Verordening 2017/458 - Wijziging van Verordening (EU) 2016/399 inzake het aanscherpen van de controles aan de hand van relevante databanken aan de buitengrenzen

1.

Wettekst

18.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/1

 

VERORDENING (EU) 2017/458 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 maart 2017

tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 inzake het aanscherpen van de controles aan de hand van relevante databanken aan de buitengrenzen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het uitvoeren van controles aan de buitengrenzen blijft een van de belangrijkste maatregelen ter beveiliging van het gebied zonder controles aan de binnengrenzen en draagt in aanzienlijke mate bij aan het waarborgen van de veiligheid van de Unie en haar burgers op lange termijn. Deze controles worden uitgeoefend in het belang van alle lidstaten. Een van de doelstellingen ervan is om elke bedreiging voor de binnenlandse veiligheid en de openbare orde van de lidstaten te voorkomen, ongeacht de oorsprong van de bedreiging, ook als die bedreiging van burgers van de Unie uitgaat.

 

(2)

Minimale controles op basis van een snelle en eenvoudige verificatie van de geldigheid van het reisdocument voor het overschrijden van de grens zijn momenteel de regel voor personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen. Het fenomeen van de buitenlandse terroristische strijders, van wie velen burgers van de Unie zijn, toont de noodzaak aan van het versterken van de controles aan de buitengrenzen ten aanzien van personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen.

 

(3)

De reisdocumenten van personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, moeten daarom bij binnenkomst in en uitreis van het grondgebied van de lidstaten systematisch worden gecontroleerd aan de hand van de relevante databanken voor gestolen, ontvreemde, verloren en ongeldig gemaakte reisdocumenten, om ervoor te zorgen dat deze personen hun werkelijke identiteit niet verbergen.

 

(4)

De lidstaten zijn verplicht om onderdanen van derde landen bij binnenkomst systematisch te controleren aan de hand van alle relevante databanken. Er moet worden gegarandeerd dat die controles ook bij uitreis systematisch gebeuren.

 

(5)

Grenswachters moeten ook personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, systematisch controleren aan de hand van het Schengeninformatiesysteem (SIS) en andere relevante databanken van de Unie. Dit moet de raadpleging van nationale en Interpol-databanken onverlet laten.

 

(6)

Daartoe moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun grenswachters aan de doorlaatposten aan de buitengrenzen toegang hebben tot de relevante nationale en uniale databanken, waaronder het SIS en de Interpol-databank voor gestolen en verloren reisdocumenten (Stolen and Lost Travel Documents („SLTD”) database), opdat deze verordening volledig kan worden uitgevoerd.

 

(7)

Dergelijke systematische controles moeten worden uitgevoerd met volledige inachtneming van het toepasselijke Unierecht, met inbegrip van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest”), overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (2), en met volledige eerbiediging van de menselijke waardigheid, overeenkomstig artikel 7 van die verordening.

 

(8)

Overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) 2016/399 moeten de lidstaten voldoende gekwalificeerd personeel en voldoende passende middelen inzetten om systematische controles uit te voeren, teneinde te voorkomen dat die controles onevenredige wachttijden zouden veroorzaken en de verkeersstroom aan de buitengrenzen zouden hinderen.

 

(9)

De verplichting systematische controles uit te voeren bij binnenkomst en bij uitreis geldt voor de buitengrenzen van de lidstaten. Ze geldt ook, zowel bij binnenkomst als bij uitreis, aan de binnengrenzen van de lidstaten waarvoor de verificatie overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures reeds met succes is voltooid, maar waarvoor het besluit tot opheffing van de controles aan hun binnengrenzen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de desbetreffende Toetredingsakten nog niet is genomen. Om te voorkomen dat de personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, tweemaal aan die controles worden onderworpen bij het overschrijden van de binnengrenzen van die lidstaten over land, moet het mogelijk zijn hen bij uitreis alleen op niet-systematische wijze aan die controles te onderwerpen, op basis van een risicobeoordeling.

