Richtlijn 1968/368 - Overgangsmaatregelen op het gebied van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de persoonlijke diensten ressorteren (ex klasse 85 C.I.T.I.): 1. restaurants en slijterijen (groep 852 C.I.T.I.) 2. hotels, pensions en dergelijke inrichtingen, kampeerterreinen (groep 853 C.I.T.I.)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31968L0368

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31968L0368

Richtlijn 68/368/EEG van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de persoonlijke diensten ressorteren (ex klasse 85 C.I.T.I.): 1. restaurants en slijterijen (groep 852 C.I.T.I.) 2. hotels, pensions en dergelijke inrichtingen, kampeerterreinen (groep 853 C.I.T.I.)

Publicatieblad Nr. L 260 van 22/10/1968 blz. 0019 - 0022

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0083

Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1968(II) blz. 0507

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0083

Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1968(II) blz. 0517

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0108

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0104

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0104

++++

( 1 ) PB nr . 2 van 15 . 1 . 1962 , blz . 36/62 .

( 2 ) PB nr . 2 van 15 . 1 . 1962 , blz . 32/62 .

( 3 ) PB nr . 23 van 5 . 2 . 1966 , blz . 357/66 .

( 4 ) PB nr . 205 van 7 . 12 . 1965 , blz . 3074/65 .

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 15 oktober 1968

betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de persoonlijke diensten ressorteren ( ex klasse 85 C.I.T.I . ) :

1 . restaurants en slijterijen ( groep 852 C.I.T.I . )

2 . hotels , pensions en dergelijke inrichtingen , kampeerterreinen ( groep 853 C.I.T.I . )

( 68/368/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 54 , lid 2 , artikel 57 , artikel 63 , lid 2 , en artikel 66 ,

Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging ( 1 ) , inzonderheid op titel V , tweede en derde alinea ,

Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten ( 2 ) , inzonderheid op titel VI , tweede en derde alinea ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 3 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 4 ) ,

Overwegende dat ingevolge de Algemene Programma's niet slechts de beperkingen dienen te worden opgeheven , maar ook dient te worden nagegaan of de opheffing daarvan moet worden voorafgegaan door , vergezeld van of gevolgd door de wederzijdse erkenning van diploma's , certificaten en andere titels , alsmede door de coordinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot de betrokken werkzaamheden en de uitoefening daarvan , en of eventueel in afwachting van die erkenning en coordinatie overgangsmaatregelen moeten worden genomen ;

Overwegende dat op het gebied van de werkzaamheden van hotel - , café - en restaurantbedrijven niet in alle Lid-Staten voorwaarden worden gesteld voor de toegang tot en de uitoefening van die werkzaamheden ; dat nu eens vrijheid van toegang tot en uitoefening van het beroep bestaat , dan weer strenge bepalingen gelden die het bezit van een bewijs van bekwaamheid voor de toelating tot het beroep voorschrijven ;

Overwegende dat het niet mogelijk is gebleken , tegelijk met de opheffing van de bestaande beperkingen tot de voorgeschreven coordinatie over te gaan , daar er ter zake in sommige Lid-Staten wel en in andere Lid-Staten in het geheel geen wettelijke regeling bestaat ; dat deze coordinatie op een later tijdstip zal dienen te geschieden ;

Overwegende dat het ook zonder een onmiddellijke coordinatie toch wenselijk blijkt , de totstandkoming van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten in de betrokken beroepen te bevorderen door het nemen van overgangsmaatregelen als bedoeld in de Algemene Programma's , zulks in de eerste plaats ten einde te vermijden dat de onderdanen van die Staten waar de toegang tot de betrokken werkzaamheden aan geen enkele voorwaarde is onderworpen extra worden gehinderd ;

Overwegende dat de overgangsmaatregelen , ten cinde aan deze gang van zaken het hoofd te bieden , hoofdzakelijk moeten inhouden dat in de ontvangende Staten waar de toegang tot de betrokken werkzaamheden is geregeld , de daadwerkelijke uitoefening van het beroep in een ander land van de Gemeenschap dan het ontvangende land gedurende een redelijke periode en die in het nabije verleden ligt indien geen voorafgaande opleiding vereist is , voor het verlenen van deze toegang als voldoende bewijs wordt erkend dat de betrokkene vakkennis bezit , gelijkwaardig aan die welke van de eigen onderdanen wordt verlangd ;

Overwegende dat de verschillende Lid-Staten aan bepaalde werkzaamheden ressorterende onder de werkingssfeer van de richtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de persoonlijke diensten ressorteren ( ex klasse 85 C.I.T.I . ) : 1 . restaurants en slijterijen ( groep 852 C.I.T.I . ) , 2 . hotels , pensions en dergelijke inrichtingen , kampeerterreinen ( groep 853 C.I.T.I . ) ( 1 ) , soms een verschillend karakter toekennen , waarvan het gevolg kan zijn dat hetgeen in de ene Lid-Staat kan worden beschouwd als een werkzaamheid ressorterende onder de persoonlijke diensten , in een andere kan worden beschouwd als een werkzaamheid ressorterende onder de levensmiddelenindustrie ; dat het , ten einde de uit dergelijke verschillen voortvloeiende moeilijkheiden op te lossen , wenselijk is , zich in ieder afzonderlijk geval voor de keuze van de toe te passen richtlijn betreffende de overgangsmaatregelen , te houden aan de omschrijvingen die voorkomen in de wetgeving van het ontvangende land ;

( 1 ) Zie blz . 16 van dit Publikatieblad .

