Bijlagen bij COM(2021)529 - België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Finland en Zweden. Verslag opgesteld overeenkomstig artikel 126, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage. De schuldhoudbaarheidsanalyse is bijgewerkt 15 aan de hand van de Debt Sustainability Monitor 2020 16 (gepubliceerd in februari 2021) en weerspiegelt zowel de prognoses van de Commissie als de meest recente ramingen voor de kosten van de vergrijzing uit het Vergrijzingsverslag 2021 17 .

In 2021 zal het overheidstekort van de EU en de eurozone als geheel naar verwachting verder toenemen tot respectievelijk 7,5 % en 8 % van het bbp (een stijging met respectievelijk circa ½ en ¾ procentpunt van het bbp). De stijging van het tekort is voornamelijk toe te schrijven aan de goedkeuring van nieuwe noodmaatregelen of de verlenging van noodmaatregelen ter ondersteuning van de economische activiteit toen in de eerste helft van jaar opnieuw inperkingsmaatregelen moesten worden genomen.

Op basis van de prognoses van de Commissie zal het overheidstekort in 2021 naar verwachting dalen (in sommige gevallen slechts licht) in de helft van de 26 in dit verslag opgenomen lidstaten – namelijk België, Bulgarije, Ierland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Cyprus, Luxemburg, Hongarije, Oostenrijk, Polen, Portugal en Finland –, vanwege het herstel van de economische activiteit en het geleidelijk uitfaseren van tijdelijke noodmaatregelen. De verwachting is echter dat alleen Denemarken en Luxemburg een tekort zullen hebben van lager dan 3 % van het bbp.

In 2022 zullen de gemiddelde begrotingstekorten in zowel de EU als de eurozone naar verwachting dalen tot circa 3¾ % van het bbp. Het begrotingstekort zal in 2022 naar verwachting lager uitvallen door het economisch herstel en het grotendeels wegvallen van de discretionaire beleidssteun die tot doel had de gevolgen van de crisis het hoofd te bieden.

Hoewel de schuldquote in Bulgarije, Denemarken, Spanje, Kroatië, Cyprus, Hongarije, Polen, Portugal, Slovenië en Slowakije naar verwachting zal afnemen in 2021, zal de totale schuldquote naar verwachting verder oplopen, met een nieuwe piek van circa 95 % en 103 % in respectievelijk de EU en de eurozone, alvorens in 2022 licht te dalen. De meeste lidstaten zullen naar verwachting ook in 2021 schuldquotes van meer dan 60 % van het bpp noteren.

Na de inwerkingtreding van de herstel- en veerkrachtfaciliteit op 19 februari 2021 hebben de lidstaten hun herstel- en veerkrachtplannen bij de Commissie ingediend, of treffen zij daartoe momenteel voorbereidingen. De prognoses van de Commissie nemen de impact van die plannen derhalve op in de budgettaire en macro-economische projecties. Op de sluitingsdatum voor de prognoses (30 april 2021) waren sommige lidstaten echter nog altijd bezig met het uitwerken van de plannen. De volgende werkhypothesen zijn gebruikt om de prognoses van de Commissie op te stellen:

̶Tijdsprofiel van de uitgaven: de prognoses gaan steevast uit van lineaire absorptie van alle toegekende subsidies gedurende de looptijd van de faciliteit, die van start gaat in de tweede helft van 2021 en eindigt in 2026. Dit vertaalt zich in een absorptie van 1/11 van de totale subsidie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit in 2021, en 2/11 in 2022.

̶Samenstelling van de uitgaven: de prognoses gaan er steevast van uit dat de door de faciliteit te financieren uitgaven uiteenvallen in bruto-investeringen in vaste activa (d.w.z. overheidsinvesteringen) en kapitaaloverdrachten (voornamelijk ter ondersteuning van particuliere investeringen).

̶De bovenstaande aannames hebben enkel betrekking op de absorptie van in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit toegekende subsidies.

Voor lidstaten waar op de sluitingsdatum voor de prognoses voldoende gedetailleerde en geloofwaardige informatie voorhanden was over de (concept)plannen voor herstel en veerkracht, wijken de prognoses af van de standaardaannames 18 .

Tabel 6: Overheidsinvesteringen
Percentage van het bbp
201720182019202020212022
België2,42,62,72,83,02,9
Bulgarije2,33,13,44,54,24,2
Tsjechië3,34,14,44,95,25,3
Denemarken3,43,43,23,63,73,7
Duitsland2,22,42,52,72,82,8
Estland5,75,35,05,76,36,2
Ierland1,82,12,42,72,93,0
Griekenland4,53,22,53,04,95,8
Spanje2,02,22,12,52,52,4
Frankrijk3,33,43,73,83,93,9
Kroatië2,83,54,35,66,37,4
Italië2,22,12,32,72,93,2
Cyprus2,74,92,62,93,53,5
Letland4,65,65,05,76,26,1
Litouwen3,23,23,14,13,93,9
Luxemburg4,13,94,05,04,34,2
Hongarije4,55,86,26,46,46,6
Malta2,43,33,94,55,65,3
Nederland3,43,43,43,43,93,7
Oostenrijk3,13,13,13,43,63,5
Polen3,84,74,34,44,74,9
Portugal1,81,81,92,22,53,2
Slovenië3,13,73,84,25,85,8
Slowakije3,43,73,63,53,83,7
Finland4,14,34,44,64,64,3
Zweden4,64,94,95,15,05,0
Bron: voorjaarsprognoses 2021 van de Commissie.


