Besluit 2025/1296 - Ondertekening en voorlopige toepassing van de Versterkte partnerschapsovereenkomst met Oezbekistan - Hoofdinhoud
Publicatieblad van de Europese Unie |
NL L-serie |
2025/1296 |
1.7.2025 |
BESLUIT (EU) 2025/1296 VAN DE RAAD
van 16 juni 2025
betreffende de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Versterkte Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Oezbekistan, anderzijds
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, en artikel 209, lid 2, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 16 juli 2018 heeft de Raad machtiging verleend voor het openen van onderhandelingen met de Republiek Oezbekistan over een versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst. |
(2) |
Voortbouwend op de wens van de Partijen om de betrekkingen op ambitieuze en innovatieve wijze te versterken en te verbreden, zijn de onderhandelingen over de Versterkte Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Oezbekistan, anderzijds (de “overeenkomst”), met succes afgerond door de parafering van de overeenkomst op 6 juli 2022. |
(3) |
De overeenkomst moet derhalve namens de Unie worden ondertekend. |
(4) |
Gezien de noodzaak om de overeenkomst toe te passen vóór de inwerkingtreding ervan na ratificatie door de lidstaten, moeten delen van de overeenkomst voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures. |
(5) |
De ondertekening van de overeenkomst namens de Unie en de voorlopige toepassing van delen van de overeenkomst laat de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en haar lidstaten overeenkomstig de Verdragen onverlet. De overeenkomst moet namens de Unie worden ondertekend voor aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen. De lidstaten behouden hun bevoegdheid voor zover de overeenkomst geen gevolgen heeft voor gemeenschappelijke regels noch de strekking daarvan wijzigt. |
(6) |
Er wordt aan herinnerd dat de beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit van alle staten, waaronder de eerbiediging van de naleving van de Resoluties 541 (1983) en 550 (1984) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (de “VN-Veiligheidsraad”), internationale verplichtingen zijn uit hoofde van met name het lidmaatschap van de Verenigde Naties (“VN”), |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt namens de Unie machtiging verleend voor de ondertekening van de Versterkte Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Oezbekistan, anderzijds, onder voorbehoud van de sluiting van de overeenkomst (1).
Artikel 2
In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst worden, overeenkomstig artikel 345 van de overeenkomst, de volgende delen voorlopig toegepast tussen de Unie en de Republiek Oezbekistan, met ingang van de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de Unie en de Republiek Oezbekistan elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures, samen met een indicatie van die delen van de overeenkomst die voorlopig worden toegepast, voor zover deze aangelegenheden betreffen die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, waaronder aangelegenheden die vallen onder de bevoegdheid van de Unie om een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid te bepalen en uit te voeren:
a) |
titel I; |
b) |
titel II: de artikelen 3, 4, 6 en 9; |
c) |
titel III: artikel 14, lid 1, en artikel 15, lid 2; |
d) |
titel IV (met uitzondering van artikel 26, artikel 75 (voor zover het de strafrechtelijke handhaving van intellectuele-eigendomsrechten betreft), artikel 233 en artikel 234, leden 2, 3 en 4); |
e) |
titel V: de artikelen 284, 285, 286, 288, 289 (met uitzondering van punt b)), 290, 291 (met uitzondering van lid 1, punten a), f) en i)), 292, 306 en 307; |
f) |
titel VII: de artikelen 331 tot en met 336; |
g) |
titel VIII, voor zover de bepalingen van die titel enkel de voorlopige toepassing van de overeenkomst tot doel hebben; |
h) |
titel IX, met uitzondering van artikel 347, leden 1 en 2, voor zover de bepalingen van die titel enkel de voorlopige toepassing van de overeenkomst tot doel hebben, en |
i) |
de bijlagen 3, 5-A, 5-B, 5-C, 5-D, 6, 7-A, 7-B, 7-C, 9-A, 12-A, 12-B, 12-C, 12-D, 14-A en 14-B, alsook het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken. |
Artikel 3
Indien een lidstaat of de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”) van oordeel is dat niet is voldaan aan een internationale verplichting uit hoofde van met name het lidmaatschap van de VN, met inbegrip van de naleving van de Resoluties 541 (1983) en 550 (1984) van de VN-Veiligheidsraad, dan legt die lidstaat of de hoge vertegenwoordiger de kwestie aan de Raad voor om te bepalen of er overeenkomstig artikel 343, lid 4, van de overeenkomst overleg onder auspiciën van de bij artikel 337, lid 1, van de overeenkomst ingestelde Samenwerkingsraad moet plaatsvinden.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 16 juni 2025.
Voor de Raad
De voorzitter
-
P.HENNIG-KLOSKA
-
De tekst van de overeenkomst wordt samen met het besluit betreffende de sluiting ervan bekendgemaakt.
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2025/1296/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.