over het namens de Europese Unie in de deskundigengroep inzake de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) en in de Werkgroep voor Wegvervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties in te nemen standpunt over een voorstel om de AETR in overeenstemming te brengen met de belangrijkste recente wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
De Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) (1) is op 5 januari 1976 in werking getreden. In zijn arrest van 31 maart 1971 in zaak 22/70 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie erkend dat de Unie uitsluitend bevoegd is voor de onderwerpen waarop de AETR betrekking heeft (2).
(2)
Op grond van artikel 2, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) dienen de bepalingen van de AETR in overeenstemming te worden gebracht met de bepalingen van die verordening. Verordening (EG) nr. 561/2006 is gewijzigd bij Verordeningen (EU) 2020/1054 (4) en (EU) 2024/1258 (5) van het Europees Parlement en de Raad. Daarnaast is artikel 8 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 561/2006, een van de bij Verordening (EU) 2020/1054 ingevoerde bepalingen, aangevuld bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012 van de Commissie (6). Daarom moet de Unie voorstellen de AETR te wijzigen om rekening te houden met de wijzigingen die zijn ingevoerd bij de Verordeningen (EU) 2020/1054 en (EU) 2024/1258 en die zijn aangevuld bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012. Die wijzigingen omvatten nieuwe bepalingen met betrekking tot het toepassingsgebied van de AETR, de voorwaarden waaronder opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden kunnen worden genomen, een verbod op het nemen van de normale wekelijkse rusttijd in de cabine, de regels op grond waarvan de bestuurder moet terugkeren naar de vestiging van de werkgever of naar de woonplaats van de bestuurder, de voorwaarden waaronder het mogelijk is rusttijden op een veerboot of trein te nemen, andere mogelijke afwijkingen voor bestuurders die ongeregeld personenvervoer verrichten, en het beginsel en de specificaties van veilige en beveiligde parkeerterreinen.
(3)
Op grond van artikel 21 van de AETR kunnen voorstellen tot wijziging van de AETR door elke overeenkomstsluitende partij worden ingediend bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Alvorens de voorstellen bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties worden ingediend, worden zij doorgaans eerst voorgelegd aan en onderzocht en bekrachtigd door de Werkgroep voor Wegvervoer (SC.1) van de Economische Commissie voor Europa van de VN (VN/ECE). In het kader van de AETR heeft de VN/ECE een deskundigengroep inzake de AETR opgericht. De deskundigengroep inzake de AETR is bevoegd om voorstellen tot wijziging van de AETR op te stellen en in te dienen bij de Werkgroep voor Wegvervoer van de VN/ECE. De Unie moet op basis van dit besluit voorstellen dat de deskundigengroep inzake de AETR, tijdens zijn geplande 38e vergadering in juni 2025 en tijdens de daaropvolgende vergaderingen, en de Werkgroep voor Wegvervoer van de VN/ECE, tijdens zijn geplande 120e vergadering in oktober 2025 en tijdens de daaropvolgende vergaderingen, wijzigingen van de AETR bespreken met betrekking tot de verbetering van de arbeidsomstandigheden van bestuurders in het internationale vervoer over de weg die voortvloeien uit de recente wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006 die zijn ingevoerd bij de Verordeningen (EU) 2020/1054 en (EU) 2024/1258 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012.
(4)
Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de deskundigengroep inzake de AETR en in de Werkgroep voor Wegvervoer, aangezien de wijzigingen van de AETR uit hoofde van het internationaal recht bindend zullen zijn overeenkomstig artikel 21, lid 6, van de AETR.
(5)
De lidstaten mogen er geen bezwaar tegen maken dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, uit hoofde van artikel 21, lid 1, van de AETR, kennisgeving doet van de voorgestelde wijzigingen die in het aanhangsel bij dit besluit zijn opgenomen. Indien een kennisgeving van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties niet beperkt blijft tot de wijzigingen die in het aanhangsel bij dit besluit worden voorgesteld, mogen de lidstaten geen bezwaar maken tegen die voorgestelde wijzigingen die in het aanhangsel bij dit besluit zijn opgenomen.
(6)
Het standpunt van de Unie in de deskundigengroep inzake de AETR moet tot uitdrukking worden gebracht door de Commissie, en het standpunt van de Unie in de Werkgroep voor Wegvervoer moet tot uitdrukking worden gebracht door de lidstaten, die gezamenlijk in het belang van de Unie optreden,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 38e vergadering en de daaropvolgende vergaderingen van de deskundigengroep inzake de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) en tijdens de 120e vergadering en de daaropvolgende vergaderingen van de Werkgroep voor Wegvervoer (SC.1) van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) over een voorstel om de AETR in overeenstemming te brengen met de recente wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006 die zijn ingevoerd bij de Verordeningen (EU) 2020/1054 en (EU) 2024/1258 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012, is opgenomen in het aanhangsel bij dit besluit.
Over formele en kleine wijzigingen van het in de eerste alinea bedoelde standpunt kan overeenstemming worden bereikt zonder nader besluit van de Raad.
Artikel 2
Het in artikel 1 bedoelde standpunt wordt in de deskundigengroep inzake de AETR tot uitdrukking gebracht door de Commissie en in de Werkgroep voor Wegvervoer van de VN/ECE door de lidstaten, die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie.
Artikel 3
Wanneer een in het aanhangsel bij dit besluit opgenomen voorgestelde wijziging door de Werkgroep voor Wegvervoer van de VN/ECE is goedgekeurd, dienen de lidstaten, die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie, die in bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de AETR.
De lidstaten maken er geen bezwaar tegen dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, uit hoofde van artikel 21, lid 1, van de AETR, kennisgeving doet van de voorgestelde wijzigingen die in het aanhangsel bij dit besluit zijn opgenomen.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de Commissie en tot de lidstaten.
Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/561/oj).
Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 wat betreft de minimumeisen voor maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijden, minimumonderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden, en Verordening (EU) nr. 165/2014 wat betreft positionering door middel van tachografen (PB L 249 van 31.7.2020, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2020/1054/oj).
Verordening (EU) 2024/1258 van het Europees Parlement en de Raad van 24 april 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 wat betreft de minimumeisen voor minimale onderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden in de sector van het ongeregeld personenvervoer en wat betreft de bevoegdheid van de lidstaten om sancties op te leggen voor inbreuken op Verordening (EU) nr. 165/2014 in een andere lidstaat of in een derde land (PB L, 2024/1258, 2.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1258/oj).
Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012 van de Commissie van 7 april 2022 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de vaststelling van normen voor het dienstverleningsniveau en de beveiliging van veilige en beveiligde parkeerterreinen en de procedures voor de certificering daarvan (PB L 170 van 28.6.2022, blz. 27, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2022/1012/oj).
BIJLAGE
(1)
Aan artikel 1 van de AETR wordt een nieuwe definitie i bis) toegevoegd:
“i bis)
“ongeregeld vervoer”: vervoer van personen dat niet aan de definitie van geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat hoofdzakelijk wordt gekenmerkt door het vervoer van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van de opdrachtgever of van de vervoerder zelf. Voorafgaand aan elke reis in het kader van een ongeregelde vervoersdienst moet de vervoerder een reisblad invullen, dat ten minste informatie bevat over het soort dienst, de hoofdroute en de betrokken vervoerder(s).”.
(2)
Artikel 2, lid 2, punt a), van de AETR wordt vervangen door:
“a)
voertuigen gebruikt voor het vervoer van goederen, waarbij de toegestane maximummassa van het voertuig, die van aanhangwagens of opleggers inbegrepen, niet meer dan 2,5 ton bedraagt.”.
(3)
Aan artikel 2, lid 2, van de AETR wordt het volgende nieuwe punt l) toegevoegd:
“l)
voertuigen of een samenstel van voertuigen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 7,5 ton die worden gebruikt voor:
i)
het vervoer van materiaal, uitrusting of machines die de bestuurder nodig heeft voor de uitoefening van zijn beroep, of
ii)
de levering van goederen die op ambachtelijke wijze zijn vervaardigd,
en die enkel binnen een straal van 100 km rond de vestigingsplaats van de onderneming worden geleverd en op voorwaarde dat het besturen van het voertuig niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is en dat het vervoer niet voor rekening van derden gebeurt.”.
(4)
De volgende alinea’s worden toegevoegd aan artikel 7, lid 2, van de AETR:
“Voor een bestuurder die een ongeregelde vervoersdienst verricht, kan de in het eerste lid bedoelde onderbreking ook worden vervangen door twee onderbrekingen van ten minste 15 minuten elk, verdeeld over de in het eerste lid bedoelde rijperiode, op een wijze die in overeenstemming is met het eerste lid.
Een bestuurder die deel uitmaakt van een meervoudige bemanning kan een onderbreking van 45 minuten nemen in een voertuig dat door een andere bestuurder wordt bestuurd, mits de bestuurder die de onderbreking neemt, geen assistentie verleent aan de bestuurder die het voertuig bestuurt.”.
(5)
Het volgende lid wordt toegevoegd na artikel 8, lid 2, van de AETR:
“2 bis. Mits de verkeersveiligheid en de arbeidsomstandigheden van de bestuurder niet in gevaar worden gebracht, mag een bestuurder die een eenmalige ongeregelde vervoersdienst voor passagiers met een duur van ten minste 6 opeenvolgende perioden van 24 uur verricht, afwijken van lid 2, eerste alinea, door de dagelijkse rusttijd één keer te nemen binnen een termijn van maximum 25 uur na het einde van de vorige dagelijkse of wekelijkse rusttijd, op voorwaarde dat de totale bij elkaar opgetelde rijtijd voor die dag niet meer dan 7 uren bedraagt. Onder dezelfde voorwaarden mag die afwijking twee keer worden gebruikt gedurende een eenmalige ongeregelde vervoersdienst voor passagiers met een duur van ten minste acht opeenvolgende perioden van 24 uur. Het gebruik van die afwijking laat de maximale arbeidstijd uit hoofde van het toepasselijke recht onverlet.”.
(6)
Aan het einde van artikel 8, lid 6, punt a), van de AETR wordt de volgende alinea toegevoegd:
“In afwijking van de eerste alinea mag een bestuurder die internationaal goederenvervoer verricht, buiten het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij van vestiging van de werkgever, twee opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden nemen, op voorwaarde dat de bestuurder in een willekeurige periode van vier opeenvolgende weken ten minste vier wekelijkse rusttijden neemt, waarvan er ten minste twee normale wekelijkse rusttijden zijn.
Voor de toepassing van dit lid wordt een bestuurder geacht internationaal vervoer te verrichten indien de bestuurder de twee opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden begint buiten het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij van vestiging van de werkgever en buiten het land van de woonplaats van de bestuurder.”.
(7)
Artikel 8, lid 6, punt b), van de AETR wordt vervangen door:
“b)
In afwijking van lid 6, punt a), mag een bestuurder die een eenmalige ongeregelde vervoersdienst verricht, de wekelijkse rusttijd uitstellen met maximaal 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na een vorige normale wekelijkse rusttijd mits:
—
de bestuurder na gebruikmaking van de afwijking:
—
hetzij twee normale wekelijkse rusttijden,
—
hetzij één normale wekelijkse rusttijd en één verkorte wekelijkse rusttijd van ten minste 24 uur neemt. De verkorting moet worden gecompenseerd door een equivalente ononderbroken periode van rust die voor het einde van de derde week na het einde van de afwijkende periode wordt genomen;
—
vier jaar nadat het land van registratie de digitale tachograaf heeft ingevoerd, het betreffende voertuig is uitgerust met controleapparatuur die voldoet aan de in aanhangsel 1B van de bijlage genoemde eisen, en
—
indien de rit wordt afgelegd tussen 22.00 en 6.00 uur, het voertuig wordt bestuurd door een meervoudige bemanning of de in artikel 7 bedoelde rijperiode beperkt is tot drie uur.”.