4.2.1België

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 6,3 % in 2020 zal de economie naar verwachting met 4,5 % groeien in 2021, en met 3,7 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 9,4 % van het bbp in 2020 tot 7,6 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 4,9 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 2,8 % van het bbp in 2020 tot 3 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 7,5 % en 6 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn grotendeels tijdelijk of geflankeerd door compenserende maatregelen.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 99,8 %, en eind 2019 op 98,1 %, alvorens toe te nemen tot 114,1 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting oplopen van 115,3 % van het bbp eind 2021 tot 115,5 % van het bbp eind 2022. De schuldhoudbaarheidsanalyse bevestigt de hoge risico’s op middellange termijn. Volgens de referentieprojectie op 10 jaar zou de overheidsschuldquote stabiliseren en in de tweede helft van de periode beginnen te dalen, maar op een hoog niveau blijven. Het schuldtraject is gevoelig voor macro-economische schokken. Wanneer rekening wordt gehouden met een breed scala van mogelijke tijdelijke schokken op macro-economische variabelen (door middel van stochastische projecties), is het waarschijnlijk dat de schuldquote in 2025 hoger kan zijn dan in 2020. Wat andere voor een algemene beoordeling van de houdbaarheid van de schuld relevante factoren betreft, worden de risico’s onder meer beperkt door het verlengen van de looptijd van de schuld in de afgelopen jaren, de betrekkelijk stabiele financieringsbronnen (met een gediversifieerd en breed beleggersbestand) en – mede dankzij de interventies van het Eurosysteem – historisch lage financieringskosten. Daarnaast zal de uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen. Bovendien zullen de brutofinancieringsbehoeften naar verwachting afnemen. De risicoverhogende factoren hangen samen met de risico’s van voorwaardelijke verplichtingen die te herleiden zijn tot de particuliere sector, onder meer via de mogelijke opvraging van overheidsgaranties die tijdens de COVID-19-crisis aan bedrijven en zelfstandigen zijn verleend, hoewel dit risico momenteel beperkt blijft doordat de benutting tot dusver betrekkelijk laag is.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: Op 30 april 2021 heeft België aanvullende relevante factoren naar voren gebracht, namelijk dat België op federaal niveau van 21 december 2018 tot 1 oktober 2020 verschillende regeringen in lopende zaken had, en de toezegging van de aantredende regering om grote structurele hervormingen door te voeren teneinde de samenstelling van de overheidsuitgaven en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren. In de brief genoemde hervormingsplannen hebben betrekking op het pensioen- en het belastingstelsel, het implementeren van uitgaventoetsingen en het opschroeven van overheidsinvesteringen.

4.2.2Bulgarije

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 4,2 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 3,5 % groeien, en met 4,7 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan investeringen en particuliere consumptie. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 3,4 % van het bbp in 2020 tot 3,2 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 1,9 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting dalen van 4,5 % van het bbp in 2020 tot 4,2 % in 2021, en zijn daarmee hoger dan het overheidstekort in 2020 en 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 5,6 % en 5,1 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn tijdelijk of gaan gepaard met compenserende maatregelen.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 22,3 %, en eind 2019 op 20,2 %, alvorens toe te nemen tot 25 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 24,5 % van het bbp eind 2021 tot 24 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op lage risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Bulgarije op 29 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.3Tsjechië

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 5,6 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 3,4 % groeien, en met 4,4 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan investeringen en netto-uitvoer. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 6,2 % van het bbp in 2020 tot 8,5 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 5,4 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 4,9 % van het bbp in 2020 tot 5,2 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 6,4 % en 8,7 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 2 % van het bbp.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 32,1 %, en eind 2019 op 30,3 %, alvorens toe te nemen tot 38,1 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting oplopen van 44,3 % van het bbp eind 2021 tot 47,1 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op middelgrote risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: Op 30 april 2021 heeft Tsjechië aanvullende relevante factoren naar voren gebracht. De autoriteiten beschouwen de toestand van de Tsjechische overheidsfinanciën voorafgaand aan de pandemie, inclusief begrotingsbuffers en lage overheidsschuld, als relevante verzachtende factoren. Overeenkomstig de wijzigingen van de Wet begrotingsverantwoordelijkheid zal in 2022 een consolidatie van de overheidsfinanciën van start gaan, met een minimale begrotingsinspanning van 0,5 procentpunt per jaar.

4.2.4Denemarken

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 2,7 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 2,9 % groeien, en met 3,5 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2021 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 1,1 % van het bbp in 2020 tot 2,1 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 1,4 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 3,6 % van het bbp in 2020 tot 3,7 % in 2021, en zijn daarmee hoger dan het overheidstekort in 2020 en 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 5,2 % en 5,8 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn tijdelijk of gaan gepaard met compenserende maatregelen.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 34 %, en eind 2019 op 33,3 %, alvorens toe te nemen tot 42,2 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 40,2 % van het bbp eind 2021 tot 38,8 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op lage risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Denemarken op 12 mei 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.5Duitsland

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 4,9 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 3,4 % groeien, en met 4,1 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan netto-uitvoer en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 4,2 % van het bbp in 2020 tot 7,5 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 2,5 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 2,7 % van het bbp in 2020 tot 2,8 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 5,9 % en 9,2 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 1 % van het bbp.

Duitsland heeft te kampen met onevenwichtigheden in de zin van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. Het overschot op de lopende rekening blijft hoog, wat een weerspiegeling is van getemperde investeringen in vergelijking met de besparingen, en heeft grensoverschrijdende relevantie. Vooruitblikkend biedt het herstel- en veerkrachtplan een kans om onevenwichtigheden, investeringen en hervormingsbehoeften aan te pakken.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 61,8 %, en eind 2019 op 59,7 %, alvorens toe te nemen tot 69,8 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 73,1 % van het bbp eind 2021 tot 72,2 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op lage risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: Op 3 mei 2021 heeft Duitsland aanvullende relevante factoren naar voren gebracht, namelijk dat de geplande begroting uitgaat van een volledige uitvoering van alle steunmaatregelen. 

