Verordening 2025/925 - Grensregio-instrument voor ontwikkeling en groei (BRIDGEforEU) - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2025/925 |
19.5.2025 |
VERORDENING (EU) 2025/925 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 7 mei 2025
betreffende een grensregio-instrument voor ontwikkeling en groei (BRIDGEforEU)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien de adviezen van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de doelstellingen van artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te verwezenlijken, voorziet artikel 175, derde alinea, VWEU in de mogelijkheid om buiten de in artikel 175, eerste alinea, VWEU genoemde fondsen specifieke maatregelen vast te stellen. Verder draagt territoriale samenwerking bij tot de in artikel 174 VWEU genoemde doelstellingen. Het is derhalve wenselijk de nodige maatregelen te nemen om de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van territoriale samenwerking te verbeteren. |
(2) |
In artikel 174, derde alinea, VWEU wordt erkend dat grensoverschrijdende regio’s met bepaalde uitdagingen te maken hebben, en bepaald dat de Unie bijzondere aandacht aan die regio’s moet besteden wanneer zij maatregelen ontwikkelt en uitvoert om de economische, sociale en territoriale samenhang van de Unie te versterken. |
(3) |
In de mededeling van de Commissie van 20 september 2017, getiteld “Groei en cohesie stimuleren in grensregio’s van de EU”, werd de vooruitgang erkend die tot dan toe was geboekt bij het transformeren van die regio’s van voornamelijk perifere gebieden in groeigebieden met nieuwe mogelijkheden, maar werd tegelijkertijd gewezen op de aanhoudende juridische en andere belemmeringen in die regio’s, met name wat betreft gezondheidsdiensten, arbeidswetgeving, belastingen en bedrijfsontwikkeling, en belemmeringen in verband met verschillen tussen nationale rechtskaders en administratieve culturen. Noch de financiering in het kader van Europese territoriale samenwerking, met name in het kader van de uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad (4) ingestelde Interreg-programma’s, noch de institutionele steun voor samenwerking van de bij Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad (5) opgerichte Europese groeperingen voor territoriale samenwerking (EGTS’en) of van het in 2018 door de Commissie gelanceerde initiatief b-solutions, volstaat om een aantal administratieve en juridische belemmeringen die effectieve samenwerking in de weg staan, weg te nemen. |
(4) |
Grensoverschrijdende regio’s lopen het risico om in tijden van crisis onevenredig hard te worden getroffen. Tijdens de COVID-19-pandemie was de negatieve economische impact van grensgerelateerde maatregelen van de lidstaten op grensoverschrijdende regio’s meer dan dubbel zo groot als de gemiddelde impact op alle Unieregio’s, in termen van bbp-verlies. Uit die ervaring blijkt des te meer dat er middelen ter beschikking moeten worden gesteld om grensoverschrijdende belemmeringen aan te pakken. |
(5) |
Belemmeringen en discrepanties van juridische of administratieve aard die zich voordoen aan de binnengrenzen van de Unie en de grensoverschrijdende interactie en de ontwikkeling van grensoverschrijdende regio’s kunnen ondermijnen, kunnen de lidstaten moeilijk alleen aanpakken. Het moet dan ook eenvoudiger worden die belemmeringen uit de weg te ruimen door een duidelijk en alomvattend kader op Unieniveau uit te proberen dat het voor de lidstaten mogelijk maakt om samen te werken en hun inspanningen op elkaar af te stemmen. De lidstaten moeten facultatief kunnen gebruikmaken van het uit hoofde van deze verordening vastgestelde kader. |
(6) |
Indien de lidstaten besluiten gebruik te maken van het kader, moeten zij gebonden zijn aan gemeenschappelijke afspraken. |
(7) |
Op basis van gegevens over de periode 2014-2019 heeft de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement in zijn beoordeling van de Europese meerwaarde geconcludeerd dat het wegnemen van grensoverschrijdende belemmeringen grote voordelen zou opleveren voor NUTS 3-grensregio’s en voor de gehele economie van de Unie. Meer bepaald zou het wegnemen van alle juridische en administratieve belemmeringen ongeveer 457 miljard EUR aan bruto toegevoegde waarde per jaar opleveren, wat neerkomt op 3,8 % van de totale bruto toegevoegde waarde van de EU in 2019. Door 20 % van de grensoverschrijdende belemmeringen voor alle grensregio’s weg te nemen, zou de bruto toegevoegde waarde per jaar in totaal 123 miljard EUR meer bedragen, wat overeenkomt met ongeveer 1 % van de totale bruto toegevoegde waarde van de EU in 2019, en zouden er één miljoen banen bijkomen, wat neerkomt op ongeveer 0,5 % van de totale werkgelegenheid op Unieniveau. |
(8) |
Hoewel er in bepaalde regio’s van de Unie op intergouvernementeel, nationaal, regionaal en lokaal niveau al verschillende juridische instrumenten bestaan om grensoverschrijdende belemmeringen uit de weg te ruimen, worden zij niet in alle grensregio’s in de Unie ingezet of pakken zij problemen in verband met de ontwikkeling en versterking van de territoriale samenhang niet noodzakelijkerwijs op consistente wijze aan. Deze verordening vormt een aanvulling op de bestaande instrumenten door een aanvullend, bij het Unierecht ingesteld kader te bieden, waaronder het instrument voor een vlottere grensoverschrijdende samenwerking. |
(9) |
Voor een vlottere behandeling van dossiers over grensoverschrijdende belemmeringen moeten de lidstaten die hebben besloten het kader toe te passen, een of meer grensoverschrijdende coördinatiepunten oprichten voor een of meer van hun grensregio’s. Die grensoverschrijdende coördinatiepunten moeten verantwoordelijk zijn voor het ontvangen van grensoverschrijdende dossiers en het informeren van initiatiefnemers. De grensoverschrijdende coördinatiepunten moeten contact onderhouden met de Commissie en haar coördinerende rol ondersteunen. De lidstaten moeten overeenkomstig hun eigen juridische, administratieve en institutionele kader beslissen of het grensoverschrijdende coördinatiepunt extra taken moet krijgen, zoals de beoordeling van grensoverschrijdende dossiers, dan wel dat die taken moeten worden uitgevoerd door een bevoegde instantie. |
(10) |
Indien een lidstaat geen grensoverschrijdende coördinatiepunten opricht, moet hij de Commissie informatie verstrekken over de betrokken instantie. Met die betrokken instantie moet contact kunnen worden opgenomen en de betrokken instantie moet informatie kunnen ontvangen van een grensoverschrijdend coördinatiepunt van een aangrenzende lidstaat die een grensoverschrijdend dossier behandelt. Deze verordening mag voor een betrokken instantie geen verplichting inhouden om een grensoverschrijdende belemmering weg te nemen indien met die instantie contact wordt opgenomen door een grensoverschrijdend coördinatiepunt van een aangrenzende lidstaat die een grensoverschrijdend dossier behandelt of indien die instantie van een dergelijk grensoverschrijdend coördinatiepunt informatie ontvangt. Die instantie mag met name niet worden verplicht om het dossier te bestuderen of de initiatiefnemer te antwoorden. |
(11) |
Ter ondersteuning van de oprichting van grensoverschrijdende coördinatiepunten moeten de lidstaten kunnen besluiten om, naargelang het geval, op grond van artikel 14, lid 4, punt b), van Verordening (EU) 2021/1059 in het kader van Interreg-programma’s middelen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, of op grond van artikel 3, lid 4, punt c), van Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad (6) middelen uit het Europees Fonds van regionale ontwikkeling of het Cohesiefonds toe te wijzen. |
