Verordening 1967/422 - Verordening nr. 422/67/EEG, nr. 5/67/Euratom van de Raad van 25 juli 1967 tot vaststelling van de geldelijke regeling voor de Voorzitter en de leden van de Commissie, de President, de rechters en de griffier van, alsmede de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31967R0422

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31967R0422

Verordening nr. 422/67/EEG, nr. 5/67/Euratom van de Raad van 25 juli 1967 tot vaststelling van de geldelijke regeling voor de Voorzitter en de leden van de Commissie, de President, de rechters en de griffier van, alsmede de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie

Publicatieblad Nr. 187 van 08/08/1967 blz. 0001 - 0005

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 1 Deel 1 blz. 0035

Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1967 blz. 0199

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 1 Deel 1 blz. 0035

Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1967 blz. 0222

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 01 Deel 1 blz. 0102

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 01 Deel 1 blz. 0123

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 01 Deel 1 blz. 0123

++++

( 1 ) PB no . 152 van 13 . 7 . 1967 , blz . 2 .

( 2 ) PB no . 152 van 13 . 7 . 1967 , blz . 13 .

( 3 ) PB no . 62 van 19 . 7 . 1962 , blz . 1724/62 .

( 4 ) PB no . 62 van 19 . 7 . 1962 , blz . 1730/62 .

( 5 ) PB no . 62 van 19 . 7 . 1962 , blz . 1734/62 .

( 6 ) PB no . 62 van 19 . 7 . 1962 , blz . 1713/62 .

( 7 ) PB no . 45 van 14 . 6 . 1962 , blz . 1461/62 .

VERORDENING No . 422/67/EEG , No . 5/67/EURATOM VAN DE RAAD

van 25 juli 1967

tot vaststelling van de geldelijke regeling voor de Voorzitter en de leden van de Commissie , de President , de rechters en de griffier van , alsmede de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie van de Europese Gemeenschappen ( 1 ) , inzonderheid op artikel 6 , alsmede op de artikelen 20 en 21 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen ( 2 ) ,

Overwegende dat de Raad de wedden , vergoedingen en pensioenen van de Voorzitter en de leden van de Commissie , van de President , de rechters en de griffier van , alsmede van de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie , benevens alle vergoedingen welke als beloning kunnen gelden , moet vaststellen ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Van de datum van aanvaarding van hun ambt tot en met de laatste dag van de maand waarin zij het nederleggen , hebben de leden van de Commissie en van het Hof recht op een basissalaris , gezinstoelagen en toelagen van andere aard .

Artikel 2

1 . Het maandelijkse basissalaris van de leden van de Commissie wordt als volgt vastgesteld :

Voorzitter ... Bfr . 111.300

Vice-Voorzitter ... Bfr . 100.550

Lid ... Bfr . 89.950 .

2 . Het maandelijkse basissalaris van de leden van het Hof wordt als volgt vastgesteld :

President ... Bfr . 111.300

Rechters of advocaat-generaal Bfr . 89.950

Griffier ... Bfr . 80.950 .

Artikel 3

1 . De gezinstoelagen omvatten :

a ) de gezinshoofdtoelage , gelijk aan 5 % van het basissalaris ;

b ) de kindertoelage , gelijk aan Bfr . 1.100 per maand per kind ;

c ) de toelage voor schoolgaande kinderen .

2 . Als gezinshoofd wordt aangemerkt het lid van de Commissie of van het Hof , dat gehuwd is of kinderen te zijnen laste heeft . Indien zijn echtgenoot een winstgevende bezigheid als beroep uitoefent , geniet hij de gezinshoofdtoelage niet .

3 . Als ten laste komend kind wordt aangemerkt : een wettig , onwettig of geadopteerd kind van het lid van de Commissie of van het Hof of van diens echtgenoot , dat daadwerkelijk door hem wordt onderhouden .