4.2.6Estland

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 2,9 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 2,8 % groeien, en met 5 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en netto-uitvoer. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 4,9 % van het bbp in 2020 tot 5,6 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 3,3 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 5,7 % van het bbp in 2020 tot 6,3 % in 2021, en zijn daarmee hoger dan het overheidstekort in 2020 en 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 5 % en 5,6 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 1 % van het bbp.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 8,2 %, en eind 2019 op 8,4 %, alvorens toe te nemen tot 18,2 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting oplopen van 21,3 % van het bbp eind 2021 tot 24 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op lage risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Estland op 29 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.7Ierland

Macro-economische situatie op middellange termijn: Dit is de enige lidstaat in de EU waar de economische activiteit in 2020 niet terugliep; de bbp-groei nam slechts af tot 3,4 %. De economie zal in 2021 naar verwachting met 4,6 % groeien, en met 5 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan investeringen en particuliere consumptie. De jaarlijkse “gewijzigde binnenlandse vraag” 19 , een maatstaf die de onderliggende binnenlandse economie beter weerspiegelt, wijst echter op een krimp met 5,4 % in 2020. Volgens deze maatstaf zou de economie groeien met 4,3 % in 2021 en met 7 % in 2022, en de economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal in 2021 naar verwachting stabiel blijven op 5 % van het bbp, en vervolgens dalen tot 2,9 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 2,7 % van het bbp in 2020 tot 2,9 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting 5,7 % van het bbp in beide jaren, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn grotendeels tijdelijk of geflankeerd door compenserende maatregelen.

Ierland heeft te kampen met onevenwichtigheden in de zin van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden verband met de grote particuliere en overheidsschulden en de externe nettoverplichtingen blijven bestaan. Vooruitblikkend biedt het herstel- en veerkrachtplan een kans om onevenwichtigheden, investeringen en hervormingsbehoeften aan te pakken.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 63 %, en eind 2019 op 57,4 %, alvorens toe te nemen tot 59,5 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 61,4 % van het bbp eind 2021 tot 59,7 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op lage risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Ierland op 30 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.8Griekenland

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 8,2 % in 2020 zal de economie naar verwachting met 4,1 % groeien in 2021, en met 6 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 9,7 % van het bbp in 2020 tot 10 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 3,2 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 3 % van het bbp in 2020 tot 4,9 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 11,3 % en 11,7 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen, en voor 2022 aangekondigde, discretionaire begrotingsmaatregelen zijn tijdelijk of gaan gepaard met compenserende maatregelen.

Griekenland heeft te kampen met onevenwichtigheden in de zin van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden verband met de hoge overheidsschuld, de onvolledige externe herbalancering en de hoge niet-renderende leningen, in een context van hoge werkloosheid en lage potentiële groei. Vooruitblikkend biedt het herstel- en veerkrachtplan een kans om onevenwichtigheden, investeringen en hervormingsbehoeften aan te pakken.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 186,2 %, en eind 2019 op 180,5 %, alvorens toe te nemen tot 205,6 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 208,8 % van het bbp eind 2021 tot 201,5 % van het bbp eind 2022. Griekenland staat onder verscherpt toezicht 20 . De schuldhoudbaarheidsanalyse bevestigt de hoge risico’s op de middellange termijn. Volgens de referentieprojectie op 10 jaar zou de overheidsschuldquote gedurende de periode dalen, maar op een hoog niveau blijven. Met name is het schuldtraject gevoelig voor macro-economische schokken op de middellange termijn. Wanneer rekening wordt gehouden met een breed scala van mogelijke tijdelijke schokken op macro-economische variabelen (door middel van stochastische projecties), is het waarschijnlijk dat de schuldquote in 2025 hoger kan zijn dan in 2020. Daarnaast wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse in het 10e verslag over het verscherpte toezicht op toegenomen houdbaarheidsrisico’s bij verschillende scenario’s 21 . Wat andere relevante factoren voor een algemene beoordeling van de houdbaarheid van de schuld betreft, beperken de samenstelling en het looptijdprofiel van de overheidsschuld de kwetsbaarheden als gevolg van schuld, terwijl uit voorwaardelijke verplichtingen aanvullende risico’s zouden kunnen voortvloeien. Een groot deel van de schuld wordt gefinancierd tegen lage rente met lange looptijden, hetgeen samen de omvangrijke kasreserves van de Griekse overheid het effect van kortetermijnschommelingen in financieringskosten doeltreffend opvangt. De schuldhoudbaarheidsanalyse in het 10e verslag over het verscherpte toezicht houdt geen rekening met de gevolgen van de in het herstel- en veerkrachtplan gepresenteerde hervormingen en investeringen voor de groei op lange termijn, hetgeen de houdbaarheidsrisico’s mogelijk verder beperkt. Er zijn daarentegen risico’s die voortvloeien uit de onzekerheid omtrent voorwaardelijke verplichtingen jegens de particuliere sector, waaronder de tijdens de pandemie of in het kader van de Hercules-regeling aan bedrijven en zelfstandigen verstrekte overheidsgaranties.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Griekenland op 29 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.9Spanje

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 10,8 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 5,9 % groeien, en met 6,8 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 11 % van het bbp in 2020 tot 7,6 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 5,2 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen in 2021 naar schatting stabiel blijven op 2,5 % van het bbp. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 8,1 % en 4,8 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn grotendeels tijdelijk of geflankeerd door compenserende maatregelen.

Spanje heeft te kampen met onevenwichtigheden in de zin van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden verband met de hoge externe en interne schuld, zowel van de overheid als van de particuliere sector, in een context van hoge werkloosheid en zijn grensoverschrijdend van belang. Vooruitblikkend biedt het herstel- en veerkrachtplan een kans om onevenwichtigheden, investeringen en hervormingsbehoeften aan te pakken.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 97,4 %, en eind 2019 op 95,5 %, alvorens toe te nemen tot 120 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 119,6 % van het bbp eind 2021 tot 116,9 % van het bbp eind 2022. De schuldhoudbaarheidsanalyse bevestigt de hoge risico’s op de middellange termijn. Volgens de referentieprojectie op 10 jaar zou de overheidsschuldquote stabiliseren en in de tweede helft van de periode licht dalen, maar op een hoog niveau blijven. Het schuldtraject is gevoelig voor macro-economische schokken. Wanneer rekening wordt gehouden met een breed scala van mogelijke tijdelijke schokken op macro-economische variabelen (door middel van stochastische projecties), is het waarschijnlijk dat de schuldquote in 2025 hoger kan zijn dan in 2020. Wat andere voor een algemene beoordeling van de houdbaarheid van de schuld relevante factoren betreft, worden de risico’s onder meer beperkt door het verlengen van de looptijd van de schuld in de afgelopen jaren, de betrekkelijk stabiele financieringsbronnen (met een gediversifieerd en breed beleggersbestand) en – mede dankzij de interventies van het Eurosysteem – historisch lage financieringskosten. Daarnaast zal de uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen. Bovendien zullen de brutofinancieringsbehoeften naar verwachting afnemen. De risicoverhogende factoren hangen samen met risico’s van voorwaardelijke verplichtingen die te herleiden zijn tot de particuliere sector, onder meer via de mogelijke opvraging van overheidsgaranties die tijdens de COVID-19-crisis aan bedrijven en zelfstandigen zijn verleend.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: Op 30 april 2021 heeft Spanje aanvullende relevante factoren naar voren gebracht, namelijk i) dat de vermogensbeheerder SAREB met ingang van het statistische jaar 2020 bij de overheid wordt ingedeeld, waardoor het tekort en de schuld in 2020 respectievelijk circa 1 procentpunt en 3 procentpunten hoger zullen uitvallen; en ii) dat Spanje tevens maatregelen aan de ontvangstenzijde heeft doorgevoerd, met name nieuwe belastingen op financiële transacties, bepaalde digitale diensten en wegwerpplastic, die de overheidsfinanciën naar verwachting zullen versterken op middellange termijn.