(12) |
De toepassing van deze verordening moet de toepassing van nationaal recht en internationale overeenkomsten tussen lidstaten waarin in gelijkwaardige procedures wordt voorzien, onverlet laten. |
(13) |
Ondanks het feit dat zeegrensregio’s verschillen van landgrensregio’s en hun mogelijkheden voor grensoverschrijdende interactie beperkter zijn, moet deze verordening ook van toepassing zijn op zeegrensregio’s. Indien een lidstaat zowel land- als zeegrenzen met andere lidstaten heeft en besluit een of meer grensoverschrijdende coördinatiepunten op te richten, moet die lidstaat niet verplicht worden een grensoverschrijdend coördinatiepunt op te richten voor de zeegrenzen die hij met andere lidstaten deelt. Lidstaten die enkel zeegrenzen delen met andere lidstaten, mogen niet worden verplicht om een grensoverschrijdend coördinatiepunt op te richten, noch om aan de Commissie informatie over de betrokken instantie of enig andere in de bijlage voorgeschreven informatie te verstrekken. |
(14) |
Hoewel deze verordening niet van toepassing is op grensoverschrijdende belemmeringen in grensregio’s tussen lidstaten en derde landen, moet het voor lidstaten mogelijk zijn om volgens nationaal recht gelijkwaardige procedurele kaders op te zetten om juridische en administratieve grensoverschrijdende belemmeringen in hun samenwerking met derde landen vast te stellen en weg te nemen. |
(15) |
Op het niveau van de Unie zijn er verschillende buitengerechtelijke instrumenten om het Unierecht te handhaven en de naleving ervan te monitoren, waaronder met name instrumenten in verband met de eengemaakte markt, zoals Solvit (7). Deze verordening moet dergelijke instrumenten onverlet laten. Het kader waarin deze verordening voorziet, mag enkel van toepassing zijn op grensoverschrijdende belemmeringen door wettelijke of administratieve bepalingen of praktijken, waaronder bepalingen of praktijken waarmee het Unierecht correct maar op uiteenlopende wijze wordt toegepast, die onbedoeld de planning of uitvoering van grensoverschrijdende overheidsdiensten of infrastructuur kunnen hinderen. Gevallen waarin er sprake is van een mogelijke inbreuk op het Unierecht door een overheidsinstantie in een lidstaat mogen niet worden behandeld binnen het kader waarin deze verordening voorziet. Deze verordening doet evenmin afbreuk aan de coördinatiemechanismen voor sociale zekerheid of belastingen. |
(16) |
Om mogelijke grensoverschrijdende belemmeringen die onder deze verordening vallen te kunnen vaststellen, moet worden bepaald welke situaties een grensoverschrijdende interactie vormen. Deze verordening moet zodoende van toepassing zijn op alle infrastructuur voor grensoverschrijdende activiteiten en op grensoverschrijdende overheidsdiensten. Grensoverschrijdende belemmeringen kunnen gevolgen hebben voor infrastructuur die nodig is voor grensoverschrijdende activiteiten, bijvoorbeeld bij verschillen in de technische normen voor gebouwen of voertuigen en de daarmee verband houdende installaties. Grensoverschrijdende overheidsdiensten worden op lange termijn verleend en zijn erop gericht voordelen op te leveren voor het grote publiek of een specifieke doelgroep in de grensregio waar de dienst wordt verleend, en verbeteren aldus de levensomstandigheden en de territoriale cohesie in die regio’s. |
(17) |
Een grensoverschrijdend dossier moet worden ingediend door een initiatiefnemer, die een particuliere of publieke entiteit kan zijn. Om de behandeling van grensoverschrijdende dossiers te vergemakkelijken en een netwerk van nationale organen op te zetten die met elkaar contact kunnen onderhouden over de uitvoering van deze verordening, moeten de lidstaten op nationaal of regionaal niveau een of meer grensoverschrijdende coördinatiepunten oprichten. Twee of meer aangrenzende lidstaten moeten ook een gemeenschappelijk grensoverschrijdend coördinatiepunt kunnen oprichten dat bevoegd is voor een of meer van hun grensoverschrijdende regio’s. |
(18) |
Een lidstaat moet de mogelijkheid hebben een grensoverschrijdend coördinatiepunt op te richten als onderdeel van een bestaand(e) instantie, publiekrechtelijk orgaan of permanente entiteit, ongeacht of die instantie of entiteit of dat orgaan rechtspersoonlijkheid heeft, met name door er de taken van een grensoverschrijdend coördinatiepunt aan toe te vertrouwen, of als een afzonderlijk(e) instantie, publiekrechtelijk orgaan of permanente entiteit. Er kan bijvoorbeeld worden gekozen voor de volgende instanties, organen en entiteiten: grensoverschrijdende samenwerkingscomités of -commissies die zijn opgericht in het kader van bilaterale samenwerkings- of vriendschapsverdragen; intergouvernementele commissies voor grensoverschrijdende samenwerking of hun secretariaten; raden, secretariaten of secretariaten-generaal die zijn opgericht in het kader van multinationale samenwerkingsovereenkomsten; nationale coördinatiebureaus, nationale centra of contactpunten, of soortgelijke structuren die zijn opgericht in het kader van andere sectorale Europese beleidsmaatregelen; en Interreg-programma-autoriteiten en EGTS’en. |
(19) |
Om voor alle grensoverschrijdende coördinatiepunten een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor de behandeling van grensoverschrijdende dossiers, moeten voor elk grensoverschrijdend coördinatiepunt de taken worden bepaald. Een grensoverschrijdend coördinatiepunt moet fungeren als “centraal loket” voor initiatiefnemers en moet het enige contactpunt zijn voor de initiatiefnemer. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de contactgegevens van de grensoverschrijdende coördinatiepunten openbaar beschikbaar, zichtbaar en toegankelijk zijn. Om de uitkomst van grensoverschrijdende dossiers te kunnen opvolgen en het wegnemen van grensoverschrijdende belemmeringen transparanter te maken, moeten de grensoverschrijdende coördinatiepunten ook verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van informatie aan de Commissie. Bovendien moeten in deze verordening verplichtingen worden vastgelegd met betrekking tot de coördinatie, samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de verschillende grensoverschrijdende coördinatiepunten in één lidstaat en tussen de grensoverschrijdende coördinatiepunten van aangrenzende lidstaten. |
(20) |
Een initiatiefnemer moet enkel een grensoverschrijdend dossier kunnen indienen als de belemmering betrekking heeft op een grens waarvoor ten minste één grensoverschrijdend coördinatiepunt is opgericht. Een initiatiefnemer mag een grensoverschrijdend dossier slechts eenmaal indienen. Indien een andere initiatiefnemer in een andere lidstaat voor dezelfde grensoverschrijdende belemmering ook een grensoverschrijdend dossier indient, moeten de grensoverschrijdende coördinatiepunten van die lidstaten met elkaar contact opnemen om parallelle procedures voor dezelfde grensoverschrijdende belemmering te vermijden. |
(21) |
Door de complexiteit van het toepasselijke nationale recht kan het moeilijk zijn vast te stellen welke specifieke bepaling een grensoverschrijdende belemmering vormt. Gezien de ervaring met b-solutions moet worden bepaald dat de initiatiefnemer alleen de situatie en het op te lossen probleem beschrijft. |
(22) |