 

(10)

Dankzij technologische ontwikkelingen is het mogelijk geworden relevante databanken in principe op een zodanige wijze te raadplegen dat er beperkte gevolgen zijn voor de duur van het overschrijden van de grens, aangezien de controles van zowel documenten als personen tegelijk kunnen plaatsvinden. Automatische grenstoezichtpoorten kunnen in dat verband van pas komen. Het gebruik van passagiersgegevens die worden ontvangen overeenkomstig Richtlijn 2004/82/EG van de Raad (3) of overeenkomstig ander uniaal of nationaal recht, kan eveneens ertoe bijdragen dat het proces van het uitvoeren van de vereiste controles bij het overschrijden van de grens sneller verloopt. Het is bijgevolg mogelijk om de controles aan de buitengrenzen te verscherpen zonder onevenredige negatieve gevolgen voor personen die te goeder trouw reizen, om zo de personen die hun werkelijke identiteit willen verbergen of die om veiligheidsredenen of met het oog op aanhouding gesignaleerd zijn, beter te identificeren. Systematische controles moeten aan alle buitengrenzen worden uitgevoerd.

 

(11)

Als de uitvoering van systematische grenscontroles aan de hand van databanken echter onevenredige gevolgen voor de verkeersstromen aan de grens heeft, moet het de lidstaten zijn toegestaan die systematische controles niet uit te voeren, als uit een risicobeoordeling blijkt dat een dergelijke versoepeling niet tot een veiligheidsrisico leidt. Die risicobeoordeling moet worden verstrekt aan het Europees Grens- en kustwachtagentschap („het Agentschap”), dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad (4), en er moet regelmatig verslag over worden uitgebracht aan zowel de Commissie als het Agentschap. De mogelijkheid geen systematische controles uit te voeren, mag ten aanzien van de luchtgrenzen echter slechts voor een beperkte overgangsperiode worden toegepast. Aan de grensdoorlaatposten waar geen systematische grenscontroles worden uitgevoerd, moet de identiteit van onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallende personen worden vastgesteld op basis van een overgelegd of getoond authentiek reisdocument dat geldig is voor het overschrijden van de grens. Daartoe moet een snelle en eenvoudige verificatie worden verricht van de geldigheid van het reisdocument van die personen voor het overschrijden van de grens, en van de aanwezigheid van tekenen van namaak of vervalsing, waar passend met gebruikmaking van technische voorzieningen, en, in gevallen waarin er twijfel bestaat over het reisdocument of wanneer er aanwijzingen zijn dat die persoon mogelijk een bedreiging vormt voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van de lidstaten, moet de grenswachter overeenkomstig deze verordening alle relevante databanken raadplegen.

 

(12)

Indien een lidstaat voornemens is op gerichte basis controles aan de hand van relevante databanken uit te voeren met betrekking tot personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, dient hij de andere lidstaten, het Agentschap en de Commissie daarvan onverwijld in kennis te stellen. De Commissie dient in samenwerking met de lidstaten een procedure voor deze kennisgeving te ontwikkelen in overeenstemming met het Praktisch handboek voor grenswachters (Schengenhandboek).

 

(13)

Bij Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad (5) heeft de Unie biometrische kenmerken, namelijk een gezichtsopname en vingerafdrukken, ingevoerd als een beveiligingselement in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten. Deze beveiligingselementen zijn ingevoerd om paspoorten en reisdocumenten veiliger te maken en een betrouwbaar verband tot stand te brengen tussen de houder en het paspoort of reisdocument. De lidstaten moeten daarom ten minste één van deze biometrische kenmerken verifiëren als er twijfel bestaat over de echtheid van het reisdocument voor het overschrijden van de grens, of over de identiteit van de houder ervan. Zo mogelijk moet dezelfde aanpak worden gevolgd voor controles van onderdanen van derde landen.

 

(14)

Om de systematische controles aan de hand van databanken te vergemakkelijken, moeten de lidstaten geleidelijk afstappen van reisdocumenten zonder machineleesbare zones.

 

(15)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (6).

 

(16)

De lidstaten moeten in hun eigen belang en in het belang van andere lidstaten gegevens in de Uniedatabanken invoeren. Tevens moeten zij ervoor zorgen dat deze gegevens nauwkeurig en actueel zijn en dat zij op rechtmatige wijze zijn verkregen en ingevoerd.