4.2.10Frankrijk

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 8,1 % in 2020 zal de economie naar verwachting met 5,7 % groeien in 2021, en met 4,2 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan investeringen en particuliere consumptie. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 9,2 % van het bbp in 2020 tot 8,5 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 4,7 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 3,8 % van het bbp in 2020 tot 3,9 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 6,2 % en 5,7 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen, en voor 2022 aangekondigde, discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 1 % van het bbp.

Frankrijk heeft te kampen met onevenwichtigheden in de zin van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden verband met de hoge overheidsschuld, het zwakke concurrentievermogen en de lage productiviteitsgroei, die grensoverschrijdend van belang zijn. Vooruitblikkend biedt het herstel- en veerkrachtplan een kans om onevenwichtigheden, investeringen en hervormingsbehoeften aan te pakken.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 98 %, en eind 2019 op 97,6 %, alvorens toe te nemen tot 115,7 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 117,4 % van het bbp eind 2021 tot 116,4 % van het bbp eind 2022. De schuldhoudbaarheidsanalyse bevestigt de hoge risico’s op de middellange termijn. Volgens de referentieprojectie op 10 jaar zou de overheidsschuldquote stabiliseren en in de tweede helft van de periode licht dalen, maar op een hoog niveau blijven. Het schuldtraject is gevoelig voor macro-economische schokken. Wanneer rekening wordt gehouden met een breed scala van mogelijke tijdelijke schokken op macro-economische variabelen (door middel van stochastische projecties), is het waarschijnlijk dat de schuldquote in 2025 hoger kan zijn dan in 2020. Wat andere voor een algemene beoordeling van de houdbaarheid van de schuld relevante factoren betreft, worden de risico’s onder meer beperkt door het verlengen van de looptijd van de schuld in de afgelopen jaren, de betrekkelijk stabiele financieringsbronnen (met een gediversifieerd en breed beleggersbestand) en – mede dankzij de interventies van het Eurosysteem – historisch lage financieringskosten. Daarnaast zal de uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen. Bovendien zullen de brutofinancieringsbehoeften naar verwachting afnemen. De risicoverhogende factoren hangen samen met risico’s van voorwaardelijke verplichtingen die te herleiden zijn tot de particuliere sector, onder meer via de mogelijke opvraging van overheidsgaranties die tijdens de COVID-19-crisis aan bedrijven en zelfstandigen zijn verleend.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: Op 30 april 2021 heeft Frankrijk aanvullende relevante factoren naar voren gebracht, namelijk de beheerste stijging van de overheidsuitgaven in de afgelopen jaren, hetgeen naar schatting neerkomt op een gemiddelde stijging in reële termen van 0,7 % tussen 2017 en 2019.

4.2.11Kroatië

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 8 % in 2020 zal de economie naar verwachting met 5 % groeien in 2021, en met 6,1 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 7,4 % van het bbp in 2020 tot 4,6 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 3,2 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 5,6 % van het bbp in 2020 tot 6,3 % in 2021, waarbij laatstgenoemd percentage het overheidstekort in 2021 overtreft. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 8,1 % en 5,3 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn grotendeels tijdelijk of geflankeerd door compenserende maatregelen.

Kroatië heeft te kampen met onevenwichtigheden in de zin van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden verband met overheids-, particuliere en externe schulden, in een context van lage potentiële groei. Vooruitblikkend biedt het herstel- en veerkrachtplan een kans om onevenwichtigheden, investeringen en hervormingsbehoeften aan te pakken.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 74,3 %, en eind 2019 op 72,8 %, alvorens toe te nemen tot 88,7 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 85,6 % van het bbp eind 2021 tot 82,9 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op middelgrote risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Kroatië op 30 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.12Italië

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 8,9 % in 2020 zal de economie naar verwachting met 4,2 % groeien in 2021, en met 4,4 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal in 2022 naar verwachting nog niet uitkomen op het jaarlijkse niveau van vóór de crisis, doordat het bbp in 2022 waarschijnlijk nog altijd 0,9 % lager uitvalt dan in 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 9,5 % van het bbp in 2020 tot 11,7 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 5,8 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 2,7 % van het bbp in 2020 tot 2,9 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 8 % en 10,2 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 1 % van het bbp.