(8)
Artikel 8, lid 8, van de AETR wordt vervangen door:
“8. De normale wekelijkse rusttijden en wekelijkse rusttijden van meer dan 45 uur ter compensatie van eerdere verkorte wekelijkse rusttijden, mogen niet in een voertuig worden genomen. Zij moeten worden genomen in een passend gendervriendelijk verblijf met geschikte slaapfaciliteiten en sanitaire voorzieningen.
Alle kosten voor het verblijf buiten het voertuig worden door de werkgever gedekt.”.
(9)
Na artikel 8, lid 8, van de AETR wordt het volgende lid 8 bis) ingevoegd:
“8 bis. Vervoersondernemingen plannen het werk van bestuurders zodanig dat de bestuurders kunnen terugkeren naar de exploitatievestiging van de werkgever waar zij normaal gesproken gestationeerd zijn en waar hun normale wekelijkse rusttijd begint, op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij van vestiging van de werkgever, of naar hun woonplaats, om binnen elke periode van vier opeenvolgende weken ten minste één normale wekelijkse rusttijd of een wekelijkse rusttijd van meer dan 45 uur ter compensatie van een verkorte wekelijkse rusttijd te nemen.
Indien een bestuurder echter twee opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden heeft genomen overeenkomstig lid 6, punt a), zorgt de vervoersonderneming er bij de planning van het werk voor dat die bestuurder kan terugkeren vóór het begin van de normale wekelijkse rusttijd van meer dan 45 uur die ter compensatie wordt genomen.
De onderneming documenteert hoe zij die verplichting vervult en houdt die documentatie bij op haar zetel om deze op verzoek over te kunnen leggen aan de controleautoriteiten.”.
(10)
De eerste twee leden van artikel 8 bis van de AETR worden vervangen door:
“1. In afwijking van artikel 8 mag een bestuurder die een voertuig begeleidt dat per veerboot of trein wordt vervoerd en die een normale dagelijkse rusttijd of een verkorte wekelijkse rusttijd neemt, die rusttijd maximaal tweemaal onderbreken voor andere activiteiten, die samen niet langer dan één uur mogen duren. Tijdens die normale dagelijkse rusttijd of verkorte wekelijkse rusttijd moet de bestuurder kunnen beschikken over een slaapcabine, bed of slaapbank.
Wat de normale wekelijkse rusttijden betreft, geldt die afwijking alleen voor veerboot- of treinreizen indien:
a)
de reis volgens de planning ten minste acht uur zal duren, en
b)
de bestuurder toegang heeft tot een slaapcabine op de veerboot of op de trein.
2.
De reistijd naar een plaats om controle te nemen over een voertuig dat onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst valt, of om van die plaats terug te keren, wanneer het voertuig zich niet in de woonplaats van de bestuurder of in de exploitatievestiging van de werkgever waar de bestuurder normaal gesproken gestationeerd is, bevindt, wordt niet geteld als rust of onderbreking, tenzij de bestuurder met een veerboot of trein reist en een bed of slaapcabine ter beschikking heeft.”.
(11)
Het volgende nieuwe artikel 8 ter wordt toegevoegd:
“Artikel 8 ter
Veilige en beveiligde parkeerterreinen
1.
Op basis van door de Overeenkomstsluitende Partijen verstrekte informatie zorgt het secretariaat van de VN/ECE ervoor dat informatie over veilige en beveiligde parkeerterreinen gemakkelijk toegankelijk is voor bestuurders die goederen- en personenvervoer over de weg verrichten. Het secretariaat van de VN/ECE publiceert een lijst van alle gecertificeerde parkeerterreinen, teneinde ervoor te zorgen dat bestuurders beschikken over adequate:
—
detectie en voorkoming van indringing;
—
verlichting en zichtbaarheid;
—
aanspreekpunten en procedures bij noodgevallen;
—
gendervriendelijke sanitaire voorzieningen,
—
mogelijkheden om voedsel en drank te kopen;
—
communicatievoorzieningen;
—
stroomvoorziening.
De lijst van die parkeerterreinen wordt beschikbaar gesteld op één officiële website en wordt regelmatig bijgewerkt.
2.
De normen en gedetailleerde beschrijving van het dienstverleningsniveau en het beveiligingsniveau van de in lid 1 genoemde terreinen en de procedures voor de certificering van parkeerterreinen zijn opgenomen in aanhangsel 5.
3.
Aanhangsel 5 kan worden gewijzigd door een meerderheid van de Overeenkomstsluitende Partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen in de Werkgroep voor Wegvervoer van de VN/ECE.
4.
De Overeenkomstsluitende Partijen moedigen de ontwikkeling van parkeerterreinen voor commerciële wegvervoerders aan.”.
(12)
Artikel 9 van de AETR wordt vervangen door:
“1. Mits de verkeersveiligheid niet in gevaar komt en teneinde een geschikte stopplaats te kunnen bereiken, mag de bestuurder afwijken van de bepalingen van deze overeenkomst, voor zover dat nodig is om de veiligheid van personen, van het voertuig of van zijn lading te waarborgen. Uiterlijk bij aankomst op een geschikte stopplaats vermeldt de bestuurder de aard van en de reden voor zijn afwijking van deze bepalingen op het registratieblad, op een afdruk van het controleapparaat of in zijn dienstrooster.
2.
Mits de verkeersveiligheid niet in gevaar komt, mag de bestuurder in uitzonderlijke omstandigheden ook afwijken van artikel 6, leden 1 en 2, en artikel 8, lid 2, door de dagelijkse en wekelijkse rijtijd met maximaal één uur te overschrijden om de exploitatievestiging van de werkgever of de woonplaats van de bestuurder te kunnen bereiken met het oog op het nemen van een wekelijkse rusttijd.
