Europees ruimtevaartbeleid

1.

Wettekst

20.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/1

 

RESOLUTIE VAN DE RAAD

van 21 mei 2007

over het Europees ruimtevaartbeleid

(2007/C 136/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

GELET op de Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimteagentschap, die in mei 2004 in werking is getreden, en de toenemende samenwerking tussen de twee partijen,

HERINNEREND AAN de beleidslijnen van de zittingen van de Ruimteraad van 25 november 2004, 7 juni 2005 en 28 november 2005,

HERINNEREND AAN de besluiten die de ESA-Raad op ministerieel niveau in 2005 heeft genomen en de aanneming van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap in 2006, die een engagement voor de lange termijn inzake ondersteuning van de ontwikkeling van de GMES-ruimtecomponent en de toegang tot GMES-gegevens impliceren,

GEZIEN het kader van het VN-Verdrag inzake de kosmische ruimte,

  • I. 
    VISIE VOOR EUROPA EN ALGEMENE STRATEGIE

BEKLEMTONEND dat de ruimtevaartsector een strategische troef is die bijdraagt tot de onafhankelijkheid, veiligheid en voorspoed van Europa en zijn rol in de wereld, en ERKENNENDE de huidige en potentiële bijdragen van ruimtevaartactiviteiten aan de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid, waardoor in ondersteunende technologieën en diensten voor de opkomende Europese kennismaatschappij wordt voorzien en tot de Europese samenhang wordt bijgedragen;

DE NADRUK LEGGEND OP de unieke bijdragen die in de ruimte gestationeerde systemen kunnen leveren tot de algemene onderzoeksinspanning en tot toepassingen die in overeenstemming zijn met de Europese beleidsmaatregelen en doelstellingen, en ERKENNENDE dat de exploratie van de ruimte bijdraagt tot het beantwoorden van verreikende vragen over de oorsprong en de evolutie van het leven in het universum, alsook over de fundamentele wetten van de fysica;

ONDERSTREPEND dat de ruimtevaart een aanzienlijk onderdeel van Europa's strategie voor duurzame ontwikkeling vormt en van belang is voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, waarvan hij de doelstellingen ondersteunt door cruciale informatie te verstrekken over essentiële wereldwijde kwesties als klimaatverandering (1) en humanitaire hulp;

ERKENNEND dat Europa het zich om die redenen niet kan veroorloven af te zien van de voordelen van de ruimtevaart voor zijn burgers en voor zijn beleid, en dat het Europese ruimtevaartbeleid Europa in staat zal stellen ruimte-infrastructuren en -toepassingen van wereldniveau te blijven ontwikkelen en optimaal gebruiken, zodat Europa een hoofdrolspeler blijft, wereldwijde problemen worden opgelost en de levenskwaliteit wordt verbeterd;

BENADRUKKEND dat alle ruimtevaartactiviteiten van Europa bijdragen tot de doelstellingen van het VN-Verdrag inzake de kosmische ruimte en volledig in overeenstemming zijn met de daarin vervatte beginselen, met name:

 

het onderzoek en het gebruik van de kosmische ruimte in het voordeel en het belang van alle landen en de erkenning van de kosmische ruimte als een terrein van de gehele mensheid,

 

het gebruik van de kosmische ruimte voor uitsluitend vreedzame doeleinden,

 

de bevordering van internationale samenwerking bij het onderzoek en het gebruik van de kosmische ruimte,

en dat Europa de inspanningen steunt die de Commissie van de Verenigde Naties voor het vreedzaam gebruik van de kosmische ruimte (COPUOS) momenteel levert ter vermindering en voorkoming van ruimtepuin;

ERKENNENDE dat ruimteactiviteiten een inspirerend vermogen hebben om jongeren te interesseren voor wetenschap en techniek;

WIJZEND OP de snelle groei van de markten voor satellietnavigatie- en satelliettelecommunicatietoepassingen;

BENADRUKKEND dat Europa één van de leidende ruimtevaartactoren in de wereld is en vastbesloten is zijn positie door intensievere intra-Europese en internationale samenwerking te handhaven;

 

1.

NEEMT NOTA VAN EN ONDERSCHRIJFT het document betreffende het Europees Ruimtevaartbeleid, dat als voorstel van de directeur-generaal van het ESA en als mededeling van de Europese Commissie is gepresenteerd, als een volgende stap in de totstandbrenging van een gecoördineerde en doeltreffende Europese ruimtevaartinspanning ten dienste van de Europese burgers;

 

2.