 

(17)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het aanscherpen van de controles aan de buitengrenzen aan de hand van databanken als antwoord op met name de toenemende terrorismedreiging, betrekking heeft op een van de maatregelen om het gebied zonder binnengrenstoezicht te beschermen en dus op de goede werking van de Schengenruimte, kan deze doelstelling niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt, maar kan ze beter op het niveau van de Unie worden bereikt. De Unie kan derhalve overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

 

(18)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over deze verordening of het deze in zijn nationale recht zal omzetten.

 

(19)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (7). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

 

(20)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (8); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

 

(21)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (10).

 

(22)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (12).

 

(23)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (14).

 

(24)

Wat het gebruik van het SIS betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011. De resultaten van opzoekingen in het SIS dienen artikel 1, lid 4, van Besluit 2010/365/EU van de Raad (15) onverlet te laten.

 

(25)

Deze verordening is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest zijn erkend.

 

(26)

Verordening (EU) 2016/399 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 8 van Verordening (EU) 2016/399 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Bij binnenkomst en bij uitreis worden personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, aan de volgende controles onderworpen:

 

a)

de verificatie van de identiteit en de nationaliteit van de persoon, en van de echtheid en de geldigheid van het reisdocument voor het overschrijden van de grens, onder meer door de relevante databanken te raadplegen, met name:

 

1.

het SIS;

 

2.

de Interpoldatabank voor gestolen en verloren reisdocumenten (Stolen and Lost Travel Documents (STLD) database);

 

3.

nationale databanken met informatie over gestolen, ontvreemde, verloren en ongeldig gemaakte reisdocumenten.

Voor paspoorten en reisdocumenten die een opslagmedium als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad (*1) bevatten, wordt de echtheid van de gegevens op de chip gecontroleerd.

 

b)

de verificatie dat een persoon die onder het Unierecht inzake vrij verkeer valt, niet wordt beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van een van de lidstaten, onder meer door het SIS en andere relevante databanken van de Unie te raadplegen. Dit laat de raadpleging van nationale en Interpoldatabanken onverlet.

Bij twijfel over de echtheid van het reisdocument of over de identiteit van de houder, wordt ten minste één van de biometrische kenmerken in de paspoorten en reisdocumenten die zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2252/2004 geverifieerd. Waar mogelijk wordt deze verificatie ook verricht met betrekking tot reisdocumenten die niet onder die verordening vallen.

2 bis.   Indien de controles aan de hand van de databanken als bedoeld in lid 2, onder a) en onder b), onevenredige gevolgen voor de verkeersstromen zouden hebben, kan een lidstaat besluiten om die controles op gerichte basis uit te voeren aan bepaalde grensdoorlaatposten, na een beoordeling van de risico’s voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van een van de lidstaten.

De omvang en de duur van de tijdelijke beperking tot gerichte controles aan de hand van de databanken, blijven beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is en worden bepaald aan de hand van een door de betrokken lidstaat uitgevoerde risicobeoordeling. In deze risicobeoordeling worden de redenen voor de tijdelijke beperking tot gerichte controles aan de hand van de databanken vermeld, wordt onder meer rekening gehouden met de onevenredige gevolgen voor de verkeersstromen, en worden statistieken over passagiers en incidenten in verband met grensoverschrijdende criminaliteit verstrekt. De risicobeoordeling wordt regelmatig geactualiseerd.

Personen waarvoor in beginsel geen gerichte controles aan de hand van de databanken dienen te worden uitgevoerd, worden ten minste gecontroleerd om hun identiteit vast te stellen op basis van de overlegging of het tonen van reisdocumenten. Die controle bestaat in een snelle en eenvoudige verificatie van de geldigheid van het reisdocument voor het overschrijden van de grens, en van de aanwezigheid van tekenen van vervalsing of namaak, in voorkomend geval met gebruikmaking van technische voorzieningen, en, in gevallen waarin er twijfel bestaat over het reisdocument of wanneer er aanwijzingen zijn dat de betrokken persoon mogelijk een bedreiging vormt voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van de lidstaten, raadpleegt de grenswachter de databanken als bedoeld in lid 2, onder a) en onder b).

