Uitsplitsing titel 1

Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031
Kosten titel 1 IMI22,6942,4222,1882,0701,9501,8451,0280,448000
Kosten titel 1 IHI0,3000,6110,9371,1151,3001,5112,3972,5003,0073,0673,129
Totaal titel 12,9943,0533,1243,1853,2503,3563,4252,9483,0073,0673,129


Uitsplitsing titel 2

Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031
Kosten titel 2 IMI21,4011,2701,1381,0761,0140,9600,5350,233000
Kosten titel 2 IHI0,1550,3170,4880,5790,6760,7841,2501,3011,5631,5951,630
Totaal titel 21,5561,5871,6261,6551,6901,7441,7851,5341,5631,5951,630


Totaal titel 1 en titel 2

Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031
Kosten titel 1 + titel 2 IMI24,0953,7123,3253,1462,6942,8051,5630,681000
Kosten titel 1 + titel 2 IHI0,4550,9281,4251,6941,9762,2953,6473,8014,5704,6624,759
Totaal4,5504,6404,7504,8404,9405,1005,2104,4824,5704,6624,759


Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rangJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
AD16
AD15
AD14111111111111
AD13
AD12222222222222
AD11222222222222
AD10111111111111
AD9777777766666
AD8666666666666
AD7222222222222
AD61111111111121299999
AD5112222211111
Totaal AD333334343435353030303030
AST11
AST10
AST9
AST8111111111111
AST7
AST6
AST5
AST4443333333333
AST3
AST2111111111111
AST1
Totaal AST665555555555
AST/SC 6
AST/SC 5
AST/SC 4
AST/SC 3
AST/SC 2
AST/SC 1
Totaal AST/SC000000000000


Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

ArbeidscontractantenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Functiegroep IV344444422222
Functiegroep III1111111111111188888
Functiegroep II11111
Functiegroep I
Totaal151515151514141010101010

Gedetacheerde nationale deskundigenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Totaal110


3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

–☑ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 168 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren2021202220232024202520262027
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie
Delegaties
Onderzoek3333333
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 169

Rubriek 7
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader - zetel
- delegaties
Gefinancierd uit het budget van het programma  170- zetel
- delegaties
Onderzoek2222222
Andere (gelieve toe te lichten)
TOTAAL5555555

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeelDe taken van de diensten van de Commissie zijn er in samenhang met de uitvoering van de GO “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” voor bedoeld om ervoor te zorgen dat de begroting op de juiste manier wordt uitgevoerd en toezicht wordt uitgeoefend op de werkzaamheden van de GO “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”. Ambtenaren van het midden- of hoger kader van de diensten van de Commissie zullen zitting hebben in de raad van bestuur van de GO “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” en de dagelijkse follow-up van het initiatief door de Europese Commissie wordt verzorgd door AD-/TA-personeel.

Personeelsleden van de Commissie zullen ook een bijdrage leveren aan de werkzaamheden van de adviesgroepen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” die door de raad van bestuur worden opgericht.
Extern personeelExtern personeel zal ambtenaren en tijdelijk personeel bijstaan om ervoor te zorgen dat de begroting op de juiste manier wordt uitgevoerd en toezicht wordt uitgeoefend op de werkzaamheden van de GO “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”.


3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

–◻    voorziet niet in medefinanciering door derden

–☑    voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

–Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie0,4550,9281,4251,6941,9762,2953,64717,79230,212
Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners — deze bedragen zijn momenteel niet gespecificeerd/beschikbaar;
Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten--
Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 171100,000150,000200,000200,000200,000200,000119,788-1 169,788
Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten
TOTAAL medegefinancierde kredieten100,455150,928201,425201,694201,976202,295123,43517,7921 200,000


3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

–X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

–◻    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

◻    voor de eigen middelen

◻    voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:Gevolgen van het voorstel/initiatief 172
2021202220232024202520262027
Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]


FINANCIEEL MEMORANDUM — DIGITALE SLEUTELTECHNOLOGIEËN

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Verordening van de Raad inzake de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Beleidsterrein: Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2021-2027)

Activiteit: Horizon Europa: onderzoek en innovatie op het gebied van communicatienetwerken, inhoud en technologie


1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

◻ een nieuwe actie 

◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 173  

☑ de verlenging van een bestaande actie 

◻ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Europa staat wat elektronische componenten en systemen betreft voor diverse uitdagingen:

–Het ontwerpen en fabriceren, het testen en verpakken van chips en de assemblage tot systemen.

–De steeds sterkere mondiale concurrentie is de afgelopen tijd geïntensiveerd. Dit blijkt ook deels uit het stijgende aantal overnames door bedrijven, teneinde de capaciteit op te bouwen die zij nodig hebben om nieuwe markten te veroveren.

–De mondiale handel wordt steeds meer beïnvloed door maatregelen die nationale of regionale beleidsagenda’s dienen. De COVID‑19-pandemie heeft de geopolitieke spanningen nog hoger doen oplopen, doordat de concurrentie tussen regio’s werd aangewakkerd en maatregelen werden genomen om plaatselijke industriële ecosystemen te ondersteunen en de afhankelijkheid van invoer zoveel mogelijk te beperken.

–De mondiale vraag naar elektronische componenten en systemen wordt steeds meer vormgegeven door de digitale transformatie, naarmate deze technologieën ingang vinden in meer en meer diverse sectoren van de economie. Hoewel toepassingen in de automobielindustrie, de verwerkende industrie, de gezondheidszorg, de consumentensector, ruimtevaart en defensie tegenwoordig goed zijn voor ongeveer 40 % van de markt voor halfgeleiders, is de prognose dat de groeipercentages hoger zullen liggen dan voor de segmenten computing en communicatie.

–Gegevensvolumes en energieverbruik. Energie-efficiëntere elektronische componenten en systemen zullen de digitale sector helpen om de koolstofemissies terug te dringen en zullen bijdragen aan de groene transformatie van de sectoren die er gebruik van maken.

–Veiligheid, beveiliging en eerbiediging van de privacy zijn fundamentele doelstellingen in de ontwikkeling van technologieën die worden gebruikt in sectoren als de gezondheidszorg. Men zal verder moeten inzetten op de ontwikkeling van veilige hardware- en softwarecomponenten om te kunnen inspelen op het toenemende gebruik van de digitale identiteit op het internet, om hacking en gegevensmanipulatie te voorkomen en om de naleving van de AVG in toekomstige genetwerkte systemen te verzekeren.

Om die uitdagingen het hoofd te bieden, zijn er twee grote technologische trends:

–miniaturisering; en

–nieuwe computerparadigma’s, waaronder edgecomputing.


1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

Ontwikkelingen op het gebied van technologie en innovatie zijn van invloed op de manier waarop belanghebbenden met elkaar omgaan in de waardeketens. In een snel veranderende omgeving zijn gecoördineerde initiatieven vereist om leveranciers en gebruikers bij elkaar te brengen om hardware- en softwaretechnologie te bespreken en de Europese, nationale en sectorale inspanningen op elkaar af te stemmen. Bedrijven of landen alleen kunnen de omvang en de intensiteit van investeringen uit grote concurrerende regio’s (de VS, China, Zuid-Korea, Taiwan en Japan) niet bijhouden. Alleen een Europese mobilisatie en coördinatie van investeringen zou de nodige kritieke massa kunnen waarborgen.

Europa heeft talrijke troeven in diverse delen van de waardeketen voor elektronica, die verspreid zijn over verschillende lidstaten. Een bestendiging zou die troeven en daarmee ook de positie van Europa in de wereld versterken. Gecoördineerde acties op EU-niveau zouden de opzet kunnen stimuleren van ecosystemen, waarbinnen kmo’s en start-ups sneller vooruitgang kunnen boeken en kunnen groeien.

In het geval van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” zal het tripartiete model van deze optie, met betrokkenheid van deelnemende staten, nationale onderzoeksorganisaties aantrekken en de hoogst mogelijke mate van coördinatie met nationale onderzoeksprogramma’s waarborgen. In de veronderstelling dat de financiële bijdrage van de Commissie vergelijkbaar zou zijn met die in andere opties, zouden met het tripartiete model van deze optie aanzienlijk meer middelen worden vrijgemaakt door bijdragen van de Commissie, nationale bijdragen en particuliere bijdragen te combineren, zoals is aangetoond in de bestaande GO Ecsel. Zo kan een gemeenschappelijke agenda worden ontworpen en uitgevoerd in de gehele EU, met de nodige middelen om een dynamisch Europees ecosysteem voor elektronische componenten en systemen op te bouwen.


Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante) […]

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post) […]

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In de tussentijdse beoordeling van Ecsel 174 zijn gebieden voor verbetering vastgesteld en specifieke aanbevelingen gedaan:

- meer nadruk leggen op een strategische benadering die beter is afgestemd op de EU-prioriteiten. Het huidige partnerschap was te zeer “bottom-up” in zijn aanpak, en de Commissie en de deelnemende staten werden ertoe aangemoedigd om een sterkere rol te spelen in de vaststelling van de prioriteiten;

- een bredere dekking van elektronische waardeketens, met participatie van systeemhuizen 175 . Dit was deels bedoeld om een betere samenwerking van de gemeenschappen voor componenten en voor systemen aan te moedigen, maar ook om ervoor te zorgen dat O&O vanaf het begin goed is afgestemd op de industriële behoeften (op de langere of de kortere termijn). Een beperkte uitbreiding van de werkingssfeer naar hogere softwarelagen zou dit ook in de hand werken;

 - streven naar een betere harmonisering van nationale administratieve praktijken en procedures met het oog op vereenvoudiging. Dit betreft praktijken in verband met de regels en voorwaarden voor deelnemers in alle deelnemende staten, die eenvoudiger kunnen. De aanvraag- en verslagleggingsprocedures mogen met name niet complexer zijn dan voor de gewone oproepen in het kader van Horizon 2020/Europa,

en

- streven naar een verdere integratie van kmo’s en start-ups in het ecosysteem voor innovatie op het gebied van elektronica. Hoewel de participatie van kmo’s wel 30 % bedroeg wat het aantal deelnemers betrof, is er wat het aandeel in de financiering betreft — momenteel 17 % — nog ruimte om kmo’s een actievere rol te laten spelen in het partnerschap en hun volle potentieel te benutten.