De kindertoelage wordt toegekend :

_ voor ieder kind dat de achttienjarige leeftijd nog niet heeft bereikt ,

_ voor ieder kind tussen de 18 en de 25 jaar , dat een school - of beroepsopleiding ontvangt .

Indien het kind gebrekkig is of aan een ernstige ziekte lijdt , waardoor het niet in zijn behoeften kan voorzien , wordt de toelage doorbetaald zonder inachtneming van enige leeftijdsgrens , en wel zolang dat gebrek of die ziekte duurt .

4 . Ten behoeve van ieder in de zin van lid 3 te zijnen laste komend kind dat regelmatig volledig dagonderwijs volgt bij een onderwijsinstelling , geniet het lid van de Commissie of van het Hof bovendien een schooltoelage ten bedrage van de werkelijk door hem gedragen schoolkosten , tot ten hoogste Bfr . 1.000 per maand .

Het recht op de toelage gaat in op de eerste dag van de maand waarin het kind voor het eerst een inrichting voor lager onderwijs gaat bezoeken , en eindigt op de laatste dag van de maand waarin het de 25-jarige leeftijd bereikt .

Artikel 4

1 . De leden van de Commissie of van het Hof genieten een standplaatstoelage die 15 % van het basissalaris bedraagt .

2 . De leden van de Commissie ontvangen een maandelijkse representatietoelage , en wel :

Voorzitter ... Bfr . 22.100

Vice-Voorzitter ... Bfr . 14.200

Lid ... Bfr . 9.475 .

3 . De leden van het Hof ontvangen een maandelijkse representatietoelage , en wel :

President ... Bfr . 22.100

Rechter of advocaat-generaal Bfr . 9.475

Griffier ... Bfr . 8.650 .

De Kamerpresidenten ontvangen bovendien voor de duur van hun mandaat een ambtsvergoeding van Bfr . 12.625 per maand .

Artikel 5

Bij de aanvaarding en bij de nederlegging van zijn ambt heeft het lid van de Commissie of van het Hof recht op :

a ) een vergoeding ter bestrijding van zijn inrichtingskosten . Deze vergoeding wordt vastgesteld op twee maanden basissalaris voor de ambtsaanvaarding en op één maand van dat salaris voor de ambtsnederlegging ;

b ) vergoeding van de kosten van verhuizing van zijn persoonlijke inboedel , met inbegrip van verzekeringskosten ter dekking van eenvoudig risico ( diefstal , breuk , brand ) .

Bij verlenging van zijn mandaat heeft hij geen recht op deze vergoedingen . Dit geldt ook , wanneer hij tot lid van een andere Instelling der Gemeenschappen wordt benoemd , indien deze Instelling voorlopig is gevestigd in de stad waar hij voordien uit hoofde van zijn vorig mandaat was gehouden te wonen en voor zover hij zich v}}r deze nieuwe benoeming niet opnieuw had ingericht .

Artikel 6

Het lid van de Commissie of van het Hof , dat zich voor de uitoefening van zijn ambt moet begeven buiten de plaats waar zijn Instelling voorlopig is gevestigd , geniet :

a ) vergoeding van zijn reiskosten ,

b ) vergoeding van zijn hotelkosten ( kamerprijs , bedieningsgeld en belastingen , met uitsluiting van alle andere kosten ) ,

c ) een vergoeding van Bfr . 750 per gehele dag ; voor reizen buiten Europa wordt deze vergoeding op Bfr . 1.250 gesteld .

Artikel 7

1 . Met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin hij zijn ambt heeft nedergelegd en gedurende drie jaar ontvangt het voormalige lid van de Commissie of van het Hof een maandelijkse overbruggingstoelage waarvan het bedrag wordt vastgesteld op 40 % van zijn basissalaris op het tijdstip van de ambtsnederlegging indien zijn ambtsperiode korter was dan twee jaar , op 45 % van hetzelfde salaris indien de ambtsperiode meer dan twee jaar doch minder drie jaar bedroeg , en op 50 % in de overige gevallen .