3.
De bestuurder mag, onder dezelfde omstandigheden, de dagelijkse en wekelijkse rijtijd met maximaal twee uur overschrijden, op voorwaarde dat de bestuurder een aaneengesloten onderbreking van 30 minuten neemt onmiddellijk voorafgaand aan de aanvullende rijtijd die nodig is om de exploitatievestiging van de werkgever of de woonplaats van de bestuurder te bereiken met het oog op het nemen van een normale wekelijkse rusttijd.
4.
De bestuurder moet de reden van die afwijking uiterlijk bij aankomst op de bestemming of op een geschikte stopplaats met de hand aantekenen op het registratieblad, op een afdruk van zijn controleapparaat of in het dienstrooster.
5.
Iedere verlenging van de rijtijd wordt gecompenseerd door een onafgebroken equivalente periode van rust, die voor het einde van de derde week na de betrokken week in combinatie met een rusttijd moet worden genomen.”.
(13)
Het volgende nieuwe aanhangsel 5 wordt aan de AETR toegevoegd:
“ Aanhangsel 5
1.
Om te worden gecertificeerd als veilig en beveiligd parkeerterrein als bedoeld in artikel 8 ter, lid 1, van de AETR moet een parkeerterrein aan de volgende normen voldoen:
a)
alle in deel A van dit aanhangsel vermelde normen inzake het minimale dienstverleningsniveau;
b)
alle normen van één van de in deel B van dit aanhangsel beschreven beveiligingsniveaus.
2.
De certificering van parkeerterreinen als veilig en beveiligd parkeerterrein als bedoeld in artikel 8 ter, lid 1, van de AETR verloopt overeenkomstig de in deel C van dit aanhangsel vastgestelde normen en procedures.
Deel A — Minimaal dienstverleningsniveau
Gendervriendelijke sanitaire voorzieningen
—
Er zijn gescheiden en werkende toiletten en douches voor mannen en vrouwen beschikbaar. De douches leveren warm water.
—
Er zijn werkende wastafels met warm water beschikbaar. Er is gratis handzeep beschikbaar.
—
Er zijn afvalbakken beschikbaar en die worden regelmatig leeggemaakt.
—
Toiletten, douches en wastafels worden dagelijks met regelmatige tussenpozen gereinigd en gecontroleerd. Het schoonmaakschema wordt opgehangen.
Mogelijkheden om voedsel en drank te kopen en te nuttigen
—
Er kunnen te allen tijde (24/7) snacks en dranken worden gekocht.
—
Er is een eetruimte voor bestuurders beschikbaar.
Communicatievoorzieningen
—
Er is gratis internetverbinding beschikbaar.
Stroomvoorziening
—
Er zijn elektrische stopcontacten beschikbaar voor persoonlijk gebruik.
—
Uiterlijk op 31 december 2026 zijn er stroomvoorzieningen voor koelwagens beschikbaar.
Aanspreekpunten en procedures bij noodgevallen
—
Er worden duidelijke borden aangebracht om veilig verkeer op het parkeerterrein te waarborgen.
—
Op het parkeerterrein worden ten minste in de nationale officiële taal en in het Engels de contactgegevens van de hulpdiensten vermeld. Die informatie wordt ondersteund door gemakkelijk te begrijpen pictogrammen.
Afdeling B — Beveiligingsniveaus
a.
Veilige en beveiligde parkeerterreinen die volgens AETR-normen zijn gecertificeerd, moeten voldoen aan de criteria van een van de in de tabellen 2 tot en met 5 beschreven beveiligingsniveaus.
b.
Op de veilige en beveiligde parkeerterreinen moeten de onder de verschillende beveiligingsniveaus vermelde uitrusting en procedures volledig operationeel zijn.
c.
De in deze overeenkomst vastgestelde normen doen geen afbreuk aan de nationale wetgeving met betrekking tot de taken die moeten worden uitgevoerd door opgeleid intern of extern beveiligingspersoneel met een vergunning. Als de nationale wetgeving dat vereist, moet alle beveiligingspersoneel ook een passende opleiding hebben genoten.
d.
De termijnen voor het bewaren van gegevens die via videobewaking (CCTV) worden verzameld, doen geen afbreuk aan de toepasselijke wetgeving op dat gebied. Zij zijn van toepassing op alle bindende en facultatieve vereisten in het kader van deze normen.
e.
De in de verschillende veiligheidsniveaus aangegeven verlichtingswaarden (lux) zijn gemiddelden.
f.
Onverminderd de bij de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen inzake opleiding, zorgen exploitanten van veilige en beveiligde parkeerterreinen ervoor dat hun personeel dat op die terreinen of op afstand werkt, alsook de parkeerterreinbeheerder, een opleiding volgt over de AETR-normen voor veilige en beveiligde parkeerterreinen. Nieuwe personeelsleden volgen deze opleiding binnen zes maanden na hun indiensttreding. De opleiding bestrijkt de volgende onderwerpen:
—
opleiding van en toezicht op het personeel,
—
incidentbeheer,
—
toezicht en monitoring,
—
technologie.
g.
Op veilige en beveiligde parkeerterreinen wordt ter plaatse vermeld hoe gebruikers een klacht kunnen indienen bij de betrokken certificerende instantie.
Niveau brons
NIVEAU BRONS
Perimeter
—
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt beveiligd door middel van een visuele waarschuwing. Op de grond wordt een visuele waarschuwing aangebracht om de perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein af te bakenen en aan te geven en dat alleen vrachtvoertuigen en toegelaten voertuigen er gebruik van mogen maken.
—
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt verlicht met een verlichtingssterkte van 15 lux.
—
Alle vegetatie rond de perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
Parkeerterrein
—
Passende bewegwijzering geeft aan dat alleen vrachtvoertuigen en toegelaten voertuigen gebruik mogen maken van het parkeerterrein.
—
Minstens om de 24 uur worden fysieke controles of controles op afstand uitgevoerd.
