Bijlagen bij COM(2023)438 - Standpunt EU in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGEN

bij

voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan, en tot intrekking van Besluit (EU) 2019/860


BIJLAGE I

Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC)

1.BEGINSELEN

In het kader van de IOTC moet de Unie:

a)erop toezien dat de in de IOTC vastgestelde maatregelen consistent zijn met het internationaal recht en met name met de bepalingen van het VN-Verdrag van 1982 inzake het recht van de zee, de VN-Overeenkomst van 1995 betreffende de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, de Overeenkomst van 1993 om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen en de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van 2009;

b)zorgen voor de bevordering van de doelstellingen van de overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee inzake de instandhouding en het duurzaam gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht (BBNJ), en van de 15e Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (COP 15), met name met het oog op een betere bescherming van de mariene biodiversiteit en de bescherming van 30 % van de wereldwijde oceaan door middel van beschermde mariene gebieden;

c)bijdragen aan de uitvoering van de Europese Green Deal, met inbegrip van de biodiversiteits- en de klimaatadaptatiestrategie, met name wat betreft natuurbescherming, en de “van boer tot bord”-strategie, en aan een sterker Europa in de wereld;

d)de doelstellingen van de strategie inzake kunststoffen en het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen, nastreven, met name de vermindering van kunststoffen en van mariene verontreiniging;

e)handelen in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen die de Unie in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid nastreeft, met name door middel van de voorzorgsbenadering en de doelstellingen in verband met de maximale duurzame opbrengst, zoals vastgesteld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, om de uitvoering van een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer te bevorderen, om ongewenste vangsten zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken en de teruggooi geleidelijk uit te bannen, om het effect van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en hun habitats zoveel mogelijk te beperken en om door het bevorderen van een economisch levensvatbare en concurrerende visserijsector in de Unie te zorgen voor een redelijke levensstandaard voor degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn, daarbij rekening houdend met de belangen van de consumenten;

f)handelen in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid 1 ;

g)handelen in overeenstemming met de doelstellingen van de gezamenlijke mededeling over de EU-agenda voor internationale oceaangovernance 2 wat betreft de instandhouding van de mariene biodiversiteit, alsook met de conclusies van de Raad over die gezamenlijke mededeling 3 ;

h)werken aan een passende betrokkenheid van de belanghebbenden bij de voorbereiding van IOTC-maatregelen en erop toezien dat de in de IOTC vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de IOTC-overeenkomst;

i)standpunten uitdragen die in overeenstemming zijn met de beste praktijken van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s);

j)streven naar consistentie en synergie met het beleid dat de Unie voert in het kader van haar bilaterale visserijrelaties met derde landen, en zorgen voor coherentie met haar ander beleid, met name inzake buitenlandse betrekkingen, milieu, handel, ontwikkeling, onderzoek en innovatie;

k)ernaar streven dat voor de vloot van de Unie binnen het IOTC-overeenkomstgebied gelijke voorwaarden gelden, op basis van de beginselen en normen die ook uit hoofde van het recht van de Unie worden gehanteerd, en zich inzetten voor de eenvormige uitvoering van die beginselen en normen;

l)ijveren voor coördinatie tussen de IOTC, bestaande ROVB’s en regionale zeeverdragen (RZV’s) en voor samenwerking met mondiale organisaties, indien van toepassing, binnen hun respectieve mandaten, waar passend;

m)samenwerkingsmechanismen tussen tonijn-ROVB’s stimuleren via het zogenaamde Kobe-proces voor tonijn-ROVB’s.

2.RICHTSNOEREN

De Unie spant zich, waar passend, in om de vaststelling door de IOTC van de volgende acties te ondersteunen:

a)maatregelen ter bevordering van de volledige instandhouding en het volledige herstel van mariene ecosystemen en biodiversiteit en de duurzaamheid van de bestanden, rekening houdend met overwegingen inzake klimaatverandering;

b)instandhoudings- en beheersmaatregelen voor visbestanden in het IOTC-overeenkomstgebied op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, zoals totale toegestane vangsten en quota of regulering van de visserijinspanning voor visserijen op levende mariene biologische rijkdommen die door het IOTC worden gereguleerd, met als doel de betrokken bestanden te herstellen tot of te handhaven op een niveau dat ten minste de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Zo nodig omvatten die instandhoudings- en beheersmaatregelen specifieke maatregelen voor overbeviste bestanden om de visserijinspanning op een niveau te houden dat verenigbaar is met het herstel van die bestanden;