Om een procedureel kader tot stand te brengen dat de initiatiefnemer van een grensoverschrijdend dossier rechtszekerheid biedt, moet het grensoverschrijdende coördinatiepunt binnen een redelijke termijn, die in de regel moet zijn vastgelegd in het nationale recht, het grensoverschrijdende dossier beoordelen en de initiatiefnemer antwoorden. Indien het nationale recht niet voorziet in een standaardtermijn voor het beantwoorden van een gelijkwaardig verzoek, moet deze verordening voorzien in passende termijnen. Die termijnen moeten ingaan op de datum van ontvangst van een grensoverschrijdend dossier of een bijgewerkt grensoverschrijdend dossier, ook wanneer een dossier is ontvangen na te zijn overgedragen door een ander grensoverschrijdend coördinatiepunt of een andere bevoegde instantie. |
(23) |
Na analyse van een grensoverschrijdend dossier zou kunnen worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een grensoverschrijdende belemmering. In dat geval moet het grensoverschrijdende dossier worden gesloten. |
(24) |
De lidstaten moeten de vrijheid hebben om, zodra het bestaan van een grensoverschrijdende belemmering is bevestigd, zelf het geschikte instrument te kiezen om de grensoverschrijdende belemmering in de grensoverschrijdende regio in kwestie weg te nemen. Daartoe moeten de lidstaten een beroep kunnen doen op alle geldende internationale overeenkomsten en andere bestaande procedures waarin het recht van de betrokken lidstaat voorziet. Indien de lidstaat van oordeel is dat de beschikbare instrumenten hem niet in staat stellen de grensoverschrijdende belemmering weg te nemen, moet hij daarvoor ad-hocmechanismen kunnen opzetten. Het moet mogelijk zijn dat alleen of, indien nodig en overeengekomen, samen met de aangrenzende lidstaat te doen. De lidstaten moeten aangeven waarom zij bepaalde beoordelingsstappen hebben gezet en welke rechtsmiddelen mogelijk zijn, ook wanneer zij concluderen dat de vermeende belemmering in het grensoverschrijdende dossier niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt. |
(25) |
Daarnaast moet het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie gebruik kunnen maken van het instrument voor een vlottere grensoverschrijdende samenwerking. Aangezien de uitkomst van de procedure enigszins kan verschillen naargelang de administratieve dan wel wetgevende aard van de mogelijke grensoverschrijdende belemmering, moet het instrument voor een vlottere grensoverschrijdende samenwerking daarmee rekening houden. Indien het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie besluit de grensoverschrijdende belemmering weg te nemen door middel van het instrument voor een vlottere grensoverschrijdende samenwerking, kan het nodig zijn om met de aangrenzende lidstaat te coördineren. Indien zowel de betrokken lidstaat als de aangrenzende lidstaat bereid zijn de noodzakelijke wetgevingsprocedure in te leiden of hun administratieve bepalingen of praktijken aan te passen, kan die coördinatie de vorm aannemen van een gemengd comité bestaande uit vertegenwoordigers van de bevoegde instanties en de grensoverschrijdende coördinatiepunten van de betrokken lidstaten. |
(26) |
Om te voorzien in een doeltreffend procedureel kader voor de behandeling van grensoverschrijdende dossiers, moeten in deze verordening de essentiële procedurele stappen worden vastgelegd, zonder onderscheid te maken tussen administratieve of wetgevende belemmeringen. De verschillende rechtsstelsels van aangrenzende lidstaten kunnen ertoe leiden dat de grensoverschrijdende belemmering in de ene lidstaat als administratieve bepaling of praktijk, maar in de andere lidstaat als wettelijke bepaling wordt aangemerkt. Daarom moet elke lidstaat ervoor kiezen de volgens zijn eigen rechtsstelsel geschikte procedure toe te passen. Aangrenzende lidstaten moeten hun respectieve procedures zo veel mogelijk coördineren. Indien ten aanzien van een dossier een definitief standpunt wordt ingenomen, moet dat standpunt, samen met de redenen ervoor, aan de initiatiefnemer worden meegedeeld. |
(27) |
Deze verordening houdt voor de lidstaten geen enkele verplichting in om een grensoverschrijdende belemmering weg te nemen. |
(28) |
De Commissie moet worden belast met taken die verband houden met de monitoring van de toepassing van deze verordening op Unieniveau en de ondersteuning van de lidstaten, onder meer bij capaciteitsopbouw. De Commissie moet met name de grensoverschrijdende coördinatiepunten ondersteunen door de uitwisseling van ervaringen tussen die coördinatiepunten te bevorderen. Die ondersteuning moet ook de vorm kunnen aannemen van instrumenten voor technische bijstand zoals b-solutions. |
(29) |
Om empirisch onderbouwde beleidsvorming mogelijk te maken, moet de Commissie de uitvoering van deze verordening evalueren en een verslag indienen bij het Europees Parlement, de Raad, het Comité van de Regio’s en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Om ervoor te zorgen dat er voldoende empirische gegevens worden verzameld inzake de toepassing van deze verordening en van het instrument voor een vlottere grensoverschrijdende samenwerking, moet het verslag vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening worden ingediend. |
(30) |
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten, neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”) erkende beginselen in acht en heeft voor geen enkele van die grondrechten negatieve gevolgen. Aangezien de verordening tot doel heeft grensoverschrijdende belemmeringen weg te nemen, kan de verordening het recht op toegang tot diensten van algemeen economisch belang, zoals vastgelegd in artikel 36 van het Handvest, en de vrijheid van ondernemerschap, zoals vastgelegd in artikel 16 van het Handvest, versterken. Het brede scala aan dergelijke diensten kan ook bevorderlijk zijn voor de toegang tot gezondheidszorg, zoals vastgelegd in artikel 35 van het Handvest. Meer in het algemeen kan worden gesteld dat grensoverschrijdende openbaarvervoersdiensten zeer waarschijnlijk baat zullen hebben bij het instrument voor een vlottere grensoverschrijdende samenwerking en dat deze verordening derhalve een positief effect kan hebben op de vrijheid van verkeer en verblijf, zoals vastgelegd in artikel 45 van het Handvest. |
(31) |
Uit de ervaring blijkt dat bepaalde lidstaten individuele, bilaterale of zelfs multilaterale initiatieven hebben opgezet om juridische belemmeringen voor grensoverschrijdende interactie uit de weg te ruimen. Die instrumenten bestaan echter niet in alle lidstaten of ten aanzien van alle grenzen van een bepaalde lidstaat. Voorts kan de Unie, daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de grensoverschrijdende aard van de belemmeringen beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. |
(32) |
Overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. Elke lidstaat is vrij om al dan niet het instrument voor een vlottere grensoverschrijdende samenwerking uit hoofde van deze verordening te gebruiken. Een lidstaat moet, ten aanzien van een specifieke grens met een of meer aangrenzende lidstaten, besluiten om grensoverschrijdende belemmeringen uit de weg te ruimen met behulp van de bestaande instrumenten die die lidstaat op nationaal niveau of samen met een of meer aangrenzende lidstaten heeft ingesteld. Deze verordening gaat derhalve niet verder dan nodig is om de samenwerking in grensoverschrijdende regio’s te vergemakkelijken, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
-
1.Bij deze verordening voorziet in een kader ter vergemakkelijking van het vaststellen en wegnemen van grensoverschrijdende belemmeringen voor de totstandbrenging en werking van de benodigde infrastructuur voor openbare of particuliere grensoverschrijdende activiteiten, of van grensoverschrijdende openbare diensten die in een bepaalde grensoverschrijdende regio worden verleend en die de economische, sociale en territoriale cohesie in die grensoverschrijdende regio bevorderen.