Overwegende dat voorts voor de Staten die de toegang tot de betrokken werkzaamheden niet afhankelijk stellen van enige wettelijke regeling , de mogelijkheid dient te worden geopend eventueel machtiging te verkrijgen om voor een of meer werkzaamheden van de onderdanen van andere Lid-Staten het bewijs te eisen dat zij de nodige vakbekwaamheid bezitten voor de uitoefening van de betrokken werkzaamheid in het land van herkomst , ten einde met name te voorkomen dat zich een buitensporig aantal personen naar deze Staten begeven , die niet zouden hebben kunnen voldoen aan de in het land van herkomst gestelde voorwaarden voor de toegang tot de betreffende werkzaamheid en de uitoefening daarvan ;

Overwegende dat dergelijke machtigingen echter slechts met grote voorzichtigheid mogen worden toegestaan , daar zij bij een te algemene toepassing een belemmering zouden kunnen vormen voor het vrije verkeer ; dat het dan ook dienstig is de geldigheidsduur en het toepassingsgebied ervan te beperken en aan de Commissie de taak op te dragen machtiging tot het nemen van deze maatregelen te verlenen zoals in het Verdrag in het algemeen wordt voorgeschreven met betrekking tot de toepassing van vrijwaringsmaatregelen ;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen hun reden van bestaan verliezen , zodra de coordinatie van de voorwaarden voor de toegang tot de betrokken werkzaamheid en voor de uitoefening daarvan , alsmede de onderlinge erkenning van diploma's , certificaten en andere verplichte titels hun beslag hebben gekregen ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . De Lid-Staten nemen in de hieronder aangegeven omstandigheden de hierna volgende overgangsmaatregelen met betrekking tot de vestiging van de onder titel I van de Algemene Programma's genoemde natuurlijke personen en vennootschappen op hun grondgebied , alsmede met betrekking tot het verrichten van diensten door deze personen en vennootschappen , hierna begunstigden genoemd , op het gebied van de in lid 2 bedoelde , anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden .

2 . Deze werkzaamheden zijn die welke vallen onder de richtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor werkzaamheden welke onder de persoonlijke diensten ressorteren ( ex klasse 85 C.I.T.I . ) : 1 . restaurants en slijterijen ( groep 852 C.I.T.I . ) , 2 . hotels , pensions en dergelijke inrichtingen , kampeerterreinen ( groep 853 C.I.T.I . ) .

Artikel 2

Indien volgens de wetgeving van een Lid-Staat bepaalde werkzaamheden niet ressorteren onder de persoonlijke diensten maar veeleer onder de levensmiddelenindustrie , dient in bedoelde Lid-Staat voor deze werkzaamheden de richtlijn betreffende de overgangsmaatregelen inzake dit gebied te worden toegepast .

Artikel 3

Lid-Staten die de toegang tot één der in artikel 1 , lid 2 , bedoelde werkzaamheden of de uitoefening daarvan afhankelijk stellen van het voldoen aan bepaalde eisen inzake bekwaamheid , dragen er zorg voor dat de begunstigde die een desbetreffend verzoek doet , v}}r de vestiging of voordat hij een tijdelijke werkzaamheid begint uit te oefenen , op de hoogte wordt gebracht van de wettelijke regeling waaraan het beroep dat hij wil uitoefenen is onderworpen .

Artikel 4

1 . Is in een Lid-Staat de toegang tot een in artikel 1 , lid 2 , genoemde werkzaamheid of de uitoefening daarvan afhankelijk gesteld van het bezit van algemene , handels - of vakkennis en -bekwaamheid , dan beschouwt deze Lid-Staat als voldoende bewijs van die kennis en die bekwaamheid de daadwerkelijke uitoefening van de betrokken werkzaamheid in een andere Lid-Staat :

a ) hetzij als zelfstandige of als leider van het bedrijf gedurende drie achtereenvolgende jaren ;

b ) hetzij als zelfstandige of als leider van het bedrijf gedurende twee achtereenvolgende jaren , indien de begunstigde kan bewijzen dat hij voor het betrokken beroep een voorafgaande opleiding heeft ontvangen , die wordt bevestigd door een door de Staat erkend getuigschrift of als volwaardig wordt aangemerkt door een bevoegde beroeps - of bedrijfsorganisatie ;

c ) hetzij als zelfstandige of als leider van het bedrijf gedurende twee achtereenvolgende jaren , indien de begunstigde kan bewijzen dat hij het betrokken beroep gedurende ten minste drie jaar als niet-zelfstandige heeft uitgeoefend ;

d ) hetzij als niet-zelfstandige gedurende drie achtereenvolgende jaren indien de begunstigde kan bewijzen dat hij in het betrokken beroep een voorafgaande opleiding heeft ontvangen , die wordt bevestigd door een door de Staat erkend getuigschrift of als volwaardig wordt aangemerkt door een bevoegde beroeps - of bedrijfsorganisatie .

