Besluit 2025/860 - Standpunt EU op de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel over bepaalde wijzigingen van dat verdrag en van bijlage III daarbij, en van het reglement van orde van de Conferentie van de Partijen bij dat verdrag - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2025/860 |
12.5.2025 |
BESLUIT (EU) 2025/860 VAN DE RAAD
van 14 april 2025
betreffende het namens de Europese Unie op de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel in te nemen standpunt over bepaalde wijzigingen van dat verdrag en van bijlage III daarbij, en van het reglement van orde van de Conferentie van de Partijen bij dat verdrag
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (1) (het “verdrag”) is op 24 februari 2004 in werking getreden en werd door de Unie gesloten bij Besluit 2006/730/EG van de Raad (2). |
(2) |
Op grond van artikel 7 van het verdrag is de Conferentie van de Partijen bij het verdrag (de “Conferentie van de Partijen”) bevoegd om besluiten vast te stellen tot opneming van chemische stoffen in bijlage III bij het verdrag (“bijlage III”). |
(3) |
De Conferentie van de Partijen zal naar verwachting op haar twaalfde gewone vergadering besluiten vaststellen om nog meer chemische stoffen in bijlage III op te nemen, namelijk acetochloor, carbosulfan, chloorpyrifos, wit asbest (chrysotiel), fenthion (ULV-formuleringen (Ultra Low Volume) met minstens 640 g werkzame stof/liter), iprodion, vloeibare formuleringen (emulgeerbaar concentraat en oplosbaar concentraat) die paraquatdichloride in een concentratie van minstens 276 g/liter bevatten, wat overeenkomt met een paraquat-ion-concentratie van minstens 200 g/liter, kwik, methylbromide en paraquat. |
(4) |
Om gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen te bevorderen onder de partijen bij het verdrag die bij de internationale handel in bepaalde gevaarlijke chemische stoffen betrokken zijn, teneinde de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen tegen eventuele schade en bij te dragen tot een milieuverantwoord gebruik van die stoffen, moeten nog meer chemische stoffen die aan alle relevante criteria blijken te voldoen, in bijlage III worden opgenomen. Het is daarom passend om de opneming in bijlage III te steunen van acetochloor, carbosulfan, chloorpyrifos, wit asbest (chrysotiel), fenthion (ULV-formuleringen (Ultra Low Volume) met minstens 640 g werkzame stof/liter), iprodion, vloeibare formuleringen (emulgeerbaar concentraat en oplosbaar concentraat) die paraquatdichloride in een concentratie van minstens 276 g/liter bevatten, wat overeenkomt met een paraquat-ion-concentratie van minstens 200 g/liter, kwik, methylbromide en paraquat. |
(5) |
Op grond van het reglement van orde van de Conferentie van de Partijen moet elk agendapunt van een gewone vergadering van de Conferentie van de Partijen waarvan de behandeling tijdens de vergadering niet is afgerond, automatisch op de voorlopige agenda van de volgende gewone vergadering worden geplaatst, tenzij de Conferentie van de Partijen anders besluit. Een partij bij het verdrag heeft aangegeven dat zij het reglement van orde van de Conferentie van de Partijen wil wijzigen om te voorkomen dat besprekingen over de opneming van nog meer chemische stoffen in bijlage III die niet werden afgerond tijdens een vergadering, automatisch op de agenda van de volgende vergadering van de Conferentie van de Partijen worden geplaatst. |
(6) |
Het voorstel van verscheidene partijen bij het verdrag tot wijziging van artikel 16 van het verdrag, inzake technische bijstand, waarmee wordt beoogd het toepassingsgebied uit te breiden door ook financiële bijstand te verlenen, met name bijstand uit het Global Environment Facility Trust Fund (GEF) en financiële bijstand door de partijen, met als doel met name ontwikkelingslanden te ondersteunen, lijkt overbodig te zijn aangezien alle partijen bij het verdrag het geïntegreerd financieringsmodel dienen toe te passen, het GEF al betrekking heeft op aspecten van het verdrag en de partijen al bijdragen kunnen leveren aan het vrijwillige trustfonds van het verdrag om de verlening van technische bijstand aan partijen die ontwikkelingslanden zijn, te ondersteunen. |
(7) |
Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen, aangezien de besluiten voor de Unie bindend zullen zijn of een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het recht van de Unie, namelijk op Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3), |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (de “Conferentie van de Partijen” en het “verdrag”), houdt in dat de aanneming moet worden gesteund van de wijzigingen van bijlage III bij het verdrag in verband met de opneming van acetochloor, carbosulfan, chloorpyrifos, wit asbest (chrysotiel), fenthion (ULV-formuleringen (Ultra Low Volume) met minstens 640 g werkzame stof/liter), iprodion, vloeibare formuleringen (emulgeerbaar concentraat en oplosbaar concentraat) die paraquatdichloride in een concentratie van minstens 276 g/liter bevatten, wat overeenkomt met een paraquat-ion-concentratie van minstens 200 g/liter, kwik, methylbromide en paraquat.
Artikel 2
Indien een partij bij het verdrag voorstelt om artikel 16 van het reglement van orde van de Conferentie van de Partijen zodanig te wijzigen dat elk agendapunt waarvan de behandeling tijdens een gewone vergadering van de Conferentie van de Partijen niet is afgerond, niet automatisch op de voorlopige agenda van de volgende gewone vergadering wordt geplaatst, tenzij de Conferentie van de Partijen anders besluit, houdt het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen, in dat een dergelijke wijziging niet wordt gesteund.
Artikel 3
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen houdt in dat het voorstel tot wijziging van artikel 16 van het verdrag, inzake technische bijstand, door een verwijzing toe te voegen naar het Global Environment Facility Trust Fund en naar financiële steun door de partijen, niet wordt gesteund.
Artikel 4
In het licht van de ontwikkelingen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen kunnen de vertegenwoordigers van de Unie, in overleg met de lidstaten, tijdens de coördinatievergaderingen ter plaatse instemmen met kleine wijzigingen van de in de artikelen 1, 2 en 3 bedoelde standpunten, zonder dat de Raad daartoe een nieuw besluit hoeft vast te stellen.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 14 april 2025.
Voor de Raad
De voorzitter
-
K.KALLAS
-
Besluit 2006/730/EG van de Raad van 25 september 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (PB L 299 van 28.10.2006, blz. 23, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/730/oj).
-
Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/649/oj).
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2025/860/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.