De betrokken lidstaat verstrekt onverwijld zijn risicobeoordeling en actualiseringen daarvan aan het Europees Grens- en kustwachtagentschap („het Agentschap”), dat is opgericht bij Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad (*2), en brengt elke zes maanden verslag uit aan de Commissie en het Agentschap over de gerichte controles die aan de hand van de databanken zijn uitgevoerd. De betrokken lidstaat kan besluiten de risicobeoordeling of delen daarvan te rubriceren.

2 ter.   Indien een lidstaat voornemens is gerichte controles aan de hand van de databanken overeenkomstig lid 2 bis uit te voeren, stelt hij de andere lidstaten, het Agentschap en de Commissie daarvan onverwijld in kennis. De betrokken lidstaat kan besluiten de kennisgeving of delen daarvan te rubriceren.

Indien de lidstaten, het Agentschap of de Commissie bedenkingen hebben bij het voornemen gerichte controles aan de hand van de databanken uit te voeren, stellen zij de betrokken lidstaat daarvan onverwijld in kennis. De betrokken lidstaat houdt rekening met deze bedenkingen.

2 quater.   De Commissie dient uiterlijk 8 april 2019 bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatie in van de uitvoering en de gevolgen van lid 2.

2 quinquies.   Wat de luchtgrenzen betreft, zijn de leden 2 bis en 2 ter van toepassing gedurende een overgangsperiode van ten hoogste zes maanden met ingang van 7 april 2017.

In uitzonderlijke gevallen, wanneer een bepaalde luchthaven specifieke infrastructurele moeilijkheden heeft, waardoor er meer tijd nodig is voor aanpassingen die de systematische controles aan de hand van de databanken zonder onevenredige gevolgen voor de verkeersstroom mogelijk moeten maken, kan de in de eerste alinea bedoelde overgangsperiode van zes maanden voor die bepaalde luchthaven met ten hoogste 18 maanden worden verlengd volgens de in de derde alinea uiteengezette procedure.

Daartoe stelt de lidstaat uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde overgangsperiode de Commissie, het Agentschap en de andere lidstaten in kennis van de specifieke infrastructurele moeilijkheden in de betrokken luchthaven, van de geplande maatregelen om die moeilijkheden te verhelpen en van de termijn die nodig is om die maatregelen uit te voeren.

In geval van specifieke infrastructurele moeilijkheden die een langere periode van aanpassingen vergen, verleent de Commissie, binnen een maand na ontvangst van de in de derde alinea bedoelde kennisgeving en na raadpleging van het Agentschap, de betrokken lidstaat toestemming om de overgangsperiode voor de betrokken luchthaven te verlengen en bepaalt zij, in voorkomend geval, de duur van die verlenging.

2 sexies.   De controles aan de hand van de databanken als bedoeld in lid 2, onder a) en onder b), kunnen vooraf worden uitgevoerd op basis van passagiersgegevens die worden ontvangen overeenkomstig Richtlijn 2004/82/EG van de Raad (*3) of overeenkomstig ander uniaal of nationaal recht.

Indien deze controles vooraf op basis van zulke passagiersgegevens worden uitgevoerd, worden aan de grensdoorlaatpost de vooraf ontvangen gegevens vergeleken met de gegevens in het reisdocument. De identiteit en de nationaliteit van de betrokkene, alsmede de echtheid en de geldigheid van het reisdocument voor het overschrijden van de grens, worden ook geverifieerd.

2 septies.   In afwijking van lid 2 kunnen personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, bij overschrijding van de binnengrenzen van de lidstaten waarvoor de verificatie overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures reeds met succes is voltooid, maar waarvoor het besluit tot opheffing van de controles aan hun binnengrenzen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de desbetreffende Toetredingsakten nog niet is genomen, bij uitreis slechts op niet-systematische wijze worden onderworpen aan de controles bij uitreis als bedoeld in dat lid, op basis van een risicobeoordeling.

(*1)  Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (PB L 385 van 29.12.2004, blz. 1)."

(*2)  Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende de Europese grens- en kustwacht, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad en Besluit 2005/267/EG van de Raad (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 1)."

