Bijlagen bij COM(2023)11 - Uitvoering van bijenteeltprogramma’s

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2023)11 - Uitvoering van bijenteeltprogramma’s.
document COM(2023)11 NLEN
datum 13 januari 2023
bijlage 10 bij de verordening inzake de strategische GLB-plannen (Verordening (EU) 2021/2115) 24 . Deze toewijzingen zijn berekend op basis van het aantal bijenkasten dat de lidstaten in 2013 in hun bijenteeltprogramma’s voor 2014-2016 hadden meegedeeld, aangepast voor de financieringsaanvragen in de programmeringsperiode 2017-2019 25 .


Figuur 2: Toewijzing van de EU-bijdrage per lidstaat voor de bijenteeltjaren 2020-2022


Bron: Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/974 van de Commissie (voor 2020) en Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/974 van de Commissie (voor 2021 en 2022).

4.5    Uitgaven per soort maatregel

Op grond van artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368 moeten de lidstaten elk jaar uiterlijk op 15 maart een jaarlijks uitvoeringsverslag over het voorbije bijenteeltjaar indienen. Van de eerste twee jaarverslagen, die betrekking hadden op de bijenteeltjaren 2020 26 en 2021 27 , is kennisgegeven in respectievelijk 2021 en 2022. De uitsplitsing van de uitgaven per soort maatregel voor het bijenteeltjaar 2021 wordt weergegeven in onderstaand cirkeldiagram (figuur 3). Ter vergelijking staat in figuur 4 een soortgelijke uitsplitsing per soort maatregel voor het bijenteeltjaar 2020, waaruit blijkt dat de algemene verdeling, gemeten als percentage, vergelijkbaar was.

In 2021 waren twee maatregelen (technische bijstand en bestrijding van vijanden van de bijenvolken) goed voor 54 % van de beschikbare financiering. In 2020 bedroeg het gecombineerde percentage voor deze maatregelen net als in de voorgaande jaren bijna 60 %. Hieruit blijkt dat er nog steeds behoefte is aan bijscholing van de bijenhouders en investeringen in bijenteeltuitrusting met steun via maatregel A (technische bijstand), en bijenteeltpraktijken voor de bestrijding van ziekten en vijanden van de bijenvolken met steun in het kader van maatregel B (bestrijding van vijanden van de bijenvolken).

Evenals in de voorgaande jaren, waren de volgende twee meest populaire maatregelen rationalisatie van de transhumance en herstel van het bijenbestand, samen goed voor 40 % van de totale uitgaven in de lidstaten in 2021 en 34 % in 2020. In verscheidene lidstaten is transhumance een essentiële bijenteeltpraktijk om gedurende het hele bijenteeltseizoen te voorzien in de voedingsbehoeften van de honingbijen en bestuivingsdiensten aan te bieden.

Maatregelen voor het uitvoeren van toegepast onderzoek en analyse van honing stonden wat steun betreft op de vijfde en de zesde plaats en kregen in 2021 respectievelijk 2,7 % en 2,4 % van de beschikbare financiering.

De maatregelen ter ondersteuning van productverbetering en marktmonitoring, die voor het eerst werden ingevoerd in het programma voor 2017-2019, kregen zowel in 2020 als in 2021 samen minder dan 2 % van de financiering.

Figuur 3: Expenditure in percentage per measure during apiculture year 2021


Bron: Jaarlijks uitvoeringsverslag van de lidstaten voor 2021.


Figuur 4: Uitgaven per maatregel in het bijenteeltjaar 2020, uitgedrukt in percentage


Bron: Jaarlijks uitvoeringsverslag van de lidstaten voor 2020.

5. METHODEN VOOR DE VASTSTELLING VAN HET AANTAL BIJENKASTEN

Op grond van artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 van de Commissie moeten de lidstaten die bijenteeltprogramma’s indienen, de Commissie vanaf 2017 elk jaar in kennis stellen van het aantal bijenkasten op hun grondgebied dat klaar is om te overwinteren. Voorts zijn de lidstaten op grond van artikel 2 van die verordening verplicht te beschikken over een betrouwbare methode om dat aantal vast te stellen. Deze methode moet in hun bijenteeltprogramma’s worden beschreven. Deze gedelegeerde verordening is in 2015 vastgesteld, op basis van de krachtens artikel 56, lid 1, punt b), van de GMO verleende bevoegdheid, en vormt de grondslag voor de toewijzing van de financiële bijdrage van de EU aan de bijenteeltprogramma’s van de lidstaten, gebaseerd op het aantal bijenkasten.