-
2.Het in lid 1 bedoelde kader biedt de mogelijkheid om een procedure in te leiden ten aanzien van een grensoverschrijdende belemmering in een lidstaat die besluit een grensoverschrijdend coördinatiepunt op te richten overeenkomstig deze verordening.
-
3.Deze verordening voorziet ook in regels betreffende:
a) |
de organisatie en de taken van grensoverschrijdende coördinatiepunten in de lidstaten, en |
b) |
de coördinatietaken van de Commissie. |
Artikel 2
Toepassingsgebied
-
1.Deze verordening is van toepassing op grensoverschrijdende belemmeringen in land- of zeegrensregio’s van aangrenzende lidstaten.
-
2.Deze verordening is niet van toepassing op grensoverschrijdende belemmeringen in grensregio’s tussen lidstaten en derde landen.
-
3.Deze verordening doet geen afbreuk aan andere rechtshandelingen van de Unie, met name die welke van toepassing zijn op de buitengerechtelijke beslechting van juridische kwesties die voortvloeien uit grensoverschrijdende belemmeringen en op de juiste uitlegging of uitvoering van het Unierecht.
Zij doet evenmin afbreuk aan de coördinatiemechanismen voor sociale zekerheid of belastingen.
-
4.Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de Unie en haar lidstaten kunnen de lidstaten:
a) |
voorzien in nationaalrechtelijke procedures om grensoverschrijdende belemmeringen weg te nemen, en |
b) |
nieuwe internationale overeenkomsten sluiten en bestaande overeenkomsten wijzigen waarin dergelijke procedures worden vastgelegd. |
De lidstaten kunnen ook ad-hocmechanismen opzetten.
Artikel 3
Definities
-
1.Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
“grensoverschrijdende interactie”:
|
2) |
“grensoverschrijdende belemmering”: een wetgevende of administratieve bepaling in een lidstaat of een administratieve praktijk van een overheidsinstantie in een lidstaat die een negatieve invloed kan hebben op een grensoverschrijdende interactie en zodoende op de ontwikkeling van een grensoverschrijdende regio, en die geen inbreuk kan maken op het Unierecht; |
3) |
“bevoegde instantie”: een orgaan op nationaal, regionaal of lokaal niveau dat bevoegd is om juridisch bindende en afdwingbare handelingen vast te stellen in een lidstaat die een of meer grensoverschrijdende coördinatiepunten opricht; |
4) |
“grensoverschrijdend dossier”: een document dat door een of meer initiatiefnemers is opgesteld en bij een grensoverschrijdend coördinatiepunt is ingediend; |
5) |
“grensoverschrijdende overheidsdienst”: een in het algemeen belang uitgevoerde activiteit om een dienst te verlenen in, of om te werken aan gemeenschappelijke problemen of het ontwikkelingspotentieel van, grensregio’s aan weerszijden van de grenzen van een of meer aangrenzende lidstaten, ter bevordering van de economische, sociale en territoriale cohesie in de betrokken grensoverschrijdende regio; |
6) |
“initiatiefnemer”: een particuliere of publieke entiteit die betrokken is bij de verstrekking, exploitatie, oprichting of werking van een grensoverschrijdende overheidsdienst of van grensinfrastructuur waarvoor ten minste één grensoverschrijdend coördinatiepunt is opgericht; |
7) |
“betrokken instantie”: een instantie, een publiekrechtelijk orgaan of een permanente entiteit in een lidstaat zonder grensoverschrijdend coördinatiepunt, waarmee een grensoverschrijdend coördinatiepunt van een aangrenzende lidstaat contact kan opnemen voor een grensoverschrijdend dossier. |
-
2.Voor de toepassing van deze verordening heeft een verwijzing naar de “bevoegde instantie” ook betrekking op situaties waarin meer dan één bevoegde instantie binnen dezelfde lidstaat bevoegd is of moet worden geraadpleegd.
-
3.Voor de toepassing van deze verordening heeft de term “grensoverschrijdende belemmering” betrekking op een of meer grensoverschrijdende belemmeringen die verband houden met een grensoverschrijdend dossier.
HOOFDSTUK II
GRENSOVERSCHRIJDENDE COÖRDINATIEPUNTEN EN BETROKKEN INSTANTIES
Artikel 4
Oprichting van grensoverschrijdende coördinatiepunten
-
1.De lidstaten kunnen op nationaal of regionaal niveau op basis van hun institutioneel en juridisch kader een of meer grensoverschrijdende coördinatiepunten oprichten overeenkomstig de leden 2 en 3.
Indien een lidstaat besluit slechts voor een aantal van zijn grensregio’s een of meer grensoverschrijdende coördinatiepunten op te richten, is hij niet verplicht dat ook te doen voor zijn andere grensregio’s.
Indien een lidstaat met een andere lidstaat zowel land- als zeegrenzen heeft en besluit een of meer grensoverschrijdende coördinatiepunten op te richten, is hij niet verplicht een grensoverschrijdend coördinatiepunt op te richten voor de zeegrenzen die hij met die lidstaat deelt.
-
2.Twee of meer aangrenzende lidstaten kunnen besluiten een gemeenschappelijk grensoverschrijdend coördinatiepunt op te richten dat bevoegd is voor een of meer van hun grensoverschrijdende regio’s.