Italië heeft te kampen met onevenwichtigheden in de zin van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden verband met de hoge overheidsschuld en de aanhoudend zwakke productiviteitsdynamiek, die grensoverschrijdend van belang zijn in een context van een fragiele arbeidsmarkt en banksector. Vooruitblikkend biedt het herstel- en veerkrachtplan een kans om onevenwichtigheden, investeringen en hervormingsbehoeften aan te pakken.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 134,4 %, en eind 2019 op 134,6 %, alvorens toe te nemen tot 155,8 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 159,8 % van het bbp eind 2021 tot 156,6 % van het bbp eind 2022. De schuldhoudbaarheidsanalyse bevestigt de hoge risico’s op de middellange termijn. Volgens de referentieprojectie op 10 jaar zou de overheidsschuldquote in de komende vijf jaar stabiliseren en in de tweede helft van de periode dalen, maar op een hoog niveau blijven. Het schuldtraject is gevoelig voor macro-economische schokken. Wanneer rekening wordt gehouden met een breed scala van mogelijke tijdelijke schokken op macro-economische variabelen (door middel van stochastische projecties), is het waarschijnlijk dat de schuldquote in 2025 hoger kan zijn dan in 2020. Wat andere voor een algemene beoordeling van de houdbaarheid van de schuld relevante factoren betreft, worden de risico’s onder meer beperkt door het verlengen van de looptijd van de schuld in de afgelopen jaren, de betrekkelijk stabiele financieringsbronnen (met een gediversifieerd en breed beleggersbestand) en – mede dankzij de interventies van het Eurosysteem – historisch lage financieringskosten. Daarnaast zal de uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen. Bovendien zullen de brutofinancieringsbehoeften naar verwachting afnemen. De risicoverhogende factoren hangen samen met risico’s van voorwaardelijke verplichtingen die te herleiden zijn tot de particuliere sector, onder meer via de mogelijke opvraging van overheidsgaranties die tijdens de COVID-19-crisis aan bedrijven zijn verleend.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: Op 30 april 2021 heeft Italië aanvullende relevante factoren naar voren gebracht, namelijk de aanzienlijke activa van de overheid en hun rol voor haar algehele kredietwaardigheid, het relatief lage aantal voorwaardelijke verplichtingen zelfs na de toename als gevolg van de COVID-19-crisis, alsook dat de omvang van de schuld in handen van de markt naar verwachting aanzienlijk lager zal zijn dan het totale schuldniveau in de komende jaren.

4.2.13Cyprus

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 5,1 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 3,1 % groeien, en met 3,8 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en netto-uitvoer. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 5,7 % van het bbp in 2020 tot 5,1 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 2 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 2,9 % van het bbp in 2020 tot 3,5 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 7,6 % en 6,8 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn grotendeels tijdelijk of geflankeerd door compenserende maatregelen.

Cyprus heeft te kampen met onevenwichtigheden in de zin van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden verband met de grote volumes externe, overheids- en particuliere schulden, en nog steeds hoge niet-renderende leningen, naast een aanzienlijk tekort op de lopende rekening. Vooruitblikkend biedt het herstel- en veerkrachtplan een kans om onevenwichtigheden, investeringen en hervormingsbehoeften aan te pakken.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 99,2 %, en eind 2019 op 94 %, alvorens toe te nemen tot 118,2 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 112,2 % van het bbp eind 2021 tot 106,6 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op middelgrote risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Cyprus op 29 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.14Letland

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 3,6 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 3,5 % groeien, en met 6 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 4,5 % van het bbp in 2020 tot 7,3 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 2 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 5,7 % van het bbp in 2020 tot 6,2 % in 2021, waarbij eerstgenoemd percentage hoger is dan het overheidstekort in 2020. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 4 % en 6,8 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 1 % van het bbp.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 37,1 %, en eind 2019 op 37 %, alvorens toe te nemen tot 43,5 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 47,3 % van het bbp eind 2021 tot 46,4 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op lage risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Letland op 30 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.15Litouwen

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 0,9 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 2,9 % groeien, en met 3,9 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2021 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 7,4 % van het bbp in 2020 tot 8,2 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 6 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting dalen van 4,1 % van het bbp in 2020 tot 3,9 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 8 % en 9 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 1 % van het bbp.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 33,7 %, en eind 2019 op 35,9 %, alvorens toe te nemen tot 47,3 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting oplopen van 51,9 % van het bbp eind 2021 tot 54,1 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op middelgrote risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Litouwen op 30 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.16Luxemburg

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 1,3 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 4,5 % groeien, en met 3,3 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en netto-uitvoer. De economische activiteit zal naar verwachting in 2021 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 4,1 % van het bbp in 2020 tot 0,3 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 0,1 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting dalen van 5 % van het bbp in 2020 tot 4,3 % in 2021, en zijn daarmee hoger dan het overheidstekort in 2020 en 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 6,5 % en 2,7 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn grotendeels tijdelijk of geflankeerd door compenserende maatregelen.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 21 %, en eind 2019 op 22 %, alvorens toe te nemen tot 24,9 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 27 % van het bbp eind 2021 tot 26,8 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op lage risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Luxemburg op 30 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.17Hongarije

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 5 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 5 % groeien, en met 5,5 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan investeringen en particuliere consumptie. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 8,1 % van het bbp in 2020 tot 6,8 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 4,5 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen in 2021 naar schatting stabiel blijven op 6,4 % van het bbp. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 5,9 % en 4,5 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 2 % van het bbp.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 69,1 %, en eind 2019 op 65,5 %, alvorens toe te nemen tot 80,4 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 78,6 % van het bbp eind 2021 tot 77,1 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op middelgrote risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Hongarije op 30 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.18Malta

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 7 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 4,6 % groeien, en met 6,1 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 10,1 % van het bbp in 2020 tot 11,8 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 5,5 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 4,5 % van het bbp in 2020 tot 5,6 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 10,6 % en 12,1 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn grotendeels tijdelijk of geflankeerd door compenserende maatregelen.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 44,8 %, en eind 2019 op 42 %, alvorens toe te nemen tot 54,3 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting oplopen van 64,7 % van het bbp eind 2021 tot 65,5 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op middelgrote risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Malta op 10 mei 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.19Nederland

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 3,7 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 2,3 % groeien, en met 3,6 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan overheidsconsumptie en netto-uitvoer. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 4,3 % van het bbp in 2020 tot 5 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 1,8 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 3,4 % van het bbp in 2020 tot 3,9 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 6,1 % en 6,9 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 1 % van het bbp.