In het voorgestelde initiatief voor digitale sleuteltechnologieën wordt rekening gehouden met de geleerde lessen wat de werkingssfeer, doelstellingen en uitvoering van het initiatief betreft. De noodzaak van een nauwere overeenstemming met de EU-prioriteiten, een brede dekking van waardeketens en een betere integratie van kmo’s maakt deel uit van de interventielogica (“probleemfactoren”) van dit initiatief en wordt aangepakt in de specifieke doelstellingen ervan. De harmonisering en vereenvoudiging van nationale praktijken en procedures moet worden aangepakt bij de opzet en uitvoering van een potentieel partnerschap 176 (dat momenteel wordt besproken met de nationale overheden).

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het initiatief moet synergieën tot stand brengen met complementaire financieringsmechanismen en schept de nodige voorwaarden voor coördinatie en voor het creëren van synergieën met andere interne en externe initiatieven en voor het ontwikkelen van het elektronische ecosysteem. Meer concreet past het voorgestelde initiatief in de context van een aantal Europese beleidslijnen en prioriteiten die recentelijk zijn aangekondigd:

–kunstmatige intelligentie;

–de gegevensstrategie;

–de industriële strategie;

–het herstelplan voor Europa;

–de Green Deal;

–onderzoek en innovatie in het kader van het voorgestelde programma voor Horizon Europa, pijler II, cluster “Digitaal, industrie en ruimte” moeten een concrete bijdrage leveren aan de drie overkoepelende beleidslijnen van de EU: “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”, “Een economie die werkt voor mensen” en “Een Europese Green Deal”.

Voorts behelst het voorgestelde initiatief voor digitale sleuteltechnologieën vooruitgang (op het gebied van ontwerp, vervaardiging, ingebedde systemen) in de onderliggende technologie voor elektronische componenten en systemen die voor betere prestaties of aanvullende functionaliteit op toepassingsniveau kan leiden. De functies voor netwerkvorming (slimme netwerken en diensten), computing (EuroHPC) en geïntegreerde intelligentie (AI, gegevenstechnologieën en robotica) bouwen voort op die vooruitgang en zorgen zo voor de totstandbrenging en instandhouding van strategische banden met deze partnerschappen en hun gemeenschappen van belanghebbenden.


1.5.Duur en financiële gevolgen 

☑ beperkte geldigheidsduur

–☑    operationeel vanaf [01/01/]2021 tot en met [31/12/]2031

–☑    financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2031 voor betalingskredieten.

◻ onbeperkte geldigheidsduur

–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

–gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 177   

◻ Direct beheer door de Commissie

–◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

–◻    door de uitvoerende agentschappen

◻ Gedeeld beheer met lidstaten

☑ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

–☑ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

–◻ publiekrechtelijke organen;

–◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

De lidstaten zijn medefinanciers van acties onder contract.

2. BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Als orgaan van de Unie werkt de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” volgens strikte toezichtsregels. Toezicht wordt op de volgende manieren uitgeoefend:

·de eigen internecontrolecapaciteit en de auditdienst van de Commissie;

·toezicht door de raad van bestuur. De uitvoerend directeur zal intern toezien op de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming;

·een reeks kwantitatieve en kwalitatieve prestatie-indicatoren die zal worden vastgesteld om toe te zien op de uitvoering van het programma en om de effecten ervan te meten;

·tussentijdse en eindevaluaties van het programma door externe deskundigen, onder toezicht van de Commissie;

·het werkprogramma en jaarlijks activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Onderneming.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen in de raad van bestuur (een derde) voor de Commissie, de deelnemende staten (samen) en de particuliere leden (samen);

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.


De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De EDCTP-vereniging werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.


3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kaderBegrotingsonderdeelSoort kredietBijdrage
Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa
GK/ NGK 178van EVA-landen 179van kandidaat-lidstaten 180van derde landenin de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement
101 02 02 41 — Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”GKJAJAJAJA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

BegrotingsonderdeelJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Cluster Digitalisering, industrie en ruimtevaart — 01 02 02 40210,000250,000290,000300,000260,000245,000245,000-1 800,000
Totaal uitgaven210,623250,635290,648300,661260,674245,687245,701-1 804,628


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader1Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

Gemeenschappelijke Onderneming 181 1822021202220232024202520262027 183Na 2027TOTAAL
Titel 1Vastleggingen(1)1,4251,4741,5341,5671,5961,6266,29215,514
Betalingen(2)1,4251,4741,5341,5671,5961,6261,6564,63615,514
Titel 2 184Vastleggingen(1a)0,5590,6490,6620,6910,6910,7012,6236,576
Betalingen(2a)0,5590,6490,6620,6910,6910,7010,7011,9226,576
Titel 3Vastleggingen(3a)208,016247,877287,804297,742257,713242,673236,0851 777,910
Betalingen(3b)52,004113,973196,325241,551270,794267,987255,558379,7181 777,910
TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke OndernemingVastleggingen= 1+1a +3a
210,000250,000290,000300,000260,000245,000245,000-1 800,000
Betalingen= 2+2a + 3b
53,988116,096198,521243,809273,081270,314257,915386,2761 800,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
DG CNECT2021202220232024202520262027Functie

2027
TOTAAL
Personeel (3 VTE ambtenaren, 2 VTE arbeidscontractanten) 1850,5050,5150,5250,5360,5470,5570,5693,754
Andere administratieve uitgaven0,1280,1300,1330,1350,1380,1410,1440,949
TOTAAL DGKredieten0,6330,6450,6580,6710,6850,6980,713-4,703


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 
Vastleggingen210,633250,645290,658300,671260,685245,698245,713-1 804,703
Betalingen54,621116,741199,179244,480273,766271,012258,628386,2761 804,703


Rubriek van het meerjarige financiële kader
7“Administratieve uitgaven”


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
Personele middelen
Andere administratieve uitgaven
TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader Vastleggingen210,633250,645290,658300,671260,685245,698245,713-1 804,703
Betalingen54,621116,741199,179244,480273,766271,012258,628386,2761 804,703


3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 186  

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

–☑    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)000000000
Ambtenaren (AST-rangen)000000000
Arbeidscontractanten1616161616161658170
Tijdelijke functionarissen1414141414141432130
Gedetacheerde nationale deskundigen001111116
TOTAAL3030313131313191306
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten0,8970,9150,9330,9520,9710,9911,0113,82910,499
Tijdelijke functionarissen1,7851,8211,8571,8941,9321,9712,0104,78118,051
Gedetacheerde nationale deskundigen0,0650,0660,0680,0690,0700,0720,410
TOTAAL2,6832,7362,8552,9132,9713,0313,0918,68228,960


Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rangJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
AD16
AD15
AD14111111111111
AD13111111111111
AD12333333331100
AD11111111111011
AD10222222221100
AD9555555553211
AD8111111110000
AD7
AD6
AD5
Totaal AD14141414141414148644
AST11
AST10
AST9
AST8
AST7
AST6
AST5
AST4
AST3
AST2
AST1
Totaal AST000000000000
AST/SC 6
AST/SC 5
AST/SC 4
AST/SC 3
AST/SC 2
AST/SC 1
Totaal AST/SC000000000000


Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

ArbeidscontractantenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Functiegroep IV555666667522
Functiegroep III10101099999121033
Functiegroep II111111111111
Functiegroep I000000000000
Totaal1616161616161616201666

Gedetacheerde nationale deskundigenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Totaal001111110000


3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

–☑ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 187 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren2021202220232024202520262027
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie
Delegaties
Onderzoek3333333
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 188

Rubriek 7
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader - zetel
- delegaties
Gefinancierd uit het budget van het programma  189- zetel
- delegaties
Onderzoek2222222
Andere (gelieve toe te lichten)
TOTAAL5555555

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel- vertegenwoordiging van de Unie in de raad van bestuur van de GO en de raad van openbare instanties;

- samenwerking met sectorale organisaties (particuliere leden) inzake sleutelacties op O&I-niveau;

- follow-up en instandhouding van belangrijke beoogde resultaten van de GO, bv. het werkplan, de strategische agenda’s voor onderzoek en innovatie enz.;

- samenwerking met de deelnemende staten inzake alle kwesties die verband houden met de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”, ook inzake synergieën met nationale programma’s;

- juridische ondersteuning met betrekking tot alle kwesties die verband houden met de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”;

- administratieve taken, bv. in verband met de voorbereiding van oproepen en de toepassing van resultaten;

- taken in verband met interne en externe verslaglegging, waaronder de kwijting (Europees Parlement en de Rekenkamer);

- ondersteuning voor de organisatie van belangrijke evenementen (conferenties op hoog niveau, internationale samenwerking enz.) en

- communicatie over de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”.
Extern personeel-


3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

–◻    voorziet niet in medefinanciering door derden

–☑    voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

(1)Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

[Richtsnoeren:]

- Er moet informatie worden opgenomen over de vooraf (in 2020) verstrekte bijdrage aan de lopende kosten door de EU voor 2021+, met vermelding van de bijdragen die moeten worden aangevuld door de partners.

Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie 1901,9842,1232,1962,2582,2872,3278,915-22,090
Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners
-

-

-

-

-

-

-

-

-
Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten208,016247,877287,804297,742257,713242,673236,085-1 777,910
Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners291,222347,027402,926416,839360,798339,743330,5192 489,074
Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten
-

-

-

-

-

-

-

-

-
TOTAAL medegefinancierde kredieten501,222597,027692,926716,839620,798584,743575,519-4 289,074


3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

–☑    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

–◻    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:Gevolgen van het voorstel/initiatief 191
2021202220232024202520262027
Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]


FINANCIEEL MEMORANDUM — ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake het Europees Partnerschap voor Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (Sesar).