-
3.Indien een lidstaat besluit een of meer grensoverschrijdende coördinatiepunten op te richten, wordt elk grensoverschrijdend coördinatiepunt opgericht als ofwel:
a) |
een onderdeel van een bestaand(e) instantie, publiekrechtelijk orgaan of permanente entiteit, onder meer door die instantie, dat publiekrechtelijk orgaan of die permanente entiteit de aanvullende taken van het grensoverschrijdende coördinatiepunt toe te vertrouwen, ofwel |
b) |
een afzonderlijk(e) instantie, publiekrechtelijk orgaan of permanente entiteit. |
-
4.De lidstaten zorgen ervoor dat binnen twee maanden na de vaststelling van een besluit tot oprichting van een grensoverschrijdend coördinatiepunt, de contactgegevens ervan en informatie over de taken ervan:
a) |
beschikbaar worden gesteld op de website van de instantie die, het publiekrechtelijke orgaan dat of de permanente entiteit die is opgericht als een grensoverschrijdend coördinatiepunt, alsook op de in artikel 36, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1059 bedoelde websites van de desbetreffende Interreg A-programma’s, en |
b) |
tegelijkertijd elektronisch worden toegezonden aan de Commissie overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
De lidstaten zorgen ervoor dat die contactgegevens en informatie actueel worden gehouden.
De lidstaten zorgen ervoor dat het grensoverschrijdende coördinatiepunt zichtbaar en toegankelijk is.
Artikel 5
Voornaamste taken van de grensoverschrijdende coördinatiepunten
-
1.Elk grensoverschrijdend coördinatiepunt onderhoudt contact met de initiatiefnemer als bedoeld in de artikelen 9 en 10 en, indien toepasselijk, de artikelen 11 en 12.
Het grensoverschrijdende coördinatiepunt waarbij de initiatiefnemer zijn grensoverschrijdende dossier indient, vormt, ongeacht of het een nationaal, regionaal of gemeenschappelijk grensoverschrijdend coördinatiepunt betreft, het enige contactpunt voor de initiatiefnemer wat betreft de beoordeling van het grensoverschrijdende dossier uit hoofde van hoofdstuk III en, indien toepasselijk, hoofdstuk IV.
-
2.De lidstaten beslissen of grensoverschrijdende coördinatiepunten naar aanleiding van een grensoverschrijdend dossier voor eigen rekening mogen optreden dan wel of zij alleen verantwoordelijk zijn voor de communicatie met de initiatiefnemer namens de bevoegde instantie overeenkomstig lid 1.
-
3.De lidstaten bepalen, hetzij afzonderlijk in het in artikel 4, lid 1, bedoelde geval, hetzij gezamenlijk in het in artikel 4, lid 2, bedoelde geval, de verdeling van de volgende taken en procedures die zijn vastgelegd in de hoofdstukken II en III en, indien toepasselijk, in hoofdstuk IV tussen het grensoverschrijdende coördinatiepunt en de bevoegde instantie:
a) |
het beoordelen van alle grensoverschrijdende dossiers, overeenkomstig artikel 9; |
b) |
het waarborgen dat de in artikel 4, lid 4, en in de bijlage bedoelde informatie transparant en toegankelijk is; |
c) |
het voorbereiden en uitvoeren van oplossingen voor grensoverschrijdende belemmeringen met betrekking tot hun grondgebied overeenkomstig de artikelen 9 en 10 en, indien toepasselijk, de artikelen 11 en 12; |
d) |
het onderhouden van contacten met het (de) grensoverschrijdende coördinatiepunt(en) of, bij ontstentenis daarvan, met de betrokken instantie of instanties in de aangrenzende lidstaat of lidstaten overeenkomstig artikel 9, lid 4; |
e) |
het onderhouden van contacten met de Commissie en het ondersteunen van de Commissie bij de uitvoering van de in artikel 13 bedoelde coördinatietaken, met name het bijwerken van het in artikel 13, lid 1, punt a), bedoelde register door ten minste eenmaal per jaar informatie te verstrekken over elk grensoverschrijdend dossier dat is verwerkt, overeenkomstig de bijlage. |
Artikel 6
Informatie over de betrokken instantie
-
1.Indien een lidstaat geen grensoverschrijdende coördinatiepunten heeft opgericht, verstrekt hij de Commissie informatie over de betrokken instantie overeenkomstig artikel 13, lid 2, en de bijlage.
-
2.Lid 1 van dit artikel is alleen van toepassing op de lidstaten met landgrensregio’s als bedoeld in artikel 2, lid 1.
HOOFDSTUK III
GRENSOVERSCHRIJDENDE DOSSIERS
Artikel 7
Opstelling en indiening van grensoverschrijdende dossiers
-
1.De initiatiefnemer stelt een grensoverschrijdend dossier op overeenkomstig artikel 8.
-
2.De initiatiefnemer dient het grensoverschrijdende dossier in bij het grensoverschrijdende coördinatiepunt in een van de lidstaten op het grondgebied waarvan het bij de vermeende grensoverschrijdende belemmering betrokken geografische gebied zich bevindt.
-
3.Indien grensoverschrijdende dossiers over dezelfde grensoverschrijdende belemmering in twee of meer aangrenzende lidstaten worden ingediend, onderhouden de respectieve grensoverschrijdende coördinatiepunten contact met elkaar om te bepalen welke van de lidstaten het dossier zal behandelen. De andere grensoverschrijdende coördinatiepunten dragen hun grensoverschrijdende dossiers dienovereenkomstig over.
Artikel 8
Inhoud van grensoverschrijdende dossiers
-
1.Het grensoverschrijdende dossier bevat ten minste de volgende elementen:
a) |
een beschrijving van de grensoverschrijdende interactie en de context ervan; |
b) |
een beschrijving van het probleem dat voortvloeit uit een grensoverschrijdende belemmering; |
c) |
de reden van de noodzaak om de grensoverschrijdende belemmering weg te nemen; |
d) |
indien beschikbaar, een beschrijving van de negatieve gevolgen van de grensoverschrijdende belemmering voor de ontwikkeling van de grensoverschrijdende regio; |
e) |
het betrokken geografische gebied; |
f) |
indien bekend en relevant, de verwachte nodige toepassingsduur van een afwijking van of uitzondering op de grensoverschrijdende belemmering of het wegnemen ervan; |
g) |
indien bekend, informatie over de vraag of er een grensoverschrijdend dossier over dezelfde vermeende grensoverschrijdende belemmering is ingediend bij een ander grensoverschrijdend coördinatiepunt. |
-
2.De initiatiefnemer kan de grensoverschrijdende belemmering ook vaststellen en, indien mogelijk, de tekst voorstellen voor een afwijking van of uitzondering op de grensoverschrijdende belemmering of voor het wegnemen ervan door middel van een juridische ad-hocoplossing.
-
3.Het in lid 1, punt e), bedoelde geografische gebied wordt beperkt tot het minimum dat nodig is om de grensoverschrijdende belemmering op een doeltreffende manier uit de weg te ruimen.
Artikel 9
Beoordelingsstappen
-
1.Het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie beoordeelt elk op grond van de artikelen 7 en 8 ingediend grensoverschrijdend dossier en stelt de eventuele grensoverschrijdende belemmering vast.