c)maatregelen ter bevordering van de verzameling van visserijgegevens om een robuuste beoordeling van de bestanden mogelijk te maken, de wetenschappelijke werkzaamheden van het Wetenschappelijk Comité van de IOTC te ondersteunen en beheersmaatregelen wetenschappelijk te onderbouwen, maatregelen die erop gericht zijn het nalevingscomité te versterken, een nalevingscultuur te bevorderen en periodieke onafhankelijke prestatiebeoordelingen te verrichten;

d)versterking van de samenwerking tussen de IOTC en de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites) met het oog op een coherente aanpak van de instandhouding van de betrokken mariene soorten, met name wat betreft het verzamelen van gegevens om robuuste beoordelingen van de bestanden mogelijk te maken;

e)maatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten (IOO-activiteiten) in het overeenkomstgebied te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, met inbegrip van het op lijsten plaatsen van IOO-vaartuigen en “cross-listing” van IOO-vaartuigen met andere ROVB’s, en maatregelen ter bevordering van de traceerbaarheid van vis en visserijproducten op basis van de vrijwillige richtsnoeren voor vangstdocumentatieregelingen;

f)monitoring-, controle- en bewakingsmaatregelen in het verdragsgebied met het oog op een efficiënte controle en naleving van de in de IOTC vastgestelde maatregelen, met inbegrip van de versterking van de controle op overladingsverrichtingen op basis van de vrijwillige FAO-richtsnoeren inzake overlading;

g)maatregelen om het negatieve effect van visserijactiviteiten op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en hun habitats zo veel mogelijk te verminderen, met inbegrip van beschermende maatregelen voor kwetsbare mariene ecosystemen in het IOTC-overeenkomstgebied in overeenstemming met de IOTC-overeenkomst en de internationale richtsnoeren van de FAO voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee, evenals maatregelen om ongewenste vangsten, met name van kwetsbare mariene soorten, zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken, en om teruggooi geleidelijk uit te bannen;

h)maatregelen ter vermindering van de verontreiniging van de zee en ter voorkoming van het lozen van kunststoffen op zee en ter vermindering van de impact van in zee aanwezige kunststoffen op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen, met inbegrip van maatregelen om de impact van op zee achtergelaten, verloren of anderszins weggegooid vistuig in de oceaan te verminderen en de identificatie en inzameling van dat vistuig te vergemakkelijken op basis van de vrijwillige richtsnoeren van de FAO voor de markering van vistuig;

i)maatregelen die als doel hebben louter op het verkrijgen van haaienvinnen gerichte visserij te verbieden en die voorschrijven dat bij de aanlanding van haaien al hun vinnen nog op natuurlijke wijze aan het lichaam moeten vastzitten;

j)aanbevelingen, waar passend en voor zover toegestaan krachtens de desbetreffende oprichtingsdocumenten, tot aanmoediging van de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO);

k)waar passend, gemeenschappelijke benaderingen met andere ROVB’s, in het bijzonder met ROVB’s die betrokken zijn bij het visserijbeheer in hetzelfde gebied;

l)aanvullende technische maatregelen op basis van advies van de hulporganen en werkgroepen van de IOTC.

BIJLAGE II

Jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie moet innemen

in de vergaderingen van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan


Vóór elke vergadering van de IOTC worden, wanneer dat lichaam besluiten met rechtsgevolgen voor de Unie dient vast te stellen, de nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat in het standpunt dat namens de Unie zal worden ingenomen, rekening wordt gehouden met de aan de Commissie toegezonden recentste wetenschappelijke en andere relevante informatie, overeenkomstig de in bijlage I geformuleerde beginselen en richtsnoeren.

Daartoe zendt de Commissie, tijdig vóór elke vergadering van de IOTC, een op bovengenoemde gegevens gebaseerd schriftelijk document met de voorgestelde nadere bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt toe aan de Raad of zijn voorbereidende instanties, teneinde deze in staat te stellen de nadere bijzonderheden van dit standpunt te bespreken en te bekrachtigen.

Indien tijdens een vergadering van de IOTC, ook ter plaatse, geen overeenstemming kan worden bereikt over het verwerken van nieuwe elementen in het door de Unie in te nemen standpunt, wordt de zaak voorgelegd aan de Raad of zijn voorbereidende instanties.


(1) 7087/12 REV 1 ADD 1 COR 1.
(2) JOIN(2022) 28 final van 24.6.2022.
(3) 15973/22 of 13.12.2022.
Top