De gedelegeerde verordening bevat tevens de volgende definitie van “bijenkast”: “… de eenheid die een honingbijenkolonie bevat die voor de productie van honing, andere producten van de bijenteelt of kweekmateriaal voor honingbijen wordt gebruikt, en alle elementen die voor het overleven van die kolonie nodig zijn.” 

Hoewel de jaarlijkse financiering van de lidstaten in de strategische GLB-plannen niet langer wordt gebaseerd op het aantal bijenkasten waarvan is kennisgegeven, is het nog steeds belangrijk om het aantal bijenkasten in de lidstaten te kennen. Die informatie is noodzakelijk om de ontwikkelingen in de sector te kunnen volgen, de gevolgen van de steun te evalueren en de Europese burgers te informeren. In het kader van de toekomstige GLB-plannen overeenkomstig de artikelen 36 tot en met 38 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/126 28 zijn de lidstaten verplicht om in hun strategisch plan een beschrijving te geven van een betrouwbare methode voor het berekenen van het aantal bijenkasten dat klaar is om te overwinteren, en om elk jaar uiterlijk op 15 juni kennisgeving van het aantal bijenkasten te doen. Deze berekeningsmethoden, die door de lidstaten in het kader van zowel de programma’s voor 2020-2022 als de strategische plannen zijn gerapporteerd, blijven tamelijk ongewijzigd ten opzichte van de eerste gerapporteerde methoden in het kader van de bijenteeltprogramma’s voor 2017-2019, die zijn beschreven in het vorige verslag van 17 december 2019.

Aangezien er vóór de toepassing van die gedelegeerde handeling geen geharmoniseerde regels inzake deze aspecten waren, mag het aantal bijenkasten waarvan is kennisgegeven vóór de toepassing van die handeling in 2017 niet rechtstreeks worden vergeleken met het aantal bijenkasten waarvan na 15 maart 2017 is kennisgegeven. Toch wijst de historische langetermijntrend erop dat het aantal bijenkasten in de Europese Unie jaar na jaar toeneemt, zoals weergegeven in figuur 5. Die positieve tendens kan in bijna alle lidstaten worden waargenomen.


Figuur 5: Ontwikkeling van het aantal bijenkasten in de EU, in duizendtallen


Bron: De jaarlijkse kennisgeving door de lidstaten van het aantal bijenkasten dat op hun grondgebied klaar is om te overwinteren.

6. BIJENTEELT IN DE STRATEGISCHE GLB-PLANNEN NA 2022

Vanaf 2023 zal de steun aan de bijenteeltsector worden verleend via interventies in de bijenteeltsector die zijn opgenomen in de nationale strategische GLB-plannen. Terwijl de lidstaten krachtens de GMO op vrijwillige basis bijenteeltprogramma’s konden uitvoeren, worden bijenteeltprogramma’s met ingang van 2023 verplicht. De opname van de bijenteelt in de GLB-plannen zal de zichtbaarheid van de sector vergroten en ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met de bijdrage ervan aan de algemene doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

De financiering van interventies in de bijenteeltsector, zoals vastgesteld in bijlage X bij de verordening inzake de strategische GLB-plannen, blijft van 2023 tot en met 2025 constant 60 miljoen EUR per begrotingsjaar. De middelen voor 2023 zijn bedoeld voor zowel de interventies in de bijenteeltsector die worden uitgevoerd in het kader van de strategische plannen (en die worden betaald in de periode van 1 januari 2023 tot en met 15 oktober 2023) als de maatregelen voor de bijenteelt die worden uitgevoerd van 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022 in het kader van de huidige bijenteeltprogramma’s (en die worden betaald in de periode van 16 oktober 2022 tot en met 15 oktober 2023). Evenzo dienen de financiële middelen voor de latere begrotingsjaren ter dekking van de uitgaven voor de interventies in de bijenteeltsector die worden uitgevoerd in het kader van de strategische plannen, alsook van eventuele restuitgaven voor de maatregelen voor de bijenteelt die worden uitgevoerd in het kader van de huidige bijenteeltprogramma’s. Een aantal lidstaten zal de financiële toewijzing voor 2023 inderdaad inzetten voor de betaling van maatregelen die zijn uitgevoerd in de laatste vijf maanden van 2022, zoals in hun strategische plannen is aangegeven. Een andere wijziging in de strategische plannen stelt de lidstaten in staat hun medefinancieringspercentage te verhogen van de minimaal verplichte 50 % tot maximaal 70 % om hun budget verder te vergroten. Drie lidstaten (BG, IT en LU) hebben ervoor gekozen om dit te doen; de overige lidstaten gaan verder met het verplichte minimale medefinancieringspercentage van 50 %.