-
2.Binnen twee maanden na de datum van indiening van het grensoverschrijdende dossier kan het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie de initiatiefnemer verzoeken het grensoverschrijdende dossier te verduidelijken of specifieke aanvullende informatie in te dienen.
Indien het grensoverschrijdende dossier na de in lid 1 van dit artikel en de eerste alinea van dit lid bedoelde beoordelingsstappen niet alle door artikel 8, lid 1, vereiste elementen bevat, kan het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie het dossier sluiten, met opgave van de redenen daarvoor, waarna het grensoverschrijdende coördinatiepunt de initiatiefnemer daarvan in kennis stelt.
-
3.Het grensoverschrijdende coördinatiepunt dat of de bevoegde instantie die na beoordeling van een grensoverschrijdend dossier tot de conclusie komt dat er geen sprake is van een grensoverschrijdende belemmering, kan het dossier sluiten, met opgave van de redenen daarvoor, waarna het grensoverschrijdende coördinatiepunt de initiatiefnemer daarvan in kennis stelt.
-
4.Indien het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie na beoordeling van een grensoverschrijdend dossier tot de conclusie komt dat de vermeende grensoverschrijdende belemmering onder de bevoegdheid van een andere lidstaat valt, neemt het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie contact op met het grensoverschrijdende coördinatiepunt in die andere lidstaat of, bij ontstentenis daarvan, met de betrokken instantie in die lidstaat.
Indien dat grensoverschrijdende coördinatiepunt of die betrokken instantie daarmee instemt, verstrekt het grensoverschrijdende coördinatiepunt alle relevante informatie aan dat grensoverschrijdende coördinatiepunt of die betrokken instantie, waarna het de initiatiefnemer daarvan onmiddellijk in kennis stelt.
-
5.Indien het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie na beoordeling van een grensoverschrijdend dossier tot de conclusie komt dat er sprake is van een grensoverschrijdende belemmering, kan het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie contact opnemen met een grensoverschrijdend coördinatiepunt of, bij ontstentenis daarvan, met de betrokken instantie van een of meer aangrenzende lidstaten.
-
6.Het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie in de lidstaat waarop de grensoverschrijdende belemmering betrekking heeft, kan op een van de volgende wijzen handelen:
a) |
indien mogelijk, een beroep doen op een van kracht zijnde bilaterale, multilaterale, sectorspecifieke dan wel multisectorale internationale overeenkomst die voorziet in een mechanisme voor het wegnemen van dergelijke grensoverschrijdende belemmeringen tussen de lidstaten die partij zijn bij een dergelijke overeenkomst; |
b) |
indien toepasselijk, een beroep doen op andere procedures uit hoofde van het recht van de betrokken lidstaat; |
c) |
ad-hocmechanismen in het leven roepen; |
d) |
het in hoofdstuk IV beschreven instrument voor een vlottere grensoverschrijdende samenwerking toepassen, hetzij alleen, hetzij, indien nodig en overeengekomen, samen met de aangrenzende lidstaat; |
e) |
ervoor kiezen de belemmering niet weg te nemen en het dossier te sluiten. |
Voor de toepassing van punt a) wordt het wegnemen van de grensoverschrijdende belemmering, met inbegrip van elementen zoals de betrokken actoren en de te volgen procedure, met name voor het onderhouden van contacten en de samenwerking met de aangrenzende lidstaat, uitsluitend geregeld door de bepalingen van die overeenkomst.
Artikel 10
Aan de initiatiefnemer te verstrekken informatie
-
1.Het grensoverschrijdende coördinatiepunt stelt de initiatiefnemer binnen de in het nationale recht vastgestelde standaardtermijn voor het beantwoorden van een dergelijk verzoek schriftelijk in kennis van alle beoordelingsstappen die overeenkomstig artikel 9 zijn ondernomen.
-
2.Indien het nationale recht niet in een dergelijke termijn voorziet, gelden de volgende termijnen:
a) |
drie maanden na de datum van ontvangst van het grensoverschrijdende dossier door het grensoverschrijdende coördinatiepunt voor de in artikel 9, lid 2, tweede alinea, bedoelde beoordelingsstappen; |
b) |
zes maanden na de datum van ontvangst van het grensoverschrijdende dossier door het grensoverschrijdende coördinatiepunt voor de in artikel 9, leden 3 tot en met 6, bedoelde beoordelingsstappen. |
-
3.De uit hoofde van lid 1 te verstrekken informatie beschrijft eveneens:
a) |
de beoordelingsstappen die zijn genomen, de redenen daarvoor en, indien beschikbaar, de conclusies ervan, en |
b) |
de rechtsmiddelen waarover de initiatiefnemer uit hoofde van het nationale recht beschikt tegen die beoordelingsstappen. |
De rechtsmiddelen zijn beperkt tot het verifiëren van de naleving van de in deze verordening bedoelde procedurele rechten.
-
4.De in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn kan worden verlengd overeenkomstig de nationale voorschriften die van toepassing zijn op soortgelijke procedures. Bij ontstentenis van dergelijke nationale voorschriften kunnen de termijnen uit hoofde van lid 2 van dit artikel met maximaal drie maanden worden verlengd indien een grensoverschrijdend coördinatiepunt of een bevoegde instantie concludeert dat er meer tijd nodig is voor juridische analyse of voor overleg binnen de lidstaat of voor coördinatie met de aangrenzende lidstaat, op grond van artikel 9, lid 1.
HOOFDSTUK IV
HET INSTRUMENT VOOR EEN VLOTTERE GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING
Artikel 11
Procedure
-
1.Indien het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie besluit het instrument voor een vlottere grensoverschrijdende samenwerking toe te passen, is de procedure van dit artikel van toepassing.
-
2.Indien het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie tot de conclusie is gekomen dat er sprake is van een grensoverschrijdende belemmering, stelt het coördinatiepunt of de instantie de initiatiefnemer in kennis van:
a) |
de vastgestelde grensoverschrijdende belemmering; |
b) |
de volgende stappen, ongeacht of die leiden tot het wegnemen van de grensoverschrijdende belemmering, en, indien relevant, de uit hoofde van de leden 4 en 5 toepasselijke procedures. |
-
3.Na de beoordeling van het grensoverschrijdende dossier en de vaststelling van de grensoverschrijdende belemmering deelt het grensoverschrijdende coördinatiepunt relevante informatie over die grensoverschrijdende belemmering met het grensoverschrijdende coördinatiepunt of, bij ontstentenis daarvan, met de betrokken instantie in de aangrenzende lidstaat. De grensoverschrijdende coördinatiepunten streven ernaar parallelle procedures met betrekking tot dezelfde grensoverschrijdende belemmering te vermijden.
-
4.Wanneer de grensoverschrijdende belemmering een administratieve bepaling of praktijk betreft en het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie van oordeel is dat er voor het wegnemen van de belemmering geen wettelijke bepaling hoeft te worden gewijzigd, neemt het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie contact op met de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de administratieve bepaling of praktijk om na te gaan of een wijziging van die administratieve bepaling of praktijk volstaat om de grensoverschrijdende belemmering weg te nemen en of die instantie bereid is die bepaling of praktijk dienovereenkomstig te wijzigen.