2 . Het recht op de toelage vervalt , wanneer het voormalige lid van de Commissie of van het Hof belast wordt met een nieuw mandaat bij een Instelling der Gemeenschappen , of overlijdt . In geval van een nieuw mandaat wordt de toelage betaald tot aan de datum van de ambtsaanvaarding ; bij overlijden wordt de laatste betaling verricht over de maand waarin het overlijden plaatsvindt .

3 . Indien de betrokkene gedurende deze drie jaar een nieuwe functie uitoefent , komt de maandelijkse brutobezoldiging , d . w . z . v}}r aftrek van belastingen , die hij in zijn nieuwe functie ontvangt , in mindering op de in lid 1 bedoelde toelage , voor zover deze bezoldiging , gevoegd bij deze toelage , hoger ligt dan het bedrag , v}}r aftrek van de belasting , dat hij krachtens de krachtens de artikelen 2 , 3 en 4 , lid 1 , als lid van de Commissie of van het Hof ontving . Voor de bepaling van de in de nieuwe functie ontvangen bezoldiging worden alle bezoldigingselementen in aanmerking genomen , met uitzondering van die welke vergoeding van kosten vormen .

4 . Het lid van de Commissie of van het Hof doet of het tijdstip van de ambtsnederlegging en voorts op 1 januari van elk jaar en bij elke wijziging in zijn financiële positie aan de Voorzitter of de President van de Instelling waartoe hij behoorde , opgave van alle bezoldigingselementen die hij beroepshalve ontvangt , met uitzondering van die welke vergoeding van kosten vormen .

De door het voormalige lid in de uitoefening van zijn functie als lid van de Commissie of van het Hof wettelijk gecumuleerde inkomsten komen niet in mindering op de overbruggingstoelage .

Deze opgave , die op erewoord wordt gedaan , is van vertrouwelijke aard . Van de hierin verstrekte inlichtingen mag geen ander gebruik worden gemaakt dan bij deze verordening bepaald en zij mogen niet aan derden worden medegedeeld .

Artikel 8

1 . Na de ambtsnederlegging hebben de leden van de Commissie of van het Hof recht op ouderdomspensioen , ingaande op de dag waarop zij de 65-jarige leeftijd bereiken .

2 . Zij kunnen echter verlangen , van de 60-jarige leeftijd af in het genot van dit pensioen te worden gesteld . In dit geval wordt het pensioen verlaagd overeenkomstig een coëfficiënt volgens onderstaande tabel :

60 jaar 0,64271

61 jaar 0,69762

62 jaar 0,75985

63 jaar 0,82157

64 jaar 0,90554 .

Artikel 9

Het pensioen bedraagt voor elk geheel ambtsjaar 4,50 % van het laatstgenoten basissalaris en voor elke gehele maand 1/12e van dat bedrag . Het bedraagt ten hoogste 50 % van het laatstgenoten basissalaris .

Artikel 10

Wanneer het lid van de Commissie of van het Hof invalide wordt en deze invaliditeit als volledig wordt beschouwd , waardoor het hem niet mogelijk is zijn functie uit te oefenen en hij om die reden aftreedt of ambtshalve van zijn ambt ontheven wordt verklaard , heeft hij met ingang van de dag van dit ontslag de volgende rechten :

a ) indien de invaliditeit als blijvend wordt aangemerkt , heeft hij recht op een levenslang pensioen , berekend overeenkomstig artikel 9 , met een minimum van 25 % van het laatstgenoten basissalaris . Hij heeft recht op het maximumpensioen , indien de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een gebrek of ziekte , opgedaan ter gelegenheid van de uitoefening van zijn functie ;

b ) indien de invaliditeit tijdelijk is , heeft hij tot aan zijn herstel recht op een rente , waarvan het bedrag gelijk is aan 50 % van het laatstgenoten basissalaris , indien hij het gebrek of de ziekte heeft opgedaan ter gelegenheid van de uitoefening van zijn functie , en gelijk aan 25 % in de overige gevallen . De rente wordt vervangen door een levenslang pensioen , berekend overeenkomstig artikel 9 , wanneer de betrokkene de 65-jarige leeftijd bereikt of wanneer hij de rente zeven jaar heeft genoten .