Nederland heeft te kampen met onevenwichtigheden in de zin van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. De particuliere schuld en het overschot op de lopende rekening blijven hoog en zijn grensoverschrijdend van belang. Vooruitblikkend biedt het herstel- en veerkrachtplan een kans om onevenwichtigheden, investeringen en hervormingsbehoeften aan te pakken.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 52,4 %, en eind 2019 op 48,7 %, alvorens toe te nemen tot 54,5 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 58 % van het bbp eind 2021 tot 56,8 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op lage risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Nederland op 4 mei 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.20Oostenrijk

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 6,6 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 3,4 % groeien, en met 4,3 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 8,9 % van het bbp in 2020 tot 7,6 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 3 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 3,4 % van het bbp in 2020 tot 3,6 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 9,6 % en 8,4 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 1 % van het bbp.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 74 %, en eind 2019 op 70,5 %, alvorens toe te nemen tot 83,9 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 87,2 % van het bbp eind 2021 tot 85 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op middelgrote risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Oostenrijk op 28 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.21Polen

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 2,7 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 4 % groeien, en met 5,4 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2021 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 7 % van het bbp in 2020 tot 4,3 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 2,3 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 4,4 % van het bbp in 2020 tot 4,7 % in 2021, waarbij laatstgenoemd percentage het overheidstekort in 2021 overtreft. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 6,4 % en 3,7 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn tijdelijk of gaan gepaard met compenserende maatregelen.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 48,8 %, en eind 2019 op 45,6 %, alvorens toe te nemen tot 57,5 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 57,1 % van het bbp eind 2021 tot 55,1 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op lage risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: Op 30 april 2021 heeft Polen aanvullende relevante factoren naar voren gebracht, namelijk dat de stijging van de schuldquote niet alleen toe te schrijven was aan het tekort maar ook aan een uitgifte van obligaties door het Poolse Ontwikkelingsfonds in het kader van de beleidsrespons.

4.2.22Portugal

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 7,6 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 3,9 % groeien, en met 5,1 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 5,7 % van het bbp in 2020 tot 4,7 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 3,4 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 2,2 % van het bbp in 2020 tot 2,5 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 6 % en 5,1 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 1 % van het bbp.

Portugal heeft te kampen met onevenwichtigheden in de zin van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden verband met de grote volumes externe nettoverplichtingen, particuliere en overheidsschulden, en nog steeds hoge niet-renderende leningen, tegen een achtergrond van lage productiviteitsgroei. Vooruitblikkend biedt het herstel- en veerkrachtplan een kans om onevenwichtigheden, investeringen en hervormingsbehoeften aan te pakken.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 121,5 %, en eind 2019 op 116,8 %, alvorens toe te nemen tot 133,6 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 127,2 % van het bbp eind 2021 tot 122,3 % van het bbp eind 2022. De schuldhoudbaarheidsanalyse bevestigt de hoge risico’s op de middellange termijn. Volgens de referentieprojectie op 10 jaar zou de overheidsschuldquote gedurende de projectieperiode dalen, maar op een hoog niveau blijven. Het schuldtraject is gevoelig voor macro-economische schokken. Wanneer rekening wordt gehouden met een breed scala van mogelijke tijdelijke schokken op macro-economische variabelen (door middel van stochastische projecties), is het waarschijnlijk dat de schuldquote in 2025 hoger kan zijn dan in 2020. Wat andere voor een algemene beoordeling van de houdbaarheid van de schuld relevante factoren betreft, worden de risico’s onder meer beperkt door het verlengen van de looptijd van de schuld in de afgelopen jaren, de betrekkelijk stabiele financieringsbronnen (met een gediversifieerd en breed beleggersbestand), de geleidelijke verlichting van het aflossingsprofiel van de overheidsschuld en – mede dankzij de interventies van het Eurosysteem – historisch lage financieringskosten. Daarnaast zal de uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen. Het ministerie van Financiën deelde voorts mee dat chartaal geld en deposito’s in 2020 waren toegenomen met 4,7 % van het bbp, terwijl de brutofinancieringsbehoeften naar verwachting zullen afnemen. De risicoverhogende factoren hangen samen met risico’s van voorwaardelijke verplichtingen die te herleiden zijn tot een aantal overheidsbedrijven en de particuliere sector, onder meer de mogelijke opvraging van overheidsgaranties die tijdens de COVID-19-crisis aan bedrijven zijn verleend.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: Op 30 april 2021 heeft Portugal aanvullende relevante factoren naar voren gebracht. In hun brief hebben de Portugese autoriteiten de nadruk gelegd op de positieve ontwikkeling van de budgettaire situatie van Portugal in de jaren voorafgaand aan de uitbraak van de COVID-19-pandemie, waarbij het overheidssaldo in 2019 een overschot liet zien en de overheidsschuldquote over de periode 2016-2019 gestaag daalde. De Portugese autoriteiten wezen eveneens op de asymmetrische gevolgen van de crisis vanwege landspecifieke kenmerken. Voor Portugal betreft dit met name zijn omvangrijke horecasector, die zwaar getroffen werd door de verstoringen van het internationale toerisme.

4.2.23Slovenië

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 5,5 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 4,9 % groeien, en met 5,1 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan particuliere consumptie en investeringen. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 8,4 % van het bbp in 2020 tot 8,5 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 4,7 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 4,2 % van het bbp in 2020 tot 5,8 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 9 % en 9,1 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn grotendeels tijdelijk of geflankeerd door compenserende maatregelen.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 70,3 %, en eind 2019 op 65,6 %, alvorens toe te nemen tot 80,8 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 79 % van het bbp eind 2021 tot 76,7 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op middelgrote risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Slovenië op 30 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.24Slowakije

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 4,8 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 4,8 % groeien, en met 5,2 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan investeringen en netto-uitvoer. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 6,2 % van het bbp in 2020 tot 6,5 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 4,1 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting stijgen van 3,5 % van het bbp in 2020 tot 3,8 % in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 4,8 % en 5,2 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 1 % van het bbp.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 49,6 %, en eind 2019 op 48,2 %, alvorens toe te nemen tot 60,6 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 59,5 % van het bbp eind 2021 tot 59 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op middelgrote risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds ingegaan op de belangrijkste factoren die Slowakije op 28 april 2021 naar voren heeft gebracht.

