Besluit 2024/630 - Standpunt EU op de veertiende vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten over voorstellen van verschillende partijen om de bijlagen bij dat Verdrag te wijzigen - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL Serie L |
2024/630 |
20.2.2024 |
BESLUIT (EU) 2024/630 VAN DE RAAD
van 9 februari 2024
betreffende het namens de Europese Unie op de veertiende vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten in te nemen standpunt over voorstellen van verschillende partijen om de bijlagen bij dat Verdrag te wijzigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (het “verdrag”) werd door de Unie bij Besluit 82/461/EEG van de Raad (1) gesloten en is op 1 november 1983 in werking getreden. |
(2) |
Op grond van artikel XI van het verdrag kan de Conferentie van de partijen bij het verdrag (de “Conferentie van de partijen”) besluiten aannemen om de bijlagen bij het verdrag te wijzigen. |
(3) |
De Conferentie van de partijen zal tijdens haar veertiende vergadering, die zal plaatsvinden van 12 tot en met 17 februari 2024 in Samarkand, Oezbekistan, naar verwachting besluiten aannemen om de bijlagen bij het verdrag te wijzigen. |
(4) |
Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie tijdens de Conferentie van de partijen moet worden ingenomen, aangezien de besluiten tot wijziging van de bijlagen bij het verdrag voor de Unie bindend zullen zijn. |
(5) |
De Unie heeft een voorstel ingediend om de populatie van de bruinvis in de centrale Oostzee, Phocoena phocoena, op te nemen in bijlage I bij het verdrag. De Unie moet haar eigen voorstel steunen. Dat wijzigingsvoorstel vereist geen enkele wijziging van het recht van de Unie. |
(6) |
Andere partijen bij het verdrag hebben voorstellen ingediend om de Lynx lynx balcanicus, Pelecanus thagus, Pluvianellus socialis, de populatie in zuidelijk Afrika van Gypaetus barbatus meridionalis, Carcharias taurus, de populatie in de Middellandse Zee van Aetomylaeus bovinus, de populatie in de Middellandse Zee van Rhinoptera marginata, Tursiops truncatus gephyreus en de populatie in de Middellandse Zee van Glaucostegus cemiculus in bijlage I bij het verdrag op te nemen en de Lynx lynx, Felis manul, Lama guanicoe, Tursiops truncatus gephyreus, Pelecanus thagus, Carcharias taurus, Glaucostegus cemiculus, Aetomylaeus bovinus, Rhinoptera marginata, Brachyplatystoma rousseauxii en Brachyplatystoma vaillantii in bijlage II bij het verdrag op te nemen. |
(7) |
De Unie moet alle bovengenoemde voorstellen steunen, omdat ze wetenschappelijk onderbouwd zijn en in lijn liggen met de verbintenis van de Unie om, overeenkomstig artikel 5 van het VN-verdrag inzake biologische diversiteit, op internationaal niveau samen te werken ter bescherming van de biodiversiteit, en met de in de Conferentie van de partijen bij dat verdrag genomen besluiten, waaronder het mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal, en met name doelstelling 4 daarvan. |
(8) |
Het voorstel om de soort Carcharias taurus in bijlage I bij het verdrag op te nemen, zou wel een wijziging van het Unierecht vergen, aangezien het huidige beschermingsniveau in de Unie niet voldoet aan de eisen van artikel III, lid 5, van het verdrag. Indien een dergelijke wijziging van het Unierecht niet in werking is getreden binnen de in artikel XI, lid 6, van het verdrag vastgestelde termijn van 90 dagen, moet de Commissie, namens de Unie, op grond van artikel XI, lid 6, van het verdrag een voorbehoud maken met betrekking tot de opname van die soort in bijlage I bij het verdrag, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de veertiende vergadering van de Conferentie van de partijen wordt namens de Unie het volgende standpunt ingenomen:
a) |
de opname van de volgende soorten en ondersoorten in bijlage I wordt gesteund:
|
b) |
de opname van de soort Carcharias taurus in bijlage I bij het verdrag wordt gesteund; indien er binnen de in artikel XI, lid 6, van het verdrag vastgestelde termijn van 90 dagen geen wijziging van het Unierecht wat betreft het beschermingsniveau van die soort in werking is getreden, maakt de Commissie, namens de Unie, op grond van artikel XI, lid 6, van het verdrag een voorbehoud met betrekking tot de opname van die soort in bijlage I bij het verdrag; |
c) |
de opname van de volgende soorten in bijlage II bij het verdrag wordt gesteund:
|
Artikel 2
Het in artikel 1 bedoelde standpunt kan zonder verder besluit van de Raad in coördinatievergaderingen ter plaatse nader worden bepaald naar aanleiding van ontwikkelingen die zich voordoen tijdens de veertiende vergadering van de Conferentie van de partijen of indien er na de vaststelling van dit besluit nieuwe wetenschappelijke of technische informatie bekend wordt die waarschijnlijk van invloed zal zijn op het in artikel 1 bedoelde standpunt.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 9 februari 2024.
Voor de Raad
De voorzitter
-
H.LAHBIB
-
Besluit 82/461/EEG van de Raad van 24 juni 1982 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (PB L 210 van 19.7.1982, blz. 10).
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/630/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.