Artikel 11

Het lid van de Commissie of van het Hof valt onder de regeling voor sociale zekerheid waarin het Statuut van de ambtenaren de Europese Gemeenschappen voorziet met betrekking tot de dekking van het risico van ziekten , beroepsziekten en ongevallen , alsmede ten aanzien van de uitkeringen bij geboorte en overlijden .

Artikel 12

Indien de oorzaak van de invaliditeit of het overlijden aan een derde is te wijten , treden de Gemeenschappen , voor zover daardoor voor hen uit deze pensioenrégeling verplichtingen voortvloeien , van rechtswege in alle rechten van het lid van de Commissie of van het Hof of diens rechtverkrijgenden ter zake van hun rechtsvordering tegen de aansprakelijke derde .

Artikel 13

De in artikel 7 bedoelde overbruggingstoelage , het in artikel 8 bedoelde pensioen en de in artikel 10 bedoelde pensioenen en rente kunnen niet samengaan . Indien het lid van de Commissie of van het Hof tegelijkertijd aanspraak kan maken op toepassing van twee of meer van deze bepalingen , wordt slechts de gunstigste bepaling op hem toegepast .

Artikel 14

Overlijdt een lid van de Commissie of van het Hof v}}r het eindigen van zijn mandaat , dan ontvangen de overlevende echtgenoot of de kinderen te zijnen laste tot en met de derde maand na de maand van overlijden de bezoldiging waarop het lid krachtens de artikelen 2 , 3 en 4 , lid 1 , recht zou hebben gehad .

Artikel 15

1 . De weduwe en de ten laste komende kinderen van een lid of voormalig lid van de Commissie of van het Hof , dat ten tijde van zijn overlijden recht op pensioen had , genieten overlevingspensioen .

Dit pensioen bedraagt :

_ voor de weduwe ... 50 % ,

_ voor elke vaderloze wees ... 10 % ,

_ voor elke ouderloze wees ... 20 % ,

van het pensioen waarop het lid of voormalig lid van de Commissie of van het Hof op de dag van zijn overlijden krachtens artikel 9 recht had . Is hij echter tijdens zijn ambtsperiode overleden , dan wordt het overlevingspensioen berekend op de grondslag van een pensioen van 50 % van het ten tijde van het overlijden genoten basissalaris . Indien het lid van de Commissie of van het Hof , dat tijdens zijn ambtsperiode is overleden , het maximum van het in artikel 9 bedoelde pensioen zou hebben bereikt , bedraagt het overlevingspensioen van de weduwe 30 % van het ten tijde van het overlijden genoten basissalaris .

2 . Het totale bedrag der aldus toegekende overlevingspensioenen mag niet hoger zijn dan het pensioen van het lid of voormalig lid van de Commissie of van het Hof , op de grondslag waarvan zij zijn vastgesteld . Eventueel wordt het maximumbedrag der overlevingspensioenen die kunnen worden toegekend , in verhouding tot bovengenoemde percentages over de belanghebbenden verdeeld .

3 . Het overlevingspensioen gaat in op de eerste dag van de kalendermaand , volgende op het overlijden . Wordt echter artikel 14 toegepast , dan gaat het in op de eerste dag van de vierde maand na die van overlijden .

4 . Het recht op overlevingspensioen eindigt aan het einde van de maand van het overlijden van degene die tot het pensioen gerechtigd is . Het recht op wezenpensioen eindigt bovendien aan het einde van de maand waarin de wees de 21-jarige leeftijd bereikt . Dit recht wordt echter verlengd , zolang de beroepsopleiding van de wees duurt , doch ten hoogste tot het einde van de maand waarin hij de 25-jarige leeftijd bereikt .