De initiatiefnemer wordt op grond van artikel 7 binnen acht maanden na de datum van de indiening van het grensoverschrijdende dossier schriftelijk in kennis gesteld.
-
5.Wanneer de grensoverschrijdende belemmering een wettelijke bepaling betreft, neemt het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie contact op met de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de wettelijke bepaling om na te gaan of een wijziging, zoals een afwijking van of een uitzondering op de toepasselijke wettelijke bepaling, de grensoverschrijdende belemmering zou wegnemen en of de bevoegde instantie bereid is de nodige stappen te ondernemen om overeenkomstig het institutionele en juridische kader van de betrokken lidstaat een wetgevingsprocedure in te leiden om een dergelijke wijziging aan te brengen.
De initiatiefnemer wordt op grond van artikel 7 binnen acht maanden na de datum van de indiening van het grensoverschrijdende dossier schriftelijk in kennis gesteld.
-
6.Indien er grensoverschrijdende dossiers over dezelfde grensoverschrijdende belemmering zijn ingediend bij grensoverschrijdende coördinatiepunten in twee of meer aangrenzende lidstaten, beslist elk van die grensoverschrijdende coördinatiepunten of de procedure van lid 4 of lid 5 van toepassing is in hun respectieve lidstaat en onderhouden zij contact met elkaar.
-
7.Indien het grensoverschrijdende coördinatiepunt niet in staat is de initiatiefnemer binnen de in lid 4, tweede alinea, of lid 5, tweede alinea, vastgestelde termijn van acht maanden te antwoorden als gevolg van een lopende juridische analyse, overleg binnen de lidstaat, coördinatie met de aangrenzende lidstaat, een wijziging van een administratieve bepaling of een praktijk door de bevoegde of betrokken instantie van de aangrenzende lidstaat, of het inleiden van een wetgevingsprocedure, wordt de initiatiefnemer schriftelijk in kennis gesteld van de reden voor de vertraging en van de antwoordtermijn.
Artikel 12
Laatste stappen
-
1.Het grensoverschrijdende coördinatiepunt stelt de initiatiefnemer op basis van de op grond van artikel 9 uitgevoerde beoordeling en van de uit hoofde van artikel 11, lid 3, ontvangen informatie schriftelijk in kennis van de uitkomst van de procedure, namelijk:
a) |
de uitkomst van procedures die zijn uitgevoerd uit hoofde van artikel 11, lid 4, met inbegrip van eventuele wijzigingen van de administratieve bepalingen of praktijk; |
b) |
de uitkomst van een procedure uit hoofde van artikel 11, lid 5, met inbegrip van, indien relevant, de inleiding van een wetgevingsprocedure of de wijziging van wettelijke bepalingen; |
c) |
dat de grensoverschrijdende belemmering niet zal worden weggenomen; |
d) |
de redenen voor het uit hoofde van punt a), b) of c) ingenomen standpunt; |
e) |
de termijn voor het instellen van rechtsmiddelen waarin het nationale recht eventueel voorziet. |
Indien het nationale recht niet in een termijn voorziet, krijgt de initiatiefnemer voor de toepassing van punt e) zes maanden de tijd om rechtsmiddelen in te stellen.
De rechtsmiddelen zijn beperkt tot het verifiëren van de naleving van de procedurele rechten op grond van deze verordening.
-
2.Indien het grensoverschrijdende coördinatiepunt of de bevoegde instantie heeft besloten de grensoverschrijdende belemmering weg te nemen door middel van de in artikel 11, lid 5, bedoelde procedure, informeert het coördinatiepunt of de bevoegde instantie:
a) |
het grensoverschrijdende coördinatiepunt van de aangrenzende lidstaat; |
b) |
de initiatiefnemer over de belangrijkste stappen met betrekking tot de wijziging van de wettelijke bepaling, met inbegrip van, indien relevant, de wetgevingsprocedure die is ingeleid om de betrokken wettelijke bepaling te wijzigen teneinde de grensoverschrijdende belemmering weg te nemen, of over het definitieve besluit tot sluiting van de procedure. |
Het grensoverschrijdende coördinatiepunt informeert de initiatiefnemer ook wanneer de bevoegde instantie van de aangrenzende lidstaat een wetgevingsprocedure heeft ingeleid om een wettelijke bepaling te wijzigen.
-
3.Indien de betrokken lidstaat en de aangrenzende lidstaat concluderen dat elk van hen bereid is een wetgevingsprocedure in te leiden om hun respectieve wettelijke bepaling te wijzigen, hun respectieve administratieve bepaling te wijzigen of hun respectieve praktijk te wijzigen, doen zij dat in nauwe coördinatie, overeenkomstig hun respectieve institutionele en juridische kaders. Die coördinatie kan betrekking hebben op het tijdschema van de procedures en kan leiden tot de oprichting van een gemengd comité met vertegenwoordigers van de bevoegde instanties en de grensoverschrijdende coördinatiepunten, indien van toepassing.
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 13
Coördinatietaken van de Commissie
-
1.De Commissie vervult de volgende coördinatietaken:
a) |
het aanleggen en onderhouden van één enkel openbaar Unieregister van grensoverschrijdende dossiers; |
b) |
het onderhouden van contact met de grensoverschrijdende coördinatiepunten; |
c) |
het ondersteunen van de versterking van de institutionele capaciteit in de lidstaten die nodig is om deze verordening efficiënt uit te voeren; |
d) |
het bevorderen van de uitwisseling van ervaringen tussen de lidstaten, en met name tussen de grensoverschrijdende coördinatiepunten; |
e) |
het bekendmaken en bijwerken van een lijst met alle nationale en regionale grensoverschrijdende coördinatiepunten. |
-
2.De lidstaten ondersteunen de in lid 1, punt d), van dit artikel bedoelde coördinatietaken van de Commissie, hetzij overeenkomstig artikel 5, lid 3, punt e), hetzij door jaarlijks informatie in te dienen overeenkomstig de bijlage.
De eerste alinea van dit lid is alleen van toepassing op de lidstaten met landgrensregio’s als bedoeld in artikel 2, lid 1.
Artikel 14
Monitoring en rapportage
Uiterlijk op 9 juni 2030 evalueert de Commissie de uitvoering van deze verordening en dient zij een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad, het Comité van de Regio’s en het Europees Economisch en Sociaal Comité.
Artikel 15
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 7 mei 2025.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
R.METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.SZŁAPKA
-
Standpunt van het Europees Parlement van 14 februari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 24 maart 2025 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 6 mei 2025 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en door externe financieringsinstrumenten (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 94, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/1059/oj).
-
Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 19, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1082/oj).
-
Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 60, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/1058/oj).
-
Aanbeveling 2013/461/EU van de Commissie van 17 september 2013 inzake de beginselen voor de werking van Solvit (PB L 249 van 19.9.2013, blz. 10, ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2013/461/oj).
BIJLAGE
ELEKTRONISCHE GEGEVENSUITWISSELING TUSSEN DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE
De in deze bijlage gevraagde informatie moet worden verstrekt in een van de officiële talen van de instellingen van de Unie.