Bij het opzetten van hun interventies in de bijenteeltsector voor 2023-2027 in het kader van het strategisch plan moeten de lidstaten ten minste een van de specifieke doelstellingen van het GLB (artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2115) nastreven.

Net als bij de huidige programma’s zal de steun voor de bijenteelt worden verleend via een aantal interventies die worden ontwikkeld door de lidstaten in samenwerking met vertegenwoordigers van organisaties op het gebied van de bijenhouderij. De lidstaten kunnen kiezen uit de hieronder vermelde zeven interventietypes van artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2115, die voortvloeien uit de eerdere maatregelen uit hoofde van de GMO en waardoor de omvang van de verleende steun verder wordt uitgebreid. Dit zijn:

a) adviesdiensten, technische bijstand, opleiding, voorlichting en uitwisseling van beste praktijken, onder meer via netwerkvorming, voor bijenhouders en bijenhoudersorganisaties;

b) investeringen in materiële en immateriële activa, alsook andere acties, waaronder acties met het oog op:

I)bestrijding van vijanden van de bijenvolken en ziekten in de bijenteelt, in het bijzonder de varroamijtziekte;

II)voorkoming van schade veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden en stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van beheerpraktijken die aan de veranderende klimaatomstandigheden zijn aangepast;

III)herstel van het bijenbestand in de Unie, waaronder de bijenteelt;

IV)rationaliseren van de transhumance;

c) acties om laboratoria te ondersteunen bij de analyse van producten van de bijenteelt, verliezen van bijenkolonies of afnemende productiviteit en stoffen die mogelijk toxisch zijn voor bijen;

d) acties om het bestaande aantal bijenbestanden in de Unie in stand te houden of te vergroten, waaronder de bijenteelt;

e) samenwerking met instanties die gespecialiseerd zijn in de uitvoering van onderzoeksprogramma’s op het gebied van de bijenteelt en de producten van de bijenteelt;

f) afzetbevordering, communicatie en marketing, waaronder acties op het gebied van marktmonitoring en activiteiten die in het bijzonder zijn gericht op het vergroten van het consumentenbewustzijn over de kwaliteit van bijenteeltproducten;

g) acties om de kwaliteit van de producten te verbeteren.

7. CONCLUSIE

Het belang van de ondersteuning van de bijenteeltsector wordt door iedereen in de EU erkend, van EU-instellingen, nationale en regionale autoriteiten tot het algemene publiek. Ondanks het vrijwillige karakter ervan hebben alle lidstaten in de afgelopen jaren bijenteeltprogramma’s uitgevoerd, in nauwe samenwerking met de sector en vertegenwoordigers van de sector. Door de steun voor de bijenteeltsector als een voor alle lidstaten verplicht element op te nemen in de strategische GLB-plannen, wordt het belang van de sector verder onderstreept en wordt erkend dat de sector bijdraagt tot de specifieke doelstellingen van het GLB, met name tot het verbeteren van de biodiversiteit en de instandhouding van habitats. Daarnaast wordt erkend dat via deze programma’s waardevolle steun wordt verleend bij het aanpakken van de steeds grotere uitdagingen op het gebied van de bijenteelt, die nog worden versterkt door de klimaatverandering.

De reeks maatregelen is in de loop der jaren uitgebreid, met name met de nieuwste interventietypes die zijn opgenomen in de verordening inzake de strategische GLB-plannen. Deze interventies vormen een uitbreiding en een verbetering van de eerdere maatregelen en bieden een breder scala aan mogelijke acties om tegemoet te komen aan de behoeften van de sector in alle lidstaten. Daaraan gekoppeld moeten de aanzienlijke verhoging van de financiële middelen sinds 2021 en de ruimte voor de lidstaten om hun nationale medefinanciering op te voeren, de middelen verschaffen die de sector nodig heeft om de productie en afzet van producten van de bijenteelt te verbeteren en tegelijkertijd te voorzien in de diverse behoeften van de bijenhouders in de EU. Dit biedt goede vooruitzichten voor een gecontinueerde hoge benutting van de beschikbare middelen in alle lidstaten.

