Besluit 2025/868 - Standpunt EU op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen over de verzoeken om verlenging van specifieke uitzonderingen en over de voorstellen tot wijziging van bijlage A bij dat verdrag - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2025/868 |
12.5.2025 |
BESLUIT (EU) 2025/868 VAN DE RAAD
van 23 april 2025
betreffende het namens de Europese Unie op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen in te nemen standpunt over de verzoeken om verlenging van specifieke uitzonderingen en over de voorstellen tot wijziging van bijlage A bij dat verdrag
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (1) (het “verdrag”) is op 17 mei 2004 in werking getreden en werd door de Unie gesloten bij Besluit 2006/507/EG van de Raad (2). |
(2) |
Op grond van artikel 8 van het verdrag is de Conferentie van de Partijen bij het verdrag (de “Conferentie van de Partijen”) bevoegd om chemische stoffen in de bijlagen A, B en/of C bij het verdrag op te nemen en de controlemaatregelen met betrekking tot dergelijke chemische stoffen te specificeren. |
(3) |
Op haar twaalfde vergadering zal de Conferentie van de Partijen naar verwachting besluiten vaststellen om nog meer chemische stoffen in bijlage A bij het verdrag op te nemen. |
(4) |
Ter bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu tegen verdere lozingen van gechloreerde paraffinen met koolstofketenlengtes C14-C17 en chloreringsgehalten van minstens 45 gewichtsprocent, chloorpyrifos en perfluorcarbonzuren met een lange keten, de zouten daarvan en aanverwante verbindingen moeten de productie en het gebruik van die chemische stoffen wereldwijd worden beperkt of beëindigd en moet de opname ervan in de desbetreffende bijlagen bij het verdrag worden gesteund. |
(5) |
Aangezien de Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen (de “toetsingscommissie”) heeft vastgesteld dat voor alle drie de chemische stoffen bepaalde specifieke uitzonderingen nodig zijn om tijd te bieden voor de uitfasering, onder meer door alternatieven aan te wijzen, moeten bepaalde tijdelijke specifieke uitzonderingen worden verleend, waarvan de Unie er ook een aantal nodig heeft. |
(6) |
De specifieke uitzonderingen voor gechloreerde paraffinen met koolstofketenlengtes C14-C17 en chloreringsgehalten van minstens 45 gewichtsprocent chloor, zoals aanbevolen door de toetsingscommissie, omvatten niet alle toepassingen die de Unie nodig heeft voordat zij op alternatieven daarvoor is overgestapt, en daarom moet de Unie verzoeken om de toevoeging van specifieke uitzonderingen voor bepaalde defensie- en ruimtevaarttoepassingen, zoals coatings, smeermiddelen en munitie en de verpakking ervan, en, waar nodig, om langere termijnen om alternatieven aan te kunnen wijzen en vervanging te regelen in die sterk gereguleerde sectoren. |
(7) |
Om een redelijke termijn te bieden om in de luchtvaartsector alternatieven aan te wijzen en bepaalde reserveonderdelen te gebruiken, kan het nodig zijn het verdere gebruik van UV-328 in civiele en militaire luchtvaartuigen, waaronder in relevante reserveonderdelen, toe te staan. De Unie moet dus het voorstel van de Federale Democratische Republiek Ethiopië steunen om de respectieve specifieke uitzondering toe te voegen van de vermelding voor UV-328 in bijlage A bij het verdrag, die zo kortstondig mogelijk moet zijn om het gebruik van UV-328 snel uit te faseren. |
(8) |
De Republiek Korea heeft de partijen meegedeeld (3) dat zij na het verbod op de vervaardiging, de invoer en het in de handel brengen van perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aanverwante verbindingen, en perfluoroctaansulfonzuur (PFOS), zouten daarvan en perfluoroctaansulfonylfluoride voor gebruik in blusschuim in Korea, nog steeds over voorraden van dat schuim beschikt en dat het land mogelijk meer tijd nodig heeft om die voorraden op milieuhygiënisch verantwoorde wijze te beheren. Die voorraden kunnen tijdens die periode worden gebruikt in petrochemische fabrieken, op luchthavens of op andere locaties wanneer zich een grote brand voordoet en de beschikbare alternatieven niet doeltreffend genoeg zijn. Om de Republiek Korea meer tijd te geven om geleidelijk alternatieven in te voeren en gezien het feit dat het verzoek van de Republiek Korea om verlenging van de vervaltermijn van die specifieke uitzonderingen, die enkel van toepassing zal zijn op de Republiek Korea als de verzoekende partij, in overeenstemming is met de toetsingsprocedure die is vastgesteld bij de Besluiten SC 4/3 en SC 7/1, moet de Unie dat verzoek steunen. |
