Besluit 2025/1315 - Standpunt EU met betrekking tot de voordracht van een vertegenwoordiger van de Unie in de raad van bestuur van het Fonds voor respons op verlies en schade

1.

Wettekst

 

Publicatieblad

van de Europese Unie

NL

L-serie

 

 

2025/1315

2.7.2025

BESLUIT (EU) 2025/1315 VAN DE RAAD

van 17 juni 2025

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de voordracht van een vertegenwoordiger van de Unie in de raad van bestuur van het Fonds voor respons op verlies en schade

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 209, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Tot de deelname van de Unie in internationale organisaties respectievelijk de raden van bestuur daarvan moet worden besloten op basis van een analyse per geval, waarbij rekening wordt gehouden met de regels inzake de samenstelling van dergelijke organisaties of raden van bestuur en met de specifieke Unie-bevoegdheden die in het geding zijn.

 

(2)

De Unie is partij bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en bij de Overeenkomst van Parijs (1) aangenomen in het kader van het UNFCCC en heeft deelgenomen aan de besluiten tot goedkeuring van de oprichting van een Fonds voor respons op verlies en schade (het “fonds”) en een bestuursinstrument voor dat fonds (“het bestuursinstrument”) opgenomen door de Conferentie van de partijen bij het UNFCCC (en de Conferentie van de Partijen die als vergadering van de partijen bij de Overeenkomst van Parijs fungeert op 30 november 2023.

 

(3)

Op grond van punt 17 van het bestuursinstrument bestaat de raad van bestuur van het fonds (de “raad van bestuur”) onder andere uit “12 leden uit ontwikkelde landen”. Overeenkomstig punt 8 van het bestuursinstrument werden de partijen bij het UNFCCC en bij de Overeenkomst van Parijs uitgenodigd, via hun regionale groepen en kiesdistricten om zo spoedig mogelijk voordrachten voor leden van de raad van bestuur in te dienen bij het secretariaat van het UNFCCC.

 

(4)

Er moeten zo spoedig mogelijk regelingen worden getroffen om de eerste vergadering van de raad van bestuur bijeen te roepen nadat alle voordrachten voor stemgerechtigde leden zijn ingediend.

 

(5)

Op basis van een door de Raad overeengekomen standpunt van de Unie en een Gemeenschappelijk Standpunt van de lidstaten, waarover de vertegenwoordigers in februari 2024 overeenstemming hebben bereikt, is de Unie met de andere ontwikkelde landen die partij zijn overeengekomen dat de EU en haar lidstaten zeven leden en zeven plaatsvervangers voordragen als vertegenwoordigers in de raad van bestuur.

 

(6)

Het is passend het namens de Unie in te nemen standpunt vast te stellen met betrekking tot de voordracht van een vertegenwoordiger van de Unie in de raad van bestuur en over de verdeling van de zetels tussen vertegenwoordigers van de Unie en de lidstaten, parallel met het Gemeenschappelijk Standpunt waarover de vertegenwoordigers van de lidstaten in mei 2025 overeenstemming hebben bereikt, aangezien de voordracht van een vertegenwoordiger van de Unie in de raad van bestuur rechtsgevolgen zal hebben. Dit besluit heeft alleen betrekking op de initiële voordracht van leden van de raad van bestuur en laat de standpunten van de Unie en van de lidstaten over de zetelverdeling in groepen, panels of raden van multilaterale fondsen of andere initiatieven onverlet, en is eveneens niet van toepassing op de verlenging van de ambtstermijnen van de vertegenwoordigers van de Unie en de lidstaten in de raad van bestuur en in andere groepen, panels of raden welke overeenkomstig de toepasselijke procedures worden ingesteld. De zetelverdeling onder de vertegenwoordigers van de ontwikkelde landen die deel uitmaken van de raad van bestuur vormt geen precedent voor andere besluiten die moeten worden genomen bij de verlenging van de ambtstermijnen van leden van de raad van bestuur of in andere internationale fora.

 

(7)

De zetel van de Unie in de raad van bestuur, die door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt ingevuld, beïnvloedt niet of en in welke mate een standpunt van de Unie over zaken die door de raad van bestuur worden besproken, noodzakelijk is, of welke procedures er voor de vaststelling van een dergelijk standpunt moeten worden gevolgd, met inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking. De vertegenwoordiger van de Unie spreekt en stemt uitsluitend in naam van en namens de Unie, terwijl de vertegenwoordigers van de lidstaten spreken en stemmen in naam van en namens de lidstaten overeenkomstig de toepasselijke regels. Dit besluit laat de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en haar lidstaten met betrekking tot aangelegenheden waarover de raad van bestuur andere besluiten neemt, onverlet. Op grond van artikel 4, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de Unie met name op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp bevoegd op te treden en een gemeenschappelijk beleid te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid mag de lidstaten echter niet beletten hun eigen bevoegdheid uit te oefenen. Dit besluit mag dus niet worden uitgelegd als een uitoefening van de bevoegdheid van de Unie over aangelegenheden onder het fonds waarover de Unie haar gedeelde bevoegdheid nog niet heeft uitgeoefend; de lidstaten behouden derhalve hun bevoegdheid over deze aangelegenheden.

 

(8)

Het voorstel om een zetel van de Unie in de raad van bestuur op te nemen, doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de in de raad van bestuur vertegenwoordigde lidstaten om hun steun te betuigen aan een naar behoren overeengekomen standpunt van de Unie of aan hun eigen standpunten over aangelegenheden die onder hun bevoegdheden vallen, met inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking.

 

(9)

De Commissie moet periodiek verslag aan de Raad uitbrengen over de werkzaamheden van de raad van bestuur in overeenstemming met het beginsel van loyale samenwerking dat is verankerd in de Verdragen.

 

(10)

Het namens de Unie in te nemen standpunt over lidmaatschap van de raad van bestuur, heeft geen gevolgen voor de vertegenwoordiging van de EU en haar lidstaten in het UNFCCC.

 

(11)

Financiële toezeggingen door de Unie voor het fonds moeten worden voorbereid overeenkomstig de toepasselijke procedures uit hoofde van het Unierecht, met inachtneming van de prerogatieven van de betrokken instellingen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in te nemen standpunt met betrekking tot de voordracht van een vertegenwoordiger van de Unie in de raad van bestuur van het Fonds voor respons op verlies en schade, en de verdeling van de zetels tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 17 juni 2025.

Voor de Raad

De voorzitter

  • P. 
    HENNIG-KLOSKA
 

 

In te nemen standpunt met betrekking tot de voordracht van een vertegenwoordiger van de Unie in de raad van bestuur van het Fonds voor respons op verlies en schade

1)   

De Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, streeft een zetel na in de raad van bestuur van het Fonds voor respons op verlies en schade (de “raad van bestuur”), ingesteld door de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en bij de Overeenkomst van Parijs.

2)   

De overeengekomen verdeling van de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten over de zetels in de raad van bestuur, als zijnde zeven leden en zeven plaatsvervangende leden, voor het eerste driejaarlijkse mandaat van de raad van bestuur is in het volgende schema weergegeven:

 

Lid

Frankrijk

Italië

Duitsland

Commissie

Portugal

Denemarken

Oostenrijk

Plaatsvervanger

Frankrijk

Italië

Duitsland

Ierland

Spanje

Finland/ Zweden

Luxemburg/ Slovenië

 

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2025/1315/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.