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Activiteit: Horizon Europa, Cluster 5 (Klimaat, energie, mobiliteit)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

◻ een nieuwe actie 

◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 192  

X de verlenging van een bestaande actie 

◻ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De belangrijkste doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 zijn de volgende:

a) de onderzoeks- en innovatiecapaciteit van de EU in de sector van het luchtverkeersbeheer (ATM) versterken en integreren, om zo het Europese luchtverkeersbeheer het digitale tijdperk binnen te brengen om het veerkrachtiger en beter aanpasbaar te maken aan schommelingen in het verkeer en tegelijkertijd de naadloze exploitatie van alle luchtvaartuigen mogelijk te maken;

b) middels innovatie het concurrentievermogen van het bemande en onbemande luchtvervoer in de EU en de markten voor ATM-diensten versterken om de economische groei in de EU ondersteunen;

c) de marktintroductie van innovatieve oplossingen ontwikkelen en versnellen om het gemeenschappelijke Europese luchtruim op te zetten als het meest efficiënte en milieuvriendelijke luchtruim ter wereld.

Het initiatief zal naar verwachting van start gaan in het tweede of derde kwartaal van 2021 (naargelang van de vaststelling van de enkele basishandeling door de Raad). De Gemeenschappelijke Ondernemingen worden zo opgezet dat zij tot 31 december 2027 operationeel zijn, waarbij de laatste oproepen uiterlijk op 31 december 2027 worden geopend. In overeenstemming met criteria voor Europese partnerschappen in bijlage III bij de Horizon Europa-verordening bevat de enkele basishandeling specifieke bepalingen voor de evaluatie, geleidelijke beëindiging en verlenging ervan. Zo is er onder meer een verplichting voor de raad van bestuur om in het kader van de periodieke toetsingen en evaluaties een plan voor de geleidelijke beëindiging van de Horizon Europa-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming en een beoordeling van de doeltreffendste beleidsmaatregelen voor eventuele toekomstige maatregelen in te dienen.


1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 


De problemen die met het initiatief worden aangepakt zijn van zodanige aard en omvang dat een gezamenlijk optreden op EU-niveau passender zal zijn dan dat individuele lidstaten hun eigen initiatieven ontwikkelen. Dit zal meer samenhangende, gecoördineerde inspanningen mogelijk maken en overlapping voorkomen.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (vooraf)

De complexiteit van het ATM-systeem in Europa en de uitdagingen waarmee het wordt geconfronteerd, noopten de afgelopen twee decennia tot interventie door de Unie:

- het in 2004 ingestelde gemeenschappelijke Europese luchtruim bepaalt de beleidscontext;

- O&I wordt gecoördineerd door de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar; en

- een synchrone uitrol wordt verzekerd via de gemeenschappelijke projecten.

In recente verslagen van de Europese Rekenkamer 193 , 194 is vastgesteld dat de initiatieven voor O&I en uitrol onder het huidige beleid tot een veranderingsproces hebben geleid, maar dat er meer inspanningen nodig zijn om de voordelen van de modernisering van het luchtverkeersbeheer volledig waar te maken: “Het is dan ook nodig om de inspanningen om het Europese ATM-systeem om te vormen in een digitaal, schaalbaar en veerkrachtig netwerk te versnellen en beter toe te spitsen, via een coördinatie op EU-niveau.”

Dit kan alleen worden bereikt door de versnippering van het Europees luchtruim weg te werken, zodat dit luchtruim efficiënter kan worden beheerd, het capaciteitstekort kan worden aangepakt en zo de vertragingen en de daaruit voortvloeiende schadelijke milieueffecten, zoals emissies en lawaai 195 , worden tegengegaan, waarbij van een op maat gemaakt, productgebaseerd systeem wordt afgestapt op een dienstgerichte, op samenwerking gebaseerde en aanpasbare netwerkbenadering. Een interoperabele infrastructuur tot stand brengen is absoluut noodzakelijk om de fysieke infrastructuur los te koppelen van de dienstverlening en een vlotte, beveiligde toegang tot ATM-gegevens te verzekeren. Op die manier kunnen luchtvaartnavigatiediensten worden verleend ongeacht hun fysieke locatie, op eender welk moment en aan eender welk deel van het luchtruim. Hiervoor is aanzienlijke O&I-financiering nodig om transformatieve technologieën te ontwikkelen en te valideren op basis van een ruime consensus tussen de lidstaten en de sector 196 .

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf)

Een modern, digitaal en efficiënt ATM-systeem zal een duurzame groei van de luchtvaart ondersteunen, in overeenstemming met het beleid van de EU, en met name van de Europese Green Deal 197 en de totstandbrenging van een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk.

Indien het initiatief tijdig en met succes wordt uitgevoerd, zal het de volgende belangrijke effecten hebben: een groter vermogen om vluchten efficiënter af te handelen, de ontwikkeling van een nieuwe markt voor onbemande luchtvaartuigen, een sterkere positie voor de Europese sector op mondiaal niveau, een verbetering van de wetenschappelijke kennis en een versterkte O&I-capaciteit, minder door de luchtvaart veroorzaakte geluidsoverlast en gasemissies en een betere ervaring voor de reizigers, door de vertragingen te verminderen en de kosten te verlagen.

Deze kwesties worden verderop in het bij dit voorstel gevoegde effectbeoordelingsdocument behandeld.

Een geharmoniseerd Europees ATM-systeem zou tegen 2050 in het totaal naar schatting meer dan 1 800 miljard EUR aan voordelen kunnen opleveren voor Europa 198 , die het concurrentievermogen en de innovatiecapaciteit van de EU en de positie van haar sector op de mondiale markt zullen stimuleren.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In de tussentijdse evaluatie van de huidige GO Sesar 199 is reeds een aantal systemische uitdagingen vastgesteld die de reeds geboekte vooruitgang uit koers dreigen te slaan en beter zullen moeten worden aangepakt in een nieuw initiatief voor ATM-onderzoek. Deze uitdagingen zijn onder meer:

i) het vaststellen en handhaven van stabiele doelstellingen op de lange termijn;

ii) het versterken van de verantwoordingsplicht van de GO en het vaststellen van prioriteiten voor de EU-steun voor O&O-oplossingen die het wegnemen van versnippering en een concurrerende omgeving bevorderen;

iii) het verkorten van de lange onderzoeks- en industrialiseringscycli, om een snellere uitrol en ingebruikname van Sesar-oplossingen te verzekeren;

iv) het aanpakken van concentratie van de financiering, en de noodzaak om transparantie en openheid ten aanzien van nieuwe deelnemers te verzekeren, in het bijzonder voor entiteiten uit landen waar de participatie tot nog toe beperkt was;

v) het verbeteren van het kennisbeheer en de kennisoverdracht en van de banden met de academische wereld en met onderzoeksinstellingen, om de wetenschappelijke basis inzake ATM in de EU te verbeteren.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten


Volgens de Horizon Europa-verordening moeten alle Europese partnerschappen zorgen voor coördinatie en/of gezamenlijke activiteiten met andere relevante initiatieven voor onderzoek en innovatie, die zorgen voor een optimaal niveau van onderlinge verbanden en doeltreffende synergieën. In overeenstemming daarmee is de enkele basishandeling opgezet rond het kernbeginsel dat een nauwe samenwerking en synergieën tussen Gemeenschappelijke Ondernemingen en relevante initiatieven op EU-, nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met andere Europese partnerschappen, van cruciaal belang zal zijn om meer effect te sorteren en de toepassing van resultaten te waarborgen. In dat verband bevordert de enkele basishandeling (Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen voor alle GO’s) de synergieën tussen allerhande operationele bepalingen.

Volgens het Europese ATM-masterplan moet de volgende generatie ATM-systemen sterker geautomatiseerd zijn en digitale technologieën, zoals big data en artificiële intelligentie (AI), beter benutten. O&I op het gebied van ATM moet in de toekomst daarom samenhangen met bredere O&I op het gebied van:

• luchtvervoer (bv. verband met het kandidaat-partnerschap inzake schone luchtvaart). Uit verkeersgegevens van Eurocontrol blijkt dat de CO2-emissies van de luchtvaart sterker gestegen zijn dan de toename van het verkeer. Verbeteringen op het gebied van milieu-efficiëntie van luchtvaartuigen zouden dus tenietgedaan kunnen worden door een versnipperde ATM-infrastructuur. De O&I-routekaarten voor ATM en schone luchtvaart moeten dus worden gecoördineerd en de voordelen moeten optimaal worden benut, met name de milieuvoordelen;

• multimodaal vervoer: ATM-systemen moeten worden gesynchroniseerd en er moeten gegevens worden uitgewisseld met andere vervoerswijzen (bv. het spoor) om de voorspelbaarheid te vergroten en doorgaande tickets en de connectie tussen bagage en passagier mogelijk te maken;

• digitale technologieën (bv. koppeling met digitale sleuteltechnologieën, slimme netwerken en diensten, AI, gegevens en robotica) en klimaatwetenschap, waaronder de meest recente informatie over klimaatverandering en de gevolgen ervan. ATM moet met name op de hoogte zijn van en zich kunnen aanpassen aan de ontwikkeling van technologieën voor gegevensverwerking en -verspreiding, cyberbeveiliging, juridische aspecten (bv. kwesties met betrekking tot gegevenseigendom, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid), geavanceerde besluitvorming, met inbegrip van big data en artificiële intelligentie, alsook de wetenschappelijke kennis over klimaateffecten.

Het toezicht op de synergieën en de samenwerking zullen verlopen via het jaarlijks activiteitenverslag.


1.5.Duur en financiële gevolgen 

X beperkte geldigheidsduur

–X van kracht vanaf 01/01/2021 tot en met 31/12/2031 (startdatum afhankelijk van de inwerkingtreding van deze verordening)

–X    financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2031 voor betalingskredieten.

◻ onbeperkte geldigheidsduur

–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

–gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 200   

◻ Direct beheer door de Commissie

–◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

–◻    door de uitvoerende agentschappen

◻ Gedeeld beheer met lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

–X de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

–◻ publiekrechtelijke organen;

–◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

In tegenstelling tot de huidige GO Sesar, zal het nieuwe orgaan van de Unie worden opgezet op grond van artikel 71 van het Financieel Reglement.


2. BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Overeenkomstig de Horizon Europa-verordening stelt het partnerschap een toezichtsysteem vast dat strookt met de vereisten van artikel 45 van de Horizon Europa-verordening en de bijlagen III en V bij die verordening, en dat input levert voor dezelfde gemeenschappelijke databank als de andere componenten van Horizon Europa. Het systeem voor verslaglegging en toezicht levert essentiële beheers- en uitvoeringsgegevens (ook microgegevens op het niveau van individuele entiteiten), maakt het mogelijk om de vooruitgang te volgen aan de hand van de belangrijke effecttrajecten (met inbegrip van de vorderingen ten aanzien van EU-prioriteiten) en de partnerschapscriteria. Het partnerschap zal verslag uitbrengen over specifieke indicatoren (die niet onder de belangrijke effecttrajecten vallen) zodat de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de visie en de specifieke en operationele doelstellingen van het partnerschap zoals vastgesteld in de verordening tot oprichting van het partnerschap, met inbegrip van de streefcijfers voor 2030, op de korte, middellange en lange termijn kunnen worden gevolgd. De indicatoren, gegevensbronnen en methoden moeten het mogelijk maken om de verwezenlijkingen en de vooruitgang met betrekking tot de effecten, waaronder de verwezenlijking van beleidsdoelen van de EU, in de loop der tijd te beoordelen en na te gaan of er corrigerende maatregelen nodig zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens, moeten de verantwoordelijkheden voor de gegevensvergaring worden vastgesteld en moeten concrete benaderingen worden opgezet om realistische referentiescenario’s, streefcijfers en/of benchmarks te ontwikkelen om de vooruitgang vast te stellen, indien van toepassing, voor zover dat strookt met de effectbenadering van Horizon Europa. Alle verzamelde informatie wordt nagenoeg in real time verstrekt aan de diensten van de Commissie, op basis van gemeenschappelijke gegevensmodellen, en wordt ingevoerd in een gemeenschappelijke databank zoals gespecificeerd in artikel 45 van de Horizon Europa-verordening.

Daartoe moeten passende verslagleggingssystemen worden ingevoerd om een voortdurende, transparante verslaglegging te ondersteunen, ook over de vastgelegde en daadwerkelijk verstrekte financiële bijdragen en bijdragen in natura, de zichtbaarheid en positionering in de internationale context, het effect op onderzoeks- en innovatiegerelateerde risico’s van investeringen in de particuliere sector. De verslaglegging moet stroken met de standaardverslagleggingsvereisten van Horizon Europa. Bij de ontwikkeling van de verslagleggingssystemen in de context van het strategische coördinatieproces zijn ook de lidstaten en vertegenwoordigers van de partnerschappen betrokken, om ervoor te zorgen dat de inspanningen op het gebied van verslaglegging en monitoring gelijk lopen en worden gecoördineerd, ook wat de taakverdeling op het gebied van gegevensverzameling en verslaglegging betreft. Het verslagleggingssysteem op projectniveau omvat gedetailleerde informatie over de gefinancierde projecten, de resultaten en de verspreiding daarvan en het gebruik ervan door belangrijke doelgroepen en het globale verschil dat de projecten maken voor wetenschap, economie, samenleving en/of milieu, in overeenstemming met de doelstellingen en beoogde effecten van de projecten. Die informatie moet worden aangevuld met relevante gegevens over de toegevoegde waarde en de effecten van de partnerschappen op Europees, nationaal en regionaal niveau. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor gegevensuitwisseling, met gemeenschappelijke toezicht- en verslagleggingsdatabanken voor Horizon Europa.


Europese partnerschappen worden geëvalueerd aan de hand van het evaluatiekader van Horizon Europa, zoals vastgesteld in artikel 47 van de verordening.

Toezicht wordt op de volgende manieren uitgeoefend:

·DG MOVE zal een toezichtsstrategie invoeren. MOVE zal meer specifiek toezien op de risico’s met betrekking tot de werking van de GO, het gebruik van middelen, de kosten van controles, de naleving van internecontroleprocedures, fraudebestrijdingsmaatregelen enz.

·Het toezicht op het hoogste niveau wordt verzekerd door de raad van bestuur van de GO, die wordt voorgezeten door de Commissie. De uitvoerend directeur houdt intern toezicht op de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming.

·Tussentijdse en eindevaluaties zullen worden verricht met de hulp van onafhankelijke deskundigen, op basis van een transparant proces en onder toezicht van de Commissie.

·Er zal een reeks kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren worden vastgesteld om toe te zien op de uitvoering van de Gemeenschappelijke Onderneming en om de effecten ervan te meten.

·De beoordeling van het enkelvoudig programmeringsdocument en het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag.

·Regelmatige coördinatievergaderingen (om de drie maanden) tussen DG MOVE en de directie van de Gemeenschappelijke Onderneming om zowel administratieve als inhoudelijke kwesties te bespreken.

2.2.De auditdienst van de Commissie, de interne controleur, de Europese Rekenkamer en onafhankelijke externe controleurs, in voorkomend geval Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële kaderregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3, en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 te beperken, in het bijzonder:

·het aantal stemmen van de leden van de GO in de raad van bestuur is evenredig met hun bijdrage aan de begroting van de GO, al zullen de Unie en Eurocontrol (internationale organisatie) elk ten minste 25 % van het totale aantal stemmen hebben; bij staking van stemmen is de stem van de vertegenwoordiger van de Unie doorslaggevend;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.


De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3 vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.


2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar 3.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De EDCTP-vereniging werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het- institutionele Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.


3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kaderBegrotingsonderdeelSoort kredietBijdrage
Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa
GK/ NGK 201van EVA-landen 202van kandidaat-lidstaten 203van derde landenin de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement
101 02 02 51 — Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”GKJAJAJAJA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)

BegrotingsonderdeelJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01
Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02
Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03
Cluster Klimaat, Energie en Mobiliteit 01 02 02 5040,00088,57688,64893,72193,79493,871101,390-600,000
Totaal uitgaven40,00088,57688,64893,72193,79493,871101,390-600,000


3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader1Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

Gemeenschappelijke Onderneming 204 2052021202220232024202520262027 206Na 2027TOTAAL
Titel 1Vastleggingen(1)2,3922,4402,4892,5382,5897,89920,347
Betalingen(2)2,3922,4402,4892,5382,5892,6415,25820,347
Titel 2Vastleggingen(1a)1,1841,2081,2321,2561,2823,4919,653
Betalingen(2a)1,1841,2081,2321,2561,2821,3072,1849,653
Titel 3Vastleggingen(3a)40,00085,00085,00090,00090,00090,00090,000570,000
Betalingen(3b)20,00060,00070,00080,00090,000100,000100,00050,000570,000
TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke OndernemingVastleggingen= 1+1a +3a
40,00088,57688,64893,72193,79493,871101,390-600,000
Betalingen= 2+2a+3b
20,00063,57673,64883,72193,794103,871103,94857,442600,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
DG MOVE2021202220232024202520262027Functie

2027
TOTAAL
Personeel (3 VTE ambtenaren, 2 VTE arbeidscontractanten) 2070,4930,5030,5130,5240,5340,5450,5563,368
Andere administratieve uitgaven0,1270,1290,1320,1340,1370,1400,1430,942
TOTAAL DGKredieten0,6200,6320,6450,6580,6710,6850,6994,610


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 
Vastleggingen40,62089,20889,29394,37994,46594,556102,089-604,610
Betalingen20,62064,20874,29384,37994,465104,556104,64757,442604,610


Rubriek van het meerjarige financiële kader
7“Administratieve uitgaven”


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
Personele middelen
Andere administratieve uitgaven
TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader Vastleggingen40,62089,20889,29394,37994,46594,556102,089-604,610
Betalingen20,62064,20874,29384,37994,465104,556104,64757,442604,610


3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

–☑    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten11111111
Tijdelijke functionarissen3737373737373737
Gedetacheerde nationale deskundigen(2)(2)(2)(2)(2)(2)(2)(2)
TOTAAL 2084040404040404040
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten0,0820,0840,0850,0870,0890,0910,0920,3880,998
Tijdelijke functionarissen5,6245,7365,8515,9686,0886,2096,33426,62668,437
Gedetacheerde nationale deskundigen0,1720,1750,1790,1830,1860,1900,1940,8142,093
TOTAAL5,8785,9966,1156,2386,3636,4906,62027,82971,528


Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rangJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
AD16
AD15111111111
AD14111
AD13122222223333
AD12444444446666
AD11344443452335
AD10223457877887
AD9677876666765
AD8777666555444
AD7455444333222
AD631
AD5
Totaal AD313131313131313131313131
AST1111
AST1011111
AST9111111111
AST81111
AST7111111112
AST6111111111
AST5433322221
AST4234
AST311
AST21
AST1
Totaal AST666666666666
AST/SC 6
AST/SC 5
AST/SC 4
AST/SC 3
AST/SC 2
AST/SC 1
Totaal AST/SC


Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

ArbeidscontractantenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Functiegroep IV11111111111
Functiegroep III
Functiegroep II
Functiegroep I
Totaal11111111111

Gedetacheerde nationale deskundigenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Totaal22222222222


3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

–☑ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 209 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren2021202220232024202520262027
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie
Delegaties
Onderzoek3

3

3

3

3

3

3

• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 210

Rubriek 7
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader - zetel
- delegaties
Gefinancierd uit het budget van het programma  211- zetel
- delegaties
Onderzoek2222222
Andere (gelieve toe te lichten)
TOTAAL5

5

5

5

5

5

5


Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeelDiverse taken met betrekking tot:

·Technische follow-up van de voortgang van werkzaamheden van de GO

·Monitoring van de vooruitgang in het onderzoeksprogramma van de GO

·Toezicht op de naleving van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie

·Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in de raad van bestuur van het partnerschap

·Definitie van de positie van de Commissie in de raad van bestuur (stem-/vetorecht)

·Administratieve taken met betrekking tot de governance van het partnerschap, met inbegrip van financiële, juridische, personele of controlegerelateerde kwesties.