—
Alle vegetatie op het parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
—
De rijstroken en looproutes op het parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 15 lux.
In- en uitgangen
—
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 25 lux.
—
Alle in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein staan onder toezicht van een werkend CCTV-systeem met een goede beeldkwaliteit.
—
Het CCTV-systeem maakt minstens continu digitale opnames (5 beelden per seconde) of werkt op basis van bewegingsdetectie met opnames voor en na en waarbij een dag- en nachtcamera met een reële HD-resolutie van 720 pixels wordt gebruikt.
—
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert eenmaal per week een CCTV-routinecontrole uit, waarvan de gegevens één week worden bewaard. De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert minstens om de 48 uur een functionele test van het CCTV-systeem uit.
—
De CCTV-gegevens worden 30 dagen bewaard, tenzij de toepasselijke wetgeving een kortere bewaartermijn voorschrijft. In dat geval is de langste bij wet toegestane bewaartermijn van toepassing.
—
Voor het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt een CCTV-garantie of een dienstverleningsovereenkomst gesloten, of in eigen onderhoudscapaciteit voorzien. De CCTV-systemen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden te allen tijde bediend door gekwalificeerde technici.
Procedures voor het personeel
—
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd eventuele aanvullende eisen op grond van de nationale regelgeving, wordt een beveiligingsplan opgesteld dat alle aspecten omvat, van risicopreventie en -beperking tot respons in samenwerking met de rechtshandhavingsinstanties.
—
Voor het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt een persoon aangewezen die verantwoordelijk is voor de procedures in verband met het personeel in geval van incidenten. Het personeel van het veilige en beveiligde parkeerterrein heeft te allen tijde toegang tot een volledige lijst van lokale rechtshandhavingsinstanties.
—
Er is een procedure om op te treden als niet toegelaten voertuigen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden geparkeerd. Die procedure wordt duidelijk aangegeven op het veilige en beveiligde parkeerterrein.
—
De vermelding van een duidelijke procedure op het veilige en beveiligde parkeerterrein faciliteert het melden van incidenten en misdrijven aan het personeel en de politie.
Niveau zilver
NIVEAU ZILVER
Perimeter
—
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt beveiligd met ten minste een fysieke barrière die de doorgang belemmert en die ervoor zorgt dat het veilige en beveiligde parkeerterrein alleen toegankelijk is via de aangeduide in- en uitgangen. De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt beveiligd door middel van permanente videobewaking en -registratie en met een visuele waarschuwing.
—
Het CCTV-systeem maakt continu digitale opnames met minstens 5 beelden per seconde of werkt op basis van bewegingsdetectie met opnames voor en na en waarbij een dag- en nachtcamera met een reële HD-resolutie van 720 pixels wordt gebruikt.
—
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert om de 72 uur een CCTV-routinecontrole uit, waarvan de gegevens één week worden bewaard.
—
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert minstens om de 48 uur een functionele test van het CCTV-systeem uit.
—
De CCTV-gegevens worden 30 dagen bewaard, tenzij de toepasselijke wetgeving een kortere bewaartermijn voorschrijft. In dat geval is de langste bij wet toegestane bewaartermijn van toepassing.
—
Voor het veilige en beveiligde parkeerterrein worden een CCTV-garantie en een dienstverleningsovereenkomst gesloten, of wordt voorzien in eigen onderhoudscapaciteit. De CCTV-systemen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden te allen tijde bediend door gekwalificeerde technici.
—
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt verlicht met een verlichtingssterkte van 20 lux.
—
Alle vegetatie rond de perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
Parkeerterrein
—
Passende bewegwijzering geeft aan dat alleen vrachtvoertuigen en toegelaten voertuigen gebruik mogen maken van het parkeerterrein.
—
Er worden elke 24 uur ten minste tweemaal fysieke controles of controles op afstand uitgevoerd, ten minste eenmaal overdag en eenmaal ’s nachts.
—
De rijstroken en looproutes op het parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 15 lux.
—
Alle vegetatie op het parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
In- en uitgangen
—
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 25 lux en beveiligd met slagbomen. Die slagbomen worden uitgerust met een spraak-intercomsysteem en een ticketsysteem.
—
Alle in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein staan onder toezicht van een werkend CCTV-systeem met een goede beeldkwaliteit. De vereisten voor CCTV onder de rubriek “perimeter” van dit beveiligingsniveau gelden ook voor CCTV-bewaking van de in- en uitgangen.
Procedures voor het personeel
—
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd de bij de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen, wordt een beveiligingsplan opgesteld met een analyse van de specifieke risico’s op het veilige en beveiligde parkeerterrein die voortvloeien uit de ligging, het type gebruikers, de verkeersveiligheidssituatie, misdaadcijfers en algemene veiligheidsoverwegingen.
—
Voor het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt een persoon aangewezen die verantwoordelijk is voor de procedures in verband met het personeel in geval van incidenten. Het personeel van het veilige en beveiligde parkeerterrein heeft te allen tijde toegang tot een volledige lijst van lokale rechtshandhavingsinstanties.
—
Er is een procedure om op te treden als niet toegelaten voertuigen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden geparkeerd. Die procedure wordt duidelijk aangegeven op het veilige en beveiligde parkeerterrein.
—
De vermelding van een duidelijke procedure op het veilige en beveiligde parkeerterrein faciliteert het melden van incidenten en misdrijven aan het personeel en de politie.
—
Gebruikers kunnen 24/7 een beroep doen op bijstand.
Niveau goud
NIVEAU GOUD
Perimeter
—
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt beveiligd met een fysieke barrière van ten minste 1,8 meter hoog. Er moet een vrije ruimte van 1 meter zijn tussen de barrière en het parkeerterrein.
—
Er worden maatregelen genomen om onopzettelijke beschadiging van de barrières te voorkomen.
—
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt verlicht met een verlichtingssterkte van 25 lux.
—
De volledige perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein staat onder permanente videobewaking, zonder blinde vlekken.