Een goede indicator van de gunstige gevolgen van deze programma’s voor de sector is het aantal bijenkasten, dat jaar na jaar blijft stijgen. Dit gaat evenwel niet altijd gepaard met een stijging van de productie, die onder meer sterk afhankelijk is van de klimatologische omstandigheden. Voor de totale winstgevendheid van de sector is het ook van belang dat de bijenhouders een eerlijke prijs voor hun producten krijgen. In de EU zijn de gemiddelde prijzen voor honing in de loop van de jaren niet veel gestegen, terwijl de productiekosten blijven stijgen en de invoerprijzen dalen. De vele uitdagingen kunnen alleen het hoofd worden geboden door middel van gezamenlijk inspanningen van iedereen. Aldus wordt onderstreept dat de ondersteuning van de sector moet worden voortgezet, met name omdat bijen onmisbaar zijn voor de landbouw en het milieu.

(1) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
(2)

 Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022 (PB L 437 van 28.12.2020, blz. 1).

(3) Council Regulation (EU, Euratom) 2020/2093 of 17 December 2020 laying down the multiannual financial framework for the years 2021 to 2027, OJ L 433 I, 22.12.2020, p. 11 . Het totale bedrag dat in het meerjarig financieel kader is gepland voor het Europees Landbouwgarantiefonds omvat een verhoging tot 60 miljoen EUR per jaar voor de bijenteeltprogramma’s.
(4) Verordening (EG) nr. 1221/97 van de Raad van 25 juni 1997 houdende algemene regels voor de uitvoering van de maatregelen tot verbetering van de productie en de afzet van honing (PB L 173 van 1.7.1997, blz. 1).
(5)

 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 van de Commissie van 11 mei 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft steun in de bijenteeltsector (PB L 211 van 8.8.2015, blz. 3).

(6) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368 van de Commissie van 6 augustus 2015 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft steun in de bijenteeltsector (PB L 211 van 8.8.2015, blz. 9).
(7) https://ec.europa.eu/eurostat
(8) https://comtrade.un.org/
(9) http://www.fao.org/home/en/
(10)

  https://ec.europa.eu/info/food-farming-fisheries/animals-and-animal-products/animal-products/honey_nl

(11) Overeenkomstig de eisen van artikel 15, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1475 van 6 september 2022 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de evaluatie van de strategische GLB-plannen en wat betreft de verstrekking van informatie voor monitoring- en evaluatiedoeleinden (PB L 232 van 7.9.2022, blz. 8).
(12) COM_COM(2019)0635_EN.pdf (europa.eu)
(13) Zelfvoorzieningsgraad = EU-productie/(productie + invoer – uitvoer).
(14) Bron van de handelsgegevens: Eurostat Comext, https://trade.ec.europa.eu/tradehelp/statistics
(15)

 Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/580 van de Commissie van 1 februari 2021 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 wat betreft de grondslag voor de toewijzing van de financiële bijdrage in de bijenteeltsector (PB L 124 van 12.4.2021, blz. 1).

(16)

 Uitvoeringsverordening (EU) 2021/166 van de Commissie van 10 februari 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368 wat betreft de verlenging van de nationale programma’s in de bijenteeltsector (PB L 48 van 11.2.2021, blz. 1).

(17)

 Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/974 van de Commissie van 12 juni 2019 tot goedkeuring van de door de lidstaten op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad ingediende nationale programma’s ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4177) (PB L 157 van 14.6.2019, blz. 28).

(18)

 Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/974 van de Commissie van 9 juni 2021 tot goedkeuring van de door de lidstaten op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad ingediende gewijzigde nationale programma’s ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt (Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 4021) (PB L 215 van 17.6.2021, blz. 37).

(19) De onder de bijenteeltprogramma’s vallende producten van de bijenteelt worden opgesomd in deel XXII van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1308/2013. Het betreft honing, koninginnengelei, propolis, pollen en bijenwas.
(20) De totale EU-bijdrage voor de EU-28, met inbegrip van het Verenigd Koninkrijk.
(21) Totaalbedrag voor de EU-27, exclusief het Verenigd Koninkrijk.
(22) EU-bijdrage voor de EU-27, exclusief het Verenigd Koninkrijk.
(23) De middelen voor het begrotingsjaar 2023 kunnen ook worden gebruikt voor de betaling van maatregelen die worden uitgevoerd van 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022, zoals toegelicht in punt 6.
(24) Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1).
(25) Artikel 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/580 van de Commissie.
(26) Tijdvak van 1 augustus 2019 tot en met 31 juli 2020.
(27) Tijdvak van 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2021.
(28)

 Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/126 van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad met aanvullende eisen voor bepaalde interventietypes die de lidstaten in het kader van die verordening in hun strategisch GLB-plan voor de periode 2023-2027 uitwerken, alsmede regels voor het aandeel in het kader van norm 1 inzake een goede landbouw- en milieuconditie (GLMC) (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 52).