·Ruggespraak met de groep vertegenwoordigers van de staten en het comité voor het vervoerprogramma

·Waarneming bij oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en het toelaten van nieuwe leden

·Deelname aan vergaderingen van subgroepen en werkgroepen

·Organisatie van tussentijdse evaluaties en eindevaluatie
Extern personeelDiverse taken met betrekking tot:

·Technische follow-up van de voortgang van werkzaamheden van de GO

·Monitoring van de vooruitgang in het onderzoeksprogramma van de GO

·Toezicht op de naleving van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie

·Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in de raad van bestuur van het partnerschap

·Definitie van de positie van de Commissie in de raad van bestuur (stem-/vetorecht)

·Administratieve taken met betrekking tot de governance van het partnerschap, met inbegrip van financiële, juridische, personele of controlegerelateerde kwesties.

·Ruggespraak met de groep vertegenwoordigers van de staten en het comité voor het vervoerprogramma

·Waarneming bij oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en het toelaten van nieuwe leden

·Deelname aan vergaderingen van subgroepen en werkgroepen

Organisatie van tussentijdse evaluaties en eindevaluatie


3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

–◻    voorziet niet in medefinanciering door derden

–☑    voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

–Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van andere leden dan de Unie6.000 2126,1136,2356,3606,4876,6176,74911,48950,000
Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners
Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten
Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners 21350,000100,000120,000130,000150,000150,000150,000100,000950,000
Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten
TOTAAL medegefinancierde kredieten50,000106,113126,235136,360156,487156,617156,749111,4391 000,000


3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

–X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

–◻    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

◻    voor de eigen middelen

◻    voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:Gevolgen van het voorstel/initiatief 214
2021202220232024202520262027
Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]


FINANCIEEL MEMORANDUM — SLIMME NETWERKEN EN DIENSTEN

1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Europees Institutioneel Partnerschap voor slimme netwerken en diensten

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Beleidsterrein: Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2021-2027)

Activiteit: Horizon Europa, Cluster 4 — Digitaal, industrie en ruimte

Beleidsterrein: Connecting Europe Facility (CEF2)

Activiteit: digitaal programma van CEF2.

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

⌧ een nieuwe actie 

◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 215  

◻ de verlenging van een bestaande actie 

◻ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Met het voorstel wordt de Europese autonomie aangepakt op een technologisch gebied waarvan het strategische belang voor Europa is erkend, met name in de mededeling van de Commissie van 29 januari in verband met een toolbox voor de cyberbeveiliging van 5G-netwerken. De COVID-19-crisis heeft nogmaals duidelijk gemaakt dat infrastructuur voor connectiviteit (slimme netwerken en diensten met het oog op 6G) van strategisch belang is. Zo is duidelijk gebleken hoe sterk onze economieën en samenlevingen afhankelijk zijn van connectiviteit en dienstenplatforms. In die context heeft het initiatief onder meer de volgende doelstellingen:

- de bestendiging van Europese industriële capaciteiten op het gebied van connectiviteit en met het oog op een toekomstige generatie van systemen (6G) tegen een achtergrond van hevige concurrentie vanuit Azië en de VS;

- ondersteuning voor de opkomst van alternatieve leveranciers, zoals gevraagd in de mededeling over de toolbox voor cyberbeveiliging;

- de ontwikkeling van Europese technologische capaciteiten op aanverwante gebieden (geconnecteerde toestellen en dienstenplatforms) waarop de Europese sector minder prominent aanwezig is, maar die van cruciaal belang zijn om een veilige en autonome Europese toeleveringsketen te waarborgen;

- ondersteuning voor het initiatief van de Green Deal, via innovatieve technologieën die bijzonder energiezuinige connectiviteitsplatforms mogelijk maken, alsmede bijzonder energiezuinige digitale toepassingen die op die platforms draaien;

- de uitrol van connectiviteitsplatforms voor strategische praktijkvoorbeelden (in de automobielindustrie) die het pad effenen voor toekomstige 6G-systemen.

Ter verwezenlijking van deze doelstelling is in de volgende werkzaamheden voorzien:

- een samenwerkingskader voor heel Europa bieden dat alle segmenten van de wetenschappelijke en industriële waardeketen bestrijkt (communicatie, IdD-toestellen, dienstenclouds, componenten, gebruikers in de verticale industrie) om technologieën voor connectiviteits- en dienstenplatforms van de volgende generatie te onderzoeken, te ontwikkelen en te testen;

- een samenwerkingskader voor heel Europa bieden om connectiviteitsinfrastructuur uit te rollen langs grensoverschrijdende corridors voor automobieltoepassingen;

- een kader voor samenwerking met de lidstaten bieden om initiatieven op EU-niveau en op nationaal niveau op elkaar af te stemmen, om de additionaliteit en het richtingseffect te maximaliseren;

- voorbereidingen treffen voor acties stroomafwaarts, in verband met de uitrol, en na het partnerschap, om de resultaten te benutten, in het bijzonder op het gebied van regelgeving, normalisatie en spectrum.

Het uiteindelijke doel is de Europese spelers in staat te stellen om de onderzoeks- en innovatiecapaciteit voor 6G-technologie te ontwikkelen als basis voor toekomstige digitale diensten tot 2030. Het initiatief moet ook de ontwikkeling ondersteunen van leidende markten voor 5G-infrastructuur en diensten in Europa tegen 2025. Beide activiteitenreeksen voor de uitrol van 5G-infrastructuur en O&I op het gebied van 6G in het kader van Horizon Europa tussen 2021 en 2027 zullen de afstemming bevorderen van toekomstige slimme netwerken en diensten op het EU-beleid en op de behoeften van de samenleving, onder meer op het gebied van energie-efficiëntie, privacy, ethiek en cyberbeveiliging.


1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 


Redenen voor maatregelen op Europees niveau (vooraf): Slimme netwerken en diensten spelen een kritieke rol voor het concurrentievermogen van de Europese bedrijfstakken. In Europa genereren alleen de sectoren voor mobiele communicatie al een output van 550 miljard EUR (cijfers van 2017), en bieden zij werkgelegenheid aan 2,5 miljoen mensen. De sector is een stimulans voor het concurrentievermogen van talrijke verticale bedrijfstakken (geconnecteerde auto’s, slimme fabrieken) en is cruciaal geworden voor het sociale leven.

De sector staat voor enorme uitdagingen: de massale, risicovolle investeringen die nodig zijn om een nieuwe generatie van infrastructuur voor slimme netwerken en diensten te ontwikkelen, de massale concurrentie van niet-Europese spelers op een gebied dat van strategisch belang wordt geacht, de opkomst van nieuwe actoren in het bedrijfsleven en nieuwe ondernemingsmodellen, de grotere behoefte van publieke actoren om mee te werken aan de opzet van toekomstige systemen die steeds meer gebieden van algemeen belang zullen ondersteunen (geconnecteerde gezondheidszorg, slimme energienetwerken, geconnecteerde auto’s), wat maatschappelijke bezorgdheid opwekt bij de Europese burgers. Deze uitdagingen komen bovenop de klassieke kwesties die EU-optreden op het terrein rechtvaardigen, zoals een mondiale consensus over toekomstige normen, het spectrum en uitrolscenario’s voor de hele EU.

Deze kwesties maken een snelle en gecoördineerde respons van de EU noodzakelijk om haar concurrentiepositie op het gebied van technologieën voor slimme netwerken en diensten en aanverwante bedrijfstakken te vrijwaren en verder te verbeteren. De positieve ervaringen met het contractuele 5G-PPP in het kader van Horizon 2020 volstaan niet om het bredere scala van de nodige belanghebbenden te mobiliseren en tegelijkertijd versnippering en overlappingen bij de besteding van middelen op nationaal niveau te voorkomen.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf): het EU-niveau kan Europese actoren duidelijk in de richting sturen van gemeenschappelijke visies en gemeenschappelijke technologische routekaarten die uiteindelijk leiden tot mondiale normen. Dat is van essentieel belang om schaalvoordelen en toepassingsvoordelen tot stand te brengen, om versnippering van de inspanningen en nationale oplossingen binnen de EU te beperken of zelfs te voorkomen. Op het gebied van slimme netwerken en diensten is de afgelopen 40 jaar (bij gsm, 3G, 4G en 5G) gebleken dat een Europese benadering de enige logische benadering is om in te spelen op duidelijke behoeften van de burgers, bijvoorbeeld aan interoperabiliteit of overdraagbaarheid van diensten tussen verschillende aanbieders.

Met de stap naar industriële domeinen en verticale toepassingservaringen schuilt de waarde van gemeenschappelijke, gestandaardiseerde technologieën in de kostenbesparingen en optimalisering van de kapitaaluitgaven die zij met zich meebrengen.

Op dit gebied, dat bijzonder veel O&I en kapitaaluitgaven vereist, is het Europese niveau het meest geschikt om gelijke tred te houden met de investeringen in andere regio’s, met name in Azië. Dit is ook noodzakelijk als Europa een sterke bedrijfstak wil behouden op dit gebied, gelet op de Amerikaanse inspanningen om eigen alternatieve oplossingen uit te werken en industriële kampioenen tot ontwikkeling te brengen.

In het partnerschap zal aandacht worden geschonken aan grensoverschrijdende/transnationale uitdagingen, het bundelen van middelen, strategische routekaarten, de noodzaak een kritieke massa te bereiken om de beleidsdoelstellingen te halen, de noodzaak verschillende soorten actoren uit verschillende sectoren van de digitale economie te coördineren, wat niet in dezelfde mate kan worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen, in het bijzonder wat onderzoek en innovatie (O&I) met het oog op 6G-systemen betreft.


1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Eerdere partnerschappen, zoals het contractuele 5G-PPP in het kader van Horizon 2020, waren hoofdzakelijk toegespitst op de ontwikkeling van technologische bouwstenen voor de mondiale 5G-norm en de validering ervan voor een breed scala van beoogde toepassingservaringen. Uit de toetsing daarvan bleek dat er een antwoord nodig is op nieuwe strategische uitdagingen. Naarmate slimme netwerken en diensten steeds belangrijker worden voor de werking van alle delen van de economie en de samenleving, worden het beheersen van de technologieën voor slimme netwerken en diensten en het beschikken over Europese spelers met een sterke positie op mondiaal niveau cruciale kwesties van overheidsbeleid, zoals technologische soevereiniteit, cyberbeveiliging en lage koolstofemissies.