4.2.25Finland

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 2,8 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 2,7 % groeien, en met 2,8 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan de binnenlandse vraag, met name de particuliere en de overheidsconsumptie. De economische activiteit zal naar verwachting in 2022 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting dalen van 5,4 % van het bbp in 2020 tot 4,6 % van het bbp in 2021, en vervolgens tot 2,1 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen in 2021 naar schatting stabiel blijven op 4,6 % van het bbp, hetgeen nagenoeg overeenkomt met het overheidstekort in 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 4,6 % en 4 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen zijn tijdelijk of gaan gepaard met compenserende maatregelen.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 59,7 %, en eind 2019 op 59,5 %, alvorens toe te nemen tot 69,2 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 71 % van het bbp eind 2021 tot 70,1 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op lage risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: Op 30 april 2021 heeft Finland aanvullende relevante factoren naar voren gebracht, namelijk zijn toezegging om de structurele maatregelen te treffen die nodig zijn om de uitdagingen inzake de houdbaarheid van de schuld op lange termijn het hoofd te bieden, hetgeen onder meer wordt toegelicht in het onlangs aangenomen stappenplan voor houdbaarheid tot 2030. De regering wees er tevens op dat zij haar sterke nettovermogenspositie kan aanwenden om groei en daarmee de duurzaamheid van de economie op lange termijn te bevorderen.

4.2.26Zweden

Macro-economische situatie op middellange termijn: Na een krimp van 2,8 % in 2020 zal de economie in 2021 naar verwachting met 4,4 % groeien, en met 3,3 % in 2022. De groei in 2021 is vooral toe te schrijven aan de binnenlandse vraag, met name de particuliere en de overheidsconsumptie. De economische activiteit zal naar verwachting in 2021 weer uitkomen op het niveau van 2019.

Begrotingssituatie op de middellange termijn, inclusief investeringen: Het overheidstekort zal naar verwachting stijgen van 3,1 % van het bbp in 2020 tot 3,3 % van het bbp in 2021, en vervolgens dalen tot 0,5 % van het bbp in 2022. De overheidsinvesteringen zullen naar schatting dalen van 5,1 % van het bbp in 2020 tot 5,0 % in 2021, en zijn daarmee hoger dan het overheidstekort in 2020 en 2021. De nationaal gefinancierde begrotingssteun in 2020 en 2021 – als gemeten door de verandering in het primaire saldo in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (2019) – bedraagt naar schatting respectievelijk 3,8 % en 4 % van het bbp, met inbegrip van discretionaire begrotingsmaatregelen en de werking van de automatische stabilisatoren. De in 2020 en 2021 genomen maatregelen zijn in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. Sommige van de door de regering in 2020 en 2021 genomen, en voor 2022 aangekondigde, discretionaire maatregelen lijken niet tijdelijk te zijn of met compenserende maatregelen gepaard te gaan. Na de prognoseperiode van de Commissie, in 2023, wordt het resterende effect van die niet-tijdelijke maatregelen voorlopig geraamd op ongeveer 1 % van het bbp.

Zweden heeft te kampen met onevenwichtigheden in de zin van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden verband met de hoge en stijgende schuldenlast van de huishoudens, terwijl de overwaarderingsrisico’s op de huizenmarkt blijven bestaan. Vooruitblikkend biedt het herstel- en veerkrachtplan een kans om onevenwichtigheden, investeringen en hervormingsbehoeften aan te pakken.

Schuldpositie op middellange termijn: Eind 2018 kwam de overheidsschuld uit op 38,9 %, en eind 2019 op 35 %, alvorens toe te nemen tot 39,9 % van het bbp eind 2020. Vervolgens zal de overheidsschuld naar verwachting dalen van 40,8 % van het bbp eind 2021 tot 39,4 % van het bbp eind 2022. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse op lage risico’s op de middellange termijn. De uitvoering van hervormingen en investeringen in het kader van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zal naar verwachting een aanzienlijk positief en blijvend effect hebben op de bbp-groei in de komende jaren, hetgeen, onder overigens gelijke omstandigheden, aan de verbetering van de houdbaarheid van de schuld moet bijdragen.

Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren: Op 29 april 2021 heeft Zweden de Commissie meegedeeld dat het geen aanvullende relevante factoren naar voren zal brengen.


5.Conclusies

De ernstige economische neergang als gevolg van de COVID-19-pandemie heeft in 2020 geleid tot een forse toename van de overheidstekorten en de overheidsschuld in alle lidstaten. Naar aanleiding hiervan werd de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact geactiveerd en werden de lidstaten aangemoedigd om ondersteunend begrotingsbeleid te voeren om de pandemie aan te pakken, en tegelijkertijd de houdbaarheid van hun begrotingspositie op middellange termijn te waarborgen.

In 23 van de 26 lidstaten lag het overheidstekort in 2020 boven en niet dicht bij de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp – namelijk in België, Tsjechië, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije en Finland.

Tegelijkertijd lag het overheidstekort in Bulgarije en Zweden weliswaar boven maar dicht bij 3 % van het bbp.

Volgens zijn convergentieprogramma 2021 plant Denemarken voor 2021 een overheidstekort van 3,3 % van het bbp, hetgeen weliswaar boven maar dicht bij 3 % van het bbp ligt.

De overschrijding van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde voor de 26 EU-lidstaten wordt volgens de definities van het Verdrag als uitzonderlijk beschouwd. Met uitzondering van Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Ierland, Cyprus, Letland, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Polen, Finland en Zweden zal de overschrijding van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde naar verwachting echter niet tijdelijk zijn.

Terdege rekening houdende met alle relevante factoren 22 , wijst de analyse erop dat Bulgarije, Denemarken en Zweden aan het in het Verdrag en in Verordening (EG) nr. 1467/97 vastgelegde tekortcriterium voldoen. 23 lidstaten voldoen niet aan het tekortcriterium: België, Tsjechië, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije en Finland 23 .