Deel 1
Informatie die moet worden verstrekt door lidstaten met grensoverschrijdende coördinatiepunten
-
1.Lijst met grensoverschrijdende coördinatiepunten
De informatie die de lidstaten over elk grensoverschrijdend coördinatiepunt in de onderstaande tabel verstrekken, wordt opgenomen op de lijst met grensoverschrijdende coördinatiepunten die online door de Commissie wordt gepubliceerd.
Naam van het grensoverschrijdende coördinatiepunt |
Code van het grensoverschrijdende coördinatiepunt |
Postadres |
Internetadres (1) |
Telefoonnummer |
Geografische dekking (2) |
Datum van aanwijzing/oprichting |
Rechtsgrondslag van de aanwijzing/oprichting |
Hoofdtaken (3) |
Grondslag: artikel 4, lid 4, en artikel 13, lid 1, punt e). |
-
2.Contactgegevens van de grensoverschrijdende coördinatiepunten
De informatie die de lidstaten voor elk grensoverschrijdend coördinatiepunt in de onderstaande tabel verstrekken, stelt de Commissie in staat haar taken op het gebied van coördinatie, capaciteitsopbouw en kennisdeling uit te voeren. Die informatie wordt niet openbaar gemaakt.
Contactpersoon |
Functie |
E-mailadres |
Telefoonnummer |
Grondslag: artikel 4, lid 4. |
-
3.Informatie voor het ene enkele openbaar Unieregister van grensoverschrijdende dossiers
De informatie die de grensoverschrijdende coördinatiepunten of de bevoegde instanties over elk grensoverschrijdend dossier in de onderstaande tabel verstrekken, wordt opgenomen in het ene enkele openbaar Unieregister van grensoverschrijdende dossiers dat online door de Commissie wordt gepubliceerd. Die informatie stelt de Commissie in staat haar taken op het gebied van coördinatie, capaciteitsopbouw en kennisdeling uit te voeren.
Dossiercode |
|||||
Titel van het dossier |
[200] (4) |
||||
Datum van ontvangst door het grensoverschrijdende coördinatiepunt |
|||||
Data van de mededelingen aan de Commissie |
|
||||
Beschrijving van de belemmering |
[5 000 ] |
||||
Naam van de initiatiefnemer |
|||||
Geografisch gebied van de belemmering (5) |
|||||
Situatie van het dossier |
1 — Nog niet beoordeeld 2 — In afwachting van nadere informatie van de initiatiefnemer (6) of gesloten vanwege onvoldoende informatie van de initiatiefnemer (7) 3 — Geen belemmering vastgesteld of belemmering valt buiten het toepassingsgebied van deze verordening 4 — Dossier gesloten vanwege overlapping met een ander dossier (8) 5 — Beoordeeld, waarbij nog over verdere maatregelen moet worden beslist 6 — Dossier overgedragen aan een ander grensoverschrijdend coördinatiepunt of aan een betrokken instantie (9) 7 — Proces voor een mogelijke oplossing in het kader van het instrument voor een vlottere grensoverschrijdende samenwerking 8 — Proces voor het in gang zetten van een mogelijke oplossing in het kader van een ander instrument (10) 9 — Belemmering weggenomen (geheel of gedeeltelijk) (11) 10 — Beslissing om de belemmering niet weg te nemen |
||||
Dossier laatstelijk gewijzigd op (datum) |
|||||
Beschrijving van de follow-up |
[5 000 ] indien van toepassing |
||||
Rechtsgrondslag van de uitgevoerde oplossing (12) |
indien van toepassing |
||||
Webpagina voor het dossier |
Indien van toepassing |
||||
Publicaties over het dossier |
Indien van toepassing |
||||
Grondslag: artikel 5, lid 3, punt e), en artikel 13, lid 1, punt a). |
-
4.Contactgegevens van de initiatiefnemers
De informatie die de lidstaten voor elk grensoverschrijdend dossier in de onderstaande tabel verstrekken, is optioneel. Ze stelt de Commissie in staat haar taken op het gebied van capaciteitsopbouw en kennisdeling uit te voeren. Die informatie wordt alleen verwerkt met de vrije en uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene en mag niet openbaar worden gemaakt.
Contactpersoon van de initiatiefnemer |
Functie |
E-mailadres |
Grondslag: artikel 5, lid 3, punt e), en artikel 13, lid 1, punt a). |
Deel 2
Informatie die moet worden verstrekt door lidstaten zonder grensoverschrijdende coördinatiepunten
-
1.Lijst met betrokken instanties
De informatie die de lidstaten over elke betrokken instantie in de onderstaande tabel verstrekken, wordt opgenomen op de lijst met betrokken instanties die online door de Commissie wordt gepubliceerd.
Naam van de betrokken instantie |
Postadres |
Telefoonnummer |
Grondslag: artikel 6, lid 1. |
-
2.Informatie van lidstaten zonder grensoverschrijdend coördinatiepunt, jaarlijks uiterlijk op 31 december in te dienen
Samenvatting van de belangrijkste stappen die het afgelopen jaar zijn genomen met betrekking tot de van een of meer grensoverschrijdende coördinatiepunten ontvangen informatie over vastgestelde grensoverschrijdende belemmeringen, met vermelding van de maatregelen die zijn genomen om die weg te nemen en eventuele andere relevante informatie. |
[8 000 ] (13) |
Grondslag: artikel 13, lid 1, punt a). |
-
Op grond van artikel 5, lid 3, punt e).
-
Nader te bepalen in het geval van een op grond van artikel 4, lid 2, opgericht gemeenschappelijk grensoverschrijdend coördinatiepunt.
-
Op grond van artikel 5, leden 1 en 2.
-
De cijfers tussen vierkante haken geven het maximale aantal tekens aan, spaties niet meegerekend.
-
NUTS 3-codes van de territoriale eenheid (eenheden) waarop de grensoverschrijdende belemmering betrekking heeft. Indien de belemmering slechts een deel van een of meer territoriale eenheden betreft, kunnen de NUTS 3-codes worden vervangen door de LAU-codes van die delen.
-
Op grond van artikel 9, lid 2.
-
Op grond van artikel 9, lid 2, tweede alinea.
-
Vermeld, indien van toepassing, de dossiercode van het dossier dat in het geval van soortgelijke dossiers openblijft.
-
Vermeld, indien van toepassing, de dossiercode van het dossier dat in het geval van soortgelijke dossiers openblijft.
-
Vermeld, indien van toepassing, de aard van het op grond van artikel 9, lid 6, punten a), b) en c), beoogde of gebruikte instrument.
-
Geef, indien van toepassing, aan of de belemmering geheel of gedeeltelijk is weggenomen.
-
Indien van toepassing, de verwijzing naar de wettelijke of administratieve handeling op basis waarvan de belemmering (eventueel gedeeltelijk) is weggenomen.
-
De cijfers tussen vierkante haken geven het maximale aantal tekens aan, spaties niet meegerekend.
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2025/925/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.