Dergelijke beleidskwesties krijgen niet noodzakelijk dezelfde prioriteit van het bedrijfsleven en kunnen zeker niet door het bedrijfsleven alleen worden aangepakt. Van een gezamenlijk geprogrammeerde structuur, zoals het 5G-PPP, kan dan ook niet worden verwacht dat die de brede waaier van steeds crucialere beleidsdoelstellingen kan verwezenlijken. Om deze kwesties vanuit een holistisch, gecoördineerd perspectief te benaderen, is met name een nauwer institutioneel partnerschap nodig, met de strategische betrokkenheid van de lidstaten.

Tot slot was het 5G-PPP niet opgezet om uitrolprogramma’s voor te bereiden en te coördineren.

[…]

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Synergie met het digitale programma van CEF2 is gepland via de bijdrage van het initiatief aan de Europese routekaart voor de uitrol van 5G voor verbonden en geautomatiseerde mobiliteit. Er zijn ook synergieën met InvestEU en het programma Digitaal Europa vastgesteld.

Gelet op de complementariteit van de behandelde kwesties worden synergieën tussen partnerschappen belangrijk geacht, met name met de Europese partnerschappen: digitale sleuteltechnologieën, cyberbeveiliging, fotonica, AI.

Door de lidstaten als strategisch adviesorgaan bij het initiatief te betrekken, kunnen de complementariteit en additionaliteit van op EU-niveau en op nationaal niveau geleide programma’s voorts worden geoptimaliseerd.


1.5.Duur en financiële gevolgen 

⌧ beperkte geldigheidsduur

–⌧    operationeel vanaf [01/01/]2021 tot en met [31/12/]2027

–⌧    financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2030 voor betalingskredieten.

◻ onbeperkte geldigheidsduur

–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

–gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 216   

◻ Direct beheer door de Commissie

–◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

–◻    door de uitvoerende agentschappen

◻ Gedeeld beheer met lidstaten

⌧ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

–⌧ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

–◻ publiekrechtelijke organen;

–◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Geen financiering van de lidstaten, maar zij krijgen de rol van strategisch adviseur, via passende governancemechanismen, om zo de samenhang en de wederzijdse versterking van EU- en nationale financiering op dit gebied te verzekeren.

De CEF2-begroting wordt uitgevoerd via de opvolger van Easme, de rol van het partnerschap houdt verband met de strategische coördinatie van belanghebbenden om de routekaart en de daarop volgende werkprogramma’s vast te stellen.


2. BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Als orgaan van de Unie werkt de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” volgens strikte toezichtsregels. Toezicht wordt op de volgende manieren uitgeoefend:

·de eigen internecontrolecapaciteit en de auditdienst van de Commissie;

·toezicht door de raad van bestuur. De uitvoerend directeur zal intern toezien op de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming;

·een reeks kwantitatieve en kwalitatieve prestatie-indicatoren die zal worden vastgesteld om toe te zien op de uitvoering van het programma en om de effecten ervan te meten;

·tussentijdse en eindevaluaties van het programma door externe deskundigen, onder toezicht van de Commissie;

·het werkprogramma en jaarlijks activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Onderneming.


2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Indirect beheer is gerechtvaardigd omdat de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” een publiek-privaat partnerschap is waarbij een gedeelte van de financiering wordt aangebracht in de vorm van bijdragen in natura van andere leden dan de Unie.

Elk jaar wordt een besluit over de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Sl0imme netwerken en diensten” genomen via de EU-begroting voor dat jaar.

In een delegatieovereenkomst tussen de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” zal worden vermeld dat de Commissie voor de taken die elk jaar moeten worden uitgevoerd een bijdrage zal betalen zodra een overeenkomst voor de overdracht van middelen is ondertekend met de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” en de Gemeenschappelijke Onderneming de overeenkomstige betalingsverzoeken heeft doen toekomen aan de andere leden dan de Unie.

De Commissie zorgt ervoor dat de regels voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” volledig stroken met de vereisten van het financieel reglement. In overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 zal de Gemeenschappelijke Onderneming de beginselen van goed financieel beheer in acht nemen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” voldoet ook aan de bepalingen van de op de Gemeenschappelijke Onderneming toepasselijke financiële modelregeling. Elke afwijking van die financiële modelregeling die nodig is om in de specifieke behoeften van de Gemeenschappelijke Onderneming te voorzien moet vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

Alle toezichtsregelingen, ook via de Unievertegenwoordiging in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” en verslagleggingsregelingen moeten waarborgen dat de diensten van de Commissie hun verantwoordingsplicht tegenover het college en de begrotingsautoriteit kunnen nakomen.

Het internecontrolekader voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” is gebaseerd op:

·de toepassing van de internecontrolenormen die ten minste even sterke waarborgen bieden als die van de Commissie;

·procedures voor het selecteren van de beste projecten door middel van onafhankelijke evaluatie, en voor de vertaling daarvan naar rechtsinstrumenten;

·project- en contractbeheer gedurende de gehele projectcyclus;

·controles vooraf van alle declaraties (met inbegrip van het opvragen van auditcertificaten) en certificering vooraf van methoden voor de kostenberekening;

·controles achteraf van een steekproef van de declaraties als onderdeel van de controles achteraf van Horizon Europa;

·wetenschappelijke evaluatie van projectresultaten.


2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Er zijn diverse maatregelen vastgesteld om het inherente risico op belangenconflicten binnen de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” te beperken, in het bijzonder:

·een gelijk aantal stemmen voor de Commissie en voor andere leden dan de Unie in de raad van bestuur;

·keuze van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie;

·onafhankelijkheid van het personeel;

·evaluaties door onafhankelijke deskundigen op basis van bekendgemaakte selectiecriteria, in combinatie met beroepsmechanismen en volledige belangenverklaringen;

·een verplichting voor de raad van bestuur om regels vast te stellen voor het voorkomen, vermijden en beheren van belangenconflicten in de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in overeenstemming met de financiële regeling van de Gemeenschappelijke Ondernemingen en met het statuut voor het personeel.


De bevordering van ethische en organisatorische waarden wordt een van de kerntaken van de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie zal hierop toezien.

De uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” is als ordonnateur verplicht om een kosteneffectief systeem voor interne controle en intern beheer in te voeren. Hij/zij moet verslag doen aan de Commissie over het ingestelde internecontrolekader.

De Commissie zal toezien op het risico van niet-overeenstemming door middel van het rapportagesysteem dat zij gaat ontwikkelen, alsmede door het opvolgen van de resultaten van controles achteraf van de ontvangers van EU-financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”, als onderdeel van controles achteraf met betrekking tot Horizon Europa als geheel.

Er bestaat een duidelijke behoefte aan een efficiënt en effectief beheer van de begroting waarbij fraude en verspilling moeten worden voorkomen. In het controlesysteem moet evenwel een goed evenwicht worden gevonden tussen het bereiken van een aanvaardbaar foutenpercentage en de vereiste controlebelasting en moet worden vermeden dat het onderzoeksprogramma van de Unie minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

Aangezien de regels van Horizon Europa voor deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” vergelijkbaar zijn met de regels die de Commissie zal hanteren in haar werkprogramma, met een groep begunstigden met een gelijksoortig risicoprofiel als die van de Commissie, kan worden verwacht dat het foutenpercentage vergelijkbaar zal zijn met het door de Commissie voor Horizon Europa beoogde niveau, d.w.z. dat er een redelijke zekerheid bestaat dat het foutenrisico gedurende de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis tussen de 2 en 5 % beweegt, met als einddoel tot een resterend foutenpercentage te komen dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt bij de sluiting van de meerjarige programma’s, wanneer rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen.

Zie het financieel memorandum voor Horizon Europa voor nadere informatie over het met betrekking tot de deelnemers verwachte foutenpercentage.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie draagt er zorg voor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”.

De voorstellen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa zijn onderworpen aan fraudegevoeligheidstests en een beoordeling van hun effect. In het algemeen zouden de voorgestelde maatregelen een positief effect op de fraudebestrijding moeten hebben, met name door de grotere nadruk op risicogebaseerde audits en een uitgebreidere wetenschappelijke evaluatie en controle.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De 5G-infrastructuurvereniging werkt reeds samen met de diensten van de Commissie op het gebied van fraude en onregelmatigheden. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma EU-middelen hebben ontvangen, audits uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kaderBegrotingsonderdeelSoort kredietBijdrage
Rubriek 1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid — Horizon Europa
GK/ NGK 217van EVA-landen 218van kandidaat-lidstaten 219van derde landenin de zin van artikel [21, lid 2, punt b),] van het Financieel Reglement
1 – Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid01 02 02 43 — Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”GKJAJAJAJA

* De bijdrage voor dit begrotingsonderdeel zal naar verwachting komen uit:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro’s, tot op drie decimalen)
BegrotingsonderdeelJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen die belast zijn met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 01
Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 02
Overige beheersuitgaven voor “Horizon Europa” — Onderzoek door derden

01 01 01 03
01 02 02 40 — Digitalisering, industrie en ruimtevaart121,128121,929134,445131,015130,15130,9130,433-900,000
Totaal uitgaven121,128121,929134,445131,015130,15130,9130,433-900,000


Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader1Rubriek Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Horizon Europa

Gemeenschappelijke Onderneming 220 2212021202220232024202520262027 222Na 2027TOTAAL
Titel 1Vastleggingen(1)1,0301,1431,1921,1291,0630,9942,7979,348
Betalingen(2)1,0301,1431,1921,1291,0630,9940,9221,8759,348
Titel 2Vastleggingen(1a)0,5050,5600,5840,5530,5210,4871,3714,581
Betalingen(2a)0,5050,5600,5840,5530,5210,4870,4520,9194,581
Titel 3 223Vastleggingen(3a)119,593120,226132,669129,333128,566129,419126,265886,071
Betalingen(3b)163,001134,99123,841140,101133,343126,80263,993886,071
TOTAAL kredieten voor de Gemeenschappelijke OndernemingVastleggingen= 1+1a +3a
121,128121,929134,445131,015130,15130,9130,433900,000
Betalingen= 2+2a + 3b
1,535164,704136,766125,523141,685134,824128,17666,787900,000