Eind 2020 overschreed de bruto-overheidsschuld de referentiewaarde van 60 % van het bbp in België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Hongarije, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Finland. Uit de gegevens blijkt dat België, Griekenland, Kroatië, Italië, Cyprus, Hongarije, Oostenrijk, Portugal en Slovenië in 2020 niet voldeden aan de schuldreductiebenchmark. De berekening van de schuldreductiebenchmark is weinigzeggend in het geval van Duitsland, Slowakije en Finland. Aangezien voor Slowakije de schuldquote in 2021 naar verwachting lager zal uitvallen dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde, wordt het echter geacht aan het schuldcriterium te voldoen. Bovendien boekten Spanje en Frankrijk, die onder de overgangsregel voor de schuld vallen, onvoldoende vooruitgang om in 2020 aan de schuldreductiebenchmark te voldoen.

Rekening houdende met alle relevante factoren, wijst de analyse erop dat aan het in het Verdrag en in Verordening (EG) nr. 1467/97 vastgelegde schuldcriterium wordt voldaan door Slowakije. Er wordt niet aan het schuldcriterium voldaan door België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Hongarije, Oostenrijk, Portugal, Slovenië en Finland.


(1) De clausule, die in artikel 5, lid 1, artikel 6, lid 3, artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 en artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 is neergelegd, vergemakkelijkt de coördinatie van het begrotingsbeleid in tijden van ernstige economische neergang.
(2) Mededeling van de Commissie aan de Raad over de activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact, Brussel, 20.3.2020, COM(2020) 123 final.
(3) Aanbevelingen van de Raad van 20 juli 2020 (2020/C 282/01 tot en met 2020/C 282/27), PB C 282 van 26.8.2020, blz. 1.
(4) In afwachting van de definitieve aanneming door de Raad, na bekrachtiging door de Europese Raad. De door de Eurogroep op 16 december 2020 overeengekomen tekst is beschikbaar op: https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14356-2020-INIT/nl/pdf  
(5) Mededeling van de Commissie over de jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2021, Brussel, 17.9.2020, COM(2020) 575 final.
(6) PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17.
(7) Mededeling van de Commissie aan de Raad “Een jaar na de uitbraak van COVID-19: de respons vanuit het begrotingsbeleid”, Brussel, 3.3.2021, COM(2021) 105 final.
(8) Mededeling van de Commissie over de coördinatie van het economisch beleid in 2021: COVID-19 overwinnen, het herstel ondersteunen en onze economie moderniseren, Brussel, 2.6.2021, COM(2021) 500 final.
(9) Eurostat Euro Indicators 48/2021 van 22 april 2021.
(10) Ook het overheidstekort van Roemenië overschreed 3 % van het bbp in 2020, en tegen deze lidstaat loopt een buitensporigtekortprocedure. Roemenië is derhalve niet opgenomen in dit verslag. Op 26 mei 2021 heeft de Commissie de Raad aanbevolen om een aanbeveling voor Roemenië vast te stellen op grond van artikel 126, lid 7, van het Verdrag, teneinde de buitensporigtekortsituatie te verhelpen.
(11) De in dit verslag opgenomen cijfers zijn ontleend aan de voorjaarsprognoses 2021 van de Commissie, tenzij anders vermeld.
(12) Van toepassing tijdens de overgangsperiode van drie jaar vanaf de correctie van het buitensporig tekort, voor buitensporigtekortprocedures die in november 2011 liepen.
(13) Het verschil tussen het overheidstekort dat in het stabiliteitsprogramma van Denemarken wordt gepland (-3,3 % van het bbp) en het overheidstekort dat in de voorjaarsprognoses 2021 van de Commissie wordt verwacht (-2,1 % van het bbp) valt grotendeels te verklaren door het feit dat de Commissie een betere macro-economische vooruitzichten verwacht, met name dankzij een sterkere binnenlandse vraag, hetgeen bijdraagt aan hogere belastinginkomsten, en door optimistischere aannames over de fiscale heffing op pensioenrendement (dat dichter bij het in 2019 en 2020 behaalde rendement blijkt te liggen dan gedacht).
(14) De bijgewerkte ramingen van de Commissie wijzen op 4,5 procentpunten, uitgaande van de simulatie-analyse die is gepresenteerd in Pfeiffer, P., Roeger, W. en in ’t Veld, J. (2020), “The COVID-19 pandemic in the EU: Macroeconomic transmission and economic policy response”, European Economy-Discussion Paper 127, juli 2020.
(15) De schuldhoudbaarheidsanalyse houdt geen rekening met de langeretermijngevolgen voor de groei van de hervormingen en investeringen die door de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd, waardoor de houdbaarheidsrisico’s mogelijk worden beperkt.
(16) Debt Sustainability Monitor 2020 (februari 2021), European Economy-Institutional Papers 143.
(17) Vergrijzingsverslag 2021: Economic and budgetary projections for the EU Member States (2019-2070) (mei 2021), European Economy-Institutional Papers 148.
(18) Nadere informatie in de economische voorjaarsprognoses 2021: https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/economy-finance/ip149_en.pdf  
(19) De gewijzigde binnenlandse vraag is een maatstaf voor de binnenlandse activiteit die geen rekening houdt met mondialiseringseffecten, zoals de handel in intellectuele eigendom en de handel in vliegtuigen door leasemaatschappijen, en is een belangrijke indicator van de onderliggende vraag.
(20) Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/271 van de Commissie van 17 februari 2021 betreffende de verlenging van verscherpt toezicht voor Griekenland ( PB L 61 van 22.2.2021, blz. 3 ).
(21) Mededeling van de Commissie “Update verscherpt toezicht – Griekenland”, Brussel, 2.6.2021, COM(2021) 528 final.
(22) In punt 4 wordt toegelicht onder welke voorwaarden de relevante factoren in aanmerking kunnen worden genomen bij de stappen die leiden tot het besluit over het bestaan van een buitensporig tekort op basis van het tekortcriterium. De relevante factoren moeten altijd in aanmerking worden genomen bij het beoordelen van de naleving op basis van het schuldcriterium.
(23) Tegen Roemenië loopt een buitensporigtekortprocedure en derhalve is deze lidstaat niet aan bod gekomen in dit verslag.