Voor zover hij zulks van zijn eigen onderdanen eist , kan de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van de overige Lid-Staten verlangen dat de betrokken werkzaamheid werd uitgeoefend en de beroepsopleiding werd verkregen in dezelfde bedrijfstak als die waarin de begunstigde zich in het ontvangende land wenst te vestigen .

2 . In de gevallen bedoeld in lid 1 , sub a ) en c ) , mogen op de datum van indiening van een verzoek als bedoeld in artikel 6 , lid 2 , niet meer dan tien jaar zijn verstreken sedert de beëindiging van deze werkzaamheid . Indien in een Lid-Staat voor de eigen onderdanen evenwel een kortere termijn wordt gesteld , kan deze eveneens op de begunstigden worden toegepast .

Artikel 5

1 . Is in een Lid-Staat de toegang tot een in artikel 1 , lid 2 , genoemde werkzaamheid of de uitoefening daarvan niet afhankelijk gesteld van het bezit van algemene , handels - of vakkennis en -bekwaamheid , dan kan deze Staat bij ernstige moeilijkheden voortvloeiende uit de toepassing van de richtlijn van de Raad , bedoeld in artikel 1 , lid 2 , aan de Commissie machtiging vragen om gedurende een beperkte periode en voor één of meer bepaalde werkzaamheden , van de onderdanen van de overige Lid-Staten die deze werkzaamheden op zijn grondgebied willen uitoefenen het bewijs te eisen dat zij voldoen aan de voorwaarden die voor de uitoefening daarvan , hetzij als zelfstandige , hetzij als bedrijfsleider , in het land van herkomst zijn gesteld .

Van deze mogelijkheid kan geen gebruik worden gemaakt ten aanzien van personen in wier land van herkomst voor de toegang tot de betrokken werkzaamheden geen bepaalde kennis wordt vereist , noch ten aanzien van hen die sedert ten minste vijf jaren in het ontvangende land verblijven .

2 . Op het met redenen omkleed verzoek van de belanghebbende Lid-Staat stelt de Commissie onverwijld de voorwaarden voor en de wijze van toepassing van de in lid 1 van dit artikel bedoelde machtiging vast .

Artikel 6

1 . De werkzaamheid van leider van het bedrijf in de zin van de artikelen 4 en 5 wordt geacht te worden uitgeoefend door ieder die in een onderneming van de overeenkomstige bedrijfstak werkzaam is geweest :

a ) hetzij als leider van het bedrijf of als leider van een filiaal ;

b ) hetzij als plaatsvervanger van de ondernemer of de leider van het bedrijf , indien deze functie , wat de verantwoordelijkheid betreft , overeenkomt met die van de vertegenwoordigde ondernemer of leider van het bedrijf ;

c ) hetzij als lid van de staf , belast met karakteristieke taken van het beroep en verantwoordelijk voor ten minste één afdeling van de onderneming .

2 . Het bewijs dat aan de in artikel 4 , lid 1 , of in artikel 5 , lid 1 , gestelde voorwaarden is voldaan , blijkt uit een door de bevoegde instantie of organisatie van het land van herkomst afgegeven verklaring dat de betrokkene moet indienen bij zijn verzoek ter verkrijging van een toestemming om in het ontvangende land de betrokken werkzaamheid of werkzaamheden uit te oetenen .

3 . De Lid-Staten wijzen binnen de in artikel 8 gestelde termijn de instanties en organisaties aan , die voor de afgifte van bovenbedoelde verklaringen bevoegd zijn , en stellen de overige Lid-Staten en de Commissie onverwijld daarvan in kennis .

Artikel 7

De bepalingen van deze richtlijn blijven van toepassing totdat de voorschriften betreffende de coordinatie van de nationale regelingen voor de toegang tot en de uitoefening van de betrokken werkzaamheden in werking treden

Artikel 8

Binnen een termijn van zes maanden volgende op de kennisgeving van deze richtlijn treffen de Lid-Staten de nodige maatregelen voor het volgen van deze richtlijn ; zij stellen de Commissie onverwijld daarvan in kennis .

Artikel 9

De Lid-Staten dragen zorg voor kennisgeving aan de Commissie van de tekst van de nationale bepalingen van wezenlijk belang , welke zij op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen .

Artikel 10

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Luxemburg , 15 oktober 1968 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . SEDATI

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.