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
DG CNECT2021202220232024202520262027Functie

2027
TOTAAL
Personele middelen 2240,4910,5030,5130,5230,5330,5440,555-3,662
Andere administratieve uitgaven0,1280,1300,1330,1350,1380,1410,1440,949
TOTAAL DG0,6190,6330,6460,6580,6710,6850,699-4,611


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma — Rubriek 1

van het meerjarige financiële kader 
Vastleggingen121,747122,562135,091131,673130,821131,585131,132904,611
Betalingen2,154165,337137,412126,181142,356135,509128,87566,787904,611


Rubriek van het meerjarige financiële kader
7“Administratieve uitgaven”


in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

DG CNECT2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
Personele middelen 225
Andere administratieve uitgaven
TOTALE kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021202220232024202520262027Na 2027TOTAAL
TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader Vastleggingen121,747122,562135,091131,673130,821131,585131,132904,611
Betalingen2,154165,337137,412126,181142,356135,509128,87566,787904,611


3.2.2.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming 

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

–☑    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Aantal personeelsleden (in personen/VTE)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten910101010101023
Tijdelijke functionarissen567777712
Gedetacheerde nationale deskundigen
TOTAAL1416171717171735
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Ambtenaren (AD-rangen)
Ambtenaren (AST-rangen)
Arbeidscontractanten0,5230,5930,6050,6170,6290,6420,6551,5705,834
Tijdelijke functionarissen0,6480,7930,9430,9620,9821,0011,0211,8408,19
Gedetacheerde nationale deskundigen
TOTAAL1,1711,3861,5481,5791,6111,6431,6763,4114,024

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) — lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rangJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
AD16
AD15
AD14
AD1311111111111
AD12
AD1111222221111
AD1012222221111
AD92222222
AD8
AD7
AD6
AD5
Totaal AD56777773333
AST11
AST10
AST9
AST8
AST7
AST6
AST5
AST4
AST3
AST2
AST1
Totaal AST
AST/SC 6
AST/SC 5
AST/SC 4
AST/SC 3
AST/SC 2
AST/SC 1
Totaal AST/SC


Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) — extern personeel

ArbeidscontractantenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Functiegroep IV45555555322
Functiegroep III44444444111
Functiegroep II11111111111
Functiegroep I
Totaal910101010101010544

Gedetacheerde nationale deskundigenJaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Jaar 2028Jaar 2029Jaar 2030Jaar 2031Na 2031
Totaal


3.2.3.Geraamde personeelsbehoeften Commissie

–◻    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

–☑ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven 226 :

Raming in voltijdequivalenten

Jaren2021202220232024202520262027
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie
Delegaties
Onderzoek3333333
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JPD 227

Rubriek 7
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader - zetel
- delegaties
Gefinancierd uit het budget van het programma  228- zetel
- delegaties
Onderzoek2222222
Andere (gelieve toe te lichten)
TOTAAL5555555

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel— vertegenwoordiging van de Unie in de organen van de GO (raad van bestuur, groep vertegenwoordigers van staten), desk van de Europese Commissie die de GO vertegenwoordigt;

— samenwerking met sectorale organisatie (particulier lid) inzake sleutelacties op O&I- en -uitrolniveau;

— follow-up en instandhouding van belangrijke beoogde resultaten van de GO, met inbegrip van bv. het werkplan, de strategische agenda’s voor onderzoek en innovatie, de strategische agenda’s voor de uitrol enz.;

— juridische ondersteuning met betrekking tot alle kwesties die verband houden met de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”;

— aansturing van het particuliere lid voor spin-offacties naast O&I, valorisatie en uitrol;

— wisselwerking met de lidstaten en onderhandelingen over synergieën met nationale programma’s;

— administratieve taken, bv. in verband met de voorbereidingen voor oproepen en de toepassing van resultaten;

— taken in verband met interne en externe verslaglegging, waaronder de kwijting (Europees Parlement en de Rekenkamer);

— ondersteuning voor de organisatie van belangrijke evenementen (conferenties op hoog niveau, internationale samenwerking);

— communicatie over de activiteiten van de GO “Slimme netwerken en diensten”.
Extern personeel


3.2.4.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

–◻    voorziet niet in medefinanciering door derden

–☑    voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

–Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 2021Jaar 2022Jaar 2023Jaar 2024Jaar 2025Jaar 2026Jaar 2027Na 2027TOTAAL
Financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de GO ten laste van de particuliere leden0,3830,5680,7610,9061,0561,2121,3732,7949,053
Financiële bijdragen aan de operationele kosten ten laste van de particuliere leden/geassocieerde partners
Financiële bijdragen van de deelnemende staten aan de operationele kosten
Bijdragen in natura door de particuliere leden/geassocieerde partners53,9546,36395,837146,662131,159130,422286,554890,947
Bijdragen in natura van de deelnemende staten aan operationele activiteiten
TOTAAL medegefinancierde kredieten0,38354,51847,12496,743147,718132,371131,795289,348900,000


3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

–☑    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

–◻    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

◻    voor de eigen middelen

◻    voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:Gevolgen van het voorstel/initiatief 229
2021202220232024202520262027
Artikel ….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

[…]


(1)

   De gecoördineerde effectbeoordeling had betrekking op slechts twaalf initiatieven, aangezien één initiatief op het gebied van high-performance computing was opgenomen in een effectbeoordeling van 2017 (SEC(2018) 47).

(2)

   Europese Commissie (2018), Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt en verdedigt. Het meerjarig financieel kader 2021‑2027. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, COM(2018) 321 final.