(*3)  Richtlijn 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 24).”;"

 

2)

In lid 3, onder a), worden punt i) en punt ii) vervangen door:

 

„i)

verificatie van de identiteit en de nationaliteit van de onderdaan van een derde land en van de echtheid en de geldigheid van het reisdocument voor het overschrijden van de grens, onder meer door de relevante databanken te raadplegen, met name:

 

1.

het SIS;

 

2.

de Interpoldatabank voor gestolen en verloren reisdocumenten (Stolen and Lost Travel Documents (STLD) database);

 

3.

nationale databanken met informatie over gestolen, ontvreemde, verloren en ongeldig gemaakte reisdocumenten.

Voor paspoorten en reisdocumenten die een opslagmedium bevatten, wordt de echtheid van de gegevens op de chip gecontroleerd, afhankelijk van de beschikbaarheid van geldige certificaten;

 

ii)

verificatie of het reisdocument, waar van toepassing, vergezeld gaat van het vereiste visum of de vereiste verblijfsvergunning.”;

 

3)

In lid 3, onder a), wordt punt vi) vervangen door:

 

„vi)

verificatie of de betrokken onderdaan van een derde land, diens vervoermiddel en de meegevoerde voorwerpen geen gevaar opleveren voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van een van de lidstaten. Bij die verificatie worden met name gegevens en signaleringen betreffende de betrokken personen en, zo nodig, voorwerpen rechtstreeks bij het SIS en andere relevante databanken opgevraagd en worden, in voorkomend geval, de bij die signalering passende maatregelen genomen. Dit laat de raadpleging van nationale en Interpoldatabanken onverlet.”;

 

4)

In lid 3, onder g), worden punt i) en punt ii) vervangen door:

 

„i)

verificatie van de identiteit en de nationaliteit van de onderdaan van een derde land en van de echtheid en de geldigheid van het reisdocument voor het overschrijden van de grens, onder meer door de relevante databanken te raadplegen, met name:

 

1.

het SIS;

 

2.

de Interpoldatabank voor gestolen en verloren reisdocumenten (Stolen and Lost Travel Documents (STLD) database);

 

3.

nationale databanken met informatie over gestolen, ontvreemde, verloren en ongeldig gemaakte reisdocumenten.

Voor paspoorten en reisdocumenten die een opslagmedium bevatten, wordt de echtheid van de gegevens op de chip gecontroleerd, afhankelijk van de beschikbaarheid van geldige certificaten.”;

 

5)

In lid 3, onder g), wordt punt iii) vervangen door:

 

„ii)

de verificatie dat de betrokken onderdaan van een derde land niet wordt beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van een van de lidstaten, onder meer door het SIS en andere relevante databanken van de Unie te raadplegen. Dit laat de raadpleging van nationale en Interpoldatabanken onverlet.”;

 

6)

In lid 3, onder h), wordt punt iii) geschrapt;

 

7)

Aan lid 3 worden de volgende punten toegevoegd:

 

„i bis)

de controles aan de hand van de databanken, als bedoeld onder a), punten i) en vi), en onder g), kunnen vooraf worden uitgevoerd op basis van passagiersgegevens die worden ontvangen overeenkomstig Richtlijn 2004/82/EG of ander uniaal of nationaal recht.

Indien deze controles vooraf op basis van zulke passagiersgegevens worden uitgevoerd, worden aan de grensdoorlaatpost de vooraf ontvangen gegevens vergeleken met de gegevens in het reisdocument. De identiteit en de nationaliteit van de betrokkene, alsmede de echtheid en de geldigheid van het reisdocument voor het overschrijden van de grens, worden ook geverifieerd;

 

i ter)

indien er twijfel bestaat over de echtheid van het reisdocument of over de identiteit van de onderdaan van een derde land, omvatten de controles, waar mogelijk, de verificatie van ten minste één van de biometrische kenmerken in de reisdocumenten.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 15 maart 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • I. 
    BORG
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 16 februari 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 maart 2017.
  • (2) 
    Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
  • (3) 
    Richtlijn 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 24).
  • (4) 
    Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende de Europese grens- en kustwacht, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad en Besluit 2005/267/EG van de Raad (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (PB L 385 van 29.12.2004, blz. 1).
  • (6) 
    Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
  • (7) 
    Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
  • (8) 
    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
  • Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
  • Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
  • Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
  • Besluit 2010/365/EU van de Raad van 29 juni 2010 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de Republiek Bulgarije en Roemenië (PB L 166 van 1.7.2010, blz. 17).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.