De wees die wegens een ziekte of gebrek niet in staat is , in zijn behoeften te voorzien , behoudt recht op pensioen .

5 . De vrouw die gehuwd is met een voormalig lid van de Commissie of van het Hof , dat ten tijde van het huwelijk krachtens deze verordening recht op pensioen had , heeft evenmin als de uit dit huwelijk geboren kinderen recht op overlevingspensioen , tenzij het huwelijk op het tijdstip van overlijden van het voormalige lid vijf jaar heeft geduurd .

6 . Bij hertrouwen verliest de weduwe het recht op overlevingspensioen . Zij ontvangt een bedrag ineens van tweemaal haar jaarlijkse overlevingspensioen .

Artikel 16

Bij ontslag ambtshalve wegens grove schuld verliest het lid van de Commissie of van het Hof zijn recht op de overbruggingstoelage en op ouderdomspensioen ; deze maatregel kan echter geen gevolgen hebben voor zijn rechtverkrijgenden .

Artikel 17

Besluit de Raad tot verhoging van het basissalaris , dan neemt hij tegelijkertijd een besluit omtrent een passende verhoging der reeds verworven pensioenen .

Artikel 18

De uitkeringen krachtens deze pensioenregeling komen ten laste van de begroting der Gemeenschappen . De Lid-Staten waarborgen gezamenlijk de uitbetaling van deze uitkeringen volgens de verdeelsleutel voor de financiering van deze uitgaven .

Artikel 19

1 . De krachtens de artikelen 2 , 3 , 4 , 5 , 11 en 14 verschuldigde bedragen worden uitbetaald in de valuta van het land waar de instelling voorlopig is gevestigd .

2 . De krachtens de artikelen 7 , 8 , 10 en 15 verschuldigde bedragen worden naar keuze van de belanghebbenden uitbetaald in de valuta van het land waarvan zij de nationaliteit bezitten , van het land waar zij verblijfplaats hebben of van het land waar de instelling waartoe zij behoren , voorlopig is gevestigd ; een eenmaal gedane keuze geldt voor ten minste twee jaar .

Indien noch het eerste , noch het tweede land tot de landen der Gemeenschappen behoort , worden de verschuldigde bedragen uitbetaald in de valuta van het land waar de instelling waartoe zij behoren , voorlopig is gevestigd .

Artikel 20

Deze vorordening is van toepassing op de voormalige leden van de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap , van de Commissie van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie , van de Hoge Autoriteit of van het Hof van Justitie , alsmede op hun rechtverkrijgenden die , op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening , vielen onder de bepalingen van Verordening no . 63 van de Raad ( E.E.G . ) ( 3 ) , Verordening no . 14 van de Raad ( E.G.A . ) ( 4 ) , van het besluit van de Bijzondere Raad van Ministers van de E.G.K.S . van 22 mei 1962 ( 5 ) of van Verordening no . 62 ( E.E.G . ) no . 13 ( E.G.A . ) van de Raden ( 6 ) .

Artikel 21

De verordening waarbij de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Gemeenschappen zullen worden vastgesteld , zal van toepassing zijn op de leden van de Commissie en van het Hof . Tot aan de inwerkingtreding van die verordening is Verordening no . 32 ( E.E.G . ) , no . 12 ( E.G.A . ) ( 7 ) van toepassing .

Artikel 22

Deze verordening wordt van kracht op 6 juli 1967 .

Verordening no . 63 van de Raad ( E.E.G . ) , Verordening no . 14 van de Raad ( E.G.A . ) , het besluit van de Bijzondere Raad van Ministers der Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van 22 mel 1962 en Verordening no . 62 ( E.E.G . ) , no . 13 ( E.G.A . ) der Raden worden ingetrokken , met uitzondering van artikel 20 van deze teksten .

Het besluit van de Bijzondere Raad van Ministers van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van 13 en 14 oktober 1958 blijft van kracht .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 25 juli 1967 .

Voor de Raad

De Voorzitter

Fr . NEEF

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.