—
Het CCTV-systeem maakt minstens continu opnames met 5 beelden per seconde of werkt op basis van bewegingsdetectie met opnames voor en na en met een dag- en nachtcamera met een reële HD-resolutie van 720 pixels.
—
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert om de 48 uur een CCTV-routinecontrole uit, waarvan de gegevens één week worden bewaard.
—
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert minstens om de 24 uur een functionele test van het CCTV-systeem uit.
—
De CCTV-gegevens worden 30 dagen bewaard, tenzij de toepasselijke nationale wetgeving een kortere bewaartermijn voorschrijft. In dat geval is de langste bij wet toegestane bewaartermijn van toepassing.
—
Voor het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt een CCTV-garantie of een dienstverleningsovereenkomst gesloten die in minstens één bezoek per jaar van een gekwalificeerde gespecialiseerde organisatie voorziet, of wordt voorzien in eigen onderhoudscapaciteit. De CCTV-systemen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden te allen tijde bediend door gekwalificeerde technici.
—
CCTV- en de toegangsvoorvallen worden gesynchroniseerd door middel van gemeenschappelijke registratiesoftware.
—
Als het netwerk uitvalt, worden alle CCTV- en toegangsvoorvallen lokaal opgeslagen en geüpload zodra de verbindingen met de centrale registratieapparatuur zijn hersteld.
—
Alle vegetatie rond de perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
Parkeerterrein
—
Passende bewegwijzering geeft aan dat alleen vrachtvoertuigen en toegelaten voertuigen gebruik mogen maken van het parkeerterrein.
—
Er worden elke 24 uur ten minste tweemaal fysieke controles of controles op afstand uitgevoerd, ten minste eenmaal overdag en eenmaal ’s nachts.
—
Rijstroken en looproutes worden gemarkeerd en verlicht met een verlichtingssterkte van 15 lux.
—
Alle vegetatie op het parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
In- en uitgangen
—
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 25 lux, beveiligd met slagbomen die bescherming bieden tegen onderkruipen en overklimmen en voorzien van stoplichten.
—
Alle in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein staan onder toezicht van een werkend CCTV-systeem met een goede beeldkwaliteit. De in- en uitgangen worden uitgerust met technologie voor kentekenplaatherkenning. Gegevens van de in- en uitrijdende voertuigen worden opgeslagen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving.
—
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden beveiligd tegen indringing en uitgerust met detectiesystemen zoals tourniquets van minstens 1,80 m hoog voor voetgangers. Als er een directe verbinding is tussen het parkeerterrein en voorzieningen als toiletten, restaurants en winkels, wordt de toegang tot die voorzieningen uitgerust met driearmige tourniquets.
Procedures voor het personeel
—
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd de bij de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen, wordt een beveiligingsplan opgesteld met een analyse van de specifieke risico’s op het veilige en beveiligde parkeerterrein die voortvloeien uit de ligging, het type klanten, de verkeersveiligheidssituatie, misdaadcijfers en algemene veiligheidsoverwegingen.
—
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd de in de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen, wordt een bedrijfscontinuïteitsplan opgesteld. Dat bevat gedetailleerde maatregelen waarin bepaald is hoe moet worden gereageerd op disruptieve incidenten en hoe kritieke activiteiten tijdens een incident moeten worden gehandhaafd. De beheerder van het veilige en beveiligde parkeerterrein moet kunnen aantonen dat die maatregelen worden toegepast.
—
Er is een procedure om op te treden als niet toegelaten voertuigen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden geparkeerd. Die procedure wordt duidelijk aangegeven op het veilige en beveiligde parkeerterrein.
—
Gebruikers kunnen 24/7 een beroep doen op bijstand
—
De vermelding van een duidelijke procedure op het veilige en beveiligde parkeerterrein faciliteert het melden van incidenten en misdrijven aan het personeel en de politie.
—
Er wordt een verantwoordelijke voor de procedures in verband met het personeel aangesteld.
—
Het beheerssysteem voor parkeerterreinen wordt voorbereid voor DATEX II-gegevensoverdracht.
Niveau platina
NIVEAU PLATINA
Perimeter
—
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt beveiligd door een ononderbroken barrière van ten minste 1,8 meter hoog met een overklimbeveiliging. Er moet een vrije ruimte van 1 meter zijn tussen de barrière en het parkeerterrein.
—
Er worden maatregelen genomen om opzettelijke en onopzettelijke beschadiging van de barrières te voorkomen.
—
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt verlicht met een verlichtingssterkte van 25 lux.
—
De volledige perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein staat onder permanente videobewaking, zonder blinde vlekken.
—
Het CCTV-systeem maakt continu digitale opnames met minstens 5 beelden per seconde of werkt op basis van bewegingsdetectie met opnames voor en na en een dag- en nachtcamera met een reële HD-resolutie van 720 pixels.
—
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert om de 48 uur een CCTV-routinecontrole uit, waarvan de gegevens één week worden bewaard.
—
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert minstens om de 24 uur een functionele test van het CCTV-systeem uit.
—
De CCTV-gegevens worden 30 dagen bewaard, tenzij de toepasselijke wetgeving een kortere bewaartermijn voorschrijft. In dat geval is de langste bij wet toegestane bewaartermijn van toepassing.
—
Voor het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt een CCTV-garantie of een dienstverleningsovereenkomst gesloten die in minstens twee bezoeken van een gekwalificeerde gespecialiseerde organisatie per jaar voorziet, of wordt voorzien in eigen onderhoudscapaciteit. De CCTV-systemen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden te allen tijde bediend door gekwalificeerde technici.
—
CCTV- en de toegangsvoorvallen worden gesynchroniseerd door middel van gemeenschappelijke registratiesoftware.
—
CCTV-beveiligingsvoorvallen op het parkeerterrein worden beoordeeld door personeel met behulp van web clients. Als het netwerk uitvalt, worden alle CCTV- en toegangsvoorvallen lokaal opgeslagen en geüpload zodra de verbindingen met de centrale registratieapparatuur zijn hersteld.