NEEMT NOTA VAN de „Voorlopige elementen” van het Europees ruimtevaartprogramma, die met het Europees ruimtevaartprogramma samengaan als een strategisch planningsinstrument dat alle belangrijke ruimtevaartactiviteiten in Europa omvat, en tevens de optimale benutting van openbare middelen en vaardigheden bij de vaststelling en uitvoering van het ruimtevaartbeleid ondersteunt;

 

3.

VERZOEKT de lidstaten de Europese doelstellingen en de programma's op Europees niveau te blijven steunen, in voorkomend geval ook met hun nationale programma's en activiteiten, en daarbij voor doeltreffendheid en complementariteit te zorgen wat de Europese inspanning betreft;

 

4.

VERZOEKT de Europese Commissie, de directeur-generaal van het ESA en de lidstaten om, binnen het toepassingsgebied van de kaderovereenkomst, de uitvoering van het Europees ruimtevaartbeleid te controleren en te evalueren;

II.   VERDERE STAPPEN — PROGRAMMA'S EN UITVOERING

  • A. 
    TOEPASSINGEN
 

5.

IS INGENOMEN MET de gecombineerde inspanningen van het ESA en de Europese Unie ter uitvoering van grote gebruikersgeoriënteerde initiatieven zoals GMES en GALILEO, alsook met de beginnende inspanningen met het oog op een intensievere ontwikkeling en benutting van ruimtegerelateerde geïntegreerde toepassingen, waaronder met name satellietcommunicatiediensten;

IS INGENOMEN MET de activiteiten van de Europese Commissie inzake een verdere bundeling van de door de gebruikers gestuurde institutionele vraag in Europa, die voortkomt uit het beleid van de Europese Unie;

ROEPT OP TOT de invoering van regelmatige onafhankelijke kwaliteits- en kosteneffectiviteitsbeoordelingen van grote, gebruikersgeoriënteerde en in de ruimte gestationeerde initiatieven, waarbij gebruikers en lidstaten worden betrokken, met als doel de kwaliteit, relevantie en kosteneffectieve prestaties van de algemene systemen en hun diensten in de operationele fase te valideren, teneinde de gebruikersgeoriënteerde aanpak verder te versterken;

 

6.

ERKENT de strategische waarde van duurzaamheid voor GMES, BEVESTIGT NOGMAALS de doelstelling van een operationele en autonome capaciteit voor GMES vóór eind 2008 en BENADRUKT dat de Europese Commissie voor GMES tijdig en na volledig overleg met de lidstaten en het ESA, regelingen moet voorstellen voor:

 

(i)

financiering, met inbegrip van de bevordering van financiering door de gebruikers

 

(ii)

operationele infrastructuren, en

 

(iii)

doeltreffend beheer — zodat dit systeem volledig operationeel kan worden en duurzame diensten kan bieden die beantwoorden aan de vastgestelde behoeften van de gebruikers;

IS INGENOMEN MET de initiatieven die onder het Oostenrijkse en het Duitse voorzitterschap van de EU zijn genomen voor de Europese aardobservatiedienst GMES (d.w.z. de dialoog van Graz en het stappenplan van München);

IS INGENOMEN met de aanpak om een voorbereidende actie van de Europese Commissie op te zetten voor de operationele fase van GMES;

BEVESTIGT OPNIEUW dat GMES maximaal gebruik zal maken van de bestaande capaciteiten op Europees en nationaal niveau, die elkaar aanvullen;

 

7.

STEUNT de gezamenlijke inspanningen van de Europese instellingen, het ESA en de Europese industrie om in de komende jaren een commercieel levensvatbaar, wereldwijd civiel satellietnavigatiesysteem onder Europese civiele controle op te zetten;

  • B. 
    VEILIGHEID EN DEFENSIE
 

8.