(9) |
Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen, aangezien de besluiten voor de Unie bindend zullen zijn of een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het recht van de Unie, namelijk op Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad (4), |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in te nemen standpunt op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (de “Conferentie van de Partijen” en het “verdrag”), naar behoren rekening houdend met de desbetreffende aanbevelingen van de Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen (de “toetsingscommissie”), houdt het volgende in:
a) |
de opname in bijlage A van gechloreerde paraffinen met koolstofketenlengtes C14-C17 en chloreringsgehalten van minstens 45 gewichtsprocent chloor, met de specifieke uitzonderingen die door de toetsingscommissie zijn aanbevolen (5), wordt gesteund en er wordt verzocht om aanvullende specifieke uitzonderingen voor gebruik in bepaalde defensie- en ruimtevaarttoepassingen, zoals coatings, smeermiddelen en munitie en de verpakking daarvan, en om verlenging van de vervaltermijn voor sommige uitzonderingen voor ruimtevaart- en defensietoepassingen tot 2041, met een mogelijke verlenging van die vervaltermijn tot het einde van de levensduur van apparatuur en reserveonderdelen indien die stoffen in dergelijke toepassingen worden gebruikt; |
b) |
de opname in bijlage A van chloorpyrifos, met de door de toetsingscommissie aanbevolen specifieke uitzonderingen (6), wordt gesteund; |
c) |
de opname in bijlage A van perfluorcarbonzuren met een lange keten, de zouten daarvan en aanverwante verbindingen, met de specifieke uitzonderingen die door de toetsingscommissie zijn aanbevolen (7), wordt gesteund. |
Artikel 2
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen, houdt in dat het door de Federale Democratische Republiek Ethiopië ingediende voorstel tot wijziging van bijlage A bij het verdrag door daaraan een specifieke uitzondering voor bepaalde beperkte toepassingen van UV-328 in civiele en militaire luchtvaartuigen, waaronder in relevante reserveonderdelen, toe te voegen, wordt gesteund, op voorwaarde dat de uitzondering zo kort mogelijk en niet langer dan vijf jaar geldt.
Artikel 3
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen houdt in dat het door de Republiek Korea ingediende verzoek om verlenging van de vervaltermijn van de specifieke uitzonderingen, die enkel van toepassing zal zijn op de Republiek Korea als verzoekende partij, voor het gebruik van perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aanverwante verbindingen en perfluoroctaansulfonzuur (PFOS), zouten daarvan en perfluoroctaansulfonylfluoride in blusschuim voor de bestrijding van dampen van vloeibare brandstoffen en branden van vloeibare brandstoffen (branden van klasse B), in geïnstalleerde, zowel mobiele als vaste, installaties, wordt aanvaard.
Artikel 4
In het licht van de ontwikkelingen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen kunnen de vertegenwoordigers van de Unie, in overleg met de lidstaten, tijdens de coördinatievergaderingen ter plaatse instemmen met kleine wijzigingen van de in de artikelen 1, 2 en 3 bedoelde standpunten, zonder dat de Raad daartoe een nieuw besluit hoeft vast te stellen.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 23 april 2025.
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.SZŁAPKA
-
Besluit 2006/507/EG van de Raad van 14 oktober 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 209 van 31.7.2006, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/507/oj).
-
SC/COMM/01.2025/2.
-
Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 45, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1021/oj).
-
POPRC-20/2.
-
POPRC-20/1.
-
POPRC-20/3.
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2025/868/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.