—
CCTV-beelden worden 24/7 op afstand beheerd door een extern waarnemings- en alarmontvangstcentrum, tenzij er ter plaatse beveiligingspersoneel aanwezig is.
—
Het CCTV-systeem genereert zowel indringings- als overklimalarmen in de vorm van licht- en geluidssignalen op het parkeerterrein en in de waarnemings- en alarmontvangstcentra.
—
Alle vegetatie rond de perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
Parkeerterrein
—
Passende bewegwijzering geeft aan dat alleen vrachtvoertuigen en toegelaten voertuigen gebruik mogen maken van het parkeerterrein.
—
Rijstroken en looproutes worden gemarkeerd en verlicht met een verlichtingssterkte van 15 lux.
—
Alle vegetatie op het parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
—
Het terrein is 24/7 bemand of staat 24/7 onder cameratoezicht.
—
De vereisten voor CCTV onder de rubriek “perimeter” van dit beveiligingsniveau gelden ook voor CCTV-bewaking op het parkeerterrein.
In- en uitgangen
—
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 25 lux en beveiligd met poorten die bescherming bieden tegen onderkruipen en overklimmen of door slagbomen die bescherming bieden tegen onderkruipen en overklimmen, aangevuld met verkeerspaaltjes.
—
Alle in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein staan onder toezicht van een werkend CCTV-systeem met een goede beeldkwaliteit. In- en uitgangen, met inbegrip van in- en uitgangen voor voetgangers, worden in real time gemonitord.
—
De vereisten voor CCTV onder de rubriek “perimeter” van dit beveiligingsniveau gelden ook voor CCTV-bewaking van de in- en uitgangen.
—
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden beveiligd tegen indringing en uitgerust met detectiesystemen zoals tourniquets van minstens 1,80 m hoog voor voetgangers. Als er een directe verbinding is tussen het parkeerterrein en voorzieningen als toiletten, restaurants en winkels, wordt de toegang tot die voorzieningen uitgerust met driearmige tourniquets.
—
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden uitgerust met technologie voor kentekenplaatherkenning. Bij het verlaten van het veilige en beveiligde parkeerterrein controleert beveiligingspersoneel of de kentekenplaat overeenstemt met de identificatiecode van het in- en uitritcontrolesysteem, bv. tickets, RFID-lezers of QR-codes. Gegevens van voertuigen die het veilige en beveiligde parkeerterrein in- of uitrijden worden opgeslagen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving.
—
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden beveiligd door middel van een tweestapsverificatiesysteem, bestaande uit de controle van de kentekenplaat en een door de exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein gekozen relevante aanvullende methode waarmee bestuurders, personen die hen vergezellen en alle andere gemachtigde personen die het parkeerterrein betreden, kunnen worden geïdentificeerd en gecontroleerd.
—
Elk wachthuis is bestand tegen een aanval van buitenaf en beschikt over een mechanisme om de deuren van het wachthuis te sluiten.
Procedures voor het personeel
—
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd de bij de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen, wordt een beveiligingsplan opgesteld met een analyse van de specifieke risico’s op het veilige en beveiligde parkeerterrein die voortvloeien uit de ligging, het type klanten, de verkeersveiligheidssituatie, misdaadcijfers en algemene veiligheidsoverwegingen.
—
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd de in de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen, wordt een bedrijfscontinuïteitsplan opgesteld. Dat bevat gedetailleerde maatregelen waarin bepaald is hoe moet worden gereageerd op disruptieve incidenten en hoe kritieke activiteiten tijdens een incident moeten worden gehandhaafd. De beheerder van het veilige en beveiligde parkeerterrein moet kunnen aantonen dat die maatregelen worden toegepast.
—
Er is een procedure om op te treden als niet toegelaten voertuigen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden geparkeerd. Die procedure wordt duidelijk aangegeven op het veilige en beveiligde parkeerterrein.
—
Gebruikers kunnen 24/7 een beroep doen op bijstand
—
De vermelding van een duidelijke procedure op het veilige en beveiligde parkeerterrein faciliteert het melden van incidenten en misdrijven aan het beveiligingspersoneel en de politie.
—
Er wordt een verantwoordelijke voor de procedures in verband met het personeel aangesteld.
—
Er wordt een technische gebruikershandleiding gebruikt.
—
Er worden alarmresponsprocedures ingevoerd.
—
Het beheerssysteem voor parkeerterreinen wordt voorbereid voor DATEX II-gegevensoverdracht.
—
Er kan vooraf beveiligd worden geboekt via telefoon, contactformulieren, e-mail, een app of boekingsplatform. Als de mogelijkheid wordt geboden om vooraf te boeken via een app of een soortgelijk boekingssysteem, moeten de gegevens in real time worden doorgegeven.
Deel C — Certificeringsnormen en -procedures
i)
Certificerende instanties en opleiding van auditeurs
1.
Alleen certificerende instanties en auditeurs die aan de eisen van dit deel voldoen, mogen de in artikel 8 ter, lid 1, van de AETR bedoelde certificering van veilige en beveiligde parkeerterreinen verrichten.
2.
Certificerende instanties waarvan de auditeurs audits verrichten met het oog op de certificering van veilige en beveiligde parkeerterreinen op basis van de normen van delen A en B moeten als groep geaccrediteerd zijn overeenkomstig ISO 17021.
3.
Auditeurs die certificeringsaudits verrichten met het oog op de certificering van veilige en beveiligde parkeerterreinen op basis van de normen van delen A en B moeten een contractuele band met de certificerende instantie hebben.
4.
Overeenkomstig ISO 17021 zorgen de certificerende instanties ervoor dat auditeurs die audits uitvoeren met het oog op de certificering van veilige en beveiligde parkeerterreinen naar behoren zijn opgeleid.
5.