ERKENT dat civiele en defensietoepassingen vaak op dezelfde ruimtetechnologieën steunen en dat Europa in een gebruikersgestuurde aanpak de coördinatie tussen ruimteprogramma's voor civiele en defensiedoeleinden kan verbeteren, waarbij met name de synergieën op het gebied van veiligheid worden nagestreefd, terwijl rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van beide sectoren en de onafhankelijke besluitvormingsbevoegdheden en financieringsregelingen;

BEVESTIGT de noodzaak om met de bevoegde instanties van de lidstaten en binnen de tweede en de derde pijler van de EU en het Europees Defensieagentschap een gestructureerde dialoog op te zetten om de synergieën tussen alle aspecten van het Europees ruimtevaartbeleid, binnen het kader van de bestaande toewijzing van bevoegdheden, te optimaliseren;

ERKENT dat de toepassingen van GALILEO of GMES door militaire gebruikers moeten stroken met het beginsel dat GALILEO en GMES civiele systemen zijn die onder civiel toezicht staan, en dat bijgevolg iedere wijziging van deze beginselen behandeld zou moeten worden in het kader van Titel V van het VEU, en met name de artikelen 17 en 23, alsook in het kader van het ESA-Verdrag.

  • C. 
    TOEGANG TOT DE RUIMTE
 

9.

BENADRUKT dat het voor Europa van cruciaal belang is om een onafhankelijke, betrouwbare en kosteneffectieve toegang tot de ruimte te handhaven onder betaalbare voorwaarden, zoals wordt onderstreept in de kaderovereenkomst tussen de EG en het ESA en in de tijdens de vergadering van de ESA-Raad op ministerieel niveau in 2005 aangenomen resolutie betreffende de ontwikkeling van de Europese lanceersector, waarbij voor ogen moet worden gehouden dat een kritische massa van lanceeractiviteiten onontbeerlijk is voor de levensvatbaarheid van deze sector;

ERKENT dat Europa op coherente wijze profijt moet trekken van de lanceerinrichtingen die onder zijn controle staan;

VERZOEKT de directeur-generaal van het ESA voor een voortdurende ontwikkeling en coördinatie van de Europese technologische vermogens te zorgen, teneinde het concurrentievermogen op lange termijn van de Europese lanceersector na te streven met als doel de aanwezigheid op de commerciële markt te handhaven en te versterken.

  • D. 
    INTERNATIONAAL RUIMTESTATION EN EXPLORATIE
 

10.

LEGT DE NADRUK op het politieke en wetenschappelijke belang van het Internationaal Ruimtestation (ISS) en van exploratie, en BEVESTIGT NOGMAALS de door het ESA en zijn lidstaten aangegane blijvende, sterke en verenigde verbintenis van Europa inzake zijn bijdragen aan het ISS;

ROEPT de internationale partners bij het ISS OP hun steun te blijven verlenen om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het ISS-partnerschap in hun geheel gehandhaafd blijven, en BEKLEMTOONT dat de continuïteit van dit partnerschap een troef is voor toekomstige exploratie-inspanningen;

SPOORT AAN het ISS voor onderzoek en ontwikkeling te gebruiken in het kader van het kaderprogramma voor onderzoek van de Europese Gemeenschap;

BENADRUKT het belang van een proactieve deelname van het ESA aan de opstelling van toekomstige internationale exploratieprogramma's, teneinde voor een aanzienlijke doelgerichte en gecoördineerde rol van Europa bij deze inspanningen te zorgen.

  • E. 
    WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE
 

11.

BENADRUKT de doelstelling om wetenschappelijke programma's van wereldniveau en een duidelijke leidende rol van Europa te handhaven op geselecteerde gebieden die bijdragen tot de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte;

ERKENT dat de in Europa bestaande gecombineerde vaardigheden en inspanningen, met name in het kader van het ESA, Europa in staat stellen om de grootst mogelijke uitdagingen aan te kunnen en op het gebied van ontdekkingen en innovatie een topniveau te bereiken in de mondiale context;

ROEPT de Europese Commissie, het ESA en de lidstaten OP om onderwijsprogramma's in Europa te stimuleren;

BENADRUKT het belang dat innovatie en technologische ontwikkeling ook hebben voor het concurrentievermogen van de industrie en het commerciële succes van haar producten en diensten;

BEKLEMTOONT dat er een gerichte aanpak nodig is voor de ontwikkeling van strategische componenten, die geconcentreerd is op geselecteerde kritische componenten, waarbij moet worden vermeden dat de Europese industrie afhankelijk is van internationale leveranciers, teneinde een optimaal evenwicht te bereiken tussen technologische onafhankelijkheid, strategische samenwerking met internationale partners en vertrouwen in de marktkrachten.

  • F. 
    BESTUUR
 

12.