(3) Artikel 3, Gemeenschappelijk inzicht in het voorstel voor een kaderprogramma Horizon Europa.
(4) https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12154-Europe-s-Beating-Cancer-Plan
(5) COM(2020) 102.
(6) COM(2020) 761.
(7) Indicatief bedrag in lopende prijzen.
(8) PB … [advies van het EP].
(9) PB … [advies van het EESC].
(10) PB [….].
(11) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
(12) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(13) https://ec.europa.eu/info/strategy/priorities-2019-2024/european-green-deal_nl
(14) COM(2018) 673 final.
(15) COM(2020) 380 final.
(16) https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018DC0773&from=NL
(17) COM(2020) 98 final.
(18) COM(2020) 381 final.
(19) https://ec.europa.eu/info/news/new-call-ideas-clean-aviation-partnerships-2020-aug-26_en
(20) PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
(21) http://cer.be/topics/economic-footprint (2019).
(22) https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1593086905382&uri=CELEX:52020DC0102  
(23) Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad: Naar een brede strategie met Afrika, Brussel, 9.3.2020, JOIN(2020) 4 final.
(24) https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12154-Europe-s-Beating-Cancer-Plan
(25) https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/antimicrobial_resistance/docs/amr_2017_action-plan.pdf
(26) COM(2020) 102.
(27) COM(2020) 761.
(28) COM(2020) 103.
(29) De tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI2 (2014‑2016) in het kader van Horizon 2020 (ISBN 978-92-79-69299-4).
(30) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s — De digitale toekomst van Europa vormgeven (COM(2020) 67 final).
(31) Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1).
(32) Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1).
(33) Besluit 2009/320/EG van de Raad houdende goedkeuring van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging in het kader van het ATM-onderzoeksproject voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim (PB L 95 van 9.4.2009, blz. 41).
(34) Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1).
(35) COM(2020) 579, gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (herschikking).
(36) De 5G‑infrastructuurvereniging (5G IA) is voornemens haar naam te wijzigen vóór de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”, teneinde beter rekening te houden met de nieuwe gemeenschappen van belanghebbenden en het toepassingsgebied van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”, in vergelijking met het 5G‑PPP van Horizon 2020.
(37) COM(2020) 50 van 29 januari 2020.
(38) Gelieve de volledige titel + PB-referentie in te voegen.
(39) Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
(40) Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
(41) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(42) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(43) PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1.
(44) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
(45) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(46) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(47) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, COM(2019) 640 final.
(48) Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart.
(49) https://ec.europa.eu/info/news/new-call-ideas-clean-aviation-partnerships-2020-aug-26_en
(50) https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32018R1139
(51) COM(2020) 562 final.
(52) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, COM(2019) 640 final.
(53) COM(2020) 301 final: Een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa.
(54) https://ec.europa.eu/growth/industry/policy/european-clean-hydrogen-alliance_nl
(55) http://mission-innovation.net/our-work/innovation-challenges/renewable-and-clean-hydrogen/
(56) https://ec.europa.eu/clima/policies/innovation-fund_nl
(57) https://s3platform.jrc.ec.europa.eu/hydrogen-valleys
(58) Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).
(59) Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 1).
(60) Onder “U-spaceluchtruim” wordt verstaan een door de lidstaten aangewezen geografische zone voor het onbemande luchtvaartsysteem (UAS), waar onbemande vluchtoperaties alleen mogen plaatsvinden met ondersteuning van U-spacediensten die worden verleend door een aanbieder van U-spacediensten.
(61) “Digitaal Europees luchtruim” verwijst naar de visie van het Europees ATM-masterplan om de Europese luchtvaartinfrastructuur te transformeren om de toekomstige groei en diversiteit van het luchtverkeer veilig en efficiënt aan te kunnen en tegelijkertijd de milieueffecten tot een minimum te beperken.
(62) “De architectuur van het digitale Europese luchtruim” verwijst naar de visie van het Europees ATM-masterplan, die erop gericht is de huidige inefficiënte luchtruimarchitectuur op de middellange tot lange termijn aan te pakken door de configuratie en het ontwerp van het luchtruim te combineren met technologieën om de dienstverlening los te koppelen van de lokale infrastructuur en de samenwerkingsniveaus en automatiseringsondersteuning geleidelijk te verhogen.
(63) De definitiefase van Sesar betekent de fase die bestaat uit de vaststelling en actualisering van de langetermijnvisie van het Sesar-project, van het bijbehorende werkingsconcept dat verbeteringen in elke vluchtfase mogelijk maakt, van de vereiste essentiële operationele wijzigingen in het EATMN en van de vereiste ontwikkelings- en uitrolprioriteiten.
(64) Goedgekeurd bij Beschikking 2009/320/EG van de Raad, PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34.
(65) Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018).
(66) “Uitrolfase van SESAR”: de opeenvolgende industrialiserings- en uitvoeringsfasen tijdens dewelke de volgende activiteiten worden verricht: standaardisering, productie en certificering van grond- en boordapparatuur en van de processen die nodig zijn om SESAR-oplossingen toe te passen (industrialisering); en aanbesteding, installatie en ingebruikname van apparatuur en systemen op basis van SESAR-oplossingen, met inbegrip van de bijbehorende operationele procedures (uitvoering).
(67) PB L 123 van 4.5.2013, blz. 1.
(68) Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (“de kaderverordening”) (Voor de EER relevante tekst) — Verklaring van de lidstaten over militaire kwesties die verband houden met het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1).
(69) Verwijzing invoegen zodra de Horizon Europa-verordening is vastgesteld.
(70) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren. PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(71) Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1), https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32018R1139
(72) Verordening (EU) nr. 560/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën Voor de EER relevante tekst (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 130).
(73) Verordening (EU) nr. 558/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 Voor de EER relevante tekst (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 77).
(74) Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad van 6 mei 2014 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2 Voor de EER relevante tekst (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 108).
(75) Verordening (EU) nr. 557/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 (PB L 169 van 5.6.2014, blz. 54).
(76) Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1).
(77) Verordening (EU) nr. 561/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel Voor de EER relevante tekst (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 152).
(78) Verordening (EU) nr. 642/2014 van de Raad van 16 juni 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail (PB L 177 van 17.6.2014, blz. 9).
(79) In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(80) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(81) GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(82) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(83) De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 23,5 miljoen EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(84) Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(85) De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027‑2031.
(86) Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022‑27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.
(87) Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024‑2027 worden verspreid.
(88) De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(89) AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(90) Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(91) Deze aannamen (administratieve en operationele bijdragen) zijn gemaakt voor een (publieke) begroting van 1 000 miljoen EUR, als volgt verdeeld over een periode van 7 jaar: 20 % voor RIA; 45 % voor demo; 35 % voor vlaggenschepen en CBE-beheerskosten van 47,4 miljoen EUR (50 % te betalen door BIC).
(92) Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(93) Voor de bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten — artikel 22.3 d van de enkele basishandeling: aangezien de eerste projecten pas in 2022 van start zullen gaan en een normaal project vier jaar duurt, zullen de eerste bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten pas in 2026 worden gerapporteerd/gecertificeerd. Wij verwachten een werkprogramma met een kleinere begroting in 2021, wat betekent dat de eerste bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten in 2026 kleiner zullen zijn dan de jaren daarna. Om een preciezere voorspelling te kunnen doen, moeten de regels voor de verslaglegging worden besproken en overeengekomen.
(94) Voor de bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten — artikel 22.3 d van de enkele basishandeling: dit is evenredig aan de verwachte bijdrage ten laste van BIC-leden, uit de operationele begroting. Het precieze cijfer zal afhangen van de financieringspercentages (nog niet bekend), de voorwaarden voor deelname van BIC-leden (nog niet bekend) en de mogelijkheden om aanvullende leden te verwelkomen (evenmin bekend). Naargelang van de uiteindelijke overeenkomst kunnen deze cijfers voor de bijdragen in natura van de particuliere leden/geassocieerde partners aan operationele activiteiten dus worden aangepast.
(95) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(96) In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(97) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(98) GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(99) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(100)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(101)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 39,223 miljoen EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(102)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(103)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(104)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0.127 EUR), arbeidscontractanten (0.057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.
(105)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(106)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(107)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(108)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(109)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(110)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(111)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(112)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(113)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(114)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(115)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(116)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 30 193 EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(117)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(118)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(119)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.
(120)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(121)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(122)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(123)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(124)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(125)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(126)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(127)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(128)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(129)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(130)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(131)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot XX EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(132)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(133)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-20XX.
(134)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten van ambtenaren/tijdelijke functionarissen (152 000 EUR) en arbeidscontractanten (86 000 EUR). De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(135)    De andere administratieve uitgaven omvatten zowel infrastructuurkosten als kosten in verband met missies.
(136)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(137)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(138)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(139)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(140)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(141)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(142)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(143)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(144)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(145)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(146)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(147)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 29,878 miljoen EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(148)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(149)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(150)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.
(151)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(152)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(153)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(154)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(155)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(156)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(157)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(158)    Vroegtijdig overleg met de regelgevers werd door het wetenschappelijk comité van de GO IMI2 als wenselijk beschouwd voor een geslaagde publiek-private samenwerking. Aanbevelingen van het wetenschappelijk comité van de GO IMI2 met betrekking tot de financiering van het publiek-private partnerschap — wat maakt een onderwerp uiteindelijk geschikt voor een dergelijk financieringsmodel, https://www.imi.europa.eu/sites/default/files/uploads/documents/About-IMI/Governance/sc/SCrecommendations_PPPfunding.pdf
(159)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(160)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(161)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(162)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(163)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 30.212 miljoen EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(164)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(165)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(166)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.
(167)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(168)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(169)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(170)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(171)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(172)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(173)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(174)    Europese Commissie (2018). Interim Evaluation of the ECSEL Joint Undertaking (2014-2016) Operating under Horizon 2020. Eindverslag.
(175)    Eindgebruikersectoren die systemen kunnen ontwerpen en produceren.
(176)    Er loopt ook een dialoog tussen de Europese Commissie en de lidstaten over harmonisering en vereenvoudiging.
(177)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(178)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(179)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(180)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(181)

   De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 22 090 000 EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.

(182)

   Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).

(183)

   De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.

(184)

   De kosten voor de evaluatie van projectvoorstellen of voor toetsingen van projecten vallen niet onder titel 2, maar worden geacht onder titel 3 te vallen.

(185)

   Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn indicatief en niet bindend.

(186)    In de vermelde personeelsaantallen is geen rekening gehouden met de mogelijke invoering van centraal beheer van alle financiële bijdragen. Indien een dergelijk systeem wordt toegepast, moet mogelijk een verhoging van het aantal medewerkers worden overwogen.
(187)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(188)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(189)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(190)

   In het geval van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” zullen naast de Commissie alleen de particuliere leden, en niet de deelnemende staten bijdragen aan de administratieve kosten.

(191)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(192)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(193)    Gemeenschappelijk Europees luchtruim: een andere cultuur, maar geen gemeenschappelijk luchtruim, Speciaal verslag nr. 18/2018, Europese Rekenkamer.
(194)    De EU-regelgeving voor de modernisering van het luchtverkeersbeheer heeft een toegevoegde waarde — maar de financiering was grotendeels overbodig, Speciaal verslag nr. 11/2019, Europese Rekenkamer.
(195)    Door de Commissie gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, COM(2020) 579.
(196)    Nadere informatie over de nodige transformatieve technologieën is te vinden in bijlage 6.
(197)    COM(2019) 640 final.
(198)    Op basis van de economische analyse en voorspellingen die zijn opgesteld ter ondersteuning van het recente Europese ATM-masterplan, in de versie van 2020. 
(199)    Werkdocument van de diensten van de Commissie — Tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon 2020, {SWD(2017) 339 final}.
(200)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(201)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(202)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(203)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(204)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 30 miljoen EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(205)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(206)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(207)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten van personeel van de categorie AD (152 000 EUR) en CA (82 000 EUR). De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(208)    Het totale aantal VTE’s van alle bij de verordening van de Raad in het kader van Horizon Europa opgerichte Gemeenschappelijke Ondernemingen zal tussen 2024 en 2027 worden verlaagd met 10 VTE’s na een beoordeling van de doeltreffendheid van de activiteiten van de GO’s, rekening houdend met efficiëntiewinsten ten gevolge van de opzet van het gemeenschappelijke backoffice. Daartoe zullen tegen eind 2023 herziene financiële memoranda voor de periode 2024-2027 worden verspreid.
(209)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(210)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(211)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(212)    De administratieve kosten in 2021 worden gedekt door de bijdragen in het kader van het huidige H2020-programma. Dit cijfer draagt dus niet bij aan de berekeningen in het kader van de begroting van Horizon Europa.
(213)    Bijdragen in natura moeten in de tabel worden opgenomen bij de jaren waarin zij naar verwachting zullen worden geleverd.
(214)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(215)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(216)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/NL/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(217)    GK gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(218)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(219)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(220)    De bedragen in de titels 1 en 2 vertegenwoordigen de bijdrage van de EU (tot 13 929 000 EUR) aan de administratiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Het resterende deel is afkomstig uit bijdragen van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming die in punt 3.2.4 zijn vermeld.
(221)    Voor de betalingskredieten voor de titels 1 en 2 wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks alle overeenkomende vastleggingskredieten worden opgebruikt, terwijl de betalingskredieten voor titel 3 worden vastgesteld door rekening te houden met de aard van de acties onder contract en het bijbehorende betalingsschema (voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betaling van het saldo).
(222)    De titels 1 en 2 bevatten, wat 2027 betreft, de vastleggingen voor dat jaar en de vervroegde vastleggingen voor de overige jaren van de Gemeenschappelijke Onderneming in de periode 2027-2031.
(223)    De kosten voor de evaluatie van projectvoorstellen of voor toetsingen van projecten vallen niet onder titel 2, maar worden geacht onder titel 3 te vallen.
(224)    Voor het beheer van de acties in het kader van Horizon Europa. De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast. De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(225)    De kosten per VTE worden bepaald aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse kosten vanaf januari 2021 van de salarissen van vaste medewerkers (0,127 EUR), arbeidscontractanten (0,057 EUR) en andere beheerskosten (0,0255 EUR) in verband met gebouwen en IT-kosten voor medewerkers aan onderzoek door derden. Voor de periode 2022-27 is een jaarlijkse indexering van 2 % toegepast.
(226)    De vermelde personeelsbehoeften in de DG’s van de Commissie zijn eveneens indicatief en niet bindend.
(227)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(228)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(229)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.