Auditeurs van certificerende instanties moeten met succes een auditeursopleiding hebben afgerond over de recentste versie van de in delen A en B opgenomen normen, bestaande uit een theoretisch en praktisch gedeelte.
6.
Auditeurs van certificerende instanties beschikken over een goede praktische kennis van één van de werktalen van de VN/ECE en van de relevante plaatselijke taal van de Overeenkomstsluitende Partij waar zij een audit verrichten.
ii)
Procedures voor certificeringsaudits, onaangekondigde audits en de intrekking van certificaten voor veilige en beveiligde parkeerterreinen
1.
Certificeringsaudits van veilige en beveiligde parkeerterreinen vinden fysiek plaats. Exploitanten van een parkeerterrein die hun terrein willen laten certificeren op basis van de in delen A en B vastgestelde AETR-normen dienen bij een certificerende instantie een verzoek in om een certificeringsaudit van hun terrein te verrichten.
2.
Drie maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het certificaat verzoeken exploitanten die de certificering wensen te verlengen de certificerende instantie van hun keuze om hun veilig en beveiligd parkeerterrein opnieuw te certificeren. De hercertificeringsaudit wordt georganiseerd en de resultaten worden aan de exploitant van het parkeerterrein meegedeeld vóór de vervaldatum van het huidige certificaat.
3.
Wanneer de certificerende instantie de gevraagde hercertificeringsaudit niet kon uitvoeren door uitzonderlijke omstandigheden die noch de certificerende instantie, noch de exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein konden voorzien, kan zij de geldigheid van het huidige certificaat met maximaal zes maanden verlengen. Een dergelijke verlenging kan slechts eenmaal worden toegestaan.
4.
Tijdens de geldigheidsperiode van het certificaat van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert de relevante certificerende instantie ten minste één onaangekondigde audit uit op basis van de in delen A en B vastgestelde normen.
5.
De certificerende instantie deelt de resultaten van hercertificeringsaudits en onaangekondigde audits onverwijld mee aan de exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein.
6.
Indien de certificerende instantie na een hercertificeringsaudit of onaangekondigde audit vaststelt dat het veilige en beveiligde parkeerterrein niet langer voldoet aan één of meer eisen waarop het certificaat betrekking heeft, verstrekt zij de exploitant nadere gegevens over de geconstateerde tekortkomingen en stelt zij de nodige maatregelen voor om deze te verhelpen. De certificerende instantie staat de exploitant toe deze tekortkomingen aan te pakken binnen een door de auditeur vastgestelde termijn, rekening houdend met de ernst van de geconstateerde tekortkoming. De exploitant stelt de certificerende instantie vóór het einde van die termijn in kennis van de maatregelen die hij heeft genomen om de tekortkomingen te verhelpen en verstrekt alle nodige details.
7.
De certificerende instantie beoordeelt de door de exploitant uitgevoerde corrigerende maatregelen binnen een termijn van vier weken. Indien wordt vastgesteld dat het veilige en beveiligde parkeerterrein voldoet aan alle in delen A en B genoemde eisen inzake het minimale dienstverleningsniveau en aan alle beveiligingseisen waarop het certificaat betrekking heeft, wordt een nieuw auditcertificaat afgegeven voor het gevraagde beveiligingsniveau. In het geval van een onaangekondigde audit blijft het oorspronkelijke auditcertificaat geldig tot de vervaldatum van dat certificaat.
8.
Indien de certificerende instantie vaststelt dat het veilige en beveiligde parkeerterrein voldoet aan alle in delen A en B vermelde eisen inzake het minimale dienstverleningsniveau en aan de beveiligingseisen van een ander beveiligingsniveau dan dat waarop het huidige certificaat betrekking heeft, wordt een nieuw auditcertificaat afgegeven voor het passende beveiligingsniveau. In het geval van een onaangekondigde audit wordt een nieuw auditcertificaat met het passende beveiligingsniveau afgegeven met dezelfde vervaldatum als het auditcertificaat dat wordt vervangen.
9.
Indien de certificerende instantie na een hercertificeringsaudit of onaangekondigde audit en na de beoordeling van eventuele daaropvolgende corrigerende maatregelen vaststelt dat het veilige en beveiligde parkeerterrein niet voldoet aan de eisen inzake het minimale dienstverleningsniveau of aan één of meerdere beveiligingseisen waarop het bestaande certificaat betrekking heeft, trekt zij het certificaat in. De certificerende instantie stelt de exploitant daar onmiddellijk van in kennis, waarna de exploitant alle verwijzingen naar de AETR-normen inzake veilige en beveiligde parkeerterreinen op zijn terrein dient te verwijderen.
10.
Overeenkomstig ISO-norm 17021 kan een exploitant van een veilig en beveiligd parkeerterrein die de resultaten van een audit betwist, beroep aantekenen bij de certificerende instantie die de audit heeft verricht. Na onderzoek van het beroep kan de certificerende instantie besluiten het auditcertificaat niet in te trekken of een nieuw auditcertificaat voor een ander beveiligingsniveau af te geven.
iii)
Vereisten waaraan moet worden voldaan na de audit door de certificerende instanties en het verstrekken van informatie
1.
Na een positieve certificerings- of hercertificeringsaudit geeft de certificerende instantie onmiddellijk een auditcertificaat af aan de exploitant van het parkeerterrein en stuurt zij onverwijld een kopie naar de exploitant van het gecertificeerde veilige en beveiligde parkeerterrein en naar de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij waar zij is gevestigd. Als na een audit een auditcertificaat wordt ingetrokken of het beveiligingsniveau van een veilig en beveiligd parkeerterreinen wordt gewijzigd, stelt zij ook de bevoegde autoriteiten van die Overeenkomstsluitende Partij daarvan in kennis. Auditcertificaten hebben een geldigheidsduur van drie jaar.
2.
De certificerende instanties zetten een online klachtenmechanisme op voor gebruikers van veilige en beveiligde parkeerterreinen.”.