HEEFT ER WAARDERING VOOR dat het ESA reeds meer dan 30 jaar een efficiënte structuur voor Europese samenwerking inzake gemeenschappelijke ruimtevaartprojecten vormt, die echter nog meer soepelheid en enige ontwikkeling zou kunnen behoeven, en NEEMT ER NOTA VAN dat de onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van het ESA, dankzij de toenemende steun van zijn lidstaten, tot de belangrijker wordende rol van Europa bijdraagt door de succesvolle ontwikkeling van de Europese ruimtevaartsector alsook tot de sterke positie van de Europese ruimtevaartindustrie op de wereldmarkten;

BEVESTIGT NOGMAALS de rol en de verantwoordelijkheid van de Europese Unie, het ESA en de lidstaten, zoals die in de beleidslijnen van de tweede zitting van de Ruimteraad zijn vastgesteld. ROEPT, op basis van die rol en om gebruik te maken van de ervaring en het institutionele kader van de ESA, de Europese Commissie OP de managementdeskundigheid en de technische expertise van het ESA te benutten voor het beheer van door de Europese Gemeenschap gefinancierde O&O-programma's inzake ruimte-infrastructuur, waarbij het ESA de bevoegde agentschappen en entiteiten in Europa dient te coördineren;

Deze rol van het ESA dient ook het volgende te omvatten:

 

ondersteuning van de Europese Commissie met technische expertise bij de uitwerking van initiatieven van de Europese Gemeenschap inzake ruimtegerelateerde activiteiten en desbetreffende werkprogramma's, en bij de selectie van en het toezicht op relevante aannemers;

 

het beheer door het ESA van ruimtegerelateerde activiteiten van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig de regels van de Europese Gemeenschap;

VERZOEKT de lidstaten — onder coördinatie van het ESA — om in geval van belangrijke activiteiten van de Europese Gemeenschap, in nauwe samenwerking met de Europese Commissie:

 

te voorzien in de best mogelijke expertise voor Europese ruimtevaartprogramma's (zoals GMES-ruimtecomponent, exploratieprogramma's en toekomstige lanceerprogramma's);

 

de synergie tussen de nationale bijdragen en de bijdragen van het ESA en de EG tot deze programma's te vergroten en aldus geleidelijk tot een geïntegreerde programmatische aanpak te komen met inachtneming van de nationale soevereiniteit;

STEUNT de voortzetting van de kaderovereenkomst na mei 2008 als basis voor de samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en het ESA, met dien verstande dat de kaderovereenkomst en de uitvoering daarvan op gezette tijden zullen worden geëvalueerd en indien nodig verbeterd; HERINNERT AAN het in de beleidslijnen van de tweede vergadering van de Ruimteraad vervatte verzoek om een brede evaluatie van mogelijke kosteneffectieve scenario's om de organisatie van de ruimteactiviteiten in Europa te optimaliseren, en VERZOEKT daarbij de lidstaten, de Europese Commissie en de directeur-generaal van het ESA te zoeken naar mogelijkheden om deze samenwerking te verbeteren, teneinde de beleidslijnen van de tweede vergadering van de Ruimteraad verder te ontwikkelen tot meer operationele en praktische regelingen, met name wat de kwesties in bijlage 1 betreft;

 

13.

ERKENT de waardevolle bijdrage van EUMETSAT aan het Europees Ruimtevaartprogramma, en VERZOEKT EUMETSAT ook in de toekomst als waarnemer aan vergaderingen van de Ruimteraad te blijven deelnemen;

  • G. 
    INDUSTRIEBELEID
 

14.

ERKENT dat het ESA een flexibel en doeltreffend industriebeleid voert, dat op kosteneffectiviteit, concurrentievermogen, eerlijke verdeling van de activiteiten en open inschrijvingen gebaseerd is, dat passende industriële capaciteiten, een wereldwijd concurrentievermogen en een hoge mate van intra-Europese concurrentie voor een doeltreffende Europese samenwerking inzake gezamenlijke ruimtevaartprojecten waarborgt, en aldus de basis vormt voor een succesvolle ontwikkeling van de ruimtevaart in Europa;

WIJST in dit verband met name OP de politieke en economische dimensie van het door het ESA gehanteerde principe van „billijke tegenprestatie” en op het feit dat de toepassing van het beginsel van „billijke tegenprestatie” indien nodig moet worden beoordeeld en verbeterd met het oog op de toekomstige uitdagingen die de industrie moet aangaan om in een wereldwijd veranderende omgeving concurrerend te kunnen blijven, en dat tevens de motivatie van de lidstaten om in de ruimtevaart te investeren moet worden gehandhaafd en eventueel vergroot;

 

15.

BENADRUKT de cruciale rol van KMO's en de toeleveranciers bij innovatie en de verkenning van nieuwe marktmogelijkheden;

 

16.

VERZOEKT de Europese Commissie adequate instrumenten en financieringsregelingen te ontwikkelen voor communautaire acties op het gebied van de ruimtevaart, waarin met name wordt ingegaan op de kwesties in bijlage 2, rekening houdend met het specifieke karakter van de ruimtevaartsector, de noodzaak om zijn algemene concurrentievermogen en het concurrentievermogen van zijn industrie te versterken en de behoefte aan een evenwichtige industriële structuur;

  • H. 
    INTERNATIONALE BETREKKINGEN
 

17.

VERZOEKT de Europese Commissie, de directeur-generaal van het ESA en de lidstaten een gezamenlijke strategie te ontwikkelen en te volgen en een coördinatiemechanisme voor internationale betrekkingen op te zetten. Deze strategie, die moet sporen met de activiteiten van de lidstaten, is gericht op versterking van de rol van Europa op mondiaal ruimtevaartgebied en op het benutten van de internationale samenwerking, met name met betrekking tot de kwesties in bijlage 3;

  • I. 
    UITVOERING
 

18.

VERZOEKT de Europese Commissie en de directeur-generaal van het ESA een uitvoeringsplan voor het Europees Ruimtevaartbeleid voor te stellen dat voorziet in een procedure voor regelmatige controle en prioriteitsbepaling en rekening houdt met de in de bijlagen genoemde aangelegenheden.

 

  • (1) 
    Onder verwijzing naar het recente rapport van het Intergouvernementeel Panel over klimaatverandering van de Verenigde Naties en de aanzienlijke bijdrage die in de ruimte gestationeerde informatiesystemen in dit verband kunnen leveren voor de toekomst van onze planeet.
 

BIJLAGE 1

Kernpunten voor de verdere ontwikkeling van de beleidslijnen van de tweede vergadering van de Ruimteraad tot meer operationele en praktische regelingen

 

Ontwikkeling van financiële instrumenten die geschikt zijn voor een efficiënte uitvoering van ruimtevaartprojecten;

 

Bepaling van de eindgebruikers van GMES-diensten en hun behoeften; ontwikkeling van een geïntegreerd en op maat gesneden aanbod, waarbij ook het regionale en het lokale niveau worden betrokken;

 

Bepaling van de voorwaarden waaronder satellieten die aan de lidstaten toebehoren en de gegevens en diensten daarvan beschikbaar zullen worden gesteld voor GMES; de behandeling van de bijdragen van nationale programma's aan EU-initiatieven, hier met name van GMES.

 

BIJLAGE 2

Kernpunten voor de uitvoering van instrumenten en financieringsregelingen voor communautaire acties

 

Ontwikkeling van een coherent gegevensbeleid — waaronder toegang tot gegevens en tarifering — die tot een snelle ontwikkeling van de sector ruimtevaartdiensten leidt;

 

Stimuleren van nieuwe financieringsregelingen zoals publiek-private partnerschappen op de markt voor ruimtevaarttoepassingen en -diensten, mede door overheidssteun voor O&O;

 

Nemen van passende maatregelen ter ondersteuning van de technologische innovatie, waaronder leidende-marktinitiatieven, aanbestedingen en steun voor leveranciers en voor kleine en middelgrote ondernemingen en bedrijven.

 

BIJLAGE 3

Kernpunten voor de ontwikkeling van een strategie voor internationale betrekkingen

 

Verbetering van de toegang tot derde markten voor Europese ruimtevaartproducten en -diensten;

 

Vermindering van de kosten voor de aankoop van ruimtevaartsystemen door het gericht benutten van internationale samenwerking;

 

Europa in staat stellen deel te nemen aan ambitieuze programma's waarvan de kostprijs te hoog is voor één enkele ruimtevaartmogendheid;

 

Aantrekken van internationale partners voor in Europa opgestelde programma's, zoals Galileo, en versterking van de bijdrage van Europa aan wereldwijde initiatieven, zoals GMES;

 

Optimaal gebruik maken van het potentieel van ruimtevaartsystemen voor duurzame ontwikkeling, met name ter ondersteuning van ontwikkelingslanden, in het bijzonder in Afrika.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.